Historisch Archief 1877-1940
'?,
..-4la'
r
&??:>
E. N. Harold
Terkenlngrn J. F. Woeve
wijn
s
OP een dag in September werd
ik wakker, toen de
OrientExpress sissend en blazend
stilhield in het Bulgaarsche grens
stationnetje.
Ik had den vorigen avond in den
restauratiewagen allerprettigst gezel
schap getroffen, en stak mijn bon
zende hoofd naar buiten in de be
schamend reine lucht van een koelen
?herfstmorgen. Een morgen zóó klaar.
dat de kale bergen, die mijlen verweg
gloeiden in alle tinten van bruin
tot rood, vlak voor mij schenen te
staan.
Ik keek met slaperige oogen haar
de bonte en luide menigte op het
.perron onder mijn raam. Ik zag
Mohammedanen met fezzen op, boeren
in Schapevellen, vrouwen met manden
vol eieren, bedelaars in lompen,
soldaten, kooplui en kinderen. Ik
zag twee vieze, kleine jongetjes,
die elkaar narenden en ik hoorde
duidelijk, dat de n: Boris!....
Boris!...." riep. Ik was trotsch,
want ik verstond, dus Bulgaarsch.
Het was een heerlijke morgen, en
ik kleedde .mij haastig aan, met een
kinderlijke vreugde, die geenszins
paste bij ,,onzen specialen correspon
dent".
Uitstappend viel ik bijna over
een varken, dat onder den slaap
wagen naar afval snuffelde en kreeg
een woeste grauw van twee smerige
straathonden, die vechtend tegen mij
aantolden. Dat was een goed begin!
Ik keek verheugd om mij heen,
speurend naar balkaneesche couleur
locale voor de krantenlezers in hun
binnenkamers; maar achter mij zei
iemand: Verzeihüng...." en klopte
mij zachtjes op den schouder. Ik
draaide mij om en stond tegenover
een indrukwekkend officier, in een
onberispelijke, heel lange
uniformjas. Hij keek mij hulpeloos aan:
Verzeihüng...." zei hij weer, nog
verlegener dan te voren: Sprechen
Sie Deutsch? .
Gewiss."
Hij was misschien vijfendertig.
Hij had een donker roofvogelgezicht,
met droevige oogen. Hij stond daar
als iemand, die voor het eerst in
z\jn leven om e'en aalmoes vraagt»
zei met moeite: Wilt U een glas
met mij drinken?"
Heel graag."
Er gleed een dankbare glimlach
over zijn gezicht. Bijna opgewonden
trok hij mij mee. naar de
wacht. kamer.
..Dat is erg goed van TJ J" zei hij
wel drie keer. zóó onderdanig, alsof
ik hem zijn aalmoes al gegeven, had.
In de kale wachtkamer was het
stil. Wij gingen aan een blank ge
schuurde tafel zitten. De waard bracht
ons twee bekers met donkeren wijn.
Ik nani voorzichtig een slok. Hij was
bitter, maar sterk en verwarmend.
De officier had zijn beker laten staau
en keek langzaam om zich heen.
Hij, nam alle aanwezigen de een na
den ander op, alsof hij iemand zocht,
dien hij vreesde niet to zullen herken
nen. Het duurde zóó lang, dat ook
ik keek, maar ik zag niets bijzonders:
In een hoek zaten twee boeren zachtjes
en brommig te praten en tegenover
ons zat een kleine, gedrongen man,
met een blonden baard, die met
waterige oogen treurig voor zich
uit staarde en onophoudelijk rookte.
Eindelijk keek de officier mij aan
en ik zag, dat hij bang was. Het
was of hij een masker afgelegd had!
Ik zag nu, dat hij niet alleen durfde
te zijn, dat hij iemand noodig had
om hem, onder een glas wijn, met
een alledaagsch gesprek te bescher
men tegen zijn eigen angst J Het was
een onpleizierige ontdekking. Onwille
keurig keek ik achter mij. De vliegen
zoemden om de worst op het buffet,
de boeren in den hoek zwegen nu,
en de kleine man met den blonden
baard rookte nog steeds.
Het was heel stil. Ik voelde dat
het onbekende gevaar dicht bij ons
was. Ik keek weer achterom, maar
zag niets. Ik begon meer dan genoeg
te krijgen van dit zonderling avontuur,
en sprong opeens dankbaar op. ..Goeje
hemel! riep ik, ik moet mijn bagage
uog laten visiteeren!"
..Xee ! riep de officier bijna beve
lend. Nee ! De bagage wordt straks
in den trein gevisiteerd!" Hij was
overeind gevlogen en had mijn arm
gegrepen, langzaam gingen wij weer
zitten. Wij keken elkaar aan. Plotse
ling boog hij zich met een ruk over
de tafel naar mij toe. Hij opende zijn
mond om iets te zeggen, maar richtte
zich, zwijgend weer op en leunde
stijf achterover in zijn stoel. Hij leek
wel een marionet, die door onzicht
bare draden bewogen werd.
,.Bent U Duitscher?" vroeg hij
eindelijk en bleef mij aanzien zonder
naar mijn antwoord te luisteren.
,,Ik ben Hollander." zei ik onwil
lig. Ik begon kwaad te worden.
Ik wou weg. Ik had tenslotte niets
met dezen griezeligen kerel te maken.
Ik wou net opstaat*, toen hij zich
met dezelfde houterige beweging van
daarnet naar mij toe boog om iets
te zeggen, maar de onzichtbare draad
trok hem weer rechtop in zijn stoel.
Hij verzette zich en probeerde toch
te spreken, maar na n woord
zweeg hij plotseling, alsof een onzicht
bare hand op zijn mond gelegd
werd. Hij begreep dat hij machteloos
was en trachtte luchtig te lachen,
maar het lukte niet: zijn lach werd
een wanhopige grijns. Eindelijk gaf
hij het op, en zei treurig en gedwee:
,,U gaat zeker naar
Constantinopel?" Daarbij glansden zijn oogen
in een waanzinnigen angst.
,,Xee, ik ga naar So
fia." zei ik. Ik kon mijn
oogen niet goed van de
zijne afhouden. Zijn augst slot-p
als een vlam op mij over. Ik deed
een laatste poging om, ua een korte
opmerking over het weer, op te staan
en te vluchten, maar het was al te
laat. De draden van dit gruwelijk
spel hielden ook mij al stijf vast op
mijn stoel tegenover hem.
Buiten was het lawaai van de
menigte, binnen het zoemen van de
vliegen. Verder niets. Wij keken
elkaar aan; wij wilden ons aan elkaar
vastklampen en schreeuwen, maar
wij deden het niet, o, nee, wij koken
elkaar aan en grijnsden !....
Ik dronk haastig mijn beker leeg.
Hij mocht niet zien, hoe het mij
gesteld was, want dan zou hij zijn
angst met mij willen deelen. Ik begon
te praten, te praten !.... Ik vertelde
hem dat ik journalist was, dat ik
Piet Bok heette, dat ik naar Sofia
ging, dat ik een introductie voor den
eersten minister had, dat ik hoopte
den koning te zullen zien, dat Bulgarije
zoo'n interessant land was.... dat
die nieuwe slaapwagens van de
Mitropa toch zoo prettig waren, dat....
Ik praatte voor mijn leven! En
waarachtig het hielp! De werkelijkheid
kwam terug en alles wat ik hem
vertelde was weer waar. Ik heette
inderdaad Piet Bok en had inderdaad
een introductie voor den eersten minis
ter ! Ik was werkelijk op weg naar
Sofia. De trein stond stil in het
Bulgaarsche grensstationnetje, ik
moest straks mijn koffers laten visi
teeren, ik had gisteravond in den
restauratiewagen bier gedronken en
skaat gespeeld met een paar
Duitschers.... en terwijl ik maar
voortratelde kwam tenslotte een weldadige
kalmte over mij. De angst verdween
en toen mijn stem rustig en beheerscht
werd, zag ik in, dat ik in een
kalen wachtkamer met een aardigen,
Bulgaarschen of f icier allergenoegelijkst
over koetjes en kalfjes zat te praten.
Eindelijk zweeg ik en keek met een
diepen zucht om mij heen. Ik was gered.
Buiten waren de bergen, het snuffe
lende varken onder den trein, de vech
tende honden en de krijschende
kinderen. Alles was zooals het zijn
moest. Er was niets dan de gewone,
vriendelijke, veilige werkelijkheid.
Maar tóen boog de officier zich
voor de derde maal over de tafel,
en de heele werkelijkheid viel als
een kaartenhuis in elkaar!
Hebt U wel eens van het
Macedonische comitégehoord?" vroeg hij
bijna kalm.
Nee." zei ik gelaten, want ik wist
dat het nu komen moest. En het
kwam t Als een lawine rolde het van
zijn lippen. Hij fluisterde het met
een heesche, razende stem, een stem
als een mensch in doodsnood, die
gillend wegrent, over zijn eigen beenen
valt, struikelend weer overeind vliegt
en voortraast tot den volgenden val.
Ik verstond niet wat hij zei, want
het was een wilde stroom van Duitsch
en Bulgaarsch door elkaar, die uit
hem losbrak. Maar er waren drie
woorden, die telkens terugkwamen.
en die verstond ik: liet Macedonisch
Comité....
...Maar wat is dat dan toch?"
vroeg ik eindelijk. Hij zweeg alsof
hij een slag gekregen had. Ik keek
hem aan. Ik was moe en teleur
gesteld; dat was dus alles ! Daarvoor
had ik mij daar als een bange, kleine
jongen zitten opwinden ! Maar hij
sprak al weer, sprak met een onbe
grijpelijke snelheid.
U weet niet wat dat is. ... U
weet niet dat die hoeren ons heel
land beheei-schen.... dat hun oogen
en ooren overal zijn.... Hij snakte
naar adem. Ik begon hem een beetje
theatraal te vinden, maar ik zei
niets. Ik zou er trouwens geen woord
tusschen gekregen hebben. Hij ratelde
maar door: ,,Zij zitten in elk
regceringsbureau.... in elke rechtbank. . .
niemand is veilig voor hen.... nie
mand durft hen gevangen nemen....
niemand durft hen veroordeelen....
maar zij durven !.... zij durven
alles !.... zij moorden op klaar
licht on dag in de straten van Sofia!....
en als dan de politie komt en er waren
tien getuigen, dan weet geen van die
tien er iets van.... zij hebben het
mes niet gezien en de revolver niet
gehoord.... Zij weten niet naar
welken kant de moordenaars gevlucht
zijn.... dan zucht de politie van
verlichting en de kranten schrijven,
dat de daders helaas ongezien ont
komen zijn.. .. Maar als er eens een
held of een idioot is, die zegt wat hij
gezien heeft, en als er dan een moorde
naar gepakt wordt, dan verdwijnt
die eenige getuige den dag voor de
rechtzitting.... hij verdrinkt, of hij
verdwaalt en vriest dood, of hij
verdwijnt heelemaal. ... en zoo gaat
het door.... terreur, moord en dood
slag. ... vandaag de een, morgen de
ander, of wie weet morgen ik....
TT s i ".
? ?*-?' »???»?
.,Ja. ik ! Zij hebben mij laten weten,
dat ik weg moet.... hier zit ik,
en weet dat ik op hun lijst sta....
iedereen weet het, hier in het dorp. ...
niemand spreekt met mij.... nie
mand wil mij in zijn huis hebben....
een onbekende als U moet ik smeeken
om een oogenblikbij mij te blijven....
iederen dag kan het gebeuren....
vandaag, morgen, overmorgen. . ..
als ik wist. dat het vandaag moest
zijn, dan zou ik dankbaar zijn, dan.
zou ik niet bang zijn.... maar ik
weet niet wanneer het komen zal....
zij hebben geen haast.... zij kunnen
wachten, maar ik kan niet meer
wachten. ... ik-kan-niet-meer !....
* *
Zijn stem laaide op als een vlam
en doofde toen uit. Hij zakte als een
zandzak in elkaar, en bleef zoo als
een hoop kleeren in zijn stoel hangen.
Ik was woedend, teleurgesteld, be
schaamd en radeloos tegelijkertijd.
Wat zou een psychiater nu in
zbo'n geval zeggen?" dacht-ik voort
durend. Maar ik kreeg geen antwoord.
Ik begon het heele geval steeds pijn
lijker en onaangenamer te vinden,
vooral als ik aan mijn belachelijke
opwinding van daarstraks dacht.
Wat zou een psychiater nu in
zoo'n geval zeggen?" dacht ik weer.
Het was een vervloekte situatie.
Hij hing daar maar als een vaatdoek
over zijn stoel, en ik zat erbij met
mijn mond vol tanden en geneerde
mij even erg voor hem als voor mij
zelf.
Eindelijk werd het toch te gek.
Ik besloot een soort afscheidsspeech
te houden; kort, begrijpenlijk en wel
willend, en dan ijlings te verdwijnen.
Ik kuchte, maar hij keek niet pp.
Ik voelde opeens een machtelooze
woede tegen hem. Ik had hem wel
kunnen slaan, maar ik bedwong mij
en zei haastig:
,.Ik zal U eens wat vertellen. U
kunt er van overtuigd zijn, dat als U
iets mocht overkomen, ik wel degelijk
zou zeggen, wat ik gezien liad!
Macedonisch Comité, of niet!" Ik
had iets heel anders willen zeggen,
en vond mijn rede niet bijster ge
slaagd, maar hij scheen niet eens
geluisterd te hebben. Hij staarde
nog altijd wezenloos voor zich uit.
Buiten floot de locomotief lang
en dringend, alsof hij op het eind
van ons gesprek had gewacht. Ik
stond op, dankbaar dat het afgeloopen
was. Hij volgde mij naar de deur.
als een hond. Buiten was nog de
zelfde koele klaarte.
Bij den trein namen wij afscheid.
Auf Wiedersehen. "zei ik.
Auf Wiedersehen." zei hij.
Toen ik hem de hand gaf, raasde
ergens de motor van een auto en
een stem riep iets, kort en bevelend.
Ik zag het kleine mannetje, dat in
de wachtkamer onophoudelijk had
zitten rooken. Ik zag zijn blonde
baard en zijn waterige, blauwe oogen.
Hu had zijn sigaret stijf tusschen de
lippen geklemd en wees met iets
naar ons. Er vielen een paar schoten;
niet eens erg hard, en toen ik weer
naar den officier keek, lag hij voor mijn
voeten op den grond en bewoog zich
nog even.
??'.' ** *
Eén oogenblik was alles stil, behalve
de sissende locomotief voor aan den
langen trein. Toen raasde een auto weg
en een paar vrouwen schreeuwden
als dieren.
Iemand knielde neer bij den officier
en een man in uniform vroeg mij
Ik weet, dat ik
op hun lijst sta
iets. Hij was woedend of bang. Hij
schreeuwde tegen mij in het Bul
gaarsch, en ik schudde voortdurend
met mijn hoofd. Hij wees op den offi
cier, toen op mij en toen in de verte
en ik schudde nog verwoeder mijn
hoofd.
Toen schoot mij mijn diplomatieke
pas te binnen. Die duwde ik hem met
trillende vingers onder zijn neus.
Dat hielp! Hij vroeg niets meer.
Dood, twee schoten in de
hartstreek", zei de man, die den. officier
onderzocht had.
Ik herkende hem: het was de jonge
dokter, met wien ik gisteren in den
restauratiewagen bier gedronken en
skaat gespeeld had.
Kort daarop stapte iedereen weer
in en reden wij verder door het
herfstige Bulgarije, want de moorde
naars zouden immers niet gevonden
worden, en de trein was toch al te
laat.
Toerisme
Naar het Zuiden van Engeland,
Vouwblad met gegevens over
retourbiljetten met Nederlandsche Trans
atlantische schepen van de Holland
Amerika Lijn, Kon. Holl. Uoyd,
Kon. Ned. Stoomboot Mij., Bott
rdamsche Lloyd en Stoomv. Mij.
Nederland". Voor inlichtingen wende
men zich tot bovengenoemde
reederijen, haar agenten en de reis- en
passagebureaux.
Een luide menigte op het perron