Historisch Archief 1877-1940
Ne. 2878
De Groene Amsterdammer van 30 Juni 1934
15
It
Engeland dreigt met clearing
G. A. Klaasse
LDvltaeblaad praat met zijn crediteuren
Sir John Simon is boos geworden, zijn lankmoe
digheid is ten einde. Terwijl Engeland behoorde
tot de weinige landen welker vertegenwoordigers
ter Berlijnsche transferconferentie zich voorwaar
delijk accoord verklaarden met de toch zeer ver
gaande beperkingen door Duitschland voorgesteld,
schgnt de maat plotseling te zijn overgeloopen toen
aan die voorwaarden niet werd voldaan. De twee
gestelde eischen waren de volgende: volledig
transfer voor de rente van Dawes- en Young
leening, en.... geen discriminatie onder de verschil
lende crediteuren, d.w.z. geen speciale voorkeurs
regeling met Nederland en Zwitserland, zooals die
tot nu toe bestond. De inmiddels door Duitschland
afgekondigde bepalingen behelzen een volledige
stopzetting van het transfer inclusief voor de beide ~~
genoemde Rijksleeningen. Bovendien werden in- , [
middels met ons land en Zwitserland onderhande- ?
lingen aangeknoopt over een eventueele speciale
regeling.
Dat het de Engelsche regeering ernst was met
de twee gestelde voorwaarden bleek, toen, reeds
voordat Duitschland definitief zijn houding had
bepaald, een wetsontwerp werd ingediend om
clearing mogelijk te maken wanneer hat normale
betalingsverkeer met een land stokte. Neville
Ghamberlain heeft het niet onder stoelen of banken
gestoken, dat deze wet in de eerste plaats tegen
Duitschland zou worden toegepast. Hoezeer het
zwaartepunt wordt gelegd bij de Dawes- en Young
leening blijkt b.v. uit het feit, dat bij de behande
ling van de wet. in het Lagerhuis Chamberlain mee
deelde, dat overwogen kon worden om de clearing
niet verder door te voeren dan noodig was om de rente
op die beide leeningen binnen te halen. Een soort
' partieele clearing dus met een beperkt doel. Met
name schijnt men dus de wet niet te willen gebrui
ken om de nadeelen van de zeer drastische restrictie
der aan Duitsche importeurs door de Reichsbank
ter beschikking gestelde deviezen te verzachten.
* *
*
Wat nu betreft'de gerechtvaardigdheid der beide
eischen moet gezegd worden, dat een preferentieele
behandeling van de beide buitenlandsche Rijkslee
ningen eigenlijk niet past in het kader van de trans
ferbepalingen. Zoolang er nog deviezen uit het
handelsverkeer beschikbaar kwamen heeft men
daarvan in de eerste plaats de rente der beide,
leeningen ten volle voldaan, terwijl uit het restant
op de overige leeningen een gedeelte werd betaald.
Ook dat was eigenlijk niet erg verdedigbaar. Dat
men in de eerste plaats het staatscrediet hoog wil
houden is begrijpelijk, en wanneer het dan ook ging
om al of niet betalen van de rente dan zou een
uit. zonderingspositie van Rijksleeningen dus begrij
pelijk zijn. Nu echter alle Duitsche debiteuren
betalen, het de Reichsbank alleen aan deviezen
ontbreekt om de betaalde rente ten volle naar het
buitenland te laten overbrengen, was er vooreen
preferentie feitelijk al geen aanleiding, zij was inte
gendeel een willekeurige en onbillijke benadeeling
vwn de houders der andere obligatiën. Intusschen
is dat gebeurd en de crediteuren waren daarmee
ingenomen.
^«Op het oogenblik echter zijn er, volgens de
, stelling van de Reichsbank, in het geheel geen
deviezen meer beschikbaar voor rentebetaling.
Simon is het blijkbaar daarmee eens, al spreekt hij
dan ook in zijn nota over deviezen, die niet ver
antwoord zouden zijn, extra-deviezenverliezen
?van den laatsten tijd en soortgelijke vaagheden die
erop moeten duiden dat hij de voorstelling van
zaken toch niet ten volle vertrouwt. Maar van twee
en n: óf hij vertrouwt de Duitsche cijfers niet en
dan moet hij niet alleen voor de beide Rijksleenin
gen rente eischen, maar mag hij zich ook niet
accoord verklaren met volledige transferstopzet
ting voor de andere leeningen zooals hij dat thans
, .doet, of hij vertrouwt de cijfers wel en dan moet
. hij de consequenties trekken. Nu kan men ook in
dit geval natuurlijk nog bezwaar maken tegen den
' Duitechen maatregel. Aangenomen, dat bij de be
staande verhoudingen er niets voor rentetransfer
beschikbaar is, dan kan men verlangen dat Duitsch
land zoolang zijn invoeren inperkt tot er wel wat
overblijft, maar ook dan is er, zooala gezegd, een
reden om den Rijksleeningen alles ten goede te doen
komen.
