De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 2 juni pagina 10

2 juni 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

CHRISTIAAN J. VAN BALEN geeft in onderstaand artikel de historische grondslagen ? aan van het geschil tusschen Paraguay en Bolivia. .Als het moeilijk te bepalen is, hoe lang de oorlog tusschen Paraguay en Bolivia reeds duurt, dan ligt dit uitsluitend daaraan, dat men van de Amerikaansche geschiedenis van vóór de Spaansche kolonisatie 'zoo weinig weet. Want het conflict was al aan den gang vóór de eerste Spaansche ,,conquistadores" Paraguay bereikten. Vóór het begin van de verovering van* ZuidAmerika door Spanjaarden en Portugeezen was het werelddeel bevolkt door tal van Indiaansche volkeren, misschien van verschillenden oorsprong, maar stellig van grondverschillende taal en uiterst uiteenloopend wat zeden, gewoon ten en levenswijze betreft. Wat deze laatste aangaat, zou men hen kunnen verdeelen in drie groepen: de geciviliseerde naties, welke een gecentraliseerd rijk had den gevormd, van welke .'groep de Inca-volkeren, met hun be schaving, het type zijn; de nietgeeentraliseerde, landbouwende, op vaste plaatsen wonende India nen-volkeren, waarvan de Guaranis het beste voorbeeld zijn, en ten slotte de pure nomadenstammen. Van de landbouwende, niet no madische Indiauen-volkeren was het Guarani-volk, dat nauw verwant was met de Braziliaansche Tupis, het grootste. Zij hebben zich uitgestrekt van den Orinoco tot aan den Kio de la Plata en oostwaarts van een lijn, tusschen die twee getrokken. Het bestaan van rivieren, die, in hoofdrichting van west naar oost loopend, het Inca-gebied ver bonden met het eigenlijke Guarani-gebied de huidige rivieren Bermejo en Pilcomayo had tot gevolg dat beide groepen, Incas en Guaranis, kennis, hoe vaag ook, aan elkander hadden. De Guarani-stammen in het oosten: dat was voor de Inca-volkeren hetmanhafte barbarendom. Het Inca-rijk in het westen: dat was voor de Guaranistammen het Golconda: de wereld van den rijkdom. De Guaranis, arme land bouwers, levend in een streek zonder minerale schatten, en als industrie hoogstens wat potteiibakkerij en we verij uitoefenende, wisten van het Inca-rijk, dat overvloeide van edele metalen, zilver en goud; van edelsteenen; dat rijk was aan tam. vee, en dat al die schatten niet alleen bezat, maar dat er ook gebruik van wist te maken. De verhouding tusschen Guaranis en Incas moet zoo ongeveer geweest zijn als die van de oude Scandinavische zeeschuimers tot Byzantium, aan wie de roem en de rijkdom van Byzantium bekend was, en die zich eindelijk op maakten om Syzantium te veroveren; als tusschen Galliërs en Romeinen in den tijd van Brennus. Toen de eerste Spaansche ontdek kingsreizigers van het Zuid-Amerikaan sche binnenland Cabot Ayolas, Irala de rivieren Parana en Paraguay opvoeren (1528 en 1536) waren zij op zoek naar het goudrijke achterland van het sinds 1515 bekende Incarijk. Zij hoopten dit achterland langs een der zijrivieren van het La PlataParana-bekken te bereiken. En van de krijgshaftige Guarani-Indianen aan denoostelijken oever van de Paraguay-rivier vernamen zij, dat zij op den goeden weg waren. Overal in deze streken, zoowel in het Guaranigebied als bij de nomaden-stammen in den Chaco, vonden de Spanjaarden gouden en zilveren siera den, en vooral de plaatjes van die metalen, welke wellicht als munten gebezigd werden in het verkeer der Incas met Guaranis en nomaden. Hoe dit zij: na het eerste contact tusschen Guaranis en Spanjaarden dat natuurlijk strijd was sloten de twee vrede met elkaar, en een van de voorwaarden van het vredesverdrag was, dat de Spanjaarden aan den Oostelijken oever van de Paraguay-rivier een vaste nederzetting zouden. oprichten, welke niet alleen zou dienen als uitvalsen aanvalspunt tegen de Chaco-stammen, maar ook als uitgangspunt voor een gecombineerde expe ditie van Spanjaarden en Guaranis naar het rijke oosten. Bovenaan: Indianendorp in den Chaco-Indiaan sche vrouw uit het hooggebergte; daaronder jndiaansche postboden uit de laagvlakten - Land schappen en typen Dat was het begin van het eeuwenoude en nóg voortdurende conflict tusschen Paraguayers en Bolivianen. Wederzijclschc expansie. De tijd van de onafhankelijkheidsverklaringen van Zuid-Amerika kwam, en na Argentinië(in 1810) riepen ook Paraguay (1811) en Bolivia (1825) hun onafhankelijkheid uit. Bij de grensregeling van 1811 tusschen Argentiniëen Paraguay werd het als vanzelfsprekend beschouwd, dat de Chaco Paraguaysch gebied was. En toen later, na den oorlog tusschen Paraguay eenerzijds en de Triple Alliantie (Argentinië, Braziliëen Uruguay) anderzijds, Paraguay een gedeelte van zijn gebied aan Argentiniëmoest afstaan, en de arbitrage over de grensregeling werd opgedragen aan den NoordAmerikaanschen president Hayes, werden wél 1884) Chili oenerzijds, Peru en Bo livia anderzijds, zijn eenige haven aan de Stille Zuidzee verloor. Eerst toen begon Bolivia het oog te slaan op het La Plata-stroomgebied als verbinding met den Atlantischen Oceaan en te streven naar een haven aan de Paraguay-rivier. Vanaf dat oogenblik begon de langzame mili taire penetratie van Bolivia in het Chaco-gebied. Paraguay was oridertusschen zijnerzijds begon nen met een langzame penetratie in zijn Chaco. Maar het was slechts incidenteel een militaire GRAN CHACO de tegenwoordige territoriën Chaco en Formosa aan Argentiniëafgestaan, maar uitdrukkelijk verklaard, dat het Chaco-gebied ten noorden van de Pilcomayo-rivier aan Paraguay toebe hoorde. Bolivia had zich aanvankelijk om het Chacogebied niet bekommerd, en toen het zich in 1825 onafhankelijk verklaarde, noemde het slechts vier provincies als behoorende tot zijn nationaal gebied. De Ohaco werd niet genoemd. Dit werd echter anders, toen Bolivia in den Stillen Zuidzeeoörlog(1879 penetratie. De militaire voorposten worden ge schapen ter verdediging van zeer reëele economi sche belangen: van landbouw-kolonies, woud concessies (hier liggen de quebrachowouden, die de tannine leveren, die heel de wereld voor de looi-industrie gebruikt). Het was natuurlijk, dat de economische penetratie van den Chaco gepaard ging met een militaire bescherming der aldus geschapen belangen. Van Boliviaansche zijde was van een econo mische kolonisatie, aan een militaire vooraf gaande, geen sprake. Daartegenover stond dat zich, vooral in de laatste jaren, in de economisch^ omstandigheden van Bolivia, een verandering

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl