Historisch Archief 1877-1940
12
De Groene Amsterdammer van 9 Juni 1934
N o. 2975
Dramatische kroniek
Rubber
Henrik Scholte
Mevrouw Székely-l/ulofs' Bubber"
Welke óók de litteraire bezwaren tegen den
eersten kolonialen roman van mevrouw Sz
kelyLiulofs geweest mogen zijn, hij had althans het on
schatbare voordeel, in levend vleesch te snijden en
zonder gevoeligheden te sparen, regelrecht door te
dringen tot het hart van een brandend en groot
gezien koloniaal vraagstuk, dat met een subtiele
kennis van zaken en misschien meer nog met een
uitermate suggestief gevoel voor tropische atmos
feer werd uitgeschreven. Deze in onze litteratuur
zeldzame voordeelen van wat men zoo kunnen
noemen de psychische topografie werden in den
tooneelvorm, waarin zij voorzoover het ons
nationaal tooneel betreft nog zeldzamer zijn,
..U
Ito Katisha als Kikusan en Louis Saalborn als
John van Laer
grootendeels behouden. Dat overzicht en tegelijk
die liefde voor het object, die men eerst verkrijgt
wanneer men in staat is, dingen in den vreemde op
een afstand te schatten en in hun juiste verhou
dingen te overzien, hebben voor een tooneelstuk
gezorgd, dat stellig technisch niet feilloos is, maar
door de manier waarop het iets van den machtigen
adem op ons overdraagt van wat wij meenen, dat
Indiëen het Indische leven is, voorbestemd schijnt
tot een groot en deugdelijk publiek succes.. Een
succes, dat het tooneel in dezen tijd broodnoodig
heeft en elders zelfs bij perfecter geschreven mees
terwerken niet zoo heel dikwijls meer pleegt te
bereiken.
Vroeger plachten immers Indische
tooneelstukken zuiver locaal-Hollandsche gevallen te zijn.
slechts bij toeval tegen een Indischen achtergrond
geprojecteerd, die er zich dan ook niet mee ver
bond, maar als een losse Spaansche wand van een
paar palmen, waartegen het mondje vol Maleisch
?van een pseudo-Indischen bediende echo-de, achter
de intrigue bleef staan. De figuren van mevrouw
Székely-Lulofs zijn echter zóó van een zwoclen
tropengeur doordrenkt, de variaties van het thema
vloeien zóó harmonisch uit dat thema zelf voort,
dat men misschien voor de eerste maal als Hollan
der iets begrijpt van wat de rimboe op Sumatra is
en het harde, eenzame leven der Delianen in de
rubber-tuinen en de openingen" van het warme
oerwoud, een loven, dat schijnbaar zoo wreed
doortrild is van het onstilbare heimwee van een
soort vrijwillig vreemdelingenlegioen en toch, zoo
dra er meer dan drie blanken tusschen de Maleiers
samenhokken, den weerschijn afwerpt van onze
eigen coterietjes en miserabele standsverschillen.
Het is, in menig opzicht, geen jubileumboek van
ons koloniaal beleid, dat mevrouw Sz
kelyLulofs opendoet, maar de breedheid van haar vis ie
en de harde grootheid, waarvan haar figuren in al
hun onvolkomenheden bezield zijn, redden het
tooneelstuk van een verkeerde tendenz. Het is, in
dezen vorm, een eenvoudige getuigenis naar eer en
geweten van een, die het leven in de achterlanden.
van Medan kent, ook al zou zij de toestanden vóór
de crisis ietwat gearchaïseerd hebben, wat echter
geenszins beteekent, dat zij daarmede het zwaarte
punt verplaatst heeft. Logischer dan in de bewer
king van het tooneelstuk mogelijk was, vloeit in
het boek het oude in het nieuwe Indiëover, drama
tischer dan op het tooneel was in het geschreven
woord de adembeklemmende hausse in de stroeve
latex, die uit de tapsneden lekte, gevolgd door den
verbijsterenden val van wat onfeilbaar verzekerd
scheen. Alleen de rubber, de olie en het goud zelf
openen zulke perspectieven, waaraan mevrouw
Székely-Lulofs zich moedig gewaagd heeft.
Natuurlijk ontmoet men in haar stuk dan ook de
onvolkomenheden, welke aan een geforceerde trans
positie van den eenen stijl op den anderen inhaerent
zijn. In haar neiging om zooveel mogelijk van haar
boek aan te houden, heeft zij er niet toe kunnen
besluiten, een representatieve selectie uit haar
personen te maken. Alsof de romanvorm een onaan
tastbare werkelijkheid was, heeft zij de personen
niet dramatisch durven herzien. Er gebeurt daar
door te veel bij louter toeval, er verschijnen telkens
karakters ten tooneele, die haar later ontglippen en
er dan nog maar zoo'n beetje bij hangen, er worden
andere karakters middenin geïntroduceerd, die dan
hun verhaal of hun scènetje krijgen, waardoor zij
zelf hun geloofsbrieven moeten presenteeren in
plaats dat het drama dit logisch en krachtens
innerlijk verband en gerenoveerde schepping doet.
Maar dezelfde dialoog, die ook in het boek reeds
zoo scherp en kundig toegespitst is, vergoedt ook in
de zwakke compositie van het stuk veel, temeer
omdat de hoofdfiguren in wezen aangehouden
werden en juist deze figuren spreken als dragers
van grootere ideeën. Ook in het stuk staan deze
drie motieven overend: het leven der planters in
de kleine bungalows met niets anders dan de stom
pen der afgehakte boomen om zich heen, de ruwe
plezieren van de soos met de paitjes en splitjes
drinkende Hollanders in hun kwalijk zittende,
witte toetoeps en hun in loome kïbbelpartijtjes
opgaande, eenzaam tegenover elkaar opgedirkte
vrouwen, en als derde motief, vreemd en loerend op
den achtergrond, de suave ontastbaarheid van den
gedienstigen Oosterling. Het stuk heeft zelfs boven
het boek het voordeel, dat het de rubber-tragedie
meer collectief beziet en afstand doet van het
zwakke happy end; immers de figuren van Frank
en Marian blijven in het stuk slechts bijloopers, die
nergens naast de prachtig en ten volle uitgeëtste
karakters van een John van Laer en vooral een Jan
Meesters naar voren komen.
In het stuk is het wel vooral de figuur van dien
bonkigen, ordinairen, uiterst middelmatige n, maar
in zijn goedhartigheid en grondelooze eerlijkheid
gróóten Jan Meesters, die het leven der Douanen
personifiëert en in de voorstelling vond Oscar
Tourniaire hier een rol, die tot de waarlijke gebeur
tenissen van een tooneelseizoen behoort, liet was
of deze rol dronken van leven werd, zich vereen
zelvigde met den speler, zoodat geen accent, «een
intonatie, geen lach en geen vloek fout geplaatst
werd. Men aanvaardde deze rol voetstoots, een
zeldzaam gave creatie, die men sprakeloixs en opge
togen op liet tooneel zag leven.
Het is voorts de groote verdienste van Saalborn,
dat hij vooral op atmosfeer, op bijna filmische
nauwgezetheid van het detail had gelet. In uiterst
gelukkige decors en met een entourage, die soms
wonderen deed, vergat men de tekortkomingen van
kleinere rollen en vergaf men de neiging van zijn
regie om drukke tafereelen (gelijk tweemaal in de
trouwens onnoodige herhaling van de scènes in de
soos) te forceeren en te chargeeren. Zijn eigen rol
als John van Laer was prachtig ingezet, doch
verloor in zijn tegenspel tegen de niet al te over
tuigende Carla de llaet, om aan het slot, nadat
Kenée hem verlaten heeft en hij terugkeert naar
y.ijn oude ,,snaar", de Japansche huishoudster
Kikusan, met een paar groote momenten weer op
te halen. Deze Kikusan. waarin de Indische
actriceIto Katisha debuteerde, was trouwens een der
reinste en ontroerendste figuren, bijna zwijgzaam,
meestal hoorde men niet anders dan haar weeke
roepstem achter de schermen, maar eenmaal, bij
haar congé, van een superbe simpelheid van gebaar,
waarmee door alle theatrale Tondeleyo's van vroe
ger een streep gehaald werd. Twee der overige en
voor een deel maar half uitgewerkte bijfiguren
werden voorts voortreffelijk gespeeld : de piepjonge
,,sinkeh", met fijnen humor door Chris Baay uit
het leege niets opgetrokken, en de trieste intriguant
van Hemert, wiens lijfspreuk buigen, likken,
voegen, slikken" door de merkwaardige sterke en
bedwongen hartstochtelijke weergave van Frits
van Dongen het volle relief kreeg.
HET OUDE
HOLLANDSCHE
SCHILDERIJ VAN EEN
BEKEND MEESTER EN
IN GOEDEN STAAT
IS DE BESTE
BELEGGING
DE GROOTSTE EN
UITGEBREIDSTE
COLLECTIE IN
PERSOONLIJK BEZIT
HUYS VAN
JOHAN
DE WITT"
KNEUTERDIJK 6
DEN HAAG
N.V. KUNSTHANDEL
DORUS HERMSEN