De tweede eisch door Engeland gesteld is
nog veel oalogischer. De gemiddelde
Engelschman heeft een hard hoofd als het erop aan komt
te begrijpen waarom een ander betere rechten heeft
dan hij. Het is niet de moeite waard op deze kwestie
nog diep in te gaan omdat zelfs iedere leek zoo lang
zamerhand weet dat er van een discriminatie, een
preferentieele behandeling te onzen gunste in dezen
geen sprake is. Wat wij hebben verkregen boven
de anderen hebben wij betaald", in dier voege dat
wij daarvoor extra-invoeren hebben geaccepteerd.
Anders zou de zaak hebben gestaan wanneer de
aanvankelijke wensch onzer regeering was gevolgd.
Deze wilde bij de eerste onderhandelingen vol
ledige rentebetaling op grond van ons groote
invoeroverschot uit Duitschland, zoodat het zich
in dezelfde positie zou bevinden. De afspraken, zoo
als die echter tenslotte tot stand zijn gekomen.
hielden in dat wij, behalve het reeds bestaande
invoeroverschot, extra-invoer moesten accepteeren.
Ons uitgangspunt was: als er gebrek aan deviezen
uit den Duitschen export is om de rente te transfe
reeren dan moet dat maar komen ten laste van
die landen, welke niet genoeg invoeren; aan ons
ligt het blijkens ons importoverschot niet, der
halve moet dat importoverschot gebruikt worden
om onze couponhouders te betalen. Duitschland's
opinie was: het internationaal handelsverkeer moet
als geheel worden beschouwd. Wanneer een be
paald land een groot invoeroverschot van ons
accepteert, dan zal dat land, wanneer zijn handels
balans in evenwicht is, dus weer een exportover
schot naar een ander land hebben, een land dat
op zijn beurt bv. weer een exportoverschot naar
Duitschland heeft. Wanneer men nu in die ver
houding gaat ingrijpen door verrekening van
overschotten tegen intrest dan loopt het heele
internationale handelsverkeer vast. Wanneer onze
totale handelsbalans geen overschot voor rente
betaling laat, dan kunnen wij niet aan een bepaald
land, waarop een exportoverschot bestaat, toch
rente betalen, want dat overschot hebben wij
noodig om een importoverschot van elders te
betalen. Daarbij wordt uit het oog verloren dat
ons land als geheel een groot importoverschot heeft,
juist in direct verband met de renteinkomsten
van elders met name uit Duitschland. Het resultaat
is echter toch geweest, dat wij bij onze scripregeling
ons in overeenstemming met het Duitsche stand
punt niet in de eerste plaats hebben beroepen op
ons bestaand importoverschot ? wel daarmee
rekening gehouden maar nog eens extra-invoe
ren hebben geaccepteerd, zoodat wij tot op zekere
hoogte ons zelf hebben betaald."
Dat verliest Engeland bij zijn tweeden eisch vol
komen uit het oog. Waarbij nog komt, dat het
Duitsche argument van in het internationaal
handelsverkeer tegen elkaar wegvallende export
en importoverschotten in dit geval wel erg klem
mend is. Immers heeft het Vereenigd Koninkrijk
een sterk passieve handelsbalans met Duitschland,
het heele Empire, Engeland plus Dominions, dus
verkoopt veel meer aan Duitschland dan het van
daar betrekt. Het Instituut für
Konjunkturforschung schat voor 1934 voor Engeland een invoer
overschot uit Duitschland ad 153 millioen Mark,
voor het Empire daarentegen een uitvoeroverschot
naar dat land van niet minder dan 127 millioen.
* *
*
Het is opvallend, dat in de City de clearingwet
zoo weinig adhaesie, eerder oppositie in het leven
heeft geroepen. Blijkbaar voelen de banken niet
erg met hun cliënten, \\ien zij destijds Duitsche
waarden hebben verkocht, mee. Wat opperbest te
begrijpen is. Men vreest nl. dat, bij maatregelen
van de regeering tegen Duitschland, dit land wel
eens als repressaille de Stillhalteregeling ten aan
zien van Engeland zou kunnen opzeggen. Het
gevaar dat daarin schuilt is niet zoozeer dat men
dan op die credieten geen rente meer krijgt
dat zou de regeering via de clearing misschien weer
kunnen goed maken maar dat, zoodra op deze
credieten een moratorium van toepassing wordt,
de wissels niet meer bankabel zijn, hetgeen voor
de financieele positie van tal van accepting-houses
allerminst prettig' zou wezen. Dit geval toont
duidelijk aan hoezeer Duitschland goed gezien
heeft toen het in de Stillhalteregeling de bankiers
op de hand wilde krijgen voor verdere transfer
maatregelen.
* *
*
Intusschen wordt er op het oogenblik door een
Duitsche bankiersdelegatie in Londen gepraat".
Veel resultaat kan men nauwelijks verwachten.
Het is waar dat de op l Juli 1933 ingegane beper
kingen ook heel wat minder drastisch waren dan
Schacht in de Londensche besprekingen van Mei
had aangekondigd. Reeds toen had hij eerst vol
ledig stopzetten van het transfer aangegeven, en
onder den druk van de critiek der crediteuren
werd tenslotte maar 50 pCt. geblokkeerd. Het
verschil is echter dat hij toen niet meedeelde dat
er geen deviezen waren, maar dat hij den goud
voorraad van de Reichsbank tot een dragelijk peil
wilde opvoeren. Toen hij dat doel liet vervallen
kon dus voor transfer wat vrijgegeven worden.
Nu heeft hij gezegd, dat er niet meer is, dus het
is nauwelijks te verwachten dat hij bv. voor
Dawesen Youngleening concessies zal doen. Van den
kikker, dien hij beweert te zijn, kan hij geen veeren
te plukken aanbieden zonder inconsequent te
worden. Terwijl het tenslotte den onderhandelaren
wel toevertrouwd zal zijn den Engelschen het cijfer
van de handelsbeweging met de Dominions onder
oogen te brengen I Het resultaat der onderhande
lingen is voor ons niet zonder belang, gezien Enge
land's tweede eisch; al zijn er natuurlijk, behalve
ons eigen clearingwapen, nog allerlei middelen om
in wezen de regeling van voorheen te handhaven
zonder dat de schijn van preferentie hetzelfde is.
Op het oogenblik betaalt Duitschland onze cou
pons vol uit, in de toekomst zou onze regeering
eventueel de fundeeringsbonds kunnen koopen
en daarmee iets ondernemen op het stuk van den
extra-invoer dien wij ook voorheen kenden.
* *
*
Het meest frappant in de heele zaak lijkt mij
dat er n punt is van zeer rechtmatige en hoogst
ernstige critiek, dat men nauwelijks verneemt, en
dat althans Engeland niet heeft aangeroerd.
Wanneer maar Dawes- en Youngleening betaald
worden gaat men er daar mee accoord, dat de
rest in fundeeringbonds wordt betaald. Die papie
ren zullen, volgens het voorstel van de Reichsbank,
door deze worden teruggekocht, tot nader order
voor 40 pCt. Dat men tot terugkoop bereid is mag
geen bijzondere concessie heeten. Het motief van
de fundeering is gebrek aan deviezen, wanneer de
houders van de coupons willen meewerken om den
export te vergrooten dan is het hun goed recht
om daaruit de deviezen te krijgen. Hetzelfde ge
beurde trouwens tot nu toe ook al met de scrips.
Het instituut van den zusatzlichen Export is genoeg
bekend geworden om geen bijzondere toelichting
meer te behoeven. Wanneer de houders der
fundingbonds genoegen nemen met een zeker disagio, kan
dat aan Duitsche exporteurs ter beschikking wor
den gesteld om verlies op export te dekken, zoodat
men uitvoer kan krijgen die anders onmogelijk
zou zijn, de daaruit voortvloeiende deviezen kunnen
de obligatiehouders ontvangen. In dat verband
echter kan men het bod ad 40 pOt. gerust een
hemeltergend schandaal noemen. Dat bod
beteekent, dat de Duitsche exporteur voor 40 mark
aan deviezen honderd mark kan krijgen, hetgeen
dus een uitvoerpremie van 150 pCt.beteekenl. Het
behoeft wel geen betoog, dat dit bij lange na niet
noodig is. De oorzaak is alleen dat men den expor
teur maar voor een deel van zijn uitvoeropbrengsl
deze faciliteit wil geven, opdat de rest in vrije
deviezen" binnenkomt. Maar die vrije deviezen
krijgt de couponhouder, met wiens hulp ze alleen
kunnen binnenkomen, niet. De crediteuren zullen
in zulk geval moeten verlangen dat met hun. fun
deeringsbonds geen grootere Zusatzexport bewerkt
wordt dan tot het nominale bedrag, het disagio
zal dan veel en veel kleiner kunnen zijn dan 60 pCt.
zooals nu geboden wordt!