Historisch Archief 1877-1940
l water put met kerosineUik op den rand om het water naar
huis te dragen
Wij herdenken dezer dagen officieel de driehon
derdjarige vereeniging van Curacao en Nederland.
Wie critisch is, stelt de vraag, wat er bedoeld is
met Curacao". Daar is de naam van het eiland,
daar is het gelijknamige gebiedsdeel, omvattende,
behalve het hoofdeiland, de Benedenwindsche
eilanden Aruba en Bonaire, mitsgaders de
Bovenwindsche eilanden, St. Eustatius, Saba en het
Nederlandsche gedeelte van St. Martin.
Voor wien de Curac.aosche historie nagaat, is.
het antwoord niet moeilijk: het is precies in 1634
dat het hoofdeiland Curacao door onze West-Indi
sche Compagnie op de Spanjaarden werd veroverd.
De inbezitneming van de andere eilanden valt
pmstreeks dien tijd, voor St. Martin kan men die
stellen in 1631, voor Statius en Saba in 1632, voor
Aruba en Bonaire iets later dan die van Curaxjao.
Intusschen herinner ik mij van een der plechtige
herdenkingen van de vereeniging met de
Bovenwindsche eilanden in de afgeloopen jaren niets,
terwijl in deze Curagaosche herdenking ook die
van de beide andere Benedenwindsohe eilanden,
welke toch in deze dagen valt, blijkbaar niet
begrepen is.
Men vraagt naar de oorzaak. Kan deze wellicht
hierin gelegen zijn, dat het den Bovenwindschen
eilanden vooral niet voor den wind gegaan is, doch
het eiland Cur-agao thans bloeit? dat men liever
spreekt over neef den minister dan over nicht de
schoonmaakster ?
Curacao, het hoofdeiland, is een zondagskind,
omdat het juist tot welvaart komt nu de tijdreke
ning plaats laat voor herdenking.
Te voorzien was die voorspoed niet. De Span
jaarden spraken van de Benedenwindsche eilan
den als van islas inutiles", eilanden van niets.
Als slavenmarkt voor West-Indië, krijgt het eiland
Curacao, behalve een matig goede reputatie, niet
meer dan een matige welvaart, de uitvoer veel
later, van Curacaosche schillen, van appeltjes van
Oranje verbetert haar reputatie, maar brengt
geen goud; rijk wordt het eiland evenmin door den
transitohandel met de nabijgelegen
Zuid-Amerikaansche, vrijgevochten republieken en kort zijn
NEDERLAND EN C
Herdenking
de oorlogswinsten tijdens den
Noord-Amerikaanschen opstand. Doch dan op eens, als een lentedag,
barst de welvaart van Curacao los, wanneer nog
tijdens den wereldoorlog de Koninklijke
Petroleummaatschappij de Curacaosche" opricht om de
olie uit de rijke petroleumbronnen in het vlakbij
gelegen Venezuela, welke zij exploiteert, naar
Curacao te brengen om daar te worden verwerkt.
Dan verrijst daar op het voorheen zoo stille eiland
in den loop der volgende jaren een tankpark van
ongekenden omvang, raffinaderijen en machine
fabrieken, dan ontwikkelt zich daar in het
Schottegat op die eenzame eilandjes Negropont, Asiento
en Valentijn, eens de beruchte slavenmarkt, het
oliecentrum Emmastad; dan wordt ons Curacao,
dat ten allen tijde stookolie leveren kan, een aan
loophaven, waar schepen komen uit meer dan 36
landen, [dan groeit het tot een wereldhaven,
Waterverkoopers per ezelwagen
waarvan de tonnenmaat die van Amsterdam
soms overtreft. Dan groeit daar een vloot van
olietankschepen, welke dagelijks de ruwe olie
brengt van uit het Venezolaansche Maracaïbo
naar Emmastad. Dan hebben wij Hollanders,
eindelijk weder, dat, waarop de machthebbers der
W. I. C. steeds gespitst waren, doch haar admi
raal Piet Hein slechts eenmaal heeft weten te
veroveren, een West-Indische Zilvervloot".
Doch is dit nu een reden om uit de familie van
zes eilanden, waaruit het gebiedsdeel Curacao be
staat, maar n tot jubilaris uit te kiezen en te beju
belen? Handelen wij dan goed en rechtvaardig
tegen over die andere? Verwekken wij op deze
wijze geen gerechte jalousie? Indien wij alleen
Curacao herdenken, omdat het dit eiland naar de
wereld goed vergaan is, dan laten wij Aruba in de
Na zonsondergang gaan de inlanders voor hun huis een luchtje scheppen
Willemstad. Drukte op d,
kade van de K. N. S. M
eerste plaats geen recht wedervaren,
Aruba dat, met zijn aloëen later met
zijn goudwinning en phosphaat,
de kurk was, waarop zoovele ja
ren de kolonie dreef, toen
Curaoao nog tot de arme bloed
verwanten behoorde, doch
waar nu de alles doordring
ende geur van de gekookte
aloëvervangen is door
die van de olieverwer
king door de
Amerikaansche Lago Oil and
Transport Cy., welke
het eens wat slape
rige Oranjestad even
eens tot een West-In
disch Klondyke heeft
gemaakt.
En het dorre Bo
naire? Daar ruiken
het is waar de vele
geiten noch aloë, noch
olie en op de
Bovenwindsche eilanden,
daar ruikt men slechts
armoede na drie
eeuwen Nederlandse i
gezag !
En toch was daar
op onze
Bovenwindsche eilanden ook nog
wel iets te herdenken.
Wanneer in de tweede
helft van de achttiende eeuw de worstelstrijd begint
van de Noord-Amerikaansche kolonies tegen het
Engelsche moe (.Ierland, wordt St. Eustatius de
stapelplaats van het enorme goederenverkeer
tusschen Europa en de opstandige Engelsche
kolonies, dan wordt dat eiland wat Curacao nu is,
een internationaal handelscentrum van ongekenden
bloei, de ,,Golden Koek", totdat in 1781 de
Engelschen onder Rodney hun wraak op dit
smokkelnest koelen en het eiland zoo grondig verwoesten.
dat het zicli nimmer heeft kunnen herstellen.
Doch hebben de
Bovenwindsche eilanden daardoor het recht
op nationale belangstelling ver
loren? of omdat in den loop der
jaren het St. Martinsche zout
van de wereldmarkt verdrongen
is ? of omdat de Sabaansche kant
uit de mode geraakt is?
Mij schijnt het, in bescheiden
heid, uit een cultureel, koloniaal
oogpunt bij voorbeeld reeds
belangrijk genoeg, dat op
deze Hollandsche eilanden het
Engelsch de officieele landstaal
is; dat daar door Hollandsche
rechters recht gesproken wordt
,,In the name of the Queen".
Of zouden wij, Hollanders,
dan toch inderdaad zoo in het
materieele verstrikt zijn, dat wij
niet in staat zijn te beseffen
hoe geestelijk rijk ons koloniaal
gebied is, hetwelk ook Engel
sche Nederlanden" omvat?
Wij allen verheugen ons
natuurlijk ten zeerste in den
voorspoed van het eiland Cura
cao. Doch zou er minder reden
tot herdenking zijn, wanneer dit
feit, door een speling van het
lot, een dertig jaar eerder ge
vallen zou zijn toen de olio haar rol nog niet speel
de? Stiller, doch ongerepter dan uu. was Wil
lemstad ook toen uit een koloniaal oogpunt niet
zonder merkwaardigheid.
Op het eiland Curacao, toch van huis uit
Spaansch vestigden zich, vooral na het ontstaan
der vrije Zuid-Arnerikaansche republieken, tal van
Spaansch-Amerikaansche handelaars, die er brach
ten hun taal, hun bouwstijl, hun machtige cultuur.
.Spaansch is daardoor de taal van een niet onaan
zienlijk deel der van buitenaf gekomen gegoede
bevolking; Spaansch de taal van het eenige op