Historisch Archief 1877-1940
Een persoonlijkheid
Bioscopy L. J. Jordaan
i* 4
K'
JToan Crawford in Robert Z. Leonard's
Dancing Iiady". Royul en Corso.
Over het blanke filmdoek trekken avond aan
avond jaar-in, jaar-uit tal van individuen. .
sprekende, bewegende en (helaas !) ook zingende
?en dansende schaduwen. Mooie en leelijke, sym
pathieke en irriteerende, intelligente en onnoozele...
een nimmer aflatende stroom, die ons eenige uren
bezig houdt om vervolgens in een onverschillig
niet-zijn te vervagen. Soms blijft een enkele wat
langer dan gewoonlijk in onze gedachtensfeer dra
len door een bijzondere prestatie, door opvallend
talent of door een opvallend uiterlijk. Maar de
immense arena der film vraagt te ongeduldig om
afwisseling en nieuwe gezichten, dan dat een der
gelijke onderscheiding van langen duur zou kun
nen zijn.
Ben uitzondering op dezen regel maken de
?eigenaardige verschijningen, die wij zoo goed
en zoo kwaad als het gaan wil met
film-persoonlijkheden" trachten aan te duiden... . curieuse
manifestaties van een mensentype, dat wij nergens
"buiten het projectiedoek ontmoeten.,,,The proper
«tudy of mankind is man". .. . inderdaad en
?wrij trachten onze gebrekkige kennis omtrent het
wonderlijke complex mensch" langs allerlei we
gen te verrijken: door beeldende kunst, litteratuur
«n tooneel. De film heeft aan deze
studie-mogelijklieden nog een zeer belangrijke en volkomen nieuwe
toegevoegd. Zij stelt den beschouwer tegenover
een menschelijk spiegelbeeld, dat door zijn eigen
aardige vergrooting der afmetingen zoowel als door
een voorbeeldeloos intiem contact tot een soort
extract der persoonlijkheid" wordt. Wat ons in
deze volkomen nieuwe producten eener volkomen
nieuwe activiteit boeit, is niet zoozeer wat zij
kunnen als wel wat zij zijn. Zij openbaren ons een
completen mensch, dank zij een medium dat bui
ten de tot nog toe geregistreerde mogelijkheden
valt. Men ,zou geneigd zijn te zeggen, dat stem en
uiterlijk dezer individuen sterk geleidend" zijn
en het ick-en-weet-niet-wat der persoonlijkheid
onmiddellijk op den toeschouwer overbrengen.
Het is dit magisch contact deze verrassende,
"bijna indiscrete blik in den mensch zijns ondanks,
?wat van een Garbo en een Dietrich en een Crawford
altijd een klasse op zichzelf zal maken.
Ook van een Crawford ! Deze furieuse verschij
ning met. de groteske oogballen en den harden,
?wreeden mond leeft ten voeten uit.. . . heftig,
"brandend, en oprecht. Door stupide situaties en
kinderachtigen tekst heen, komt dit karakter tot
ons, overgebracht door een feilloos geleidende"
verschijning. Geen sentimenteele liefdesroman, geen
bedenkelijke coulissenhistorie kunnen tenslotte
dit oorspronkelijke temperament maskeeren, dat
onze belangstelling (allen film-onzin ten spijt) vast
houdt als het schoone, huiveringwekkende maar
altijd belangrijke dier, dat de mensch bijwijlen is.
Het doet er dan ook weinig toe, dat Joan Craw
ford als Lucille La Sueur" haar carrière begon
in de nederige regionen van het kwartjes-cabaret,
zonder eruditie, zonder talent, zonder zelfkennis..
alleen maar met dien wilden levenshonger en dat
laaiende temperament, hetwelk ons door de jaren
teen zou blijven fascineeren. Want om dit elemen
taire mensch-zijn, om die wonderlijke,
fascineerende exhibitie eener persoonlijkheid gaat het
tenslotte. Joan Crawford heeft zich weten aan te
passen aan de eischen der studio-routine, die nu
eenmaal wil dat een persoonlijkheid zich openbaart
binnen het kader van een verhaaltje" en op de
cadens van wat (overigens bijkomstige) woorden.
En zij heeft dit wonderwel weten te doen. Zij heeft
geleerd de vlam harer persoonlijkheid te richten,
te dooven en aan te wakkeren, al naar een bepaalde
handeling dit verlangt en wij zijn geneigd haar tot
?op zekere hoogte voor een goede actrice" te ver
klaren. Maar buiten en boven die handeling blijft
«venals dit bij Garbo en Dietrich het geval is, toch
?de persoonlijkheid intact. Het is een der merk
waardige tegenstrijdigheden der film, dat die "her
haling blijft boeien, sterker en fascineerender naar
mate wij er vaker getuige van zijn.
- Crawford's opkomst was gedeeltelijk een quaestie
-van conjunctuur. Zij werd door de M.G.M, ge
charterd na een bewogen loopbaan als
stagedancer" in een tijdvak, dat aan een type als het
hare de grootste behoefte had. Men leefde in de
dagen der Coolidge-prosperity, der ongebreidelde,
cynische genotzucht en van het na-oorlogsche
pessimisme. Het volwassen Amerika zag met ont
steltenis een jeugd opgroeien, die zich buiten en
boven alle moraal stelde, die het leven najoeg in
sex", dans en drank. Een harde, koude en des
perate jeugd, die tijdelijk alle geloof in de positieve
waarden des levens verloren had en haar resonans
vond in een jongen Mencken, een jongen Lewis en
een jongen Hemingway.
Dit was het tijdstip, waarop de film als spiegel
van haar tijd, om het type vroeg, dat deze jeugd
het sterkst en in de meest volstrekte naaktheid
weergaf. Crawford kwam, danste en overwon. Haar
desperaat jong gezicht met zijn koude passie en
wreede genotzucht sloeg den toeschouwer met
ontsteltenis. Zij werd een synthese, een symbool.
Dwars door de dikwijls enfantiele makelij der toen
malige films heen, brandde haar persoonlijkheid
zich in het wezen van het auditorium. Wat zij in
haar avontuurlijke loopbaan had opgezogen: de
frivoliteit, de berekening, de passie-Van-een-dag,
de vertwijfelde zelf bedwelming. .. . dit alles bracht
zij versch en ongeschonden mee naar de studio en
het gewillige instrument Van lichaam en gelaat
deelde het den beschouwer mede. Zoo ontstaat die
curieuse serie films: Our dancing daughters",
Dance, fools, dance", Laughing sinners", Our
modern maidens" en heel die cyclus van brandend
jeugdleven, waarin Crawford zichzelf schijnt te
verteren als een schroeiende vlam. In den starren
blik harer enorme pupillen, in de koude sensuali
teit van haar cynischen mond ligt heel die levens
negatie van een poque besloten. Men glimlacht
soms om de naïveteit der intrige, men ergert zich
bijwijlen aan de vulgaire handeling. . . . maar men
zwijgt tegenover het elementaire verschijnsel:
Crawford.
De dans is het thema dat deze ex-dancer telkens
weer animeert. In bijna al haar films vormt deze
jeugdpassie het Leitmotiv en ook in de jongste film
draagt de dans handeling en conflicten. Het is
niet de ,,artistieke'"dans, zooals men eens de onge
lukkige Garbo heeft opgedrongen, het is de primi
tieve bewegingshartstocht in het wilde getrappel
en gecancaneer van den jazz. Kenners beweren,
dat zij danstechnisch iets bijzonders presteert, het
is mogelijk, maar het ontgaat schrijver dezes als
volkomen ongevoelig voor dezen kunstvorm, ten
eenen male. Dat deze ongebreidelde
mouvementsbedwelming echter de essentie harer persoonlijk
heid uitmaakt moet ook den leek duidelijk zijn: zij
vormt een handeling" op zichrzelf.
Dancing Lady" is feitelijk niet meer dan een
variant op vroegere gegevens met dit verschil,
dat men aan de oogenblikkelijke mode' der
revueshows tol heeft betaald. In dat opzicht is de film
42nd street" op het politiebureau.
Joan Crawford in Dancing Lady"
van een bedenkelijk plagiaat zelfs niet vrij te plei
ten. Dit gedoe achter de coulissen van een
Broadway"-revue hebben wij reeds eerder (en sterker)
gezien in Golddiggers" maar vooral in 42nd
Street".... met oneindig scherper accenten op
het navrante Van het geval. Zelfs de zwoegende,
fanatieke reVue-regisseur ontbreekt niet en de
(ditmaal overigens lang niet slechte) Clark Gable
kan de prachtige creatie Van Warner Baxter op
geen stukken na doen vergeten. Ook de oogenlust
der revue-figuren, tot zuivere absolute film omge
werkt, ontbreekt niet en de regisseur Robert Z.
Leonard toont zich hier (gelijk trouwens in de heele
film) stellig niet Van zijn kwaadste zijde. Toch
komt het geheel niet uit boven het niveau eener
vrij zwakke imitatie, op n uitzondering na:
Crawford ! Bij haar vergeleken wordt haar
protagoniste, de slappe en blomzoete Kuby Koeler der
Warner-films, een stumperige dillettante. En hier
openbaart zich eerst recht de beteekenis der per
soonlijkheid. Want Mrs. Al Jolson is een habiel
daiicer" evenals Crawford, zij is aan het cabaret
ontsproten zoo goed als Crawford, zij heeft dezelfde
onbeduidende dingen te doen en te zeggen als
Crawford. Maar zij mist de directe emanatic eener
sterke individualiteit en zoo zien wij hoe twee
menschen nagenoeg hetzelfde doen, met hetzelfde
..talent" en nochtans iets presteeren dat onderling
hemelsbreed verschilt.
De film ..Dancing Lady" ziende, valt een bittere
verzuchting niet te weerhouden: Wat zou er Van
een dergelijk werk niet te maken zijn, buiten en
boven de sfeer van het goedkoope amusement.
Welk een document huniain, welk een boeiend
drama zou er niet steken in een handeling, die zich
werkelijk baseerde op de zoo belangwekkende psy
chologie van den hoofdpersoon ! Een stuk, geschre
ven vóór en zich Verdiepende in deze merkwaardige
en elementaire existentie zou in zijn openbaring
Van den primitiefsten levensdrang een
menschelijkheid krijgen, die alle ,,pièces-a-thèse" in den
schaduw stelde. Als roman van een temperament,
als gave uiting van dat belangwekkendste en oor
spronkelijkste verschijnsel: de filmpersoonlijkheid.
Uit Dancing Lady"