De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 23 juni pagina 7

23 juni 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

N O. 2977 De Groene Amsterdammer van 23 Juni 1934 Het Haagsche planetarium Dr. P. van Olsi Zes jaar geleden bood de firma Zeiss aan de gemeente Amsterdam (toentertijd nog rijk en royaal; quandoque mutata ab illa t) haar nieuwste planetarium-toestel met toebehooren aan voor driehonderdduizend mark. Hoewel de gemeente er een pasklaar gebouw voor had staan in den vorm van het Panorama, sprongen de onderhandelingen af wegens de hooge kosten en het problematische van een blijvende belangstelling bij niet-Amsterdammers, die de exploitatie zou moeten mogelijk maken. Den Haag is Amsterdam nu niet alleen voor geweest, maar zal ook wel de eenigste stad met een Zeiss-planetarium blijven daar het bezoekers-materiaal niet groot genoeg is voor twee naburige toestellen. Tijdens de onder handelingen met Amsterdam beschreef ik 26 Mei 1928 en 9 Juni 1928 het aangeboden apparaat in de Groene. Belangstellenden kunnen het daar opgraven. Als nieuwsgierige belangstellende trok ik onlangs naar den Haag om het beroemde toestel te zien werken, dat ik alleen uit beschrijvingen en foto's kende. Misschien interesseert men zich nu voor mqn indrukken. De Haagsche Courant heeft het waagstuk vol bracht, dat een particulier bedrijf allicht ook beter wagen kan dan een groote gemeente, om een groote uitgave te doen. Men moet natuurlijk in het oog houden dat in de eerste plaats de reclame hier wel een drijfveer zal geweest zijn, in de tweede plaats dat er niet een apart bouwwerk voor ge maakt moet worden, maar alleen bij de oprichting van een nieuw gebouw rekening gehouden moest worden met de bekroning door een planetarium, en in de derde plaats dat niet het dure apparaat werd aangeschaft, waarover ik indertijd schreef, maar een eenvoudiger toestel, dat belangrijk minder mogelijkheden oplevert, en dat in 1924 voor 't eerst werd gebruikt in het Duitsche Museum" te München. ** * Zooals men weet heeft een planetarium de bedoe ling den omloop der planeten om de zon op kleine schaal maar in de juiste tijdsverhoudingen voor oogen te voeren. Het toestel van Zeiss kan men eigenlijk beter een planetarium en stellarium noe men daar de sterrenhemel zelf een grooter aandeel heeft in hetgeen men ziet, dan ons benepen planetenstelsel. De zaalkoepel is een halve bol van vele meters middellijn (in den Haag: 12.5 meter) met een zeer ingewikkeld projectietoestel in het juiste midden. Dit projectietoestel is eigen lijk een samenstel van tooverlantaarns" zooals wij deze dingen in onze jonge jaren noemden; het is een kogelvormig complex van 87 toestellen, waarvan men er bij een lezing met lantaarnplaten anders slechts n noodig heeft. Twee en dertig dezer toestellen projecteeren op den zaalkoepel ieder een lantaarnplaatje, dat pikzwart is met talrijke gaat jes, zoodat züte samen 5400 lichtpunten op den koepel-binnenkant zichtbaar maken, precies ge rangschikt naar grootte en ligging der echte vaste sterreu die ons ongewapend oog aan den werkelijken hemel kon zien. Een lamp van 250 kaarsen, binnenin den projectie-kogel, is voldoende om een schitterend effect te verkrijgen. Tusschen deze 32 toestellen zitten er nog 20 die speciaal zorgen voor het projecteeren van den Melkweg, en 35, waarmee men naar willekeur de namen der belangrijkste sterrenbeelden kan projecteeren op den sterren hemel; de dierenriem-namen zijn afzonderlijk nog te projecteeren. In een aanhangsel aan de eene zijde bevindt zich een complex van vernuftige projectie-apparaatjes, die zon, maan en groote planeten kunnen projecteeren, en die vrij nauw keurig de juiste bewegingen dezer dwaal"sterren nabootsen. Het geheele complex, de bol met aanhangsel, kan draaien om een as, die evenwijdig is opgesteld met de aar das. Daardoor wordt het mogelijk alle hemelaspecten te toonen aphter elkaar, die den Haag in natura ook zou kunnen zien in den loop van dag en nacht niet alleen, maar ook in den loop van het jaar. Zeer toepasselijk is dan ook aan de Het verkeersfonds Teekening B. van Vlijmen Stoker Kalf f: Hiervan moet de schoorsteen rooken!" kunstmatige kim.de onderrand van den bolvormigen. koepel, een silhouet aangebracht van het stads aspect, gezien vanuit het hooge gebouw der Haag sche Courant. Naar gelang der draaisnelheid kan men naar willekeur een etmaal verkorten tot eenige minuten, maar bovendien kan men een jaar later afloopen in vier minuten, of in l minuut of zelfs in zeven seconden. De zaal heeft cirkelvormige rijen stoelen voor 160 menschen. Men zit eerst in gedempt licht om het oog eenigermate te wennen aan den overgang van het licht tot donker. Wordt dan de zaal donker gemaakt en de nog stilstaande sterrenhemel ge projecteerd dan krijgt men werkelijk de sensatie op een helderen winternacht buiten te staan. Be halve dat de sterren wat erg groot zijn, vooral de sterren der eerste grootte, die uit den aard der zaak vrij groote lichtschijfjes moeten zijn om helder te lijken, is de illusie vooral voor een leek volkomen. Kent men de voornaamste sterrenbeelden, dan gaat er iets van de illusie af, want nu en dan vraagt men zich af: ,,is mijn herinnering zóó onsecuur?" Het kan aan mijn plaats gelegen hebben, maar Orion leek mij van vreemd model; bij de opkomst zag ik hem in 't verkort, wat natuurlijk ongunstig is, maar bij zijn ondergang, recht tegenover mijn plaats, kwam er geen perspectief bij te pas en toch haperde er iets; ik kan echter niet twijfelen aan Zeiss' accuratesse, dus ik vrees dat het aan mijzelf of een of ander effect ligt, dat ik niet weet. Zoodra de hemel gaat draaien wordt de illusie veel zwakker. Als men niet middenin de zaal zit, krijgt men door perspectief een wonderlijke scheeve indruk der hemelbeweging. Maar men kan nu eenmaal niet met 160 menschen op n stoel in het midden zitten. De illusie wordt nog iets muider als de planeten geprojecteerd worden, want om deze herkenbaar te maken heeft men hen vergroot voorgesteld; men ziet dus duidelijk de ring van Saturnus, de aequatoriaal-banden van Jupiter e.d. De eigenaardige dwaalbeweging der planeten, het maken van lussen aan den hemel, doordat de planeet nu eens met de zon meeloopt, clan weer stilstaat, dan weer terugloopt, is prachtig te demonstreeren, hoewel de statigheid van den hemel eronder lijdt, dat vooral Mercurius en Venus als jongleurballen om de voortsehuivende zon heen en weer schieten. Maar als de hemel weer stil staat, hetzij met de winterbeelden Orion en omgeving hetzij met de zomerbeelden waarbij de driehoek Altair-DenebWega opvalt, dan kan men zich weer buiten wanen. Voor leeken lijkt mij een excursie naar den Haag zeer aan te bevelen om het planetarium te bezoe ken. Of het echter een didactisch hulpmiddel van den eersten rang" is, zooals ik de inrichting betiteld zag, waag ik te betwijfelen. Dat zou misschien eerder gezegd kunnen worden van het uitgebreider, duurder toestel dat later ontstond en waarmee de geheele hemel, dus ook de Zuidelijke, volkomen kan getoond worden met alle variaties van loodrechte tot parallele sfeer, dus van Indische nacht tot pool-nacht, waarbij ook de voornaamste hulpcirkels aan den hemel geprojecteerd kunnen worden (wat naar ik meen, in den Haag niet mogelijk is). Maar zelfs dan zie ik in het plarietaruim van Zeiss hoog stens een illustratie van hetgeen een goed docent aan zijn leerlingen duidelijk heeft gemaakt en dat deze leerlingen door een goed voorstellingsvermo gen en hersen-inspanning in zich opgenomen heb ben. Voor de meeste menschen geldt toch wel dat wat men vluchtig in zich opneemt, ook vlug er weer uit vliegt. Ik zou liever zien dat drie leerlin gen uit een klasse zich de planetenbeweging eigen maakten door zorgvuldig opteekenen der planetenstanden op1 een sterrenkaartje in den loop van een schoolcursus, dan dat dertig leerlingen alleen de planetenlussen kennen uit liet planetarium. Een pittige, levendige docent is meer een didac tisch hulpmiddel van den eersten rang", dan het meest nauwkeurige toestel. Een goed docent kan met niets meer bereiken dan een taai docent met alle hulpmiddelen, als men do hemel zelf maar niet als iets onbereikbaars beschouwt voor den modernen mensch, want zóó erg is 't gelukkig nog niet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl