Historisch Archief 1877-1940
s,1
m
& i
Sint Jacob is weer op zijn post.
De sikkels blinken. De klaverruiters
staan in wijde gelederen op de velden.
De schuren gapen wijd. De
durschmachines daveren en smoken. Aller
wegen heersch't bedrijvigheid.
De wilde planten oti vooral de.,on
kruiden" doen mee. Klaproos ei? Korenbloem heb
ben bijtijds" hun vruchten gerijpt en die worden al
geoogst ook. De mcoie boschmuis. d ie een hol heeft
onder mijn kliniophoag. rent naar de korenbloemen.
klautert in een cyprcsjo vlak. daarbij, hapt een
mondvol van de rijpe vruchten en rent terug naar
zijn bol. Xa. eenitre seconden komt hij weer te
voorschijn en zco blijft hij wel een hall' uur aan
een stuk bezi£ m»-t oogsten. Inmiddels komen de
fjrocnvinken en eten zich ook zat aan de
kmenbloemvTuchten. Er i.* gt-r.oeg. Voorraden maken
die. groenvinkfn niet.
O o g s t t ij
De echte óogstcrs. dat zijn de mieren. Het is
een echt vacantie-genocgen om in de
dennebosschen eens stil te staan bij een groot nest van
de roede -boschmieren. Hot kost weinig moeite
om te ontdekken, dat' er verscbillerde straten
haar het nest voeren en dut die in boido richtingen
druk begaan worden. De mieren, die langs dio wegen
naar het nest toe komen, sjouwen met velerlei
vrachten, kleine vrachten, die n enkele mier
gemakkelijk draagt, en grootere voorwerpen
waar soms wel een dozijn arbeiders tegelijk en
inin of meer eensgezind mee.bezig zijn. Er zijn er
huel' wat, die komen aansjouvyen mot een paar
clennenaalden. Maar inoeftal vervoeren zij toch
dierlijk afval: doode vliegen, torretjes, wantsen,
bladhrzen, vlinders, rupsen. Heb ziet er vreemd
uit, zooals zoo'h gcoot, levenloos iriRect met
horten en stooter voortkomt langs dien mierenweg.
Als je er niet dicht pij bent, dan blijven de arbeiders
eerst onopgemerkt en het lijkt dan, alsof dat
dcode beest toch nog over een, maar dan ook
zeer vreemdsoortig voortbewegingavermogen kan
beschikken. Ixrt er ook eens op, cf sommige van
die mieren vruchten of zaden vervoeren. Het zal
u niet meevallen, want deze roode boschmieren
hebben wel een voorkeur voor dierlijk voedsel.
Toch ziefc ge ze ook wol eens met vruchten of
zaden.
Maar er zijn nog andere soorten van mieren,
kleiner van stuk, zwart of geel of grijs en die
noemen we vooi- het gemak grasmieren", zouder
de verschillende soorten te onderscheiden. Deze
Dr. Jac. P. Thijsse
grasmieren nu hebben een neg al sterke neiging
tot het vogetariaat, getuige o.a. hun voorliefde
voor zoetigheid en dit zijn dan ook de vlijtigste
oogstmieren. Om ze eens goed bezig te zien. moet
ge eerst een van onze mooiste en merkwaardigste
planten zoeken n.l. de Gouwe. Onze scholen vol
harden nog altijd bij den afschuwelijken naam
van Stinkende -U ouwe, maar daar moeten we van
af. Een plant, die geadeld, is door Albrecht Dürer en
John Ruskin en waarvan dóór een vermakelijke
vergissing de beeltenis geprijkt heeft op
AVordswortlfs graf, mag niet ontwijd worden door zoo'n
gokken schoolschcn naam.
Bovendien stinkt zij .'hcelemaal niet. In Drente,
Twente en den Achterhoek noemt men haar
Oogenklaar", een. naam die mij om meer dan n
roden veel Verkieslijker voorkomt. Ge kent die
plant wel, met haar zeer fraai gevormde
dofgroene bladeren, die zelden of nooit te lijden
hebben van ziekte of vraat en haar heldergele
bloomen, die eventjes doen denken aan kruis
bloemen, maar inderdaad verwantschap met de
papavers vertoonen. Wie de plant plukt, krijgt
oranje melksap aan zijn vingers.
Dit Oogenklaar nu begint te bloeien in April
en herhaalt zijn bloei drie-, viermaal in het jaar
in duidelijk gescheiden tijdvakken. Te beginnen
met Juni kunnen we dus altijd tegelijk bloemen
en rijpe vruchten vinden. Die vruchten zijn lange
smalle doezen, lijken alweer oppervlakkig bekeken
op de hauwen van koolzaad en bevatten een heele
rist van mooie donkerbruine of zwarte zaden,
ieder met een spierwit, glanzend aanhangsel. Die
zaden vallen bij de plant op den grond, ge kunt
een handje helpen met er nog wat uit de rijpe
vruchten bij te strooien; Al naar omstandigheden
moeten we nu geduld oefenen, maar het' duurt
heusch niet lang, of we zien de grasmieren komen
' en die pakken met hun kaken flinkweg ieder
7oo'n zaad beet, meestal bij den witten knob
bel en kuieren er mee nestwaarts. Een zaad is
net n gemakkelijke mieren vracht i Wat doen
ze nu daarmee? Wel, die vettige witte knobbel
eigenlijk geen knobbel maar een heel fraai
d gevormd lichaampje is voor de mieren
een heel prettig voedsel. Het eigenlijke
zaad zelf heeft voor hen geen
beteekenis en dat gooien ze weer buiten het
nest. Ook blijven er onderweg al |wel.
zaden liggen en met dat .al wordt nu
het Oogenklaar uitgezaaid langs e
mierenstraten en in de nabijheid van mierennesten,
?Niet alleen de Gouwe of Oogenklaar
maaihonderden andere soorten van planten wordea
zoo door de oogstende mieren uitgezaaid. Meestal
hebben die aan hun zaad of vrucht zoo'n voor
demieren eetbaar aanhangsel, dat we betitelen met
den fraaien naam van elaiosoom (olielichaampje).
Dit elaiosoom schijnt geen andere beteekenis te
hebben dan die van lokmiddel en voedsel voor de
'mjieren en we staan hier weer opnieuw voor het
ondoorgrondelijk wonder van de doelmatige onder
linge afhankelijkheid van planten en dieren.
Het is, om het eens gewaagd uit te drukken, alsof
die Gouwe opsrettelijk het elaiosoom aan zija
zaden maakt, opdat de mieren dan voor zijn ver
spreiding zouden zorgen.
Sernander, die omstreeks het begin van deze
eeuw de eerste uitvoerige studie gaf over dit
verschijnsel, noemde de planten, die zich. door
de mieren laten uitzaaien Myrmekochoren',' (?wij
gaan met de mieren"). Eenige van onze voor
naamste Myrmekochoren zijn: sneeuwklokje, ecilla,
sneeuwroem, hepatica, boschanemoon, viooltje.
stengellooze primula, de helmbloemen, duivekerveL
gouwe, renegroen, de doovenetels, de
hennepnetels, vergeet mij niet. De mooiste en duidelijkste
zijn wel de Gouwe en déHelmbloemen.
Mijn opsomming geeft eenigszins den indruk
alsof myrmekochorie hoofdzakelijk zou voorkomen
bij voorjaarsbloemen en het is ook wel beweerd,
dat dit zoo zijn zou. Maar de Gouwe, de doovenetels"
en de hennepnetels bloeien tot in November.
Zoo laat in het jaar kunnen zij op de mieren echter
niet meer rekenen.
DE GROENE AMSTERDAMMER
Weekblad voor Nederland
kost slechts ? 2.70 per kwartaal
(Incl. ?0.20 voor incassokosten) of
? 10.?per jaar bij vooruitbetaling
N o. 2982
De Groene Amsterdammer van 28 Juli 1934
Drama met drie koffers
Melis Stoke
Tcckcningcn Harmsen Tan Beek
Wij hingen over de reeling
Een der verschrikkelijkste avonturen die mij
gedurende mijn wonderhjke voyagiën naar de
Oost Indien zijn overkomen was het drama met
de drie koffers. Misschien hebt u al over het geval
hooren spreken? Het zou me verbazen als dat niet
zoo wa&, want het vormde een onderwerp van
gesprekken en werd telkens fraaier.
Wanneer het verhaal u wordt gedaan zult ge er
de eenvoudige kern misschien niet eens in her
kennen die ik u hier voordraag als de werkelijke en
waarachtige geschiedenis.
Het gebeurde in de haven van Singapore. Naar
gu allen weet is dit een drukbezochte aanloophaven
voor mailbooten en ook "de onze bracht er eenige
uren door aan de kade.
Gedurende deze uren behoeft men zich, ook al
begeeft men zich niet aan wal, volstrekt niet te
vervelen dank zij de behendigheid en commercieeleu.
zin der inheemschen. Deze leden doen verbluffende
bal- en duikspelletjes in kano's waarmee ze rondom
het hooge schip zwermen. Men gooit dubbeltjes
in het water en ze duiken er naar, nadat ze eerst
hun sigaar met het brandende eind naar .binnen
in den mond hebben gestoken. Blijkbaar hebben ze
liever blaren op de tong dan een gedoofde sigaar.
Andere inheemschen weer stallen hun waren uit
op de kade en prijzen die aan. Als het schip meert
zijn de prijzen hoog en naarmate het vertrekuur
nadert dalen die prijzen.
Op het allerlaatste oogenblik. bij het scheiden
van de markt dus, zijn ze op hun minimaalste
minimum.
Welaan dan: onder de voorhanden koopwaar
trekken in het bijzonder de aandacht zekere
handvaliezen, gemaakt van bruin leder (achteraf
blijkt het veelal carton te zijn) van voorname allure
en Chineesche makelij.
Vele reizigers koopen dergelijke valiezen en
werpen ze na, een maand van matig gebruik teleur
gesteld en verontwaardigd jegens de Chineesche
fabrikanten op de mestvaalt.
Het vertrekuur was aangebroken en met twee
andere heeren leunde ik over de reeling om de
prijzen der kade-handelaren te zien dalen.
Op deze kade stond een landgenoot ten afscheid
te wuiven. Deze landgenoot had een, kort
puntbaardje dat mijn belangstelling reeds eenigen tijd
gaande had gemaakt. En toen dan ook het oogen
blik van vertrekken naderde en de prijzen der
kooplieden ziénderoogen daalden, uitte ik tegen
over mijn buurlieden aan de reeling de veronder
stelling dat dit baardje nu voor zoo-goed-als-niets
te koop zou zijn en noodigde hen uit tot een bod.
Drie glimlachende gelaten staarden den land
genoot daar beneden aan en toen hij een vragend
gebaar maakte schoot de moed my in de schoenen
en riep ik, om nujn figuur te redden, dat wij drie
van de Chineesche handkoffers wenschten.
Daarbij riep ik dat het beschikbare bedrag
driemaal acht gulden was, wat de laagst-gangbare
prijs voor dergelijke groote valiezen is.
En, de straf -volgt gemeenlijk later op de
zonde onmiddellijk seinde de landgenoot met
het baardje, na kort overleg met den inheemschen
handelaar, terug dat de koop als gesloten mocht
worden .beschouwd.
leder die de dislocatie van een groot mailschip
kent zal begrijpen dat nu aanstonds eenige ver
diepingen lager gesneld» .moest worden om de
aangekochte artikelen in ontvangst te nemen.
Tezamen met mijn medekoopers holde ik dan
ook binnendoor naar een lager gelegen dek, waar
zoo juist een jeugdige handlanger des koopmans
de drie handkoffers afgaf.
Laat ik nu dadelijk zeggen, dat mijn
medeaankoopers waren een handelsman en aan abitu
riënt van de Botterdamsche Handelshoogeschool.
De laatste scheen mij, als door de natuur aan
gewezen, om de betaling te verrichten.
Ik riep hem toe den handelaar vierentwintig
gulden te geven, we grepen alle drie een koffer en
spoedden ons naar boven.
De handelsman zond zijn koffer per bediende
naar zijn hut en in de gang bleven de econoom
en ik staan om onze aankoopen te bekjjken.
De econoom, die tevens warenkennis bleek te
hebben, zeide dadelijk dat mijn koffer mooier was
dan de zijne.
En daar ik in den omgang een sportief en
j*es;Kop" zei de een
moedelijk man ben. riep ik een hofmeester, gelastte
hem een rijksdaalder in de hand te nemen en te
gooien. .
Kop. zeide de econoom.
Het muntstuk flikkerde.
-?Kop, zeide de hofmeester.
En ikt sprak tot mijn mede-aanköopei':
; Kies.
Hij nam, als goed Rotterdamsch abituriënt,
aanstonds mijn koffer.
En terwijl ik de zijne ter hand nam ontdekte
ik dat die inderdaad van 'inferieure makelij was.
Men zag er ril. dadelijk aan dat het carton was
terwijl dit materiaal bij de mijne veel beter ge
camoufleerd was geweest.
Op dat oogenblik drong van het bovendek een
afgrijselijk geschreeuw tot mij door. En naar boven
snellende zag ik een paar kooplieden, gillend en
De schoonheid van
het handschrift
Rei&énde tentoonsttllitg: Het schrift
in school en btroep"
De herleving van do boekdrukkunst met als
direct gevolg daarvan het ontstaan van vele
nieuwe en schoone lettertypen deed ook nieuwe
belangstelling groeien voor betere vormen in het
handsclirift. Een eerste poging hiertoe was het
Gerhard Steil schrift". Deze methode faalde
doordat zij zich van het oude schuinschrift slechts
onderscheidde door den loodrechten stand der
letters. De tweede poging was het z.g.
blokschrift".
Mede dank zij het blokschrift verkreeg het
goede en smaakvol geplaatste letterschrift in
reclame-drukwerken vooral meer en meer burger
recht.
Dit besef vormde dan ook het uitgangspunt
voor de tentoonstelling Het schrift in school
en beroep" die thans een rondreis door Europa
maakt op initiatief van de Vereeniging van
leeraren in het schoonschrijven M. O." in samen'
werking met het .,Schrift-museum-Blanckertz".
De voornamelijke opzet der organisatoren is
dat opwekking van meer belangstelling voor het
kunstschrift men op L. O. en M. O. scholen zich
meer zal gaan bezighouden met het geven van
onderricht daarin. Het feitelijke doel is hier dus
niet zoozeer Verbetering van het gewone hand
schrift, dan wel de bevordering van de smaak*
ontwikkeling en den zin voor orde en stijl bij de
jeugd. Deze eigenschappen zoo zeggen de organi
satoren terecht, zullen ten goede komen aan de
gemeenschap. Voorts hopen zij zakenmenscheu
ertoe te bewegen ziel» voor liet maken van uit
de hand geschreven etalage kaarten e. d. in ver
binding te stellen met een sclirift-kunstenaar
opdat een einde kome aan de talrijke
wangedrochtelijke producten op dit gebied.
.YVYBO MEYER
huilend op de kade dansen, roepend dat ze bestolen
waren.
Ze hadden in plaats van vier en twintig guldens,
vier en twintig aldaar inheemsche munten ont
vangen tot een waarde van ongeveer* zeventien
gulden.
Ook een econoom kan zich vergissen en deze
had het volkomen te goeder trouw gedaan, wetend
omtrent vierentwintig muntfenheden doch in d
opwinding onvoldoende ingelicht omtrent den aard
daarvan.
Ik zond haastig mijn inferieure koffer aan den
koopman terug die zich nu voor de beide andere
ruim betaald kon beschouwen en voegde mij bij
de groep aan het dek.
Hier snelde mij een overigens niet onbekende
dame tegemoet, smeekend om toch de -bevolking
van dit land niet aldus op den valreep te bestelen.
Ik trachtte haar te vertellen dat recht en billijk
heid betracht waren, maar zij hield niet op, wrong
de handen en keek me met groote.oogen sidderend
aan. ,
Zij smeekte mij, de bevolking niet tébestelen ....
\