Historisch Archief 1877-1940
\
De Groene Amsterdammer van 14 Juli 1934
No. 2980
Kardinaal Faulhaber
(nlot rnn pnff. 2)
S pr eekzaal
Het ryksgerecht begint, alle pacifisten naar de
tuchthuizen te sturen. Faulhaber echter daagt
de pacifisten uit, moed tot den vrede te hebben.
Ondertusschen geraakt Duitschland steeds die
per in den nationalist ischen roes. Faulhaber staat
bijna op een eiland. In Februari 1932 roept hij
van den kansel te München den volkeren toe:
,,De militaire ontwapening moet aan de moreele
ontwapening voorafgaan. De nimbus van de
uniform en de militaire parade is verbleekt....
De rechtsgelijkheid onder de volken wordt echter
niet daardoor bereikt, dat de Duitsche ontwapende
weermacht opnieuw bewapend en in den wed
strijd van steeds nieuwe bewapeningen betrokken
wordt, doch daardoor, dat de opnieuw bewapende
en overbewapende volken ontwapend worden."
De katholieke kerk merkt de ontevredenheid
van het volk over het heerschende economische
stelsel. Wil zij niet het contact met de massa ver
liezen, dan moet zij haar tegemoettreden. De con
servatieve Faulhaber, die den materieelen vooruit
gang in zijn hart veracht, vindt echter den juisten
toon: ,,De goederen der aarde zijn niet goed ver
deeld. Een dergelijke ongelijkheid kan niet in
Gods bedoelingen liggen. In de toekomst tenminste
moeten de nieuw voortgebrachte goederen meer
den loonarbeiders ten goede komen. Het is on
rechtvaardig, wanneer de eene ondanks eerlijken
arbeidswil verhongert, de andere een rente in
weelde verteert. Wij staan hier wederom voor een
punt, vanwaar wij.op andere wijze moeten gaan
leeren en van een overschot van den
kapitalistischen economischen tijd moeten afscheid ne
men !" De kardinaal voelt, waar het heen gaat.
Nog kort tevoren geeselde hij de verwording der
zeden als ergste kwaad des tijds, maar thans ziet
hij de noodzakelijkheid in, zich tot grootere
vraagstukken te wenden. Te laat. De.,
nationaalsocialistische demagogen hebben sneller gearbeid.
Faulhaber oefent drang'uit op de Beiersche re
geering, om aan de berusting van de Berlijnsche
regeering weerstand te bieden. Ook daarvoor is
het te laat.
Uitler komt. De politiek van het Duitsche ka
tholicisme, die Brüning de nederlaag niet kon
besparen, legt het hoofd in den schoot. De katho
lieke kerk maakt met den ex-gecommuniceerd
vrede; zij buigt zich, zoolang de massa het nieuwe
idool huldigt. Nauwelijks is de eerste ontevreden
heid bij het volk te bemerken, of de kerk ver
andert haar tactiek. Faulhaber zwijgt niet langer.
Zijn woorden rollen donderend neer, de onder
worpenen worden aangemoedigd. Zijn voorbeeld
werkt opwekkend. Katholieke priesters, die reeds
op het punt stonden, van hun kerken kathedralen
Van het nationaal-socialisme te maken, worden
wederom strijders. Faulhaber waagt het, het
.,nieuwe heidendom" aan te vallen. Rechtop en
kloek staat hij in de stampvolle kerken van Mün
chen op den kansel, zijn woorden worden door
luidsprekers naar andere bedehuizen overgebracht;
voor de kerkdeuren verzamelen zich de menschen,
die allen een krachtig woord willen hooren tegen
het nationaal-socialisme. Hij houdt de-dappere
adventpreeken, geeselt de Germanen als
cultuurloos volk en waagt het, Israël het Godsvolk te
noemen* De harten van de onderdrukten keeren
zich naar hem toe. Hij dondert tegen de
nieuwDuitsche lasteraars van het Oude Testament,
waaruit hij de voor de geheele wereld eeuwig
geldende: zedenwet afleidt. ,,öf wij gelooven aan
de inspiratie van de Heilige Schrift, óf wij moe
ten tot het joodsche volk zeggen: Gij zijt het ge
niaalste rae in de wereldgeschiedenis." Hij bekom
mert zich er niet om, dat zij steenen door de
vensters naar bem werpen, z\jn leven bedreigen.
De dwazen weten niet, dat de katholieke kerk juist
den wal tegen den rooden vloed opwerpt, die
niet alleen de conservatieven, doch ook de door
de heerschappij verjaagde nationaal-socialisten
tegen de wraak van het volk zal beschermen.
Door Faulhaber's woord is de geestdrift voor het
godswoord weer opnieuw ontvlamd, omdat men
schen, die hulp zoeken tegen het geweld, in den
kerk vorst de belichaming van hun verwachting
zien. Zijn dapperheid*' bezorgt de kerk millioenen
nieuw gewonnen zielen.
\
Het Nederlandsch tooneelverbond
Reformatie?
In een brochure van ruim 40 jaar geledon
getiteld:
-,,De massa moet het weten", onder den schuil
naam ,,Viribus Unitus", vond ik de volgende
opmerking:
,.De oprichters van het Tooneelverbond hadden kunnen
voorzien, dat het meerendeel der leden gaarne ? 5.
per jaar wilde betalen en naar den schouwburg gaan,
maar verder geen last wilde hebben en dat, wilde het
Bestuur het doel bereiken, samenwerking met de vaklui
onontbeerlijk was.
Zelfs in kunst is practijk meer waard dan geld. Men
ziet ook hier. dat de Chineesche muur tusschen kunst
beschermers, letterkundigen en tooncelspelers oorsaak
van alles is. Altijd en overal wordt de practicus het
eerst geraadpleegd, behalve in de tooneelspeelkunst".
En verder: ..Het hakken op de onbeschaafdheid en
het gebrek aan ontwikkeling bij den tooneelkunstenaar
is oneerlijk, afgezaagd en gevaarlijk".
Van de hand. van den Heer Scholte lees ik in De
Groene Amsterdammer van 16 Juni 1934 o.a. dat:....
het tooneel geen zaak is. die men zonder hulp op de
vrije markt aan zijn lot mag overlaten, en te meer niet
waar de onmondigheid, het twistziek
kitnstenaars-individualisme en het geringe intellectueele onderscheidings
vermogen van den Nederlandschen acteur het tooneel,
mér dan noodig was, uit de gunst van het publiek
heeft tratfhten'te verdringen."
Als ik het wel heb, hoopt de heer Scholte zijn
krachten te wijden aan de reformatie van het
bestuur van het Tooneelverbond. Ik hoop van
harte dat dit den jongen, Heer Scholte tot heil van
het tooneel gelukken mag. Maar op de basis
van zijn bovenaangehaalde zinsnede zal hem dat
stellig niet gelukken. Wat men ook wil probeeren
om het tooneel te ,,redden" zonder omtrekking
van een Chineeschen muur za,l het toch zeer be
zwaarlijk gaan.
Wie of wat zich met het tooneel wil bemoeien.
houde er rekening mede dat de uiteindelijke
beteekenis van deze kunst achter het voetlicht ligt,
d. w. z. het stuk de vertooning de spelers.
Dit apparaat kan nooit in andere handen worden
gelegd, dan in die van de tooneelkunstehaars. Of
de leiders op een zeker oogenblik, en het publiek
dóór hen, een bepaalde bloei-periode meemaakt,
hangt af van samenwerkende factoren op
artistieksociaal-moreel gebied, die niemand vooruit kan
overzien; geen curatorium of kongsie", zooals
de heer Scholte het handjevol kunstbeschermers
aanspreekt, heeft daarop een beslissenden invloed.
En zelfs het beste georganiseerde neutrale en ob
jectieve Tooneelverbond zal van dergelijke bloei
perioden afhankelijk zijn, om vruchtbaar werk te
kunnen doen.
Onder de factoren die het tooneel beheerschen,
zijn nog'eenige andere dan die van het intellec
tueele onderscheidingsvermogen" der Nederland
sche tooneelspelers, waarover de schrijver zich zoo
uitermate bezorgd toont. Hij behoorde dat toch
te weten.
De beroeps-tekortkomingen in den kunstenaar
behooren in zijn eigen kring thuis, en zijn geen
object voor een grievende openbare bespreking
door buitenstaanders; zij zijn dat evenmin als de
beroeps-tekortkomingen van b .v. critici, zonder.
hen daarmede noodelooze schade aan hun publiek
gezag toe te brengen.
De heer Scholte schrijft dat Nederland in de
laatste vijftig jaar niet op het bestaan van een
tooneelcultuur kan bogen". In deze periode valt
o.a. de tooneelarbeid van Albregt en v. Ollefen,
Legras en Haspels, de Vos en v. Kof laar, Chrispijn
en v. Kuyk, de groote Bouwmeesterperiode bij de
K. V. Het Ned. Tooneel", de Heijermans-periode
bij Ternooy Apel en v. d. Horst, de Rotterdammers
onder v. ysden en Tartaud, de 20-jarige arbeid
van Willem Royaards en Ed. Verkade en C. v. d.
Lugt Melsert, Comoedia met de Lobo's, v.
Kerkhoven's en B. Ranucci-Beckman.
Buiten de klassieken zooals; Goethe, Schiller,
Shakespeare, Vondel, Sophocles, Sandeau en
Balzac, Goldoni enz., brachten zij het werk van
hun tijdgenooten Ibsen, Strindberg, Björnson,
Hauptman, Wilde, Shaw, Claudel, Pirandello,
Maeterlinck, Brieux, Emants, Simons Mees,
Heijermans enz. enz. ?
Bakent men de allerlaatste periode af op de pas
verstreken vijf jaren, dan wordt het tooneel thans
beheerscht door tooneelleiders die allen nog in de
kracht van hun leven en werken zijn: v. Dalsum,
Defresne, Saalborn, de Meester, Laseur, Arnuldie
e.a. Zij brachten het meest overtuigende van hun
tijdgenooten. Zij allen staan feitelijk nog midden
in hun werk.
Hoe weet de heer Scholte. z«>«> precies dat deze.
gezamenlijke arbeid van 50 jaar voor het bestaan
van een tooneelcultuur in Nederland niet in aan
merking komt? Wil de heer Scholte in zijn ge
reconstrueerd Tooneelverbond daarover eens een
lezing houden, en mij dan als verste debater op
schrijven;*
J. STERNHEÏM
De toon van dit stukje, waarvan de argumenten
bovendien voorzoover ze mij uit den eenigszins
wanordelij ken schrijftrant van den inzender althans
duidelijk worden langs mij heen gaan, lokt
mij niet tot debatteeren, noch te dezer plaatse
noch in het openbaar. Ik sta als criticus uiteraard
aan de zijde van het publiek en het is mijn schuld
niet wanneer opnieuw een der leiders van de
Am'sterdamsche Tooneelvereeniging blijk geeft dit
publiek te willen minachten met groote,
Multatuliaansche innigheid. Indien ik over het
Nederlandsche Tooneelverbond sprak als ..mogelijke
representatie van het publiek" en in dat verband
«>p het ,.gemis aan tooneelcultuur in ons land"
wees, dan spreekt het vanzelf dat ik wel in stede
van de namen onzer groote acteurs in het ver
leden te willen kleineeren, gedacht heb aan het
gemis aan ontvankelijkheid, aan
tooneel-mcdeleven. aan collectieven en actieven steun, dat
helaas voor het Nederlandsche publiek in
tegenstelling tot het Duitsche, het Fransche en
het Russische volk zoo kenmerkend geweest
is. Maar ik herhaal daarbij, dat het,.twistziek
individualisme" van den Nederlandschen acteur.
waarvan dit stukje opnieuw een bewijs is, gevoegd
bij zijn neiging om onbekommerd om de resonans
van het publiek maar te volharden'.in wat hem
persoonlijk goed en loffelijk voorkomt, wellicht
mede een argument is .voor de grondige wijze,
waarop het toch al niet erg tooneellievend publiek
in ons land vooral in den laatsten tijd zich van
het tooneel afwendt.... ten onre.chte, maar
begrijpelijkerwijze.
Overigens. zou ik er den inzender op willen
wijzen, dat het zijnerzijds een onbewezen insinuatie
is als zou ik mij willen wijden aan de reformatie
van het Tooneelverbond. Ik denk daar natuurlijk
niet over en het ligt niet op mijn weg. om van mijn
preciezen plicht als tooneelverslaggever, (wat waar
lijk in dezen tijd en met dergelijke inferieur en onza
kelijk argumenteerende tegenstander» geen aange
naam ambt is.) ook maar een duimbreed af te
wijken.. Wel heb ik daarentegen , het genoegen
gesmaakt, dat in een ledenvergadering van het
Tooneelverbond een voorstel aangenomen werd,
waarbij personen, die op eenigc wijze in de praktijk
van het tooneel geïnteresseerd zijn, niet in aan
merking kunnen komen als lefders van een gereor
ganiseerd Tooneelverbond. Alleen van een objec
tieve representatie van het resteerend
tooneelpubliek verwacht ik mogelijk eenig heil voor het
tooneel, dat immers uitsluitend op" grond van den
toeschouwer bestaansrecht heeft en voor een
Robinson Crusoe-situatie niet deugt. En met de
aanneming van dit voorstel heb ik natuurlijk
tevens mijzelf kunnen uitschakelen.
, HENRIK SCHOLTE
N. V. Insulaire Hypotheeldianlt
? te Z1ERIKZEE.
Uitgifte van
4% Pandbrieven
N o. 2980
De Groene Amsterdammer van 14 Juli 1934
Laocoön
Melis Stoke
Tcckenlngen Harmsen van IIeek
,,l)e Nieuwe Karseboom" placht een kennitf
te zeggen wanneer eenzelfde verhaal hem van
twee kanten, en «lan uiteraard in twee verschillende
lo/.ingon, bereikte.
Kn de nuchtere uitleg vun «Ut gezegd»' wat:
twee orkesten.
Ik haast- mij om mijn reisavontu&n te ver
volgen.
Voor «Ie melodie van liet andere orkest u bereikt
wil ik mijn deuntje spelen. Kn uls ge hooren. mocht.
dat ik mij onsterfelijk belachelijk heb gemaakt
uan boord van een onzer grootse hèNederlandsche
zookasteolen, dan is het betei dat ge dit van mijzelf
verneemt dan via de buitenwacht, die wellicht een
valsch orkest bespelen zou.
Welnu dan, ik heb me inderdaad belachelijk
gemaakt, maar aan deze daad lagen de beste
overwegingen ten grondslag.
Kr HOU een gemaskerd bal worden gehouden en
«lagen van tevoren putte ieder zich uit in het ver
zinnen van schoone en grappige creaties.
Ttvee Amerikanen ten slot te
Ikzelf zat ei- vrij beteuterd bij, want hoewel ik
niet ontbreken wilde bij de algemeene feestvreugde.
weerhield een zekere natuurlijke schroom mij er
van plannen te maken teneinde als Sieiliaansch
zeoroover ot Bedouin op den dansvloer tv verschijnen.
Daar ik v«torts, wegens mijn zware lichaams
vormen, niet in aanmerking kwam om een
compagnonschap aan te gaan voor het fraaiste paai-,
bleef er niets anders voor mij over dan mij aan
te sluiten bij een groep.
Kr waren echter geen groepen die mij aantrokken
en zoo was ik er op aangewezen «?!? een te vormen.
Mijn denkbeeld vond aanvankelijk bij ren tweetal
Amerikanen waardeering doch het was van «Hen
aard dat ze- .zich tenslotte weer terugtrokken.
K indolij k vond ik twee sympathieke hoeren, «-en
ingenieur on een sehecpskapitein. bereid met mij
tosamon hel bal op te luisteren in een z.g.
lovendebeohlen groep.
.Men-moet bij «Ie .keuze? van een eostuun'i aan
boord van een schip rekening- houden met de
uiteraard beperkte niogelijkhedon. .
Daarom is het'goed om. alvorens zich te gaan
vermommen, roiul te gaan «MI t«- kijken .wat er
al zo«i aanwe/ig is «lat voor een verkleedpartij
inaanmerking'komt..
/oo was mijn «>og gevallen op e«-n hoogen stapel
zwarte brandslangen. '
En nu was het besluit om ileze aan te wenden
voor het maken, vaneen groep, voorstellend l^aocoön
en zijn beide zoons, omstrengelil d«Vor de slangen,
genomen. '..-?:'
Praetisch bleek hot «schtor, zelfs voor drie
volwassori. mannen van eenigen omvang, onmogelijk
zich op een bal te bewegen in de omslingering van
«leze, zware slangen.
Kr bleef «lus ni»»ts anders over dan hot vormen
van oen beeldengroep ineen lichtstraal zooals men
I^osse afwijking van het klassieke voorbeeld
Rijksdagrede
T«ekciiiiiK K* vun Vlijmen
Nu moeten we deze methode maar weer eens probeeren ?"?
«Hen ziet in «Ie biosmpen. als laatste nummer
voor <le pauze. Vanaf het oogenblik dat het besluit
gevallen was toog ik ernstig aan het werk. 'Hot is
een typische eigenaardigheid van «Ion mensch «lat
hij dikwijls op een wrakke of onjuiste basis «!«?
verstandigste maatregelen treft. Dat was mijn
geval.
De bakkerij van hef schip \\vrd.aan het werk
gezet om drie griezelige slangonkoppeu te ver
vaardigen die op 'de brandslangen bevestigd zouden
worden.
De electriciens wei-doii aan h«vt werk go/.et uin
de balzaal te voorzien van oen zoeklicht «lat
«looihet duister op «mze groep gericht zou'zijn.
Kn wij zelf kwamen des avonds onder «Ie handen
van den scheepskapper «lie ons klassiek zou'
grimeercn.
VVij waren echter te laat t«»t hot inzicht geko
men dat onze lichaamsvormen' «icli eigenlijk -niet
leenden voor een klassieke beeldengroep. Kn «>m nu
de eer aan onszelf te houden besloten \yij
fantasie«?o&tuums aan te trokken. l)ézo bestonden' uit
badcostuums, waaf«>ver een docent .wit rokje. , :.
I Jaocoön kreeg'een lange n grijzen baard en een'wit
ten hoogen hoed n de beide zoons ieder lange zwart»'
lokken, de een een sikje en de ander een.kort
snorretje! n ieder een bolhoedje op zonder rand.
De losse afwijking van het klassieke 'voorbeeld
kwam ons geestig en gewenscht voor in verband
met de bijzondere gelegenheid. i
En tenslotte hadden wij oofc de brandslangen
laten aa.nsluiten op do waterleiding teneinde als
slot van de pose een aardige afleiding on eonig
onschuldig vermaak <«? schoppen.
1 Toon de. danszaal word verduisterd, klonkr-eenig
angstig gegil onder hot publiek. Maar een admi
nistrateur kalmeerde <1«> g<!inoe«leren «loof klas
sieke beeldengroepen aan te kondigen, waarvan <1<>
Het tcas een ontzettend tnotnent
.: ? i
'opbrengst bestemd Was voor een liefdadig; «looi'
Ken gemurmel van bewondering en bevreemding'
klonk.'onder het... publiek .toen' «>n/.o groep .plots
door hot -zoeklicht beschenen vvonl.
' Het licht doofde «-n toen hot weer'schoon hatUloil
wij «>«»n amlero p«>so aangenomen. Zoo ging hot nog
«?ons on toon '-/.et t o op 'oen signaal van l^aoéoöij,
iemand van clo bemanning «Ie bramlkraan open.
Plots begon loon «lor slangen een. beet je te drui
pen. Hot was Oiizo bedoeling1 «lat do groep zich
langzaam zou oplossen in «»en,Vlunnen waterstraal.
. Blijkbaar heeft oir/.e technische medewerker
echter buiten den waartl gerekend, want voor we het
konden verhoeden spoot een monsterachtig
krachtigoi>straal uit de slangen té'voorschijn', maakte ons
doornat en plensde on gutste over don dansvloer.
Het was een ontzettend moment. Dames, be
vreesd 'voor haar avond japonnen, vluchtten ach
terwaarts, iirizo baufdoii on>. pruiken .dropen.
In. het/ spo«'dig invallend «luister vluchtten we^
struikelend on 'hinkend over de spuitende slangen..
W«i hadden t«', hoog gogr<«p«-n... . on misschien
o«>k wol to laag. ...
\
*..