De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 2 juni pagina 9

2 juni 1934 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Een persoonlijkheid Bioscopy L. J. Jordaan i* 4 K' JToan Crawford in Robert Z. Leonard's Dancing Iiady". Royul en Corso. Over het blanke filmdoek trekken avond aan avond jaar-in, jaar-uit tal van individuen. . sprekende, bewegende en (helaas !) ook zingende ?en dansende schaduwen. Mooie en leelijke, sym pathieke en irriteerende, intelligente en onnoozele... een nimmer aflatende stroom, die ons eenige uren bezig houdt om vervolgens in een onverschillig niet-zijn te vervagen. Soms blijft een enkele wat langer dan gewoonlijk in onze gedachtensfeer dra len door een bijzondere prestatie, door opvallend talent of door een opvallend uiterlijk. Maar de immense arena der film vraagt te ongeduldig om afwisseling en nieuwe gezichten, dan dat een der gelijke onderscheiding van langen duur zou kun nen zijn. Ben uitzondering op dezen regel maken de ?eigenaardige verschijningen, die wij zoo goed en zoo kwaad als het gaan wil met film-persoonlijkheden" trachten aan te duiden... . curieuse manifestaties van een mensentype, dat wij nergens "buiten het projectiedoek ontmoeten.,,,The proper «tudy of mankind is man". .. . inderdaad en ?wrij trachten onze gebrekkige kennis omtrent het wonderlijke complex mensch" langs allerlei we gen te verrijken: door beeldende kunst, litteratuur «n tooneel. De film heeft aan deze studie-mogelijklieden nog een zeer belangrijke en volkomen nieuwe toegevoegd. Zij stelt den beschouwer tegenover een menschelijk spiegelbeeld, dat door zijn eigen aardige vergrooting der afmetingen zoowel als door een voorbeeldeloos intiem contact tot een soort extract der persoonlijkheid" wordt. Wat ons in deze volkomen nieuwe producten eener volkomen nieuwe activiteit boeit, is niet zoozeer wat zij kunnen als wel wat zij zijn. Zij openbaren ons een completen mensch, dank zij een medium dat bui ten de tot nog toe geregistreerde mogelijkheden valt. Men ,zou geneigd zijn te zeggen, dat stem en uiterlijk dezer individuen sterk geleidend" zijn en het ick-en-weet-niet-wat der persoonlijkheid onmiddellijk op den toeschouwer overbrengen. Het is dit magisch contact deze verrassende, "bijna indiscrete blik in den mensch zijns ondanks, ?wat van een Garbo en een Dietrich en een Crawford altijd een klasse op zichzelf zal maken. Ook van een Crawford ! Deze furieuse verschij ning met. de groteske oogballen en den harden, ?wreeden mond leeft ten voeten uit.. . . heftig, "brandend, en oprecht. Door stupide situaties en kinderachtigen tekst heen, komt dit karakter tot ons, overgebracht door een feilloos geleidende" verschijning. Geen sentimenteele liefdesroman, geen bedenkelijke coulissenhistorie kunnen tenslotte dit oorspronkelijke temperament maskeeren, dat onze belangstelling (allen film-onzin ten spijt) vast houdt als het schoone, huiveringwekkende maar altijd belangrijke dier, dat de mensch bijwijlen is. Het doet er dan ook weinig toe, dat Joan Craw ford als Lucille La Sueur" haar carrière begon in de nederige regionen van het kwartjes-cabaret, zonder eruditie, zonder talent, zonder zelfkennis.. alleen maar met dien wilden levenshonger en dat laaiende temperament, hetwelk ons door de jaren teen zou blijven fascineeren. Want om dit elemen taire mensch-zijn, om die wonderlijke, fascineerende exhibitie eener persoonlijkheid gaat het tenslotte. Joan Crawford heeft zich weten aan te passen aan de eischen der studio-routine, die nu eenmaal wil dat een persoonlijkheid zich openbaart binnen het kader van een verhaaltje" en op de cadens van wat (overigens bijkomstige) woorden. En zij heeft dit wonderwel weten te doen. Zij heeft geleerd de vlam harer persoonlijkheid te richten, te dooven en aan te wakkeren, al naar een bepaalde handeling dit verlangt en wij zijn geneigd haar tot ?op zekere hoogte voor een goede actrice" te ver klaren. Maar buiten en boven die handeling blijft «venals dit bij Garbo en Dietrich het geval is, toch ?de persoonlijkheid intact. Het is een der merk waardige tegenstrijdigheden der film, dat die "her haling blijft boeien, sterker en fascineerender naar mate wij er vaker getuige van zijn. - Crawford's opkomst was gedeeltelijk een quaestie -van conjunctuur. Zij werd door de M.G.M, ge charterd na een bewogen loopbaan als stagedancer" in een tijdvak, dat aan een type als het hare de grootste behoefte had. Men leefde in de dagen der Coolidge-prosperity, der ongebreidelde, cynische genotzucht en van het na-oorlogsche pessimisme. Het volwassen Amerika zag met ont steltenis een jeugd opgroeien, die zich buiten en boven alle moraal stelde, die het leven najoeg in sex", dans en