De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 5 mei pagina 5

5 mei 1934 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

N o. 2970 De Groene Amsterdammer van 5 Mei 1934 S-1 at t ?K lĀ» fe' Zomerplannen Melis Stoke Teekeningen Harmsen van Beek Het is een bekend en door de practijk bevestigd verschijnsel dat het heerlijkste deel van de zomervacantie in het voorjaar valt en dat de grootste idylles zich afspelen bij een kachel, voor een tafel met uitgespreide kaarten en prospectussen. Welk een heerlijke vervoeringen van het gemoed hebt ge al niet beleefd voor die strepen en punten, TJUe gekleurde plaatjes en lokkende beschrijvingen. ' Ge wist bijna niet waar te tasten, hoe te grijpen, om,.al het genot dat u geboden werd door reis agentschappen, hotel-organisaties, spoorwe g-en scheepvaartondernemingen, in samenwerking met de bekwaamste penvoerders, fotografen en typografen werd voorgehouden. En nu is het dan ook een feit, dat er geen heer lijker "wijze van reizen bestaat dan het reizen in gedachten. Uitgespreide kaarten en prospectussen Er valt geen druppel regen alle aanslui tingen kloppen op een haar, de hotels hebben het grootst mogelijk comfort.... en de reiziger zelf is bevrijd van de lasten des lichaams: geen dorst kwelt hem, geen onaangenaam gezelschap hindert bem, stof noch regen hindert hem. De geest beklimt de hoogste bergtoppen in een oogenblik en het lichaam is daarbij niet aan hevige zonnestralen noch aan hardnekkige motregens blootgesteld. Er is geen enkele teleurstelling in zware be wolking, in onverwachte supplementen op hotel rekeningen, in vervelende ontmoetingen, ziekte, ongemak of wat dan ook. De suggestie der kaarten en prospect! is enorm. De verfijndheid waarmee ze zijn samengesteld maakt het reizen in den geest tot een onverdeeld, door-niets verstoord of onderbroken genot. Hoe gezellig rose is de kaart: daar komen voor uw geest de geurende dennewouden en lommerijke valleien.... . Wie droomt dan van getier en gezang van reis gezelschappen, van moeheid in de beenen of van hardnekkig gonzende insecten rondom het hoofd? Hoe kostelijk bruin is het bergland en hoe heer lijk hangen de gletscher-tongen er over naar de vlakte. Welke kniesoor denkt dan aan de moeilijke be reikbaarheid van dat alles, aan de overvolle bergspoprtjes, de volgepropte postauto's, de nooiteindigende elingerwegen naar boven? Hoe engelachtig zijn <ie kinderen. Ge hoort ze in gedachten opgetogen kreten slaken bij het ont waren van al dat natuurschoon. Zoudt ge een moment ook maar de infernale bijgedachte hebben dat ze, van aangezicht tot aangezicht melb een imponeerenden bergreus of een lijmenden waterval, zouden kunnen zaniken om glas limonade of een reep chocolade? Nten immers. Japan en China Teekening B. van "Vlijmen Japan: Ik heb Tieusch niet willen gooien!" Onmogelijk dat ze zaniken En dan die hotels met die heerlijke halls. Is er ooit in een prospectus een hall zoo propvol, dat ge u moet vergenoegen met een paar ongemakkelijke stoelen ergens bij den tocht, vlak bij de telkens zwiepende ingangsdeuren. Is ooit een vaste waschtafel op een plaatje ver stopt ... . ? een bed hard. . . . ? een kraan voor heet water uitsluitend bereid tot afgifte van koud water. ... ? Neen immers. . . . ? De blik glijdt over de teksten en platen. Het oog waart over de kaart. Hoe kort zijn de afstanden. . . . enkele centi meters slechts. . En die enkele centimeters snelt ge in gedachten door in niets dan zaligheid. On bewust dat ze gansche dagen van autorijden ver tegenwoordigen .... met lekke banden.... met plotselinge gietbuien, met ergernis voor gesloten bruggen "en overgangen. Heerlijk is, thans nog de zomerreis. Zalig is, thans nog het vriendelijk huisje bij bosch en heide. Och.... dat idyllisch huisje. Er is geen einde aan de heerlijkheid. Nooit komen er kinderen hui lend, bevuild of gewond, krakeelend of stuursch binnenloopen; nimmer gaat het personeel, dat niets van die landerige aardigheid begrijpt, er van door zoodat de zorgen voor1'het huishouden met verdubbelde zwaarte op de huisvrouw terug vallen. Wie denkt er aan de mogelijkheid van een zariikerige theimometer die dag in dag uit op regen en veranderlijk blijft hangen. . . . ? Neen immers. . . . daarvoor zijn we toch optimistische zomerreizigers van den geest. Ah. ... ik weet het. De zomer zal komen. We Er is geen einde aan de heerlijkheid zullen in een fataleri drang gevolg geven aan de eenmaal ontworpen plannen. We zullen voor de zooveelste maal de gansche beker der kwellingen. teleurstellingen en tegenvallers moeten uitdrinken. De kinderen zullen om limonade zeuren bij watervallen en giet schei s. De meid zal wegloopen uit het buitenhuisje. ... de lijnen op de kaart zullen nooit-eindigeude stoffige wegen blijken te zijn en alle kranen die ,,warm" vermelden zullen koud zijn. vele halls stampvol, massa's bedden hard, talloozc rekeningen tegenvallend. . . . Maar we zullen ons groot houden. . . . zooals altijd weer.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl