Historisch Archief 1877-1940
N o. 2972
De Groene Amsterdammer van 19 Mei 1934
Dramatische kroniek
Reinhardt
Henrik Scholte
Maria Stnarf'-ensceneerlng.
Voor het ontbreken van een eenigszins betrouw
bare tooneelkem en derhalve van een heel klein
beetje tooneelcultuur", waarop ons land tien
jaar geleden nog prat kon gaan, is wel geen tref
fender bewijs dan het redeloos doorslaan van de
oordeelen der huidige dagjesmenschen in den
schouwburg, hun klakkelooze onderschattingen en
overschattingen (onderschattingen meest van het
eigen talent, overschatting van het vreemde). Tien
jaar geleden zou Reinhardt het niet gewaagd
hebben, ons land bij verrassing te veroveren met
een naar vorm en inhoud leege en met veel poeha
en bombarie opgeblazen vertooning van Goldoni's
Diener Zweier Herren", waarvan eigenlijk de
eenige grap bestond in het onwelopgevoede eten
van Herman Thimig, dat dan ook een half bedrijf
duurde en tot een zoogenaamde staande ovatie"
leidde. Maar 't was /van den meester zelf, die ons zes
tien jaar lang niet de eer van een bezoek had aange
daan en wiens naam, wellicht mede versterkt door
onze teleurstellingen op eigen bodem op dezelfde
wijze als Royaards post mortem een aureool in het
kwadraat verkreeg legendarische afmetingen
had aangenomen. Ik heb me toen in het koor der
hallelujah's een heel klein verslaggevertje gevoeld,
dat achter Reinhardt's rug om roddelen moest,
dat het toch eigenlijk niet ,,je dat" was, en ik heb
dus maar heel eenvoudig gezegd, dat ik het niet
zoo geweldig mooi vond, maar dat ik er niets aan
doen kon en dat het wel aan mij zou liggen. Er
zijn oogenblikken, waarop een criticus zich dient
te realiseeren, dat het wel eens aan zijn eigen en
voor anderen totaal onbelangrijke drama van zijn
spijsvertering kan liggen wanneer hij na den eten
het eten van Herman Thimig ook geen wereld
gebeurtenis vond.
Intusschen, op den roes van Reinhardt's naam
is wel degelijk een ontnuchtering gevolgd en het
gekke is, dat naderhand de meeste menschen zich
over hun enthousiasme schenen te schamen en den
mond vol hadden we blijven bij het eetcomplex
over een Reinhardt,.'die op z'n retour zou zijn,
zijn onderschatting van onze eischen, zijn prijzen
en wat dies meer zij. Met het gevolg, dat nu Rein
hardt terugkomt, in bet zomerseizoen en met een
loodzwaren Schiller, -nu de glorie van zijn per
soonlijk" optreden, bestaande in een buiging bij
de pauze, er een beetje af is en de prijzen ook lager,
er maar een handje vol menschen bijeenzaten in
dat zonderlinge museum-pronkstuk, dat in Rotter
dam den Grooten Schouwburg heet. En ik vrees,
dat ik weer in de contramine ben, wanneer ik zeg,
dat ik het ditmaal wel degelijk een ronduit brillante
vertooning vond, Reinhardt in zijn volle glorie,
een avond van groot en luisterrijk tooneel!
Reinhardt houdt van den naam Festspiele":
Wiener Festspiele" heeten zij ditmaal. Wel,
zelden zag^ men zoozeer de oude rijkdom van het
tooneelfeest herleefd !' Juist het verloren gegane
wonder van het aloude theater", de illusie, die
zich op een behoorlijken materieelen en
immaterieelen afstand van het publiek op de planken
voltrekt, vond men terug in de overdaad van dit
beheerscht en vorstelijk tooneelspelen tusschen
de zware, ten volle uitgewerkte, impressionistische
decors van Strnad: een romantischen en innigen
achtergrond voor het goudbrokaat van Schiller's
proza.
Om den pronk en de gedegenheid van het
brokaat let men niet zoozeer op het patroon,
waarvan de lijnen wellicht oud geworden zijn en
vol krullen en arabesken. Het hindert zelfs niet
dat tot in de hoofdmotieven van Schiller's drama
plekken zitten, die met de besten wil van de wereld
niet meer aanvaard kunnen worden, gelijk de
romantische allure, die bij Schiller altijd het hoog-e
spel der politiek (overigens nog altijd de onsterfe
lijke roem van den geschiedenis-professor met den
juvenielen adamsappel!) te overheerschen dreigt,
en gelijk de onaanvaardbare Sturm und Drang
van den al te Schilleriaanschen gevoels-idealist
Mortimer, dat de daarin smoorverliefde Duitschers
trouwens zelf veroordeelen met hun
onvertaaibaren term berschwanglich" ??vanwaar dan
maar weer n stap leidt naar het even onvertaal
bare bergeschnappt".
Maar ook en juist om dezen Mortimer moet men
de Wilde thuis
TeekenJiig J. F. Doeve
Hemelnogantoe, ik ben ook minister!"
Reinhardt's vertooning gaan zien, juist om de
kostbare en zware pracht van zulk een
theaterSchiller te ondergaan, die in alle edele
omstuimigheid van zijn dialogen, in al de volheid van zijn
verblindende nuancen over den toeschouwer komt.
In een ensceneering als deze, die trouwens als een
van zijn meesterlijkste te boek staat, toont Rein
hardt wat een waarlijk geniaal doorwerkte
tooneelregie vermag, in de wereld van haat, angst, teleur
stelling en redelooze hoop, waarmee hij bijvoor
beeld Elisabeth's wooiden onderbreekt na
Leicester's doortrapte intrigue: Ich glaub' Euch
und glaub' Euch nicht", in den afgrond van
smartelijke verontwaardiging tusschen een in den
tekst zoo eenvoudig Nein, nein", waarmee Maria
haar vonnis aanhoort en waarvan Reinhardt de
twee woorden splitst en er als het ware een tragische
pantomime tusschenvlecht. Hoe weet hij zelfs door
de bizondere accentueering van Maria's aanhef een
wrange actualiteit te geven aan de wooiden, die
Eleonora Mendelssohn recht in het publiek spreekt:
,,Mann kann uns niedrig behandeln, nicht
erniedrigen" ! Hoe meesterlijk gezien om zulk een
kleine scène van den slechts eenmaal optredenden
Davison, den zwakken jongen landedelman die op
een historisch oogenblik faalde in het mechanisch
uitvoeren van een bevel, zoo sterk te doen bezetten
door Hans Tnimig, des film-Herman's onbedorven
broeder ! Hoe grandioos worden deze conflicten
toegespitst, het lokken van Mortimer door een
sluwe en minzieke Elisabeth, de tuinscène die nu
eenmaal een der klassieke hoogtepunten aller
tooneelliteratuur is en op een onsterfelijke vondst"
berust, do wroeging en de machtelooze eenzaam
heid van een vorstin en do donkere en nobele
lijdensweg van de andere ! fe#
Ken stuk als dit, waarin twee van Schiller's
heerlijkste vrouwenrollen om den voorrang vechten,
tweemaal gelijkwaardig te doen bezetten is wel
haast onmogelijk. Ik heb slechts n keer een
Maria Stuart" gezien, waarin ik niet tusschen de
Maria en de Elisabeth zou weten te kiezen en dat
was toen onder Röbbeling in Hamburg Maria Eis
de koningin van Schotland speelde tegenover Kate
Wittenberg als Elisabeth: een tuinscène, die tot
mijn onvergetelijkste tooneelherinneringen behoort.
Bij Reinhardt is stellig de Elisabeth van Helene
Tnimig de meerdere: een door-en-door geraffi
neerde en voortdurend groot en machtig gehouden
rol, een armzalige, doodeenzame vorstin in al haar
paaien en lokken, haar verschrikkelijke wraak en
haar toomelooze zelfvernieling. Hard on driftig,
bij tijden huilend als een kind en tuchteloos als een
slet speelt Helene Tnimig deze veertigjarige, on
navolgbaar van mimische nuance, ondanks een
geforceerde stem, ja ondanks het feit dat zulk 'een
rol haar, do zachtmoedige en lyrische, vermoedelijk
niet ligt. Ik zag haar van te voren slechts eens, in
een rol die naar men zegt een harer grootste en
natuurlijkste was: haar Iphigenie, toen eert ietwat
kwezelachtige en al te volmaakte, in het zwelgende
gemot van eindelooze verzen zich : verliezende
actrice, nimmer vermoedend, dat zij gel ijk,'. Wi4ns
een opgejaagde, felle feeks op den troon zou kunnen
zijn. innerlijk en uiterlijk, liet smalle. bleeke.lu><j>fd
stijf boven den Si'aanschen kraag ,en de versierde
statiejurk, een wonderbaarlijke? incarnatie der
portretten. Eleonore Mendelssohn speelde de
Maria romantischer en een klasse minder, ondanks
de tragische noblesse van haar zeer wit geschminkt
gelaat en haar zuiver gebaar, waarin men inderdaad
het petekind der Duse. ook zelfs uiterlijk, meent te
herkennen.
Ook de overige bezetting stond op een peil, dat
wij hier niet kennen: d>.' uitbundige, maar in zijn
jonge drift overtuigende en Moissi-achtige Morti
mer van Borghof. de prachtige strakke on geslepen
diplomaat Uurleigh van Hübner, iets minder de
hautaine intriguant Leicester van Frany,
Schafheitlin en niet te vergeten Frida Richard als
Kennedy, als altijd bescheiden, on onverbeterlijk in
haar oude, doorgroefde moederfiguren.