drank. Een harde, koude en des perate jeugd, die tijdelijk alle geloof in de positieve waarden des levens verloren had en haar resonans vond in een jongen Mencken, een jongen Lewis en een jongen Hemingway. Dit was het tijdstip, waarop de film als spiegel van haar tijd, om het type vroeg, dat deze jeugd het sterkst en in de meest volstrekte naaktheid weergaf. Crawford kwam, danste en overwon. Haar desperaat jong gezicht met zijn koude passie en wreede genotzucht sloeg den toeschouwer met ontsteltenis. Zij werd een synthese, een symbool. Dwars door de dikwijls enfantiele makelij der toen malige films heen, brandde haar persoonlijkheid zich in het wezen van het auditorium. Wat zij in haar avontuurlijke loopbaan had opgezogen: de frivoliteit, de berekening, de passie-Van-een-dag, de vertwijfelde zelf bedwelming. .. . dit alles bracht zij versch en ongeschonden mee naar de studio en het gewillige instrument Van lichaam en gelaat deelde het den beschouwer mede. Zoo ontstaat die curieuse serie films: Our dancing daughters", Dance, fools, dance", Laughing sinners", Our modern maidens" en heel die cyclus van brandend jeugdleven, waarin Crawford zichzelf schijnt te verteren als een schroeiende vlam. In den starren blik harer enorme pupillen, in de koude sensuali teit van haar cynischen mond ligt heel die levens negatie van een poque besloten. Men glimlacht soms om de naïveteit der intrige, men ergert zich bijwijlen aan de vulgaire handeling. . . . maar men zwijgt tegenover het elementaire verschijnsel: Crawford. De dans is het thema dat deze ex-dancer telkens weer animeert. In bijna al haar films vormt deze jeugdpassie het Leitmotiv en ook in de jongste film draagt de dans handeling en conflicten. Het is niet de ,,artistieke'"dans, zooals men eens de onge lukkige Garbo heeft opgedrongen, het is de primi tieve bewegingshartstocht in het wilde getrappel en gecancaneer van den jazz. Kenners beweren, dat zij danstechnisch iets bijzonders presteert, het is mogelijk, maar het ontgaat schrijver dezes als volkomen ongevoelig voor dezen kunstvorm, ten eenen male. Dat deze ongebreidelde mouvementsbedwelming echter de essentie harer persoonlijk heid uitmaakt moet ook den leek duidelijk zijn: zij vormt een handeling" op zichrzelf. Dancing Lady" is feitelijk niet meer dan een variant op vroegere gegevens met dit verschil, dat men aan de oogenblikkelijke mode' der revueshows tol heeft betaald. In dat opzicht is de film 42nd street" op het politiebureau. Joan Crawford in Dancing Lady" van een bedenkelijk plagiaat zelfs niet vrij te plei ten. Dit gedoe achter de coulissen van een Broadway"-revue hebben wij reeds eerder (en sterker) gezien in Golddiggers" maar vooral in 42nd Street".... met oneindig scherper accenten op het navrante Van het geval. Zelfs de zwoegende, fanatieke reVue-regisseur ontbreekt niet en de (ditmaal overigens lang niet slechte) Clark Gable kan de prachtige creatie Van Warner Baxter op geen stukken na doen vergeten. Ook de oogenlust der revue-figuren, tot zuivere absolute film omge werkt, ontbreekt niet en de regisseur Robert Z. Leonard toont zich hier (gelijk trouwens in de heele film) stellig niet Van zijn kwaadste zijde. Toch komt het geheel niet uit boven het niveau eener vrij zwakke imitatie, op n uitzondering na: Crawford ! Bij haar vergeleken wordt haar protagoniste, de slappe en blomzoete Kuby Koeler der Warner-films, een stumperige dillettante. En hier openbaart zich eerst recht de beteekenis der per soonlijkheid. Want Mrs. Al Jolson is een habiel daiicer" evenals Crawford, zij is aan het cabaret ontsproten zoo goed als Crawford, zij heeft dezelfde onbeduidende dingen te doen en te zeggen als Crawford. Maar zij mist de directe emanatic eener sterke individualiteit en zoo zien wij hoe twee menschen nagenoeg hetzelfde doen, met hetzelfde ..talent" en nochtans iets presteeren dat onderling hemelsbreed verschilt. De film ..Dancing Lady" ziende, valt een bittere verzuchting niet te weerhouden: Wat zou er Van een dergelijk werk niet te maken zijn, buiten en boven de sfeer van het goedkoope amusement. Welk een document huniain, welk een boeiend drama zou er niet steken in een handeling, die zich werkelijk baseerde op de zoo belangwekkende psy chologie van den hoofdpersoon ! Een stuk, geschre ven vóór en zich Verdiepende in deze merkwaardige en elementaire existentie zou in zijn openbaring Van den primitiefsten levensdrang een menschelijkheid krijgen, die alle ,,pièces-a-thèse" in den schaduw stelde. Als roman van een temperament, als gave uiting van dat belangwekkendste en oor spronkelijkste verschijnsel: de filmpersoonlijkheid. Uit Dancing Lady"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl