De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 21 juli pagina 9

21 juli 1934 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

'?, ..-4la' r &??:> E. N. Harold Terkenlngrn J. F. Woeve wijn s OP een dag in September werd ik wakker, toen de OrientExpress sissend en blazend stilhield in het Bulgaarsche grens stationnetje. Ik had den vorigen avond in den restauratiewagen allerprettigst gezel schap getroffen, en stak mijn bon zende hoofd naar buiten in de be schamend reine lucht van een koelen ?herfstmorgen. Een morgen zóó klaar. dat de kale bergen, die mijlen verweg gloeiden in alle tinten van bruin tot rood, vlak voor mij schenen te staan. Ik keek met slaperige oogen haar de bonte en luide menigte op het .perron onder mijn raam. Ik zag Mohammedanen met fezzen op, boeren in Schapevellen, vrouwen met manden vol eieren, bedelaars in lompen, soldaten, kooplui en kinderen. Ik zag twee vieze, kleine jongetjes, die elkaar narenden en ik hoorde duidelijk, dat de n: Boris!.... Boris!...." riep. Ik was trotsch, want ik verstond, dus Bulgaarsch. Het was een heerlijke morgen, en ik kleedde .mij haastig aan, met een kinderlijke vreugde, die geenszins paste bij ,,onzen specialen correspon dent". Uitstappend viel ik bijna over een varken, dat onder den slaap wagen naar afval snuffelde en kreeg een woeste grauw van twee smerige straathonden, die vechtend tegen mij aantolden. Dat was een goed begin! Ik keek verheugd om mij heen, speurend naar balkaneesche couleur locale voor de krantenlezers in hun binnenkamers; maar achter mij zei iemand: Verzeihüng...." en klopte mij zachtjes op den schouder. Ik draaide mij om en stond tegenover een indrukwekkend officier, in een onberispelijke, heel lange uniformjas. Hij keek mij hulpeloos aan: Verzeihüng...." zei hij weer, nog verlegener dan te voren: Sprechen Sie Deutsch? . Gewiss." Hij was misschien vijfendertig. Hij had een donker roofvogelgezicht, met droevige oogen. Hij stond daar als iemand, die voor het eerst in z\jn leven om e'en aalmoes vraagt» zei met moeite: Wilt U een glas met mij drinken?" Heel graag." Er gleed een dankbare glimlach over zijn gezicht. Bijna opgewonden trok hij mij mee. naar de wacht. kamer. ..Dat is erg goed van TJ J" zei hij wel drie keer. zóó onderdanig, alsof ik hem zijn aalmoes al gegeven, had. In de kale wachtkamer was het stil. Wij gingen aan een blank ge schuurde tafel zitten. De waard bracht ons twee bekers met donkeren wijn. Ik nani voorzichtig een slok. Hij was bitter, maar sterk en verwarmend. De officier had zijn beker laten staau en keek langzaam om zich heen. Hij, nam alle aanwezigen de een na den ander op, alsof hij iemand zocht, dien hij vreesde niet to zullen herken nen. Het duurde zóó lang, dat ook ik keek, maar ik zag niets bijzonders: In een hoek zaten twee boeren zachtjes en brommig te praten en tegenover ons zat een kleine, gedrongen man, met een blonden baard, die met waterige oogen treurig voor zich uit staarde en onophoudelijk rookte. Eindelijk keek de officier mij aan en ik zag, dat hij bang was. Het was of hij een masker afgelegd had! Ik zag nu, dat hij niet alleen durfde te zijn, dat hij iemand noodig had om hem, onder een glas wijn, met een alledaagsch gesprek te bescher men tegen zijn eigen angst J Het was een onpleizierige ontdekking. Onwille keurig keek ik achter mij. De vliegen zoemden om de worst op het buffet, de boeren in den hoek zwegen nu, en de kleine man met den blonden baard rookte nog steeds. Het was heel stil. Ik voelde dat het onbekende gevaar dicht bij ons was. Ik keek weer achterom, maar zag niets. Ik begon meer dan genoeg te krijgen van dit zonderling avontuur, en sprong opeens dankbaar op. ..Goeje hemel! riep ik, ik moet mijn bagage uog laten visiteeren!" ..Xee ! riep de officier bijna beve lend. Nee ! De bagage wordt straks in den trein gevisiteerd!" Hij was overeind gevlogen en had mijn arm gegrepen, langzaam gingen wij weer zitten. Wij keken elkaar aan. Plotse ling boog hij zich met een ruk over de tafel naar mij toe. Hij opende zijn mond om iets te zeggen, maar richtte zich, zwijgend weer op en leunde stijf achterover in zijn stoel. Hij leek wel een marionet, die door onzicht bare draden bewogen werd. ,.Bent U Duitscher?" vroeg hij eindelijk en bleef mij aanzien zonder naar mijn antwoord te luisteren. ,,Ik ben Hollander." zei ik onwil lig. Ik begon kwaad te worden. Ik wou weg. Ik had tenslotte niets met dezen griezeligen kerel te maken. Ik wou net opstaat*, toen hij zich met dezelfde houterige beweging van daarnet naar mij toe boog om iets te zeggen, maar de onzichtbare draad trok hem weer rechtop in zijn stoel. Hij verzette zich en probeerde toch te spreken, maar na n woord zweeg hij plotseling, alsof een onzicht bare hand op zijn mond gelegd werd. Hij begreep dat hij machteloos was en trachtte luchtig te lachen, maar het lukte niet: zijn lach werd een wanhopige grijns. Eindelijk gaf hij het op, en zei treurig en gedwee: ,,U gaat zeker naar Constantinopel?" Daarbij glansden zijn oogen in een waanzinnigen angst. ,,Xee, ik ga naar So fia." zei ik. Ik kon mijn oogen niet goed van de zijne afhouden. Zijn augst slot-p als een vlam op mij over. Ik deed een laatste poging om, ua een korte opmerking over het weer, op te staan en te vluchten, maar het was al te laat. De draden van dit gruwelijk spel hielden ook mij al stijf vast op mijn stoel tegenover hem. Buiten was het lawaai van de menigte, binnen het zoemen van de vliegen. Verder niets. Wij keken elkaar aan; wij wilden ons aan elkaar vastklampen en schreeuwen, maar wij deden het niet, o, nee, wij koken elkaar aan en grijnsden !.... Ik dronk haastig mijn beker leeg. Hij mocht niet zien, hoe het mij gesteld was, want dan zou hij zijn angst met mij willen deelen. Ik begon te praten, te praten !.... Ik vertelde hem dat ik journalist was, dat ik Piet Bok heette, dat ik naar Sofia ging, dat ik een introductie voor den eersten minister had, dat ik hoopte den koning te zullen zien, dat Bulgarije zoo'n interessant land was.... dat die nieuwe slaapwagens van de Mitropa toch zoo prettig waren, dat.... Ik praatte voor mijn leven! En waarachtig het hielp! De werkelijkheid kwam terug en alles wat ik hem vertelde was weer waar. Ik heette inderdaad Piet Bok en had inderdaad een introductie voor den eersten minis ter ! Ik was werkelijk op weg naar Sofia. De trein stond stil in het Bulgaarsche grensstationnetje, ik moest straks mijn koffers laten visi teeren, ik had gisteravond in den restauratiewagen bier gedronken en skaat gespeeld met een paar Duitschers.... en terwijl ik maar voortratelde kwam tenslotte een weldadige kalmte over mij. De angst verdween en toen mijn stem rustig en beheerscht werd, zag ik in, dat ik in een kalen wachtkamer met een aardigen, Bulgaarschen of f icier allergenoegelijkst over koetjes en kalfjes zat te praten. Eindelijk zweeg ik en keek met een diepen zucht om mij heen. Ik was gered. Buiten waren de bergen, het snuffe lende varken onder den trein, de vech tende honden en de krijschende kinderen. Alles was zooals het zijn moest. Er was niets dan de gewone, vriendelijke, veilige werkelijkheid. Maar tóen boog de officier zich voor de derde maal over de tafel, en de heele werkelijkheid viel als een kaartenhuis in elkaar! Hebt U wel eens van het Macedonische comitégehoord?" vroeg hij bijna kalm. Nee." zei ik gelaten, want ik wist dat het nu komen moest. En het kwam t Als een lawine rolde het van zijn lippen. Hij fluisterde het met een heesche, razende stem, een stem als een mensch in doodsnood, die gillend wegrent, over zijn eigen beenen valt, struikelend weer overeind vliegt en voortraast tot den volgenden val. Ik verstond niet wat hij zei, want het was een wilde stroom van Duitsch en Bulgaarsch door elkaar, die uit hem losbrak. Maar er waren drie woorden, die telkens terugkwamen. en die verstond ik: liet Macedonisch Comité.... ...Maar wat is dat dan toch?" vroeg ik eindelijk. Hij zweeg alsof hij een slag gekregen had. Ik keek hem aan. Ik was moe en teleur gesteld; dat was dus alles ! Daarvoor had ik mij daar als een bange, kleine jongen zitten opwinden ! Maar hij sprak al weer, sprak met een onbe grijpelijke snelheid. U weet niet wat dat is. ... U weet niet dat die hoeren ons heel land beheei-schen.... dat hun oogen en ooren overal zijn.... Hij snakte naar adem. Ik begon hem een beetje theatraal te vinden, maar ik zei niets. Ik zou er trouwens geen woord tusschen gekregen hebben. Hij ratelde maar door: ,,Zij zitten in elk regceringsbureau.... in elke rechtbank. . . niemand is veilig voor hen.... nie mand durft hen gevangen nemen.... niemand durft hen veroordeelen.... maar zij durven !.... zij durven alles !.... zij moorden op klaar licht on dag in de straten van Sofia!.... en als dan de politie komt en er waren tien getuigen, dan weet geen van die tien er iets van.... zij hebben het mes niet gezien en de revolver niet gehoord.... Zij weten niet naar welken kant de moordenaars gevlucht zijn.... dan zucht de politie van verlichting en de kranten schrijven, dat de daders helaas ongezien ont komen zijn.. .. Maar als er eens een held of een idioot is, die zegt wat hij gezien heeft, en als er dan een moorde naar gepakt wordt, dan verdwijnt die eenige getuige den dag voor de rechtzitting.... hij verdrinkt, of hij verdwaalt en vriest dood, of hij verdwijnt heelemaal. ... en zoo gaat het door.... terreur, moord en dood slag. ... vandaag de een, morgen de ander, of wie weet morgen ik.... TT s i ". ? ?*-?' »???»? .,Ja. ik ! Zij hebben mij laten weten, dat ik weg moet.... hier zit ik, en weet dat ik op hun lijst sta.... iedereen weet het, hier in het dorp. ... niemand spreekt met mij.... nie mand wil mij in zijn huis hebben.... een onbekende als U moet ik smeeken om een oogenblikbij mij te blijven.... iederen dag kan het gebeuren.... vandaag, morgen, overmorgen. . .. als ik wist. dat het vandaag moest zijn, dan zou ik dankbaar zijn, dan. zou ik niet bang zijn.... maar ik weet niet wanneer het komen zal.... zij hebben geen haast.... zij kunnen wachten, maar ik kan niet meer wachten. ... ik-kan-niet-meer !.... * * Zijn stem laaide op als een vlam en doofde toen uit. Hij zakte als een zandzak in elkaar, en bleef zoo als een hoop kleeren in zijn stoel hangen. Ik was woedend, teleurgesteld, be schaamd en radeloos tegelijkertijd. Wat zou een psychiater nu in zbo'n geval zeggen?" dacht-ik voort durend. Maar ik kreeg geen antwoord. Ik begon het heele geval steeds pijn lijker en onaangenamer te vinden, vooral als ik aan mijn belachelijke opwinding van daarstraks dacht. Wat zou een psychiater nu in zoo'n geval zeggen?" dacht ik weer. Het was een vervloekte situatie. Hij hing daar maar als een vaatdoek over zijn stoel, en ik zat erbij met mijn mond vol tanden en geneerde mij even erg voor hem als voor mij zelf. Eindelijk werd het toch te gek. Ik besloot een soort afscheidsspeech te houden; kort, begrijpenlijk en wel willend, en dan ijlings te verdwijnen. Ik kuchte, maar hij keek niet pp. Ik voelde opeens een machtelooze woede tegen hem. Ik had hem wel kunnen slaan, maar ik bedwong mij en zei haastig: ,.Ik zal U eens wat vertellen. U kunt er van overtuigd zijn, dat als U iets mocht overkomen, ik wel degelijk zou zeggen, wat ik gezien liad! Macedonisch Comité, of niet!" Ik had iets heel anders willen zeggen, en vond mijn rede niet bijster ge slaagd, maar hij scheen niet eens geluisterd te hebben. Hij staarde nog altijd wezenloos voor zich uit. Buiten floot de locomotief lang en dringend, alsof hij op het eind van ons gesprek had gewacht. Ik stond op, dankbaar dat het afgeloopen was. Hij volgde mij naar de deur. als een hond. Buiten was nog de zelfde koele klaarte. Bij den trein namen wij afscheid. Auf Wiedersehen. "zei ik. Auf Wiedersehen." zei hij. Toen ik hem de hand gaf, raasde ergens de motor van een auto en een stem riep iets, kort en bevelend. Ik zag het kleine mannetje, dat in de wachtkamer onophoudelijk had zitten rooken. Ik zag zijn blonde baard en zijn waterige, blauwe oogen. Hu had zijn sigaret stijf tusschen de lippen geklemd en wees met iets naar ons. Er vielen een paar schoten; niet eens erg hard, en toen ik weer naar den officier keek, lag hij voor mijn voeten op den grond en bewoog zich nog even. ??'.' ** * Eén oogenblik was alles stil, behalve de sissende locomotief voor aan den langen trein. Toen raasde een auto weg en een paar vrouwen schreeuwden als dieren. Iemand knielde neer bij den officier en een man in uniform vroeg mij Ik weet, dat ik op hun lijst sta iets. Hij was woedend of bang. Hij schreeuwde tegen mij in het Bul gaarsch, en ik schudde voortdurend met mijn hoofd. Hij wees op den offi cier, toen op mij en toen in de verte en ik schudde nog verwoeder mijn hoofd. Toen schoot mij mijn diplomatieke pas te binnen. Die duwde ik hem met trillende vingers onder zijn neus. Dat hielp! Hij vroeg niets meer. Dood, twee schoten in de hartstreek", zei de man, die den. officier onderzocht had. Ik herkende hem: het was de jonge dokter, met wien ik gisteren in den restauratiewagen bier gedronken en skaat gespeeld had. Kort daarop stapte iedereen weer in en reden wij verder door het herfstige Bulgarije, want de moorde naars zouden immers niet gevonden worden, en de trein was toch al te laat. Toerisme Naar het Zuiden van Engeland, Vouwblad met gegevens over retourbiljetten met Nederlandsche Trans atlantische schepen van de Holland Amerika Lijn, Kon. Holl. Uoyd, Kon. Ned. Stoomboot Mij., Bott rdamsche Lloyd en Stoomv. Mij. Nederland". Voor inlichtingen wende men zich tot bovengenoemde reederijen, haar agenten en de reis- en passagebureaux. Een luide menigte op het perron

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl