Historisch Archief 1877-1940
Ondekerkstoren
Klokken klinken
Bij de Beiaard-wedatrJjden
\ Er is geen enkele kunst, die zoo weinig artis
tieke pretenties heeft en die wij zoo als een van
zelfsprekend feit aanvaarden, als de beiaardkunst.
Wanneer een pianist in een zaaltje voor vijftig,
zestig personen zijn instrument bespeelt, loopt in
ieder plaatselijk blad dadelijk minstens een halve
_ kolom vol, waarin 's mans prestatie in een
aesthetische beschouwing consciëntieus besproken wordt.
Wanneer een klokkenist zijn klimtocht in den
toren heeft gemaakt en, zwoegend aan zijn
stokkenklavier de sonore klokkeklanken over daken
en straten heeft gedreven, wordt daar geen regel
aan gespendeerd. In deze vergelijking ligt geen
verwijt besloten l De hemel spare ons ervoor,
dat men een carillonbespeling gaat beschouwen als
een concert, dat het klokkenspel betrokken wordt
in de exclusieve vocabulaire der concertcritiek.
? De beiaardkunst is de kunst van de onbegrensde
ruimte, van den wind en de wolken, van stad en
atmosfeer. Zy is geheel ingesteld op de wijdheid
van het Hollandsche landschap en tegelijkertijd
gericht op de intimiteit van den oud-Hollandschen
stedebouw. Het is van onze voorvaderen, de
praalhanzen der Gouden Eeuw, een onbetaalbaar
idee geweest, wel honderd torens te vullen met
imposante rijen van monumentale, 'dure klokken.
Zn de muzikale waarde verdiepten zij zich niet;
zij beschouwden deze aanwinst enkel als een
;. welkome, luidruchtige manifestatie van hun waar
digheid en welvaart. De burgemeesteren van Am
sterdam maakten in 1655 de royale geste, de ge
broeders Hemony, die uit Lotharingen afkomstig
waren en in Zutfen en Deventer reeds voortref
felijke klokken hadden gegoten, uit te noodigen
om zich in Amsterdam te vestigen en hun op
dracht te verleenen tot het aanbrengen van vol
ledige spelen in den Munttoren, Oudekerkstoren,
Baadhuistoren (thans Paleis), Wester- en
Zuidertoren. Men kan zich voorstellen, welk een bloei
end bedrijf dat van Pierre en Francois Hemony,
die als vakman kunstenaar en als kunstenaar
vakman waren, was: heel den dag het zangerig
geluid van de versch-gegoten klokken, die met
scherpe beitels gedwongen werden, den zuiveren
toon voort te brengen, waartoe zij reeds bij de
bereiding van de klokspijs waren bestemd. Het
gestadig aangroeien van de series sierlijke en
evenmatige bellen die zich als superieure wezens het
recht veroorloofden, een eigen persoonlijkheid te
bezitten: Hemony heeft mij gegoten voor de stad
Amsterdam" ---- Daarna het moeizaam transport
naar het doorluchtige gedeelte van de torenspits,
waar zij, blootgesteld aan storm en zon, de eeuwen
zouden trotseeren.
Hetgeen oorspronkelijk bedoeld was als wijdsch
decorum van een welvarend huid, heeft zich lang
zamerhand vastgezet als een onmisbaar element
in het eigen leven van de steden, ingesponnen als
een elementaire wezenstrek in het Hollandsche
landschap. De Hollandsche steden zouden dor
worden en vaal, wanneer haar het klokkenspel ont
nomen werd. Wij kunnen ons Amsterdam niet
meer voorstellen zonder de zingende torens,
Utrecht niet zonder het Dom-carillon, de Veluwe
niet zonder de aardige klokkenspelen van
Barneveld en Nijkerk. Karel Capek schreef in het hoofd
stuk Grachten en Kanalen van zijn aforistisch
boekje Over Holland": Maar het meest
grachtelijke effect ontstaat als tegen den avond de -klokken
van de torens over het donkere water beieren. De
klanken zijn als zware druppels die resoneeren op
de duistere en vredige oppervlakte van het water.
U zoudt bijna kunnen denken, dat deze vrome
tonen honderden en honderden jaren lang reeds
werden neergestrooid en dooreengemengeld, en op
die manier de oorzaak waren van de rust op de
grachten." , »
over Nederland
Wouter Paap
Toch heeft het bijna drie eeuwen geduurd, al
vorens men de waarde van het kostbaar gemeen
goed, dat wij in de zestig carillons van ons land
nog bezitten, op de juiste waarde begon te schatten.
De eer van deze herontdekking komt toe aan de
Vlamingen, die in de zeventiende eeuw eveneens
deel hebben gehad aam den weelderigen aanschaf
van carillons en de Hemony's o.a. aan het werk
gehad hebben in Antwerpen, Mechelen en Gent.
Jef Denijn verloste het beiaardschap uit het dorre
.isolement van een ondergeschikt bijbaantje en
maakte deze functie tot een joyeus en dankbaar
vak, een zelfstandige kunst. Denijn heeft een
sterke trilling van nieuw leven door den
Mechelechen beiaard gestuwd; de klokken werden wakker
geschud in letterlijken zin en haar uitbundige
muziek vond spontaan weerklank in alle torens, waar
een carillon op deze wedergeboorte rustig hing te
wachten. De Mechelsche beiaardschool werd een
nijvere werkplaats, waar dag aan dag de perfectie
van techniek en spel wordt nagestreefd. Deze pro
paganda vond, dank zij de activiteit van William
Gorham Bice, ook weerklank in Amerika; daar
werden in tien jaar tijds vijf en dertig carillons
aangebracht. Uit ons land trokken ondernemende
beiaardiers naar beneden den Moerdijk om in dit
levendig centrum alle geheimen van deze kunst
te leeren kennen: Timmermans uit Rotterdam,
Van Balkom uit Den Bosch, Meijll uit Nijkerk,
Creman uit Amsterdam, Gort uit Arnhem, Van
Langen uit Alkmaar, die alle virtuoze beiaar
diers geworden zijn in wier spel sportiviteit en mu
zikaliteit een blijvend compromis gesloten hebben.
Deze prachtige stimulans bleek intusschen een
gevaar mee te brengen: onder deze Vlaamsche
prioriteit dreigt het Hollandsche klokkenspel aan
zijn oorspronkelijken eenvoud en openheid in te
boeten. De Vlamingen hebben de klok niet willen
aanvaarden als een percussie-lichaam, dat na den
enkelen slag van klepel tegen klokwand, uit wil
klinken. Denijn heeft den Mechelschen beiaard
zoodanig ingericht, dat de klepel door snelle rof
feling de illusie kan geven van n
lang-aangehouden toon. Het is mij bij leerlingen van Denijn
meermalen opgevallen, dat deze mogelijkheid hun
aanleiding gaf, deze zangerigheid zoo ver door te
drijven, dat het karakter van den beiaard tot een
orgel-effect werd geforceerd. Deze methode moge
den Vlaming, den lyricus van het groote gebaar,
die de Muze tekort vreest te doen wanneer hij
niet met de noodige pompositeit te werk gaat,
voldoening schenken, ??wij Hollanders, die wat
minder uitbundig zijn, kunnen m.i. deze speelwijze
op den duur aanvaarden noch continueeren. De
enkele toon van een zuiver-gegoten klok, vooral
van een Hemony, is op zichzelf reeds zoo sonoor,
weldadig en bevredigend, dat men deze door middel
van veelvuldig tremolo werkelijk niet tot grooter
capaciteit behoeft aan te zetten. Hoe minder men
aan de klokken rammelt, des te beter blijven zij
zichzelf en juist een beiaardkunst welke onmiddel
lijk voortvloeit uit het wezen van de klokken,
zonder haar klank onnoodig op te voeren of opzette
lijk aan te dikken, zal het mooiste resultaat be
reiken. Het beurtelings in passages en accoorden,
aanslaan en uitklinken der klokken geeft reeds
bij het mechanisch spel een onvergelijkelijk klank
veld. Een gigantisch instrument als een klokken
spel is niet geïnteresseerd bij menschelijke ge
moedsontladingen; dit amalgaam van koper in
brons leeft een eigen leven en heeft aan de enkele be
drevenheid van den klokkenist genoeg. Deze
vereischte objectiviteit is den Vlaming van aanleg
vreemd, doch zij ligt den Hollander bijzonder goed.
Wanneer de Hollandsche beiaardier zich aan deze
simplistische speelwijze, welke virtuositeit geens
zins behoeft uit te sluiten, houdt, kan de
beiaardkunst slechts worden verrijkt. Immers zij toont
dan twee aspecten: de Vlaamsche, die zangerig is>
en barok, en de Hollandsche, die een helderheid,
doorzichtigheid en speelschheid bezit, welke (niet
temin I) den volksaard geen oogenblik geweld aan
doet. Het klokkenspel is, veel meer dan een
individueele prestatie, een gemeenschapsuiting. En de
muziek van de torens kan de latente muzikaliteit
van een volk haar duidelijkst afgeteekenden, meest
directen uitweg vinden. Evenals in het volkslied
dat allereerst voor den beiaard in aanmerking
dient te komen! worde ook in de improvisatie,
de bewerking en de vrije compositie voor het klok
kenspel, de muziek tot haar heidersten en
eenvoudigsten staat herleid.