De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 4 augustus pagina 3

4 augustus 1934 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

H! -i i 'i De Groene Amsterdammer van 4 Augustus 1934 No. 2983 (Slot van pag. 2) Sommigen luiclrueht icren critici van gemeente besturen moge d«» lenden/. t«'t ccntralisaüo aan genaam zijn, wio zin hoeft veer wafc gegroeid is aan Ncderlandsche verhoudingen, zal haar ni<;t dan n>ot zorg waarnemen. De toestand welke thans geschapen is, zit vol spanningen. Spanningen van oen aard welke niet ongewoon mof zijn in een land al* dat ten oosten van onse givnzen, doch onpewenscht in ee.n lant» als het onze. Van symptomatische oetoekeris in dit opzicht is het stuk, dat onlangs door hrt gemeentebestuur van Velsen is gepubliceerd in zijn gemeenteblad. In dit stuk toch wordt medegedeeld, dat de uiterite grens der be7uingipg reeds is bereikt, dat wanneer de regeering verder zou willen gaan, zij niet meer op de medewerking van den raad zal kunnen rekenen en dan maar haar geheel ongemotiveerde dreigementen zelf zal moeten uitvoeren. Vermoedelijk zal zelden een stuk van dezen inhoud een jSederlandscbe regeering hebben be reikt. Hoe men het-btuk verder moge bcoordeelen, zoo men het in zijn geheel leest, ontkomt men toch nJet aan den indruk, dat het de uiting is van. vertwijfelden, van wanhopigen. Maar hierin ligt zijn beteekenis. dat wat dit gemeentebestuur zoo duidelijk zegt, het gevoelen is van vele'hon derden gemeentebestuurders in ons land, zij het dat zij hot anderen vc-rm gaven of a contre coeur het hoofd bogen, niet overtuigd van het juistere inzicht var» hen die in staat warun hun wil op te leggen. Dit is peen goede toestand. Hot is ook peen noodzakelijke toestand. liet is ? bovendien een gevaarlijke toestand. Cïevtuirlijk. omdat bij het langer duren van deze spanningen 'het steeds moeilijker wordt de verhouding van do gemeente besturen tot dt- hoogere organen ie regelen, maar tevens het terugvinden van het financieolc even wicht der gemee'utt'M. op een wijze die alle bierbij .Getrokken organen bevredigen kan. ' ' - ' * * * ' . ; Voldoet aan dit verhingen, het thans ingediende wetsontwerp, dat tot doel hoeft de wet op de fmaneieele verhouding van rijk en gemeenten t.' herzien? Het antwoord kan kort zijn: neen. Integendeel, het maakt de* positie der gemeenten nog moeilijker door haar. met slechts weinig belangrijke uitzonderingen, nog verder in haar inkomsten te korten. De gemeentelijke financiën stuurt het nog meer in de war, de onvoldoende verdeeling van de kosten der werkhuizen- n . armenuitkeeringen laat het voortbestaan, de af hankelijkheid der gemeentebesturen van de regee ring, haar organen en haar ambtenaren doet het nog toenemen. En .de circulaire welke de minister van Binnenlandsche Zaken dezer dagen aan de gemeente besturen zond omtrent de subsidie in de uitgaven wegens kosten der steunuitkèeringen aan werkloozen en in die ten behoeve der werkverschaffing? .Stellig bevat dit stuk eènige punten die principieel een verbetering zijn. In de eerste plaats, dat ge streefd . zal worden naar een gelijkmatiger Ver deeling van de werkloosheidslasten over het geheele land, in de tweede plaats het wegvallen van het onderscheid tucschen oude werkloozen en niet-crisiswerkloozen, dat voor de zwaarst getroffen gemeenten een financieele verbetering kan beteekenen. . , Maar wat de eene groep van gemeenten meer zal .ontvangen, zal van de andere waarvan de meeste gemeenten het evenmin ruim hebben worden afgenomen: het rijk blijft er buiten. Bovendien en dit is tegenover het financieele voordeel voor een aantal gemeenten het principieele nadeel voor alle wordt door de aange kondigde regeling het gemeentelijk belastinggebied nog meer ingekrompen en daardoor de af hankelijkheid van het centrale gezag wederom vergroot. ."??'? Doordat aan de circulaire de financieel e gegevens ontbreken die noodig zijn om een definitief oordeel uit te spreken, moeten wij ons thans bot deze opmerkingen bepalen. Maar dat de beide vermelde voorstellen in staat zouden zijn weer recht te zetten wat' in de laatste jaren in ons land is scheefge trokken, vermogen wij niet te gelüoven. Zoo blijven, de hier . geschetste gevaren voort bestaan. Tot schade van de Jïederlandsche. staatkuhdige' organisatie. ' K. UOKKMAX Nationale piëteit Melis Stoke Teekenlngen Haringen van Beek Uniformen zijn altijd aantrekkelijk Het toeval van de reis» en dealtijd in ons levende drang om onzen kinderen wetenschap bij te brengen. bracht mij te Parijs, in het Musée de la Grande Armee dat is ondergebracht in de zijvleugels van de Invalides te Parijs. Men krijgt daar een prachtig overzicht van de uniformen en de bewapening van het Fransche leger door alle tijden, en waar mi eenmaal de wereldgeschiedenis- tot nu toe gemaakt is door middel van legers, bestond er bij mij geen bezwaar om dit feit onverbloemd onder de oogc-n te brengen van mijn kinderen die van nature zoo pacifistisch zijn als gij en ik. Het bezoek was een succes. Vniformon zijn nu eenmaal altijd aantrekkelijk voor het oog. en deze zijn schoon gerangschikt en uitgestald, vanaf de uitraonstering van Kelten e-n Ualürs tot en niet die van den modernen soldaat. Bovendien zijn hier zooveel historische her inneringen bijeen van een soort die in geen van onze ? musea te vinden zijn. Welke Hollandsche museurn-directeur zou het in zijn hoofd krijgen een paar dorre bladeren uit te stallen dio afkomstig zijn van een natioiialen held, die den boom heeft geplant welke eenmaal zijn graf zou beschaduwen? Toch vindt men hier, en hoe treffend is de gedachte, zulke bladeren, van een boom, eens door Napoleon op St. Helena geplant en sindsdien ge groeid zoodat de schaduw kon vallen over de rust plaats van het stoffelijk overschot dat later naar Parijs werd overgebracht.... En dan uit latere tijden: in de zalen van de recentste geschiedenis, genoemd naar groote maar schalken. Daar vindt men de uniform-stukken, de wandelstokken en handschoenen, decoraties en krukken van 'militaire helden en leiders. Fier vermeldt een vitrine waarin een sergeantsjas hangt dat dit de jas is en de helm, en wat al meer voor persoonlijke bezittingen als pijp en beurs etc. van den onderofficier Maginot, later minister van oorlog. En ik verzeker u, dat, er niets belachelijk» is in al die portrettenkleedingstukken, wandelstokken en inhoud van zakken van hen die met eere en opoffering hun land hebben gediend en er voor gestorven zyn. Deze relequieen, in kastjes en vitrine*-, treffen n, hoe jong dan ook, en wellicht juist daardoor en door hun eenvoud, even sterk als bijvoorbeeld de wieg van het Adelaarsjong, den op Schoenbrunn gestorven zoon van Napoleon, die te kijk is in het Paleis te Fontainebleau.... Bladeren, van een graf.... een wandelstok die een hand heeft omklemd, een pijp die tusschen samengeklemde tanden heeft gezeten op oogenblikken van nijpend gevaar. Ze spreken van do historie van een land, van den nationalen geest en van de gedachten van dankbaarheid en vereering. Ontbreekt het ons aan zulke gedachten.... of zijn we te verlegen en te weinig soepel om ze op zulk een wijze te uiten.... ? Ik vrees het laatste. In een land waar een minister zich zou blameeren. als hij een roman, gedichten of een tooneelstuk schreef, is het ondenkbaar dat men zijn persoon lijke bezittingen na zijn dood zou uitstallen in een museum. Of acht u mijn denkbeeld voor uitvoering vat baar in verre tijden een museum te stichten waarin b.v. te zien zouden zijn: Het. rijwiel waarop minister Marchant of mi nister de Geer yich eiken dag naar hur departement plachten te begeven.... Of de tuniek, de sigarenpijp en de sleutelrinp: van genraal Snijders... . Of een bolhoedje en een paar handschoenen van Jhr. Beelaerts van. Blokland....? Of een gekleede jas van den oud-minister van Karnebeek... .?? Of b.v. een tuniek, eenmaal te Kampen gedragen dóór deu heer 'Üeckérs en met nog wat krijt van het cantine-biljart aan de mouw.... ? J k vraag u waarom u lacht en dit onmogelijk vindt. Hebben al deze mannen hun land niet ti ouw en eerlijk gediend. .. . ? Wij moeten de haarlokken verzamelen Waarom zou het zoo vreemd zijn om eenmaal het horloge met ketting van den heer Ruys de Beerenbrouck te kijk te stellen, naast eènige sigareneindjes en den aschbak van minster Colijn's werktafel? En zou het nn werkelijk zoo vreemd zijn indien men, zich tijdig in verbinding stelde met den heer Mengelberg om zich.te verzekeren van zijn.dirigeerstok om die later in mijn museum onder te kunnen brengen....? Of als men den kapper bij het Binnenhof reeds thans voor alsdan verzocht haarlokken te verza melen en te registreeren van onze belangrijkste volksvertegenwoordigers. U moogt er niet om lachen: de beschouwing van zulke voorwerpen, in vitrines, wekt een won derlijke sfeer: de historie spreekt er uit, hoe simpel het voorwerp ook h», en juist wanneer het een voudig is en er gebruikt uitziet. En is het niet de herinnering aan historie en traditie die we, de eeuwen door, levendig moeten houden in een volk....? Is dat niet de grootste taak van de historie.. ? Men late de voorwerpen spreken. En laten we nu niet zoo bang zijn om gek te doen".... He: bolhoedje van*Jhr. Beelaerts KUNSTZAAL VAN LIER DOORLOOPEND TE NTOONGESTELD ROKIN 126 AMSTERDAM KUNSTWERKEN VAN JONGE HOLLANDSCHE EN BUITENL. MEESTERS N O. 2983 De Groene Amsterdammer van 4 Augustus 1934 Candidaten voor een directeurs vacature Aan de RIJkM-Akademle voor beeldende kuntitcn Mist Van Konijnenburg voor een ,,versierend schilder bet gevoel der materie en is hij .feitelijk nooit anders en dan op zijn best een psycholo gisch schilder, die, wat onkundig, met het woord de Idee goochelt 'of toeren doet, Van der Stok, dien ik noemde heeft het gevoel voor de stof veel meer in zich. Wie zeer sterk belang stelt in den aard der stoffen is Lebeuu. Hij heeft een hang in zich in verschillende materie de vormen te doen leven; wij zouden kunnen zeggen: hij is, technisch, de meest geïnteresseerde van allen. Hij, Lebeau, heeft daarenboven de natuur van den propagandist; hij wil overreden. Dat is een verschil met Van der Stok. Van der Stok gedijt in het spreken, Lebeau heeft de bedoeling den tegen over hem staande tot zijn politieke meeningen te doen overhellen, ze te doen aannemen Wanneer hij echter een plaats zou krijgen, zou hij een nietaflatend onderwijzer zijn! En hij zou in staat zijn heel wat-technieken bij te brengen: diodermuurschildering, die van het wcl-gesierd linnen, die van het ?waar-gehoudcn kostbaar glas. ver schillende druktechnieken en/ Ik geloof ook. dat hij in staat zou zijn de leerlingen zich vrij télaten ontwikkelen, wat Van Konijnenburg nooit kan noch kon; deze laatste gelooft alleen in weerspiegeling! Een vraag is-1 ten slottc, wat Lebeau aangaat, te stellen: zou '/i j n politieke overtuiging hem zelf toestaan een leitlcndv plaats in te nemen, zooals het directoraat der Akademie toch is ! * * * Leo Gestel if- n der genoemden voor datzelfde» directoraat. Hij is uit een familie, waar hut onder wijs niet vreemd is. Maar wijst ?ijn receptieve, gemakkelijk-opnemeiide begaafdheid feitelijk naar de ,,monumentcele" kunst heen? Ik vrees, dat daar een vergissing is opgetreden en dat een zeer vereenvoudigde vorm, een zeer vereen voudigende teekentrant verward is met werkelijkdecoratieve begaafdheid. Er is in decoratief werk niet alleen vereenvoudiging, er is niet alleen een lu>t voor noodig in weinig figuren veel uit te drukken (iets wat Grégoire nooit ?al kunnen !), er is in deze schildering, begeleidster van het gehouw, nog een verholen hechtheid nocdig. die haar, haar aard, verwant doet zijn met dat gebouw, en ik meen me niet te vergissen door te. zeggen, dat deze laatste wezenstrek (hoe gemakkeTENTOONSTELLING INRICHTING M. S. BLOEDFONTEIN NAAR ONTWERPEN VAN J. F. SEMCY UITGEVOERD DOOR £ZOMIM. D EN H A AG Demonstratie van gobelin weven Fascisten onder elkaar Teekcnlng J. F. Docve De Duitsche en Italiaansche pers spreken zich uit l ijk Gestel ook o verneemt) geen werkelijke van hem is. Door deze laatste noodzaak worden realisten" voor deze vacature vanzelf uitgesloten: 'emand als b.v. Dirk Nijland zou lachwekkend zijn op zulke -plaats, waar zulke eischen voor gesteld worden; C. de Moor bewees reeds, dat hij hier evenmin slaagde; Arondeus is een aftreksel van Roland Holst; dat geeft téveel verdunning. Hordijk is verzeild in een oneigenheid a PEcole de Paris, enz. , * *.* Voordat ik nog n schilder behandel, komt deze mogelijkheid in mij op: zij, de aange wezenen, konden voor deze plaats voor deze vacature ook een beeldhouwer kiezen. Ik meen toch, dat de monumentaliteit hun het verlangde is en dat, waarop de curatoren, buiten alle gesprek met de hoogleeraren der Akademie om, uit zijn? Die curatoren zijn, als ik mij niet vergis, weer Westendorp, Van Lennep, Van Notten (zijn de bankiers in deze zaken, -bij uitstek deskundig?) en Bierens de Haan, de prenten verzamelaar. Wanneer deze zich gedreven gevoelen naar de vastheid der ,,monumentale*' schilderkunst, waar om hebben zij dan cok niet ns aan monu mentale" beeldhouwers gedacht? Maar laten wij hen niet te zeer verwarren en hen plots stellon voor een nog niet bedacht vraagstuk. Laten we bij de schilders blijven! We kunnen in dit stuk dan M. Wiegman nog noemen. Ik zal en ik kan niet schrijyon, dat hij in bepaalde muur schilderingen zeer wel slaagde. De kleur was daar niet alles en dat «e te meer te betreuren, daar deze Wiegman indertijd toch een aantal schilderijen gemaakt heeft, die tot de belangrijkste zijner generatie behoorde en omdat hij. bovendien, en dat is hier van nut en vol rede, psychologisch zich /eer begaafd betoonde. Dat waren twee werkelijke rijkdommen (voor kleur hoeft een monumentaal schilder, niet perse benauwd te zijn!). Wiegman heeften dat geldt, dat ietwat in zijn muurschilderingen, dat hem ,,de monu mentaliteit" mogelijk maakt. Sommigen (ik ken die lieden !) zouden zeggen, dat hij te katholiek georiënteerd is, maar ze hebben toch wel van meer katholieke muurschilders gehoord? Ik hoop, dat ook uit dit tweede stuk, uit deze tweede beschouwing over de befaamde vacature 7al volgen, langzaamaan, dat wij nog niet abso luut naar Duitscbland moeten gaan en daar een o. a. Chagallisecrerid professor halen.. Er zijn hier ook monumentale" schilders, en we hebben meer kans bij hen, dat zij naar onzen aard, dus naar onze kleur, zullen zijn dan een Duitscher. Het sterkste in de Duitsche -schilders ss yelden of nooit de zuiverheid, do voornaamheid hunner kleur of de gevoeligheid, van hen in n kleur. Wij zijn in deze nog geen schooiers, die den weg op moe*en, zelfs niet naar den Rijn, om. daar iets te kunnen bij malkaar bedelen, wat ons baat.. Het lijkt mij daarom tce, dat de verweg r ndtrekkende curatoren, zoo zij 't 7elf niet wctei», eens konden terxigkeeren en dan eens konden redeneeren met de profeisoren van de Akademie en in 't eigen land daar-na eens konden laten rondkijken. . : A. PLA.SSCHAEHT \ :

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl