De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 21 juli pagina 7

21 juli 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Wetenschappelijke varia Donkere nevels in de sterren Dr. P. van Olst De sluier van Isis Onlangs sprak ik voor de Phphi over dit onder werp; maar daar de Hollandsche luisteraars mij dus niet hebben kunnen volgen en de Indische lezers der Groene een herhaling misschien niet onaangenaam zullen vinden, behandel ik hier, in korter vorm, nog eens dezelfde stof. Als we naar den helderen sterrenhemel kijken, letten we gewoonlijk het eerst op de meest op vallende sterren. Dan verder turend krijgen we ook'belangstelling voor de zwakkere lichten, om dan zelfs te gaan turen naar een plek waar we nog net een zwak sterretje meenen te zien of niet te zien! We merken op dat er plekken zijn waar de sterren dichtgezaaid zijn tot sterrehoopen" en plekken waar het nevelig licht niet in sterren oplost, zoodat we over lichtende nevels gaan denken. Maar gewoonlijk let men minder goed op hetgeen er niet te zien is, nl. den hemelachtergrond zelf. Toch valt op, dat in streken, die anders goed voorzien zijn (zooals in den Melkweg), stukken voorkomen, die opeens abnormaal arm aan sterren zijn. * * * Een dergelijke plek, opvallend door onop vallendheid, is in de zomervacantie 's avonds recht boven ons hoofd te zien in het sterrebeeld de Zwaan. Dergelijke oogenschijnlijk leege plekken komen er ?wel meer voer; in het Zuiderkruis bv. de bekende ,,kolenzak", die door de zeevaarders der vijftiende eeuw al opgemerkt werd. Maar als men den sterrehemel nauwkeurig bekijkt, en vooral als men de fotografische plaat en astronomischen kijker erbij te pas brengt, vindt men duizende, tienduizende van deze leege" plekken. Waren 't werkelijk leege plekken in een verder met sterren gevulde ruimte, dan zou men van de leege plek niet veel merken, daar men immers de sterren achter deze leege plek, toch zien zou; hoogstens zou het gemiddelde aantal sterren per vlakte-énheid er wat kleiner zijri dan elders. Maar een zwarte plek zou men niet zien. Alleen als de leege plek een leege buis" was, die tot in de verste verte in de wereldruimte leeg bleef, dan zouden wij deze buis als een zwarte plek zien, en dan alleen nog maar als deze buis zoo lag dat we er net in de lengte door heen keken. In de figuur is O D E F een leege buis in de sterrenwereld; kijkt men van A dan ziet men werkelijk een leege plek; kijkt men echter van B dan ziet men geen leege plek, maar de sterren, die opzij van de buis liggen. Nu kan men met geen mogelijkheid aannemen dat het neelal voorzien zou zijn van talrijke leege buizen niet .alleen, maar dat deze buizen alle toe vallig juist op de aarde gericht waren. Leege plekken hebben we hier dus niet. Daarom heeft men aan donkere, licht-verduisterende massa's gedacht en deze donkere' plekken gedoopt tot donkere nevels, in tegenstelling met de licht gevende nevelmassa'e, die als nevel vlekken aan -den hemel voorkomen en waarvan wij hier te lande 'a zomers de nevel vlek in Androïneda, '?v 's winters de nevel vlek in Orion met het bloote oog kunnen zien. Deze donkere nevels zijn zeer talrijk en omvangrijk; belangrijke stukken van den hemel worden er door verduisterd, zoodat de wintersene sterrenhemel, op maanlooze nachten, nog maar een vaag idee geeft van hetgeen zij zijn zou, als deze donkere nevels eens weggevaagd werden! Het materiaal waaruit deze nevels bestaan, of liever de toestand, waarin dit materiaal er zich bevindt, is o. a. onderzocht door den Amsterdamschen hoogleeraar Pannekoek, die speciaal de zaak eens naging van den donkeren nevel in het sterrebeeld de Stier. Uit ingewikkelde ster-tel lingen en door nog ingewikkelder berekeningen kwam Prof. Pannekoek tot de conclusie, dat als deze speciale donkere nevel werkelijk in gas-vorm zich bevond, deze gasmassa enorm groot moest zijn, r zij in staat was de waargenomen sterrelicht- verduistering te weeg te brengen. Hij schatte dat daarvoor een gasmassa vereischt werd, die duizend millioen maal grooter moest zijn dan de massa onzer zon. Maar deze geweldige gasmassa zou ook duizend millioen maal harder aantrekken dan onze zon. Het natuurlijk gevolg zou zijn dat alle naburige sterren naar dezen donkeren nevel heengetrokken zouden worden, ja, er reeds sinds onheugelijke tijden in gevallen zouden zijn. Dat is dus uitgesloten. De gasvormige toestand is niet aan te nemen; men denkt dus eerder aan een vasten toestand, maar in fijn verdeelden staat, dus een stofwolk. Ieder stofje bestaat dan wel nog uit een geweldig groot aantal moleculen, maar zij zijn. geconcentreerd in dat stofje, en de ruimten tusschen de stofjes onderling zijn volkomen leeg. Een dergelijke stofwolk heeft een veel grooter verduisterend vermogen dan een gaswolk, waarvan de moleculen los en alle op groote afstanden van elkaar liggen. "-%??* De Zweedsche astronoom Schalen (te psala) beeft enkele donkere nevels speciaal onderzocht, vooraf aannemende, dat de verspreiding der sterren in een bepaald hemeldeel |wel im grossen und ganzen overal gelijk zal zijn, ver geleek hij de aantallen sterren van verschillende grootte-klassen: a in enkele donkere nevels, b. in naburige hemeldeelen. In de eerste plaats bleek nl. dat deze donkere nevels niet volkomen ? ? ? - x ^ l ^ ' ?? ? .» G1 ..'??? ' ? " ?????? s^>' . ' ' .- . ? *x??;???. ? *. s*± .; ,- v- x .? ? . ? ' 1' X ? ' De Mersey-tunnel Eert snapshot tijdens de enorme werkzaamheden aan de Mersey-tunnel in Engeland, die deze week door den koning voor het verkeer werd opengesteld. Deze tunnel, die de verbinding vormt tusschen de steden Liverpool en Birkenhead, is de grootste onder water-tunnel ter wereld. Zij is 3.4 K.M. lang en eestten meter breed; de bouw, die acht jaar duurde, kostte den staat en de genoemde steden een bedrag van zeven millioen pond. ' Alle moderne uitvindingen, die in verband met een doelmatig gebruik van de tunnel kunnen worden benut, sijn toegepast. Zoo moeten de inkomende wagens bijvoorbeeld onder een lichtbrug''doorrijden. Een lichtstraal vaüdwars over den tunnelingang op eenige foto-electrische cellen. Doorkruist nu een voertuig deze straal, omdat het te hoog geladen is, dan treedt een signaal in werking. Een tweede, lager gerichte straal, registreert op dezelfde wijze de binnenkomende auto's, die gedurende het eerste jaar een kleine tol moeten betalen. Verbazingwekkend is wel, dat n man in de controlekamer in staat is alles wat in de tunnel gebeurt te regelen en te bewaken. Hij weet "precies hoeveel voertuigen in de tunnel zijn, hoeveel kooloxyde geproduceerd wordt en hoe het met de verlichting staat. Ook de luchttorens staan onder zijn toezicht; hij kan op ieder oogenblik constateeren hoeveel lucht noodig is. Naar iedere plaats van de tunnel kan hij telefoneeren en zich met de wachters in verbinding stellen. Alle ventilatie-inrichtingen zijn dubbel. zwart waren, maar dat men er toch nog sterren doorheen zag, zij het dan ook met vermoedelijk sterk verminderde helderheid. Uit zijn vergelijkende studies kon hij concludeeren dat bv. de donkere nevel in de Wagenman vijf zesde van het licht der erachter gelegen sterren tegenhoudt, de donkere nevel in de Zwaan ongeveer drie vijfde. Maar bovendien bleek dat het licht der sterren, die door deze nevels heen nog te zien waren, niet alleen verzwakt. maar ook van tint veranderd was. De donkere nevel in de Zwaan maakt het doorgelaten. licht geelachtiger dan normaal. Op grond der gemeten lichtafzwakking, gecombineerd met de tintverandering heeft Schalen de grootte der stofdeeltjes geschat op ongeveer n tienduizendste millimeter, waarbij hij nog rekening moest houden met de vermoedelijke soort stof der deeltjes; hy nam aan .dat dit ijzer is, dat inderdaad een zeer. verbreid element is, en waaruit immers zooveel meteoren bestaan. Op grond van zijn sterren-tellingen meent Schalen dat de nevel in de Wagenman pas begint vermogen grooter wanneer, bij een gelijke totaalmassa der wolk, de stofdeeltjes fijner zijn; allicht zou men het tegengestelde verwachten want een kleiner deeltje geeft toch meer kans aan de lichtstralen om er nog juist langs te gaan. Maar men vergete niet dat dan het aantal deeltjes grooter is en dat weegt ruim op in hinderend vermogen, tegen bun kleinheid. Zijn de stofdeeltjes echter zér fijn, zoo klein dat ze in de buurt komen van de afmetingen der aethergolf jes der lichtstralen (dus een paar duizendste millimeters) dan wordt het lichtdoorlatend vermogen weer grooter. Er komt dan chter een twee.de ver-j schijnsel bij nl. dat niet alle lichtbestanddeelen evenveel tegengehouden worden; de paarse stralen hebben er meer last van dan de roode. Een orkest zonder malaise ff BANDA-MUNICIPAL" DE BARGELONA Karel Mengelberg De Banda Municipal de Barcelona, een der voor aanstaande biaxorgenHemblcs van Europa Een Zondagmorgen elf uur de groote zaal van het Paleis der Schoone Kunsten te Barcelona aandachtig luisteren van 0000 zittende toehoor. ders en van honderden zich om het podium verdringende liefhebbers welk; het programma staande aanhooren". Uit alle klassen der be volking zijn zij afkomstig, ouden, jongen, kinderen en zelfs zuigelingen, die hier in Spanje trouwens bij geen «nk<ïle vertooning ontbreken. Het. groote blaasorkest der stad Barcelona, de Banda Municipal de Barcelona", musiceert l Het begrip ,.blaasorkest" roept by ons de verschillendste voorstel lingen op: .... De vroolijkïmuziek voor den troep, starre vierkwarts maat, laatste melodische muziek vóór het zeer onmelodische donderen van granaten en het schreeuwen der ge wonde soldaten.... Het spelen van een blaasorkest in het muziekpaviljoen" van een donker park op een zomeravond, aanleiding om nog «?en luchtje te gaan scheppen" en oen flirtpartijtje op te zetten... . De redelijke moeite die zich de amateurscorpsen geven cm met verdienstelijk en. luid spel aan de muzikale behoeften van allerlei vereenigingen te voldoen. .. Onze collega's straatmuzikanten, die, onder kennis van harmonieleer of contrapunt, toch soms op ont roerende wijze zelfs met trompet, vleugelhoorn en tuba de n treurmarsen van Chopin ten gehoore brengen. Geen van deze voorstellingen is echter bijster geschikt om ons een hoogen dunk van de beteekenis der blaasensembles voor de muziekcultuur te geven; in ieder geval leggen wij bij het aanhooren van. blaasmuziek nooit dien serieuzen maatstaf aan, dien wij gewend zijn bij prestaties van onze symphonie-orkesten tp doen gelden. Deze laatste immers bestaan zoowel uit blazers als uit strijkers,.. waarbij de strijkersgroep als de belangrijkste wordt beschouwd. Dit is verklaarbaar, gezien onze orkestprogramma's, die voor het overgroote deel werken van klassiek? en romantische meesters en slechts wei nige werken van tijdgenooten brengen. In de partituren der klassieke en romantische meesters is aan de strij kers de belangrijkste rol in het muzikaal gebeuren toevertrouwd vandaar onze uitdrukking zij speelt de eerste viool, thuis". Doch in Debussy's partituren is dit al niet meer het geval, veel minder nog in de werken van de jongeren, waarin strijjkers en blazers gelijkwaardig be handeld worden, de blazers zelfs niet zelden een overwicht hebbén. De componisten gingen in de blaas instrumenten meer belang stellen, naarmate de techniek van deze verbeterd werd en daarmee hun uitdrukkingsmogelijkheden groeiden. Bovendien werkte nog iets anders mee om de miskende groep te rehabiliteeren: de jazz-orkesten. Dat een blaasenaemble een auto nome kunstdrager zijn kan, konden wij allen'hooren bij het bezoek van eenige Amerikaansche en Engelsche blaasorkesten aan ons land; bij de concerten dïe de Parijsche Garde llépublicaine hier gaf. En het wordt nog bijna dagelijks aan onze radio luisteraars bewezen door het blaasork?st van de' British Broadcasting Company en vooral door de . Banda Municipal de Barcelona, wier concer ten ook worden uitgezonden. Deze ensembles voldoen aan alle eisenen, die men redelijkerwijs kan stellen. Namelijk, dat een eersterangsblaasorkest moet kunnen beschikken over een voldoend aantal instrumenten van uiteenloopend klanlc-karakter, door eerste-klas beroepsmusici be speeld; over een eminent leider en over een repertoire, dat een groot aantal werken omvat, zoowel meester lijke arrangementen voor blazers als ook orgineele composities voor blaas orkest. Bovendien is er onder de huidige tijdsomstandigheden geen betere vorm van musiceeren denkbaar, om breedere massa's wederom te interesseeren voor een muziekcultuur, welk} impopulair dreigt te worden. Dergelijke muziekuitvoeringen hel pen dan ook door hun onbestrijdbaa.r succes bij het groote publiek het fundament, waarop het gebouw onzer muziekcultuur rust, versterken en verbreeden. Ze hebben nog het bizondere voordeel, den minder gecultiveerden muziek-liefhebber te scholen voor ver fijnder, meer aan symphonie-orkest en kamermuziek-ensemble gebonden muziekgenot. Einde der vorige eeuw reed& schreef Gabriel Parès, toenmaals chef de musique van de Garde Républicaine, in de inleiding tot zijn klassiek instructie-boek voor com ponisten die voor blaasensemble schrij ven: het harmonteorkest kan en moet de klassieke on moderne orkostweik m populariseeren en toegankelijk makm voor het groote publiek on aldus dienstbaar zijn aan de gruote taak. der kunst, die slechts n vorm heeft: het schoone". * * * De Banda Munieipal de Barcelona die ongetwijfeld tot de belangrijkste van dergelijke orkesten behoort, neemt onder de Barceloneesche ensem bles (het orkest van het stedelijk opera-theater, het Orquesta Sinfónica de Barcelona en het Orquesta Sinfónica Pablo Casals) krachtens de manifeste voorkeur welke de breede massa haar toont, een eervolle plaats in. Deze voorkeur bereikte zij ondanks en tevens tengevolge van de conse quente planmatigheid en de opvoeden de waarde van haar programma's; het onverbiddelijk daaruit weren van intermezzi" en karakter-stukken", of hoe deze stupide muziek-producten verder ook mogen heeten; en bovenal door haar serieus en levendig musi ceeren. Het musiceeren van de Banda kan beschouwd worden als de voort zetting van een eeuwenlange locale beoefening der blaasmuziek, welke, gelijk de Catalaansche musicoloog Dr. Francesco Baldelló in zijn werk. ,,La Musique de l'Ancien Conseil Barcelonais" ons aantoont, zonder onderbreking tot in de 14de eeuw vervolgd kan worden. Het jaar 1880 bracht, met de benoeming van den componist Sampere tot dirigent, voor de Banda nieuwe, eigentijdsche activi teit; er werd begonnen met het ten gehoore brengen van uitsluitend serieuze programma's, de familie der paxophoons werd i'n het orkest opge nomen, er werd meer aandacht aan de arrangementen gewijd. Toen in. 1015 de tegenwoordige diri gent, Juan Lamote de Grign Jn, de lei ding kreeg, was er wel reeds veel vruchtbaar werk door zijn voorgan gers .Sampere, Rodoreda,. Xicolau en Sadurni verricht; haar tegenwoor dige standing en wereldreputatie verkreeg de Banda echter eerst in dea loop der laatste twintig jaar. Juan I^amote de Grignón is een zestigjarige componist van buiten gewone gaven, auteur van talrijke orkest- en kamermuzit kwerken, ora toriums en liederen; hij is een virtuoos pianist en uitstekend paedagoog, die gedurende meer dan tien jaar directeur van het Conservatorio Barcelonés de Müsica geweest is. Zijn groote repu tatie dankt hij echter aan het feit dat hij bovenal een uitnemend dirigent is. Behalve de Banda dirigeert hij ook het Orquesta Sinfónica de Barce lona en eveneens gedurende ieder seizoen een i ge werken aan het stedelijk opera-theater. Voorts beschikt hij over sterke organisatorische talenten. Hij is degene die de Banda heeft gemaakt tot het geperfectionneerde ensemble, dat het thans is, en het gouvernement dat hem tot directeur koos, gaf hem de zeer vergaande bevoegdheden daartoe. * * Lamote voerde het aantal musici op tot 91. Deze kregen een vaste aanstelling bij de gemeente, die zonder uitzondering alle uitgaven van de Banda bekostigt. Voor musici moet het interessant zijn te vernemen nat de tegenwoordige samenstelling van het ensemble is: 6 fluiten (tevens piccolo's) 3 hobo's (tevens Engelsche hoorns), 3 xirimies" (Catalaansche volksin strumenten met hobo-achtige klank kleur), 2 fagotten, l contrabas-sarrusophoon; 26 clarinetten (l kleine in As. 3 kleine in Es, 18 gewone in Bes, 2 alt in F, 2 bas in Bes); 12 saxophoons (2 sopraan, 4 alt, 3 tenor. 2 bariton, l bas); 4 hoorns in F, 6 trompetten (3 in C, 3 inF), 4 bazuinen; 15 saxhoorns (l sopraan, 2 alt. 2 tenor, 2 bariton, 4 bas, 2 contrabas in Es, 2 contrabas in Bes); 4 contrabassen (de eenige strijkinstrumenten van het ensemble) en 5 lessenaars slagwerk. (Vervolg op pag. 14) De Banda" te Barcelona l f t \ 'i i t

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl