De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 9 juni pagina 10

9 juni 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DIENAREN DEF Hollandsche Kunstena Kunst van Hea Oud-Japanscheteekening, eind 1700 Kunsth.van Meurs Bollandsche kunstenaarskring in bet Stedelijk Museum Het is misschien onbillijk op storm te hopen; het is misschien zelfs onlogisch. Maar is het onjuist vast te ? stellen, dat in de schilderkunst u telkens een vermoeidheid treft? Is het eveneens onjuist te zeggen, dat er levendiger groepeeringen mogelijk zijn dan ge meestal rond u ziet? Zijn er niet een aantal teekenaars en een aantal schilders, die ge toch ook wel eens als groep tusschen de andere groepen zoudt willen zien? DJ getrouwheid is een groote deugd, maar dan niet de getrouwheid ten eerste jegens makkers, maar de ge trouwheid ten eerste jegens de Schoon heid en dan jegens de makkers, zóó die verband hebben, hadden en houden met die Schoonheid. Want kameraadschap-houden op zichzelf is niet iets dat de macht ter schoon heid inhoudt; op den duur eerbaar zijn is op den duur de Schoonheid verdedigen en die dienen.... Ik weet, dat is minder gemakkelijk dan het andere; maar de gemakzoekers, wie heeft hen ooit zien triompheeren; de gemakzoekers worden dik en uit dikte misschien goedhartig, maar ten opzichte van de Schoonheid zijn zij even nutteloos en noodeloos als alle zoetebroodjesbakkers. Kritiek is niet zooals de meesten meenen, sleqhts een felle onwil tegenover het slechte en het zwakke; die onwil ontstaat op eeuwigen grond, op den eerbied voor het Schoone.... Dit alles is inderdaad meer dan een inleiding voorafgaand aan de bespre king van het werk op den Hollandschen kunstenaarskring; het is een beken tenis van dat wat ons steeds aanzet en zij is een zijdelingsche constateering van te-korten hier. Want zeker is er geen storm hier; zeker zijn er afwezig, die fleur en geur aan alles konden geven; S. L. Schwarz. Haven Sted. Museum zeker is er meer dan n bewijs van matte kameraadschap of iets der. gelijks, waar stiptheid moest te vin den zijn jegens de schilderkunst en liefst een meedoogenlooze stiptheid, desnoods van den schilder zelf tegen over zijn werk. Tien goede schilde rijen alleen, dat is iets, en soms een glorie; honderd van zeer ongelijken aard en dikwijls eer zwak dan sterk dat is een teleurstelling. . . . Het zou onbillijk zijn, zoo ik schreef dat ik die teleurstelling alleen ondervond op den Hollandschen Kunstenaarskrinij; ik ondervond dezelfde op een vereeniging met grooter ver leden en grooter daden, op Kunst van Heden te Antwerpen. Daarover hier onder. Op den Hollandschen Kunste naarskring, die toch ook een te loven verleden heeft, te weinig storm; de meeste schilders, die ge hier vindt, lijken uit te rusten. Van wat? Van een gedwongen houding, die zij vroe ger aannamen? Is er vermoeidheid, die bij hun leeftijd reeds voegt, of hebben wij bij de werklijk-groote schilders niet altijd gezien, dat zij zich steeds belangrijke problemen stelden binnen de natuurlijke grenzen van hun wezen, en steeds nieuwe vraag stukken vonden, 't zij van psychologischen aard, 't zij wat de uiterlijke verschijning aangaat, wat betreft den stilstand of dikwijls de bewe ging? Een der tekortkomingen van deze tentoonstelling is, dat er te weinig nieuwe vraagstukken wor den gesteld, en als we zien, dat een schilder zich zoo'n vraagstuk stelde, het hem geen winst bracht (zie bij Hulshoff Pol), maar een vermindering ten opzichte van vorig werk. Een echter, die zich telkens nieuwe vraagstukken stelt (misschien doet hij dat zelfs te veel en is in deze te ongedurig) is de beeldhouwer schilder Chabot. Er is echter in de laatste werken van Chabot (hij schil derde die op Walcheren) dat goede te constateercii, dat ge onmiddellijk gevoelt, dat deze schilderijen van beesten en deze zee meer bij zijn innerlijken aard komen dan wat hij te voren, daarvoor dus, deed. Chabot toch is noch een beeldhouwer van ruige felheid of van weidsche en edele rust; hij is gevoelig-verfijnd meer dan groot; hij is een talent, dat misschien bij Permeke steun kan zoeken, maar dezen nooit moest na volgen. Hij doet dat in alle gevalle hier niet, al kunt ge altijd nog voelen dat Permeke eens in de buurt was; maar de zee en de loeiende koe en de koe in de weide zijn Chabot meer eigen dan wat wij in lang van hem zagen. Croïn's Veere is het best gebouwde werk en het meest hecht van kleur tusschen zijn andere stadsgezichten en het eenige Naakt, dat ook dooi' zijne omlijning niet alleen, voor mij weinig bekoring bezit. Eekman heeft een illustratieven Zaaier, van J/tn fan Hencijncn zijn er twee teekeuüigeii, een Blinde en een Vrouwe-portret, die ik als innerlijkheid ver stel boven zijn schilderijen. Toch waardeer ik om de teederheid een schilderijtje als de vergeetmijniet j< s. enz. en zie ik bepaalde verdiensten in het boschWilmer Hoffmai Kunsthandel gezicht. Van Harrie Kuyten is het stilleven met bloemvaas (46) te noemen; de an dere stillevens van hem zijn stijf tegenover dit; van Koqan, den beeld houwer, is een klein zittend fi guurtje (No. 50). hoewel goed, ze ker niet een van zijn belangrijkste werken of om een beter woord te ge bruiken van zijn verfijndste, e o nvoudigste wer ken, maar het is toch 't aange naamst tusschen de overigen. Lubbers is bovenal dik van verf; van Jan Sluyters is het Arabische Meisje (No. 74) in zijn groenen - en - brui nen een der schil derijen, die biereen onverstoorde sono riteit bezitten. Tri het portret van Mevr. Berthe Seroen is de groene sjaal ietwat gevaarlijk, in het kindje bij liet watei zou ik hem op den duur te coquet vin den, in het kinderportretje is hij alt steeds persoonlijk, maar het rijkst if hij opnieuw en ten slotte in de schil dering van de Arabische. Kees Schrikker, de beeldhou wer (zie zijn Bretonsche en zijn Tors) verrast niet zoo als een vorig maal, van Matthieu Wiegman noem ik bij voor keur een Ecce Ho mo en een Moeder en Kind. In de schildering van de Ecce Homo-voorstell ing vind ik gevoelselementen, die dezen Wieg man 't niet steeds gelukte uit te beelden (er is dus winst), ook in de Moeder met Kind, zoowel door de kleur en door het daardoor uitge drukte psycholo gische, zijn din gen, die wij gaar ne versterkt nog zullen hervinden. Else Berg I'iet Wieynwn'fi Sted Strooper (No. $10) is een schilderij. dat beter omlijst, meer zijn hoedanig heden van kleur en van vaste cori ."tructie zou doen zien. Wat het \verl van J'iet i'tin Wijnt/uenlt aangaat, il meen, dat ik meer geschreven heb waarop (leze schilder met een eigei kleur liet meest te letten heeft.. Dal is op concentratie: ge zoudt moet ei z 'ggen op sterker condensatie. Dar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl