De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 16 juni pagina 15

16 juni 1934 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 16 Juni 1934 15 Wil Duitschland depreciatie? fc» ;,r «U' f G. A. Klaasse Indien de rljksregeerlng devaluatie wenscbt, blijft bet nog de vraag of zij die, gezien den blnnenlandscben toestand, In de band beeft. Plus 9a change .... Zouden we het nu toch werkelijk weer beleven, dat de mark van de sokken gaai? Bn zullen we straks in Duitschland weer met billioenen werken alsof het Pfennige zijn? Moet de Duitsche hotelier weer gaan werken met «en Multiplikationsfaktor zooals in 1922 en 1923? J3n zullen we weer blocnote 's maken van de bank biljetten van een millioen Mark ? Zult ge uw brie yen uit Duitschland straks weer gefrankeerd krij?gen met postzegels van een paar ton marken? .Bn zoo zouden we nog een heele massa interessante vragen kunnen stellen. Aan de Limburg- Duitsche grens schijnen zich alweer tooneeltjes van straat handel in marken te hebben afgespeeld, zooals in de goede oude inflatiedagen van weleer. Waarom die plotselinge angst ? De goudvoorraad Van de Beichsbank is inderdaad tot een minimum gereduceerd, van 390 millioen in het begin van dit jaar is hij teruggevallen op 130 millioen eind Mei, en het lykt er op alsof nog steeds goud moet af vloeien. Het Engelsche voorbeeld in 1931 heeft Aangetoond hoe gauw men door een laatste restantje goudbezit heen kan zijn. Daarbij moet men ?echter bedenken, dat er tusschen de deviezenpositie in Engeland destijds en Duitschland nu niet de minste overeenstemming is. Wat daar het laatste goud als sneeuw voor de zon deed wegsmel ten was de vlucht van buitenlandsch kapitaal op de Londensche markt belegd. Uit Duitschland, waar naar verhouding nog meer uitheemsoh ver mogen is belegd, kan echter door de deviezenverordeningen geen cent vluchten. De factor, die het pond de das om deed, is voor de mark van geen enkele beteekenis. Maar er was nóg een oorzaak van den ponden val: de schromelijke achteruitgang van Engeland 's export, waardoor de loopend e posten" van de betalingsbalans een zeer omvang rijk deficit ad rond £ 100 millioen per jaar aan toonden. In dat opzicht is er wel degelijk over eenstemming. De handelsbeweging in de eerste vier maan den van het jaar geeft een passief saldo te zien van gemiddeld 37 millioen Mark per maand. Bovendien is van d.en export een deel met Sperrmarkeu betaald. Vervolgens is de betalingsbalans, behalve door het passieve handelsbalanssaldo, nog bezwaard met den rentedienst op de buitenland sche schuld. Weliswaar wordt in het loopende halfjaar van alle uit dien hoofde bij de Konversionsklasse gestorte bedragen maar 30% in devie zen betaald, maar de scrips die voor de andere 70 % "worden afgegeven, koopt de Golddiskontobank immers tegen 67%, zoodat tenslotte nog meer dan driekwart van den heelen rentedienst getransfe reerd wordt. Bedenkt men dan tenslotte, dat de onzichtbare betalmgsbalans-posten, die in vorige jaren een bate opleverden van ongeveer 350 a 400 millioen per jaar, aanmerkelijk achteruitgegaan zyn doordat het heele reizigersverkeer practisch met registermarken wordt gefinancierd, dan is het duidelijk dat het aanbod van marken de vraag niet onbelangrijk overtreft. Bij cijfers zooals hiervoren genoemd is 130 millioen goud geen potje ?waarop men lang kan teren. Hier komt echter het tweede punt van verschil met Engeland-van-September-1931. De handels beweging, zoowel als alle andere betalingen aan het buitenland, werd daar destijds volkomen vrij gela ten. Men liet het pond den vrijen loop. Duitschland echter heeft sinds eenige jaren nu al een volkomen gedisciplineerd" deviezenverkeer met het buiten land. Kapitaalsbewegingen zijn, zooals gezegd, heelemaal uitgeschakeld. Maar ook de loopende posten" van de betalingsbalans heeft men volko men in de hand. Steeds wordt vastgesteld voor tfelk bedrag een importeur goederen mag invoeren, Althans voor welk bedrag hij die in deviezen of in vrije marken" mag betalen, en op dit laatste komt het, met betrekking tot den invloed op den wisselkoers, aan. Die controle bestaat al sinds Mei 1931, maar zij heeft pas in de laatste maanden het karakter van scherpe rantsoeneering gekregen. De laatste wijziging houdt een reductie van het alge meen beschikbaar gestelde deviezencontingent tot een vijfde van het peil aan het begin van dit jaar in (al wordt daarmee voor bepaalde grond stoffen en artikelen: koper voor munitie en moto ren voor leger-vliegtuigen, zeker getransigeerd !). En wat betreft de tweede belangrijke post op de betalingsbalans: de schuldendienst, daaromtrent hebben de mededeelingen op de onlangs gehouden conferentie te Berlijn duidelijk doen zien wat de regeering van plan is, n.l. volledig stopzetten van het transfer met inkoop der aldus ontstane fundeeringsobligatiën tegen.... 40 %. Hetgeen op dezen post een,,deviezenbezuiniging" beteekent van 37%. Dit kan inderdaad nog niet voor l Juli in gaan, maar daarmee is nog slechts ruim een halve maand gemoeid. Hoewel dit niet met exacte cijfers te staven is mag men toch wel aannemen dat binnen zeer kor ten tijd de Duitsche regeering en de Beichsbank de situatie in deze weer zoover in de hand hebben, dat, als zij zulks willen, het evenwicht van de mark weer is bereikt. De omvang van de goudvoorraad doet er dan betrekkelijk weinig toe. Dat de mark zich sedert 1931 handhaafde is allerminst aan die goudvoorraad en aan den gouden standaard toe te schrijven doch aan de discipline van de mark", aan het feit dat de Beichsbank vraag en aanbod van de valuta tot op groote hoogte in de hand had. * * * Dit voor zoover betreft de externe" verhouding van de mark. De bodemlooze depreciatie van de naoorlogsjaren is intusschen allerminst in de eerste plaats uitgegaan van die externe verhoudingen, van de situatie der betalingsbalans. Deze was veeleer uitvloeisel van de primaire factor: de interne" waardedaling van de valuta uitgedrukt in de stijging der prijzen als gevolg van het inwer kingstellen der biljettenpers. De begrootingstekorten waren destijds de directe aanleiding, de inflatie" ging vooraf, daarna volgde de depreciatie. Op het oogenblik zou er voor zulk een interne waardedaling wellicht ook aanleiding kunnen zijn. Het budget sluit tot op zekere hoogte, maar vooral. dank zij het uitreiken van ,.Steuergutscheine" die nu al tot een bedrag van eenige milliarden in omloop zijn, en die voor zoover ze bij banken beleend zijn niets anders dan verkapte inflatie vertegenwoordigen. Men had even goed het gat in de begrooting met nieuw gedrukt bankpapier kunnen stoppen. Van een .sterke prijsstijging, als gevolg daarvan, is echter geen sprake geweest, wellicht als gevolg van de omvangrijke braaklig gende productieve krachten. Weliswaar is wellicht mede als gevolg van de bovengemelde financieele politiek het prijsniveau in Duitschland vrij hoog, hetgeen n van de oorzaken is dat het land met zijn export zooveel moeite heeft. Maar aanleiding tot een catastrofe is er toch allerminst. Dit alles kan intusschen hoogstens dienen voor de vraag of, buiten den uitdrukkelijken wensch van Duitsche regeering en Heichsbank om, depre ciatie van de mark dreigt. Wat echter in de laatste jaren allerminst het belangrijkste is voor het verloop van een valuta. Het geval Amerika heeft duidelijk getoond, dat, al heeft men nog zulk een groote goudvoorraad, de munt kan dalen wanneer de regeering dat maar wenscht. Vrage: zal de Duitsche regeering het voorbeeld van Engeland, Scandinavië, Vereenigde Staten en vele andere satellieten moedwillig volgen? Een van de voor naamste oorzaken van de nerveuse stemming voor de mark in de laatste dagen was een bericht uit Parijs, dat men. dat in Duitschland inderdaad van plan zou zijn door aanpassing van den wissel koers aan de oude pariteit met New York, een devaluatie dus met rond 40°/0. Voorop zij gesteld dat. als de Duitsche regeering daarin haar voordeel zag, zij waarschijnlijk geen moment zou aarzelen den Rijksbank-president ten spijt, die waarschijnlijk zelve wel niet ertoe te bewegen zal zijn de door hem destijds geredde mark den doodsteek toe te brengen. Maar nu is juist het voordeel zoo moeilijk te zien. Een traditioneel argument voor depreciatie is: stimuleering van den export. Die heeft Duitschland inderdaad hard noodig, maar.. . . het toeval wil nu juist dat dit land voor het onderhavige doel een Ersatz" heeft voor devaluatie, nl. een waardedaling van een deel der marken die voor de vereffening van den export gebruikt worden t.w. de bij de Konversionskasse geblokkeerde. Het Scripverfahren", straks toe te passen op de nieuwe fundeerings-obligatiën, geeft den exportstimulans waarvoor men dus de algeheele depreciatie niet noodig heeft. Scripdepreciatie treedt daar in de plaats van markdepreciatie en heeft dit groote voordeel: dat het nadeel alleen voor de buitenlandsche crediteuren is; alle schadelijke nevenverschijnselen, bij muntverval optredend, blijven hier achterwege. Waarbij nog komt, dat Duitschland zich toch wel zal realiseeren. dat, rekening houdend met het geheugen van het Duitsche volk, een koersdaling van de mark heel andere gevolgen zou doen hebben dan de pondenval in Engeland had. De Beiersche boer, door Feuchtwanger in Erfolg" beschreven, zou wel weer eens 23 naai machines kunnen gaan koopen om toch maar Sachwert" te hebben, en als de koophonger alge meen wordt is er aan de prijsstijging niet zoo gauw een eind, wat eerder de export zal belemmeren. Ook al is de Mark onder de F. 50,?gedaald (overigens nog geen laagterecord sedert de eerste deviezenmaatregelen in Mei 1931) en de termijnnoteering voor driemaands-marken zelfs een oogenblik tot 50, terwijl bankpapier tegen 53,50 werd gedaan, zegt dit voorloopig nog niets, behalve dan ten aanzien van de stemming" en den angst van het publiek. Op het oogenblik is de markt positie nog relatief zwak. omdat de nieuwe restric ties voor deviezen-beschikbaarstelling nog nauwe lijks effect sorteeren, en wat de rentebetaling be treft zelfs nog iri het geheel niet in werking getreden zijn. Straks kan dat beter worden. Vrage of de speculatie de markt kan desorganiseeren, op de contante markt zal dat alweer als gevolg van de deviozenwetgeving practisch niet mogelijk zijn. Voorloopig zal men goed doen onder den eersten indruk niet de juiste proporties uit het oog te ver liezen. De Beichsbank kan de situatie na de ge troffen maatregelen weer in de hand krijgen, en dan hoeft de minimale goudvoorraad geen bezwaar te zijn voor paritcitshandhaving. Maar of niet minister Schweriii ten aanzien van liet nut van devaluatie voor de oxportnijvcrheid van opinie zal veranderen? De vastheid der Berlijnsche beurs na het zoo juist bekend worden van het moratorium, ook voor Young- en Dawesleeniiigen. doet vreezen, dat men aldaar inflatie anticipeert. Nieuwe uitgaven K edcrlundsdtc vogels. Gekleurde platen van Sjoerd Kuperus, tekst van Dr. Jac. Thijsse. Uit gave van <le N.V. Drukkerij en Uitgeverij van de Erven J. J. Tijl te Zwolle. Met deze uitgave is een boekwerk tot stand ge komen, dat voor de vele vogelliefhebbers in eigen land oen groote aanwinst zal zijn. Een 80-tal vogelsoorten zijn door Kuperus groepsgewijze op twaalf platen vereenigd. Zoo ontstonden twaalf hoofdstukken, waarbij Dr. Thijsse van de op de plaat afgebeelde vogels allerlei bijzonderheden. vertelt. De laatste, die zooals bekend is, als haast geen. ander de natuur kent en bestudeerd heeft, heeft dit op onderhoudende en leerzame wijze g«daaii. liet is eenvoudige tekst, die zich ook uit stekend zal leencn om bij het onderwijs te worden gebruikt, want ook in die kringen zal dit werk met belangstelling worden ontvangen. Te meer daar voor het schoolgebruik een speciale uitvoering verkrijgbaar is, waarbij de platen los in een map bijeen zijn gevoegd en van den tekst een apart boekje is gemaakt. De platen zijn door Kuperus smaakvol en natuurgetrouw uitgevoerd en met groote nauwkeurigheid zijn de vaak zoo typische standen van de vogels gereproduceerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl