Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta
Redacteuren: L. J. Jordaan en M. Kann. Secretaris der redactie: C. F. v. Dam
Keizersgracht 355, Amsterdam C. - Telefoon 37964 - Postgiro 72880 - Gem. Giro G. 1000
Opgericht in 1877
No. 2971
Zaterdag 12 Mei 1934
Vrijgestelden in de vertegen
woordigende colleges
Aangezien de hoofdfunctie van de
bezoldigde bestuurders van organisaties
van gemeentepersoneel is de belangen
van de leden hunner organisaties bij het
gemeentebestuur zoo krachtig mogelijk te
bevorderen, zijn zij niet op hun plaats in
lichamen, die deze belangen zoo zuiver
en onpartijdig mogelijk tegen andere
belangen der plaatselijke gemeenschap
hebben af te wegen.
(Prof. van der Pot).
Verschillende dagbladen hebben het bericht ge
bracht, dat de regeering overweegt een wetsont
werp in te dienen, dat tot strekking zal hebben, de
zoogenaamde vrijgestelden van de organisaties van
overheidspersoneel te weren uit de vertegenwoor
digende lichamen. Dat bericht is van officieele zijde
noch bevestigd, noch tegengesproken. Op zichzelf
lijkt het niet onwaarschijnlijk.
De gedachte, die daaraan ten grondslag ligt, is
allesbehalve nieuw. De staatscommissie-Oppenheim
tot herzienning van de Gemeentewet heeft in haar in
1920 uitgebracht rapport voorgesteld, dat in de
Gemeentewet in het artikel, dat bepaalt, dat ge
meenteambtenaren niet lid mogen worden van den
gemeenteraad, een nieuwe zinsnede zou worden
opgenomen, luidende:
Met ambtenaren worden gelijk gesteld de
be,,zoldigde bestuurders van of personen in dienst
,,van vereenigingen, die beoogen de geldelijke
be, .langen van het personeel in dienst der gemeente
,, bij het gemeentebestuur voor te staan".
Minister Buys de Beerenbrouck nam deze for
mule over in zijn wetsvoorstel van 1923, dat zich
in veel opzichten nauw aansloot bij het voorstel
der staatscommissie-Oppenheim. Minister Kan
schrapte het in zijn voorstel van 1928.
Nadat Minister Ruys de Beerenbrouck ander
maal het bewind had aanvaard, nam hij in een nota
van wijziging de uitsluiting van de vrijgestelden
opnieuw in het wetsontwerp op. Toen dit denk
beeld echter in de Tweede Kamer werd bestreden
en een amendement was ingediend, om deze zin
snede uit het wetsontwerp te doen. vervallen, liet
de Minister, nadat hij zijn voorstel had verdedigd,
de beslissing aan de Kamer.
De Tweede Kamer nam het amendement tot
schrapping van de uitsluiting met 48 tegen 30
?stemmen aan.
Men ziet hieruit, dat de meening der regeering
ten aanzien van dit punt nog al eens heeft gewis
seld. Dat komt niet alleen, omdat de Minister vol
gens zijn eigen verklaring niet behoort tot dat
soort van viervoeters, die nooit van meening ver
anderen, maar vooral ook. omdat het hier een
teere materie betreft.
De wet laat met opzet aan de kiezers een groote
mate van vrijheid bij de keuze van de volksverte
genwoordigers. De eischen aan een kiezer gesteld,
voor wat men het actieve kiesrecht pleegt te noe
men, zijn somtijds zwaarder, dan de eischen, die de
wet formuleert voor den afgevaardigde, voor het
zoogenaamde passieve kiesrecht. Dat is niet, omdat
men de afgevaardigden aan minder hooge eischen
wil laten beantwoorden, dan de kiezers. Maar om
dat men vertrouwt, dat de kiezers zelf bij het doen
van hun keuze, strenge eischen zullen stellen.
De wet verklaart over het algemeen het lidmaat
schap van een vertegenwoordigend college
onvereenigbaar met de functie van ambtenaar
ressorteerende onder dat college. De meeste rijksambtena
ren, die het lidmaatschap van de Tweede Kamer
aanvaarden, komen van rechtswege op non-activi
teit. Die incompatibiliteit, zooals men het noemt,
ligt voor de hand. Men behoort niet tegelijkertijd
gecontroleerde te zijn en controleur.
Voor zoover mij bekend, heeft niemand nog ooit
voorgesteld in dit voorschrift een wijziging aan te
brengen. Dat er tusschen de functie van ambtenaar
gecontroleerd door een bepaald bestuur en het lid
maatschap van datzelfde bestuurscollege een tegen
stelling bestaat, die het ongewenscht maakt, dat
de beide functies in n persoon vereenigd worden,
is een stelling, die dunkt mij niet voor betwisting
vatbaar is.
Ons positieve recht kent nochtans een uitzonde
ring op dien regel. De burgemeester, die tevens ge
meentesecretaris is, kan bovendien lid zijn van den
gemeenteraad. Men heeft blijkbaar aangenomen,
dat een gemeentesecretaris, die in deze positie ver
keert, doordat hij tevens burgemeester is, zoo onaf
hankelijk staat tegenover den Baad, dat de com
binatie in dit geval geen gevaar oplevert. Desniette
min houd ik ook dien toestand voor ongewenscht.
Het zal echter waarschijnlijk nooit voorkomen en
van misbruiken, die er het gevolg van zijn, is nog
nooit iets gebleken.
In zijn bewerking van Oppenheim's Gemeente
recht (1928, deel I, blz. 221) spreekt Prof. van der
Pot in het citaat, dat ik aan het hoofd van dit
artikel heb geplaatst, zich pertinent tegen de com
binatie in n persoon van vrijgestelde van een
organisatie van gemeentepersoneel en lid van don
gemeenteraad uit. Hij voegt daaraan toe:
..Daarmede is ten nadeele van deze
functiona,,rissen of van het nut en belang van hun arbeid
natuurlijk niets gezegd, maar wie vandaag
pleit,,bezorger is iri een zaak, behoort nu eenmaal
daarover niet morgen als rechter te zitten. Het
denkbeeld om de uitsluitingen tot hen uit te
breiden moet onvoorwaardelijk worden toegejuicht."
Het zou stellig de voorkeur hebben verdiend,
dat het onnocdig ware gebleken dit voorschrift in
de wet op te nemen, indien namelijk de politieke
partijen zelf zorg hadden gedragen geen candidaten
voor de vertegenwoordigende lichamen voor te
stellen, die aldus in een dubbelzinnige positie wor
den geplaatst. Helaas is het tegendeel het geval.
De verschillende politieke partijen wedijveren
tegen elkander in hot stellen van candidaten, die
geacht kunnen worden door hun functie deskundig
te zijn ten aanzien van de belangen van het ge
meentepersoneel en voor die belangen op te komen.
In de vertegenwoordigende colleges bieden deze
leden tegen elkander op, ten koste van het ge
meentebelang.
* *
*
De Gemeentewet bepaalt in artikel 52, dat de
leden van den gemeenteraad zich van medestemmen
onthouden over de zaken, die hen persoonlijk aan
gaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.
Het is onvermijdelijk, dat deze bepaling in be
perkten zin wordt opgevat. Indien men haar ruim
zou opvatten en ieder gemeenteraadslid zich zou
onthouden van deelneming aan een stemming over
een zaak, waarbij hij ook maar in de verste mate
eenig persoonlijk belang heeft, zou over een groot
aantal punten in den gemeenteraad nooit kunnen
worden gestemd.
Bij tal van belastingen, bij de vaststelling van
de tarieven van gas, electriciteit en water, bij de
benoeming van wethouders, hebben in den regel
Inhoud:
I. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, Vrijgestelden.
2.^Günther Stein, Japan en'CMna.
3. L. J. Jordaan, Amsterdam onbewoonbaar.
[5. Melis Stoke, Klassenstrijd. .B. van Vlijmen,
Verzorging onzer voetballers
6. Jan van Mijlen, Over Robert Honnerl.
7. Dr. P. van Olst, Vegetatie-theorie.
9. L. J. Jordaan, Bioscopy.
10-11. Koen Linperg, Het nieuwe bouwen.
12. Albert Heiman, Een literair experiment.
13. Charivarius, De officier, teekening T.vande Elzen.
14. Mr. Frans Coenen, De verzwakte mensch.
15. C. A. Klaasse, Engeland's handelspolitiek.
16. Mr. H. Scholte, Inflatie van den geest.
17. Constant van Wessem, Muziek.
18. Uit het kladschrift van Jantje. Alida Zevenboom,
Croquante croquetjes.
19. Philibert Partout, Spoorwegongeluk, teekeningen
J.F. Doeve
20. Charivaria Letterraadsel.
Omslag: Spelproblemen.
Viooltjes
Voortreffelijk*
chocolade in den
vorm van viooltje».
Een specialiteit.
RIKGERS
Lef op den naam f
alle gemeenteraadsleden eenig persoonlijk belang,
in dien zin, dat zij in deze belastingen aangeslagen
zullen worden, dat zij afnemers zijn van de gemeen
tebedrijven en <lat zij zelf tot wethouder kunnen
worden benoemd.
Bij de benoeming van wethouders pleegt men de
moeilijkheden op deze wijze op te lossen, dat alle
leden deelnemen aan de stemming, waarbij de
keuze nog niet tot enkele candidaten is beperkt.
Wanneer bij een herstemming de keuze tot twee
candidaten is beperkt, pleegt men aan te nemen,
dat deze beide candidaten bij de stemming een
persoonlijk belang hebben en plegen zij zich van
deelneming aan deze stemming te onthouden.
Maar zelfs al vat men deze bepaling in beperkten
zin op, dan nog vloeit uit de gedachte, die daaraan
ten grondslag ligt, dat men onmogelijk op hetzelfde
oogenblik zijn eigen belang en het algemeen belang
kan dienen, voort, dat de zoogenaamde vrijgestel
den van de organisaties van het gemeentepersoneel
niet deel behooren uit te maken van den gemeente
raad.
Een vrijgestelde van een organisatie van ge
meentepersoneel is in een gemeenteraad om zoo
te zeggen een ambtenaar in het kwadraat. Men
laat de ambtenaren niet toe in een vertegenwoor
digend college. A fortiori behooren de vrijgestelden
er niet in opgenomen te worden.
Zelden zal het conflict tusschen het belang, dat
men krachtens zijn beroep heeft te dienen en waar
voor men bezoldigd wordt on het algemeen belang,
dat men als lid van den gemeenteraad moet be
hartigen, zoo pertinent zijn en zich over een zoo
groot aantal gevallen uitstrekken, als bij de com
binatie in n persoon van de functies van lid van
een gemeenteraad en bezoldigd bestuurder van
een organisatie van gemeentepersoneel.
A. C. JOSEPHUS JITTA