Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 30 Juni 1934
No. 2978
H. P. G. Quack
2 Juli 1834?1934
Toen Amsterdam nog niet de popelende volks
stad was geworden, die het nu is; vóórdat de
twintigste eeuw, onverwacht, de menschheid on
dersteboven is komen schudden, was er in de
hoofdstad een betrekkelijk kleine kring, die in
vrijwel alle opzichten als toonaangevend gold.
Iedereen kende iedereen. Men deelde elkanders
opvattingen, plannen, manieren, belangstelling en
vermaken. Het was een kring van zeer beschaafde,
degelijke, werkzame, stevige figuren, Zij gingen
de burgerij in alles vóór. De zonen volgden de
wegen der vaders. In de groote zaken kruisten
de verschillende persoonlijkheden zich overal weer.
Die zaken domineerden het wel en wee van de
hoofdstad. Het was niet de laatdunkende patrici
rsmacht uit vroegeren tijd. Alles was onbepaalder,
beminnelijker, eenvoudiger. Maar het waren toch
de hanen van het hoenderhok.
Zoo was het in de jaren, laat ons zeggen, van
1870 tot 1900.
Het is een kring, die veel heeft tot stand ge
bracht en gepresteerd. Hij is nu ci-devant; in Neder
landsen begrip omgezet: eenfaubourgSt.Germain.
In dien kring heeft een man geleefd, die, nu men
ons op den honderdsten terugkeer van zijn ge
boortedag opmerkzaam heeft gemaakt, alle aan
leiding geeft, een en ander op te halen. Niet als
historische herinnering. Als zoodanig zouden vele
anderen markanter zijn. Quack hoorde er namelijk
eigenlijk niet in thuis en werd er ook niet volkomen
ernstig genomen. Hij was daarvoor te veel een
man van algemeene ideeën en verreikende per
spectieven. Maar daardoor ook juist is hij iets
anders dan een merkwaardigheid uit het verleden
gebleven. Hij is een onbewuste en onbestemde
voorbode.
De jonge Amsterdammer, en de jonge Neder
lander, die nog Quack's boeiend geschreven
,,Levenaherinneringen", in 1913 uitgegeven, willen op
slaan op zichzelf reeds iets zeer ongewoons voor
iemand die tevens lid van de belangrijkste commis
sariaten en directoraten was, zooiets te schrijven
de ouderen, die nog met zijn standaardwerk
De Socialisten", den weg willen zoeken, zij
zullen er ontzaglijk veel waardevols in vinden en
aanknooping met het oogenblik.
Quack zelf zou geheel niet meer van dezen
tijd zijn. Ik stam van een verarmde familie uit
Nijmegen in Gelderland", zoo begon hij zijn auto
biografie. En toen ik na mijn promotie een onder
houd met mijn vader had over den weg, dien ik
nu had in te slaan, kwam eerst goed tot mijn
besef dat ik bepaald zeer arm was." Hij heeft zijn
weg gemaakt tot dien van den welgestelden, ge
zeten Keizersgrachtbewoner.
Vrijwel historie wordt wat hij heeft te ver
halen van den geheelen economischen opbloei
van Amsterdam, om te beginnen als Secre
taris van de Kamer van Koophandel: de door
graving van het Noordzeekanaal, de
spoorwegaanleg, de havenuitbreiding, het Merwedekanaal
en wat al meer. Historie ook, de letterkundige
heerschappij van de wfaredactie. Historie, bijna,
de scheppende arbeid met de Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen; dan de moder
niseering van het beleid der Nederlandsche Bank;
de expansie van de Nederlandsche
Handelmaatschappij; de ontwikkeling van de Kon. Neder
landsche Stoombootmaatschappij. In al die din
gen hebben de talenten van Quack meegewerkt.
Hij heeft van dat alles de glorie aanschouwd, de
kracht en inspanning gekend, die er aan ten koste
zijn gelegd. Het is alles nu doodgewoon, het meeste
alweer noodlijdend geworden. De nieuwe aan
passing, die thans zoo hoog noodig is, blijkt nog
niet gevonden. Wanneer er n gevaar is, waarte
gen thans met den grootst mogelijken nadruk te
waarschuwen valt, dan is het juist tegen een steeds
zich nog dood turen op dat welgeslaagde verleden.
Wanneer er in het leven van het voorgeslacht n
les is, dan is het deze, dat alles steeds weer opnieuw,
en steeds weer anders moet worden aangepakt!
De bijzonderheid van Quack's leven is, dat hij
in die toenmalige omgeving de gedachten naar het
geheel nieuwe heeft gestuurd. Naar hervorming !
Dat nieuwe was toen nog veel muider naderend,
veel schimachtiger dan later is uitgekomen. Als
zoodanig heeft Quack in de stevige
bourgeoissamenleving dier dagen geïsoleerd gestaan; al
heeft hij zich in feite erbij aangesloten. In gedachte
was hij vervuld van gansch andere verwikkelingen
der menschenmaatschappij, en van de noodzake
lijkheden der maatschappelijke verbetering. Het
sociale hervormingstijdperk was toen ternauwer
nood aangebroken, en in ons vaderland evenzeer
een ongekend en onbeminde zaak. Quack kwam
te behooren tot de katheder-socialisten, en ge
durende de jaren van zijn professoraat te Utrecht
rijpte de behoefte een boek te schrijven om, juist
ook bij de rijken, het socialisme te doen waar
deeren. Geen strijdliteratuur ten gebruike der
socialisten, maar, zooals hij 't heeft uitgedrukt:
een werk, dat zou dienen tot het opwekken van
zelfverwijt bij de rijken. Om den lieden van zijn
omgeving te beduiden, dat er nog iets anders te
doen was dan enkel zich voor te bereiden, om den
schok van een aanval op onze maatschappij af
te slaan.
Hij heeft de bouwmeesters en architecten willen
teekenen van een huis der toekomst; en daarmede
toonen, dat het socialisme niet alleen een uiting
van de ontevredenheid der lagere klassen was,
maar ook een bruikbare bouwstof voor de toe
komst der samenleving.
Daartoe heeft hij zich tot een geweldigen arbeid
gezet, dien alleen een begaafde en vlugge geest
als de zijne, bij zooveel anders, verzetten kon.
Van de grijze tijden der oudheid af, door de middel
eeuwen heen, tot de volle bewegingen van socia
lisme, sociaal-democratie, communisme en anar
chisme in de 19e eeuw, heeft hij de denkbeelden
van alle voormannen en profeten der socialistische
bewegingen zorgvuldig ontleed en beschreven.
Persoonlijk heeft hij een eindelooze massa van
geschriften doorgewerkt, en in de talrijke deelen
van zijn ,,De Socialisten", Personen en Stelsels
verwerkt.
Quack was voor die gedachten geen ijveraar.
Hij heeft er niet voor geleden, gestreden, geleefd.
Hij is er in Nederland de geschiedschrijver, en
de sympathiek gezinde geschiedschrijver van
geworden. Dit was op zichzelf een daad, vooral
in die dagen, toen een socialist nog onvoorwaarde
lijk als kind des duivels gold. Met de daad heeft
hij er verder niet toe medegewerkt. Hij werd
directeur van de Nederlandsche Bank. Zijn boek
echter heeft de ronde gedaan. De warmte, en het
weergalooze talent waarmede het geschreven
is, hebben menigeen, juist in den bourgeoiskring,
gepakt. Het heeft geen volgelingen opgeroepen.
Maar het heeft er toe meegewerkt, de mogelijk
heid van 't socialistisch streven te doen inburgeren.
Profetisch klinkt de slotzin van het laatste hoofd
stuk op den drempel der twintigste eeuw":
tegenover het schijnheilig beroep op vrijheid, stiet
ik mijn "kreet uit voor de geyieenschap.
Het nationaal-socialisme kon hij bij dien
drempel nog niet te zien krijgen. Hij zou er van
ontsteld zijn, en er toch ook alweer geest van zijn
geest in teruggevonden hebben.
Beter in onze dagen, dan toen, kan men nu
in een figuur als Quack een werkelijkheid zien.
Toen moest het zijn: of vóór, of tégen. Iemand
als hém, noemde men tweeslachtig. Ijveren
voor krachtige productie, voor gezond staats
bestuur, en tevens waardeering te schenken
aan 't socialisme, scheen niet samen te gaan.
Thans zijn het geen idealistische hervormers, maar
leiders van de daad, die socialisme doorvoeren.
Ziet naar Roosevelt, naar Duitschland, naar
Rome, zoo goed als naar Moscou. In Oost en
West, overal worden geweldige socialistische proef
nemingen opgezet. Wie daartegenover nog alleen
maar, al pruttelende, de deugden van het vrije
individualisme meent te moeten verkondigen,
praat met de stem van 't verleden, misschien
weer eens de stem van een vél, vél verdere
toekomst, maar van de toekomst die ons
aangaat, niet!
Zoo kunnen wij nu in een figuur als Quack die
van een onbewusten voorlooper zien. Ten deele
zelfs bewust.
* *
*
Hij is den 6en Januari 1917 gestorven, gelijk
alle menschen sterven zullen: onvoldaan over
niet verwezenlijkte verwachtingen. Als een wee
moedig zinnebeeld kreeg ik zijn jeugdige buur
man", uit zijn nalatenschap, het bronzen beeld
van den vermoeid terneergezegen strijder, bij
een gebroken zwaard: De Arbeid".
En niettemin: een werk als het zijne, is geen
broze fantasie. De denkers en werkers en ver
kondigers van systemen, waarmede hij vervuld
was, zijn geen enkel fantasten. Wij ervaren veeleer
hun heftige werkelijkheid. Het is niet verwonder
lijk dat in Quack's studiën steeds een groote be
langstelling en voorliefde is gebleken voor do
middeleeuwsche samenleving, en dat hij haar
verschillende deugden prees boven die der 19e eeuw.
In hoevele opzichten toch brengt niet de praktijk
onzer dagen weer voorbeelden van middeleeuwsche
instellingen tot herleving: corporaties, prijszet
tingen, gereglementeerde handel en bedrijf,
gemeenschapszorg, wat niet al!
Quack zag in dit alles meer inenschenliefde,
meer gemeenschapszin.
Aan het einde van zijn boek plaatste hij een
wonderschoon vignet, door zijn vriend Der Kin
deren voor hem geteekend. Ken vrouwefiguti r
uit dien mystieken tijd der middeleeuwen, waarin
zijn denkbeelden zoo vaak een rustpunt vonden.
En er onder de woorden Pacem imploro". Ik
smeek om vrede.
Hij heeft mij eens uitgelegd, dat het in 't bij
zonder de vrede tusschen twee beginselen was,
waarop hij aldus hoopte: tusschen de idee van de
gemeenschap en van de persoonlijke werk
zaamheid. De aanpassing van den enkeling aan het
gezamenlijke.
Wanneer sterker dan in onze dagen van
nu, hebben wij dezen wensch ooit gehoord? Geen
strijd der klassen, der partijen, der groepen,
maar ordelijke samenwerking tusschen allen !
Nu wordt deze door dictatoren als gebod opgelegd.
Doch de moeder van deze autoritaire geboden
blijft toch de wensch des harten: het paceni
imploro, waarvan Quack zoo aangrijpend uiting
gegeven heeft. J. A. VAN HAMEL
PACEM
IMPLORO