De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 9 juni pagina 11

9 juni 1934 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

CHOONHEID \kring te Amsterdam te Antwerpen zou de muziek" der kleuren aan klank winnen; in 't algemeen is een eer klein, zeker een niet te groot formaat, hem het veiligst en bereikt hij daar het meest. En daar dit for maat meesten tijds dat is der bloemstukken, zoudt ge in 't algemeen moeten vaststellen, dat z ij n bloemstuk ken, stillevens, het' meest ge slaagd zijn; de figuren worden dikwijls te leeg. Nog twee beeld houwers resten mij dan: H. Wezelaar en Hildo Krop. Krop beBrons sprak ik pas in l Landweer een overzicht van zijn werk, van Wezelaar vermeld gaarne het portret (Mevr. C.), vast is zonder ongevoelig te en~dat van de tentoonstelling der bijblijvende uitingen blijkt ffljn. Om het saldo zuiver te bepalen teld van Germ de Jong nog twee ingen 113, 114. kunnen dus niet zeggen, dat tentoonstelling een verrassing brengt van groot belang. Dat is (ons hart wil al tijd hopen, on danks alles!) toch noodig voor een kuns tenaar skr in g-tentoon stelling. Er is toch nog wel er gens een werk op te visschen of een reeks werken, die zoo'n opwekking konden geven. En die de eentonig heid van deze ten toonstelling wat zouden verbre ken, want deze eentonighe id is er niet n van grootschen aard. Misschien zou de verrassing te vin den zijn in het uitnoodigen van wat beeldhouwers ? Boerinnen uit Belgiëenz., misschien zou een groep Jessurun de Mesquita deez migheid reeds verbreken. Zeker het, dat het zóó niet voldoende voor de vroeger gewonnen repuie; zeker is, dat als zoo voortwordt, de gemakzucht het uit deze vereeniging zal doen (rijken. We zullen dan een doode beer tellen, en er zijn er al te reel. Rimst van£Heden Antwerpen Ik heb reeds vroeger geschreven, maar ik herhaal het hier met genoegen, omdat ik dit herhalen een noodzake lijkheid acht: Kunst van Heden, het Antwerpsch genootschap, is een ver eeniging, die, wanneer later alles nauw keurig zal zijn nagegaan, niet anders dan een vereeniging kan genoemd worden, waar zoo goed als alle uit muntende schilderkunst van een paar bepaalde tijdvakken te zien werd gegeven en dus direct of indirect werd verdedigd. Er zijn niet vele vereenigingen, zelfs niet in grooter steden, die zoo onbevangen hebben gestaan voor wat erkend was als wezentlijke schilderkunst of later erkend zou worden als werkelijke schilderkunstige schoonheid. Kunst van Heden is daardoor niet alleen een factor van belang voor de stad Antwerpen, zij is een factor van belang voor veel groo ter gebied, en ook bepaalde Holland sche kunstenaars hebben in haarzalen een eerbied ondervonden, die voor hen nog nieuw was en zeker niet ten einde toe genoten. ... Is deze tentoonstelling van '34, die zwakker is dan vele der voorgaande, een bewijs, door die zwakheid, dat de krachten der schilderkunst afnemende zijn, dat geen nieuweren meer op dringen? Gedeeltelijk is zij dat; ge deeltelijk zijn voor haar zwakte andere redenen. Wij vinden op deze tentoonstelling ten eerste een Zweedsche afdeeling. Dat wij die hier vinden, is een gevolg. En waarvan? Kunst van Heden heeft voor Zweden een tentoonstelling in elkaar gezet van Vlaamsche kunst uit zekere tijdvakken. Zij heeft dat gedaan zooals dat te verwachten moest zijn; deze Vlaamsche tentoon stelling was er eene, niet door regeeringscommissarissen bijeen gebracht (er werd hier geen officieel spel met bespottelijken of baatzieken ernst ge speeld) zij was een uiting van schilders voor de schilderkunst zelf; het ging hier alleen en steeds om de schilder kunst ; alle andere redenen waren haar zooveel mogelijk vreemd. De ten toonstelling werd belangrijk; zij toon de de macht en kunde van vele Vla mingen, van Permeke tot Vaes, b.v. om twee zeer verschillende schilders te noemen. Als tegenbeleefdheid, en dat was te verwachten, zou Zweden wat het aan goede schilderkunst meende te bezitten naar Antwerpen sturen. Wat Zweden zond, het zij hier zuiver geconstateerd, is een der oor zaken van deze voor Kunst van Heden zwakke tentoonstelling. Het Zweed sche schilderwerk komt ook naar Holland, naar Pulchri Studio dat is een der redenen, waarom ik thans er een uitgesproken oordeel over geef. Dit Zweedsche schilderwerk zal zeker niemand met eenig zicht of met eenige kunde, zelfs in Holland niet, kunnen verrassen. Het is met n woord: middelmatig. Het is daarenbo ven weinig eigen. Daardoor mist de Zweedsche verzameling en het nieuwe en het ongewoon-schoone. De tentoonstelling kon echter be langrijk geworden zijn door Vlamingen, die als individu er tentoonstelden. Het Kwiatkowska Krijtteekening Kunsthandel Santee Landweer Ik zou niet gaarne zoggen, dat Tytgat, Daeye of de beeldhouwer Jespers minder belangrijk zijn dan de Zweedsche goden. (?) maar geen van drieën hebben dat geweldig accent, dat b.v. een vroegere groep, die der Permeke's openbaarde .Daeye is een ietwat gemaniereerde vorm met vele bekoring in de kleur dikwijls, maar ge voelt onder die kleur geen hecht samenstel genoeg juist van vorm-kleur; hij kan inder daad een bekoorlijk werk soms maken, maar hij kan ook een werk te weinig vullen; hij is te gauw tevreden. Tytgat is meer getypeerd dan Daeye; hij heeft een zachtmoedige ironie (zeker soms niet zonder puntigheid) tegen het gedoe der menschen, te midden van een natuur, die zich afzijdig houdt. En Jespers? Alle moderne bewegingen der sculptuur vindt ge terug in dit werk en niet tot eigen bloed geworden. Toch zijn er enkle werken tusschen, die meer houvast geven, en dat zijn. de meer realistische. Jespers zal alleen iets bereiken langs dat realistische; als hij daaraan, williger geworden, meer toe geeft. In vreemdsoortighederi ligt zijn toekomst niet. En dan is er nog n teleurstelling op deze tentoonstelling. Dat zijn de stillevens van Permeke. Mijn eerbied voor het andere werk van Permeke is te groot, dan dat ik hier zijn falen zou verzwijgen. En dit falen komt voort uit een gebrek aan eerbied voor zich zelf; uit het bijgeloof, dat hij zich in picturalibus alles kan veroorlooven. Was hij pas in Stock holm overweldigend, hier in Antwer pen mist hij het daemonische ten eenenmale in zijn werk. Een tekort aan kritisclien zin en een roekeloos heid tegenover wat ge zelf maakt, verwekt soms onheilen... PLASSCHAERT Jan Sluyters. Magnolia's. Sted. Museum

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl