Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 12 Mei 1934
No. 2971
Japan en China
' t'
y~ ~
r
iI
Günther Stein
Het begin van Japan's grootcn,
bistorlscnen strijd.
?Zal Japan China tenslotte volkomen
beheerschen? Deze vraag is in de laatste dagen meer dan
ooit tevoren acuut geworden. Onder de vele des
kundigen, die beide landen, zoowel als hun politieke
? en culttneele geschiedenis kennen, zijn er evenveel,
die haar bevestigen als ontkennen. Laten wij de
beide standpunten eens onderzoeken,
Wie gelooft, dat.het Japan tenslotte zal lukken,
China te beheerschen, moet van drie veronder
stellingen uitgaan:
In de eerste plaats, dat Japan sterk genoeg i s een
onvergelijkbaar grooter rijk te reformeeren, het
naar buiten toe te verdedigen en deze opgave zoo
lang te financieren, tot op een goeden dag al deze
Snvesteeringen geld en kracht zullen opbrengen.
In de tweede plaats, dat China of niet van plan
is, of echter niet de kracht heeft, zich tegen Japan
te verdedigen.
En in de derde plaats, dat de westersche mogend
heden de Vereenigde Staten en de Sowjetunie erbij
inbegrepen, de vorming van een Aziatische
supergroote mogendheid met 500 millioen menschen,
met oneindige reserven aan rijkdom en eventueel
zelfs met verdere uitbreidingsplannen ten minste
op het Aziatische continent rustig zouden aanzien.
Wie er echter niet aan gelooft, dat Japan en
China ten slotte een eenheid zullen vormen, die
loochent het voorhanden zijn van deze veronder
stellingen.
* *
*
Is Japan sterk genoeg? In n opzicht, en wel is
waar in een buitengewoon belangrijk opzicht,
ongetwijfeld wel. Namelijk met betrekking tot zijn
wensch, de opgave te volvoeren, die het ais zijn
zending beschouwt. Japan, dat het zich in
Versailles moest laten welgevallen, dat zijn westersche
geallieerden bij de stichting van den Volkenbond
de erkenning van de rassengelijkheid' weigerden,
is zelf van de ongelijkwaardigheid van de oostersche
,en westersche rassen overtuigd. Wel is waar in
omgekeerden zin. En het beschouwde de groote
politieke macht van het Westen in Aziëals een
schande. Japan, als de eerste Aziatische natie,
die zich aangepast heeft aan de moderne techniek,
haar ontplooid heeft en een groote politieke macht
heeft veroverd, voelt zich ertoe geroepen, deze
schande weer goed te maken. China echter, dat
niet alleen het grootste volk van Azië, maar ook
het moederland van een van de eerste groote
beschavingsvonnen der menschheid is, kan Japan de schuld
nooit vergeven, die het in zijn zwakheid tegen den
westerschen aanval honderd jaar lang telkens weer
opnieuw op zich heeft geladen. In deze verhouing
tot het Westen, in die tot China ligt de gewel
dig sterke ideëele drijfkracht van het moderne
Japan, dat zijn geheele moderniseering steeds
bewust met het dubbele doel heeft doorgevoerd,
het Westen binnen zijn grenzen terug te dringen en
het Oosten (in den vorm van het door vreemde
rassen geschonden China) te rehabiliteeren. Zonder
twijfel heeft Japan bij zijn China-politiek econo
mische motieven, die makkelijk verklaard kunnen.
worden uit de overbevolking van zijn arm land.
Maar men zou Japan verkeerd begrijpen, wanneer
men de ideëele drijfkracht van de Japansche
Chinapolitiek niet minstens even hoog zou schatten als
de economische.
Deze uitspraak werpt op den gespannen en
critieken toestand van de Japansche economie een
geheel ander licht, dan het bij zuivere beschouwing
van de cijfers het geval zou zijn, die van gevaarlijke
overbelasting van het staatsbudget spreken, van
verergerenden noodtoestand van den landbouw,
van toenemende moeilijkheden in de industrie
zoowel als van de algemeene overspanning van het
land door de totstandkoming van den Japanschen
onderhoorigen staat Mantsjoekwo. Al deze crisis
factoren zijn voorhanden en zij brengen onge
twijfeld voor de toekomst gevaren met zich mee.
Maar de zendingsgeestdiift van het land, die boven
menige partijtegenstelling uit diep in alle volks
lagen is doorgedrongen, die een uitgesproken reli
gieus karakter heeft aangenomen, is in staat menige
verdere inspanning mogelijk te maken, die men
zich in andere landen moeilijk zou kunnen voor
stellen. Zoo komen we bij de beschouwing van de
eerste veronderstelling van het antwoord op onze
vraag tot het resultaat, dat Japan zijn betrekkelijk
geringe economische krachten door bijzonder groo
te innerlijke kracht weet aan te vullen.
Is China te zwak, om zich te handhaven? De
geschiedenis van de laatste honderd jaar antwoordt
bevestigend. Het eene territorium na het andere,
het eene predicaat van zelfstandigheid na het
andere is voor China in den verdedigingsstrijd
tegen het Westen, en sedert geruimen tijd tegen
het Westen en Japan, verloren gegaan. Er was wel
is waar voortdurend tegenstand tegen nieuwe en
steeds nieuwe vernederingen en verliezen. Doch
steeds leefde de weerstand maar kort, en steeds
was hij slechts zwak en half. En als China af en toe
er minder bij inboette dan te vreezen was, als het
af en toe zelfs een rustperiode kreeg, of zelfs een
verloren positie kon terugnemen, dan speelde de
oncenigheid met zijn tegenstander daarbij een
ongelijk grootere rol als zijn eigen inspanningen.
Op de waardeschaal van China stond de soldaat
steeds op de.laatste plaats, terwijl hij op de sociale
ladder van Japan steeds de hoogste plaats innam.
Het buitengewoon hooge peil van de wijsgeerige en
artistieke cultuur van China, die het resultaat is
van deze specifiek Chineesche waardeering, moet
blijkbaar altijd weer met de militaire en politieke
onmacht van China bekocht worden. Zoo was het
ook vroeger, wanneer vijanden van buitenaf China
aanvielen; zoo was het, toen ten tijde van den
Europeescheri dertigjarigen oorlog, de militair
superieure, verder echter volkomen primitieve
Mantsjoes het beschaafdste en grootste rijk van de
toenmalige wereld bijna zonder tegenstand konden
onderwerpen. Maar China is nooit, ook niet door de
Mantsjoes, werkelijk onderworpen geweest. Het
heeft steeds zijn veroveraars in vreedzamen strijd
overwonnen, vernietigd, uitgeput, terwijl het hen
totaal heeft geassimileerd. Of deze gang van zaken
zich zal herhalen, wanneer driehonderd jaar later
na de Mantsjoeveroveriiig Japan tot volledige
beheersching van China zou overgaan, is niet
vooruit te zien. Het van de traditie afhangende
geloof aan zoo'n ontwikkeling, de haast tegen
strijdig werkende trots op deze veroveringskracht
van het uiterlijk altijd weer onderliggende China
echter een geloof, dat de in China reizende Euro
peaan vaak genoeg tegenkomt is een reëele
factor in de verhouding van China tot Japan. Dit
geloof, waaraan ook bij gelegenheid uitvlammende
hartstochtelijke verdedigingsmiddelen niets ver
anderen, werkt natuurlijk heel veel sterker ten
gunste van het Japansche doordringen in China,
dan het ooit ten gunste van westersche indringers
had kunnen werken. Want hun assimilatie had een
Chinees natuurlijk nooit voor mogelijk gehouden.
Ook physisch kan men de weerstandskracht van
China tegen Japan niet hoog schatten. Het land is
door burgeroorlog en wanbeheer tot heden toe ver
hinderd geworden, uit zijn primitieve economische
toestanden met behulp van moderne methoden uit
te komen. Het is ongeorganiseerd. En de bewon
derenswaardige taaiheid en offervaardigheid, de
voorbeeldige vlijt en de spreekwoordelijke spaar
zaamheid van den Chinees zijn zoo volkomen op
de redding van de kleinste collectieve eenheid, de
familie, ingesteld, dat do staat door al deze goede
eigenschappen geen hulp krijgt. In de politieke
taal weergegeven, heet deze voor China chronische
toestand: politieke onverschilligheid van de massa.
Zijn overwinning van tijd tot tijd in vurige
boycotbewegingen is slechts schijnbaar, en in den. grond
geldt ze niets anders als de uitdrukking van ge
rechtigde economische ontevredenheid.
Gelukt het Japan, in Mantsjoerije den
economischen toestand van de zooals bekend is, meer
dan 90 pCt. Chineesche volksmassa's te verbeteren,
gelukt het, ook slechts het bescheidenste levens
niveau te stabiliseeren, muntchaos,
belastinganarchie en bandietengevaar uit den weg te ruimen,
zoodat over de nieuw gestichte grenzen heen de
hoopvolle straal van betere levensmogelijkheid in
China doordringt, dan zal uit den tegenstand van
de Chineesche volksmassa's tegen Japan, en uit de
door hem nieuw gestichten staat Mantsjoekwo een
beweging tot zijn ondersteuning ontstaan. Zo»
hebben de Europeesche concessiegebieden aan de
Chineesche kust, die door Chineesche nationaal
politici als schandvlek van Chineesche weerloosheid
worden gekenteekend, steeds als magneten op alle
klassen van de Chineesche bevolking gewerkt.
De vreemdelingen op Chirieeseheii bodem ? voor
alles Shanghai en Hongkong, echter ook de con
cessiegebieden in elke afzonderlijke verdrags
haven hebben met hun rust en orde, hun
zekere levens- en arbeidsmogelijkheden zooveel
Chineezen aangetrokken als ze slechts konden
bevatten. Op gelijke wijze schijnt reeds heden de
door Japan verbeterde toestand van Mantsjoekwo
op Noord-China in te werken.
Zou het Westen rustig toezien, wanneer Japan
hetzij met vreedzame economische en diploma
tieke middelen, hetzij langs militaire wegen
verdere doelen van China tot de onder zijn leiding
ontstaande Aziatische; supergroote mogendheid
zou willen trekken? Ook deze vraag is door de
geschiedenis van do internationale politiek in het
Verre Oosten tot op zekere hoogte beantwoord.
Het Westen de Europeesche groote mogend
heden, Rusland en de Veroeriigde Staten heeft
nooit eensgezind tot aan hot bittere einde toe
kunnen samenwerken om een theoretisch als juist
bevonden politiek in China door te voeren. De
uiteenloopende reactie van de afzonderlijke landen
op Japans kortelings geformuleerde aanspraak, oen.
controlerecht over China te bezitten, heeft deze
oneenigheid weer volkomen bewezen. Voor alles
echter zijn de Europeesche lauden al te lang door
de oiitwapeniiigscrisis on. de Veroeriigde Staten
(met de overige wereld) door de economische crisis
zoozeer in beslag genomen, dat zij er toe over
hellen, de ontwikkelingen, van liet Verre Oosten
haar gang te laten gaan. Rusland echter, die buiten
staat is den strijd tegen Japan zoo nooilig met
wapengeweld door te voeren, ziet de verzwakking
van de Westersche, voor alles van de Engelsche
positie in Aziëvolstrekt niet ongaarne. Zooals een
land, dat psychische factoren gering acht, ziet het
bij Japan als gevolg van vorder doordringen in
Chinaniet de toenemende patriottische geestdrift.
Zoo schijnt het alleszins mogelijk, iat Rusland
zich bij de zijde van Japan zou aansluiten, da.t
het echter tenminste bij een diplomatieke uiteen
zetting tusschen Japan en de Westersche mogend
heden neutraal zou blijven.
Zoo is ook de laatste veronderstelling voor eeri
verhoudingsgewijze ongestoorde China-politiek van
Japan geboden. En de daadwerkelijke ontwikke
ling, het tempo en de omvang van het Japansche
doordringen in China zal hoofdzakelijk er van afhan
gen, hoe sterk Japan zijn eigen economische kracht
en de draagkracht van de hier beschreven overige
veronderstellingen voor zijn succes zal schatten.
Japan weet, dat het zijn grootsten historischen
strijd, waaraan reusachtige kansen, maar ook
enorme gevaren zijn verbonden, thans begonnen is..
ZOMERDEKENS
150 X 20O
Fl. 1.70
XKDER
£ ZONE»