De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 12 mei pagina 9

12 mei 1934 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

p Coquelin tres cadet Bioscopy L. J. Jordaan Robert lynen in: Poll de carotte" Alhambra Het was in Parijs en het was de groote Coquelin in zijn laatsten glorietijd. Men speelde Cyrano", ?dat onvergankelijk monument van bonisseurs-stijl van pathos, zwier en panache :?.... Ce sont les ?cadets de Gascogne !.... A la fin de l'envoi je touche.... l" Na de grandioze maan-historie door Coquelin magnifiek voorgedragen, vol kleur en bravour royaal met het gezicht naar het publiek, alsof er ?geen medespelers bestonden.... op dat moment «prak de vermaarde oude heer, die altijd achter den , journalist zit om den slogan van den avond te ? uiten: Ah l C'est merveilleux c'est grand ?c'est du théatre!" Du théatre.... inderdaad I Dit was de kunst van het woord, van de voordracht, van de triomiantelijke bewustheid der ademloos toeschouwende zaal. Dit was de kunst, die vast en streng omlijnd binnen eigen grenzen, niettemin artisten en publiek .gelijkelijk omvatte: de acteurs als vertolkers van het drama de toeschouwers als stimuleerende tegenspelers. Het was groot, warm, schoon .maar vooral: het was tooneel l Hoelang zal het nog duren eer het besef, door dringt, dat de filmkunst van die illusie afstand heeft te doen? Men heeft getracht het op honderd manieren uit te drukken, dit dikwijls zoo subtiele verschil tusschen tooneel en film laat mij het ditmaal nog weer eens anders probeeren: leder en heeft wel eens het oogenblik beleefd, waar op het filmsujet op het projectiedoek zich schijnbaar rechtstreeks tot de zaal richt. De speler bedrijft dan opzettelijk de grootste zonde tegen de «tudio-code.... hij kijkt wat men noemt in de lens" en richt het woord tot den imaginairen toe schouwer. Welnu, is het u wel eens opgevallen, lezer, hoe volkomen de f ilmschaduw óver en langs «Ie menschen heenziet hoe er geen schijn van eenig contact" bestaat hoe integen deel de afstand tusschen het twee-dimensionale beeld en den levenden toeschouwer hopeloozer, -onoverbrugbaarder blijkt dan ooit? Het wordt een soort testproef een demonstratie van de :groote waarheid dat er voor de film geen publiek ?bestaat f De tilm is een verbeeldingswereld op zich zelf af en compleet als het boek, waarin de aan?wezigheid van den lateren toeschouwer reeds ver disconteerd is. De toeschouwer, vertegenwoordigd -door camera en microfoon, is bij de opname reeds inbegrepen ? hij leef t het drama mee als deelnemer. Hij is zoo goed met de handeling samengeweven ?als de spelers en dezen behooren er evenmin aan te denken tegenover hem te poseeren, als zij het ?tegenover elkaar doen. Zoodra de acteurs dit essentieele principe vergeten en gaan spelen" tegenover een gefantaseerd publiek, is het mis. Dan ontstaat ?die eigenaardige opzettelijkheid dik-opgelegd of nauwelijks waarneembaar die wij zoo karakteris tiek terugvinden in het kind, dat zijn natuurlijk heid vergeet en zich aanstelt.... Ah !.... het kind ! Naast het dier stellig wel het :zuiverste filmobject, dat zich denken1 laat.... mét liet dier, de eenige die het spel als realiteit onder?vindt en een vooraf geprojecteerde handeling als volkomen echt beleeft. De ideale filmspeler ?omdat het.... niet speelt! Met het kind heeft de ?cinegrafie (afgezien van de teekenfilm) haar kostbaarste ontdekking gedaan,1 haar glorieuse oor spronkelijkheid bewezen. Want hier doet zich een ?der, zeldzame mogelijkheden voor, waarbij een ge beuren vooraf gecomponeerd kan worden en noch tans uit argelooze realiteit samengesteld. Dit is de :reden waarom de z.g. kinderfilm" een weergalooze klaarheid, ongereptheid en zuiverheid bezit, die volkomen nieuw is in de geschiedenis der kun sten. Lange betoogen kunnen hier achterwege blij ven: wij hebben de voortreffelijke bewijzen gehad in de Amerikaansche Our gang"-films van Nor man Taurog wij hebben er het frappante voor beeld nog onlangs van genoten in het prachtige La maternelle". Vooral de teere, subtiele kindertragedie van Bénoit-Lévy's Bewaarschool" stond in dit op zicht lijnrecht tegenover Poil de carotte". Het was een film van het kind.... niet door het kind. Het kind was erin geobserveerd niet geëxploi teerd. Met zeldzame gevoeligheid had de samen steller gebruik gemaakt van de typisch kinderlijke eigenschappen: een spel als ernstige werkelijkheid te doorleven en daarbij met een voorbeeldelooze stelligheid aan zijn emotie uitdrukking te geven. Reeds toen mocht men zich verwonderen over de vox-populi, die in dit verschijnsel hardnekkig als wonderbaarlijk comediespel beschouwde, wat in we zen niets anders was dan hartstochtelijk meegeleefde realiteit. En het was de donkere schaduw over het welverdiende succes van La maternelle" gewor pen, dat men deze merkwaardige openbaring niet heeft begrepen dat deze schoonste overwinning van de film aan de massa voorbijging. Dit wordt overal bevestigd, daar waar het onderscheid tus schen een Paulette Elambert en een Robert Lynen niet Wordt gevoeld. Wie zich de diepe klove tus schen het levende kind in La maternelle" en het kleine tooneelspelertje in Poil de carotte" niet pijnlijk bewust is, voor dien bleef de werkelijke schoonheid van de ,,Bewaarschool"-film ver borgen. In La maternelle" komt een jongetje voor, dat niet lachen kan." Veelzeggend symbool! De jonge Lynen kan alles: lachen, huilen schrikken.... kortom: spelen ! Wat hij niet meer kan is: zichzelf zijn. Deze Coqüelin-in-den-dop met zijn flair voor doen-alsof", met zijn praematuur vermogen om als de groote menschen tooneel te spelen, met zijn kennelijke bewustheid van een. bewonderend pu bliek, is als sujet voor de film verloren zijn toekomst ligt onafwijsbaar op de planken. Misschien valt dit alles niet zoo dadelijk op in deze theater film met haar tooneelspelende sujetten. Tegen over een Madame Lepic" met haar onuitstaan baar coulissenaccent heeft zelfs deze jeugdige histrion nog iets van een kind. Maar zie hem in de korte scènetjes met zijn kleine buurmeisje een cht kind en de handeling stokt door een volkomen ongelijksoortigheid. Het kle'ne wicht kijkt verbaasd naar den hab'elen speler op .... er bestaat niet het minste contact tusschen deze beiden. De inzichzelf besloten wereld van La maternelle", waarin het kind zijn eigen leven leefde, onbewust van regie en camera, werd hier een ge arrangeerd rendez-vous van een. pijnlijke linkschheid. De zuivere, klare toonaard van het argelooze kind is vertroebeld en valsch geworden. Daarmee staat en valt tenslotte een film als deze. Noch de vlotte (zij het soms wat opzettelijk avant.gardistische") behandeling der film door den knap pen old-timer" Duvivier, noch de magnifieke vertolking van Harry Baur's Monsieur Lepic" (hij is tienmaal eenvoudiger dan zijn kleine tegen speler!), kunnen dit drakerige en psychologischabsurde drama redden. Wat het onmogelijkste scenario kan doen aanvaarden, doordien de sujetten er zelf in gelooven, ontbreekt hier: de waarachtigheid en onbevangenheid der centrale figuur. Het is niet aangenaam den sterken opgang van de Fransche film der laatste maanden, te moe ten onderbreken met deze critiek. Maar geen waardeering zoo t fataal als een valsche waar deering wij zijn het aan de superioriteit van La maternelle" verplicht, alle gemeen schap tusschen deze beide werken af te wijzen. Gedoeld wordt op het zuiver stellen van het be langwekkende filmprobleem op de ontwarring van subtiele, maar essentieele misverstanden. Wat wij hier voor ons zien is geen film, maar geïmiteerd tooneel geen kind maar Coquelin-très-cadet ! OOST-AZIATISCHE KUNST COLLECTIE MARCHESE S. CORVINO l VERKOOPING KIJKDAG ZONDAG 13 MEI 15MEIBBBI BOEKHANDEL EN ANTIQUARIAAT P. A. HEMERYCK (A. T. KLEEREKOOPER) KONINGINNEWEG 137 - A'DAM II ZONDAGS GEOPEND) l ZONDAGS GEOPEND l Robert Lynen Spreektaal Werklooze jeugd. Naar aanleiding van het artikel Plaats voor jonge intellectueelen" in het nummer van 14 April, wilde ik gaarne het volgende opmerken. Ik ben het geheel met den heer Coenraad eens, dat jonge menschen een bezoldigden werkkring bitter noodig hebben, doch zou willen vragen, of de behoefte aan bezoldigden arbeid alleen bij jonge menschen geoorloofd is. Ook ouderen, zelfs speciaal ouderen, komt het toe, onverschillig of dit mannen, vrouwen, ongehuwden of gehuwden zijn. Indien de verhouding van het individu tot den arbeid alleen door de bezoldiging bepaald werd, zou het er met onze werkers en onze maat schappij treurig uitzien. De geschiktheid voor een positie zou bepaald moeten worden door het feit, dat wellicht een jongere werkloos is? Elke vrouw, gehuwd of ongehuwd, zal door haar stemrecht mede de verantwoordelijkheid voor den gang van zaken dragen. Ditzelfde zal gelden in haar ambtelijk werk. Wanneer wij dan ook motieven zoeken voor de verwijdering van de gehuwde vrouw uit haar positie, vinden wij hoog stens dooddoeners, als: de man heeft voldoende inkomen. De nood geeft niet den doorslag, want het belang van de geheele gemeenschap gaat boven den nood van een gedeelte. Het is aan de wer kenden en werkloozen tezamen te trachten voor allen een plaats te vinden. Het onbaatzuchtig dienen van liefdadige instellingen" kan alleen door hen geschieden, die daarvoor roeping en geschiktheid hebben, liefst ook inkomen en (of) kapitaal. De werklooze jeugd heeft niet het recht zich met particuliere inkomens te bemoeien, omdafc zij in 't kort gezegd nog niets weet en. meent met enthou siasme iete tot stand te kunnen brengen, waar het scherpzinnigste verstand faalt. Waartoe zij wel het recht heeft, is te eischen, dat zij een plaats krijgt in de gemeenschap, waar zij nuttig kan zijn en zich kan ontplooien. Het is aan de ouderen dit recht te erkennen en hun ervaring en goeden wil in dienst van dit recht te stellen, opdat de beste krachten van onze jeugd in. opwaartsche banen worden geleid en niet verloren gaan in stroomingen van beginsel- en illusieloozen. Het verlossende woord voor de jeugd is nog niet ge sproken. Ik hoop, dat een jonge intellectwele werklooze liet zal doen, want misschien zou hij daarmee zijn recht, over particuliere vermogens te mogen beschikken, bewijzen. J. DE VRIES

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl