De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 4 augustus pagina 7

4 augustus 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

. l'. t 12 De Groene Amsterdammer van 4 Augustus 1934 N o. 2983 De leugen en het brood Albert Heiman Albert Kuyle: Harten en brood 1) Bij het bestudeeren der klassieke Russische lite ratuur heeft men vportdurend met een eigenaardig begrip te maken, dat dolgotiërpiënië" heet, en «en zeer ~ samengesteld gevoelscomplex vertegen woordigt. Het beteekent niet enkel lankmoedig heid", maar impliceert de bijgedachte aan ..heroiek der slaverny", aan wellust in het onder drukt zijn, aan ,,een geheime voldoening vinden in de pijnlijke stand van zaken." Deze soort van lankmoedigheid is niet specifiek Russisch; zij is christelijk. En dat tal van Russische klassieken in ons land zooveel weerklank gevon den hebben, dankt men aan de uiteindelijke ver wantschap door het ..duldende christendom" van ginds en van hier veroorzaakt. Tolstoi en Dostojewski spreken, afgezien van kerkelijk-dogmatische détails, precies de gedachten uit van den Westerschen model-christen: dit aardsche leven is slechts middel tot het doel van een buitenaardsch leven: verweer u daarom niet, maar duld lankmoedig «lle onrecht; lijden is onze grootsche roeping. genot en geweld zijn duivelsch. Zulk een houding is. liet spreekt vanzelf, antivitaal en in strijd met 's mensehen ..natuurlijke" instincten. Haar vertegenwoordigers postuleeren fen goddelijk gebod, ze stellen voorop dat'men gelooft in een Oppermacht die de natuur geschapen heeft om daarna het aan de natuur vijandige te eisenen. Tot dit dilemma is ieder probleem te her leiden waarvoor de geloovige christen van minuut tot minuut komt te staan bij het wandelen van zijn zeer lichamelijke voeten over de zeer aardsche grond, terwijl zijn hart verlangt naar het eeuwige paradijs en zijn hoofd de wetenschappelijke t\vijfel tracht te doen verstommen met de uit de lucht gevallen dogma's. Deze tweestrijd kan bij een groote. zich alzijdig van zijn moeilijkheden rekenschap gevende per soonlijkheid zeer belangwekkend zijn. en kan ons oen blik vergunnen in de diepste levencelleu van de mensch; het ..credo quia absurdum" kan een zeer subtiele ..Flucht in die Krankheit".zijn.'inte ressanter dan welke andere ziekte-geschiedenis ook: het rotsvaste geloof van den man die tegen béter-weten in blijft vlassen op een realiteit anders dan die zijn zinnen hem openbaren, kan - inzoover stijfhoofdigheid óók een vitale kracht is zelfs een groote humane beteekenis hebben. Maar xüterst belachelijk wordt het gemakkelijk zich redden uit dit dilemma, wanneer de persoon in kwestie het niet eens ziet. doch het in alle gebor neerdheid zijn rug toekeert en zijn goedkoope vischhengel uitwerpt om het buitenaardsche te vangen. Dit nu, is wat ons zoo menigmaal tegenstaat bij Allerlei orthodoxe, inzonderheid katholieke schrij vers. Ze negeeren alle problematiek, alle theoreti sche en zelfs practische moeilijkheden, draaien hun lesje af met het zelfverzekerde gezicht van: zie je nou wel, zoo hoort het en niet anders", en schrik ken daarbij niet terug van wat men. onze goede Hollandsche taal heeft er gelukkig geen eigen woord voor het beet Verlogenheit" zou kunnen noemen. Verlegen" in de meest' antipathieke zin is de roman Harten en Brood" van Albert Kuyle. En wie leugenachtig is ten opzichte van twee zulke belangrijke dingen als het hart en het brood, tast teveel aan, dan dat het hem ooit, om welke aesthetische redenen óók, vergeven mag worden. Geluk kig heeft het boek, ondanks zijn titel, met harten" volstrekt niets te maken. De menschen die erin voorkomen zyn alle even harteloos. De eene helft heeft prompt en naar beproefd recept zijn harten ingeruild voor deugdelijk bankpapier en verschijnt ten tooneele als een troep ongecompliceerde uit"buiters van den armen werkman. De andere helft is tamelijk arm aan geld, maar armer nog aan menschelijkheid; want allen die aan deze, voor den auteur sympathieke kant staan, hebben hun hart prompt en naat religieus recept ingeruild voor ,,dolgotiërpiënië", de niet-vitale soort van lank moedigheid en het blind geloof in de onbelangrijk heid van dit leven als zelf doel. Had de heer Kuyle deze stand van zaken klaar en objectief uiteengezet, dan liad men hem natuur lijk niet van Verlogenheit" kunnen beschuldigen. Men zou hebben moeten toegeven: inderdaad kun nen zulke menschen bestaan, misschien zelfs in grooten getale. De Verlogenheit" begint echter pas, waar Kuyle spreekt over het brood. En begrij pelijkerwijze. Brood is een heel reëel ding; het is ook niet christelijk en niet heidensch zooals het daar op de tafel ligt. Maar het is onontbeerlijk, zoowel voor de braafste christen als voor de ongeloovigste heiden. Het is niet goddelyker dan het meest objecte voorwerp dat de geloovige zich kan denken. En de brave, onze vergankelijke wereld verzakende arbeiders uit ..Harten en Brood", kunnen het brood even weinig missen als de grofste materialist uit de grofste bolsjewieken-roman. Iiiplaats dat de heer Kuyle dit nu eerlijk toe geeft en zijn pcrsonayes dienovereenkomstig laat handelen, maakt hij er zulke leugenachtige en bloedelooze sujetten van, dat ze alleen maar sym pathiek kunnen zijn voor de beklagenswaardige lieden die ermee verwant zijn. Die op het brood schelden terwijl ze erop kauwen; die vroom het wit van hun oogen naar de starre hemel draaien terwijl zij bezig zijn het brood te slikken; die zich op de berst kloppen en prevelen: ..ik dank u Heer dat ik niet ben als de ongeloovige rest", terAvijl in hun maag .het brood verteert dat van god noch vroomheid weef. Wie behoefte heeft aan brood, moet het zich veroveren. Dat is een levenswet. Als iemand inet de handen gevouwen gaat zitten terwijl hij anderen er voor laat vechten en zegt: ..Ik zal wel bidden. ik heb toch lekker het beste deel verkoren." dan is dit ten opzichte van liet brood, tegenover het natuurlijke" leven de meest ..verlogen" houding die hij kan aannemen. Als hij. ondanks al zijn rechtgeloovigheid, toch niet blind en afgestorven genoeg kan zijn om het zonder mateiieele lotsverbetering te willen stellen. ?maar niettemin inert blijft en zich troost met een van de op-alles-toepasbarèbijbelteksten, bijvoor beeld ..de armen hebt gij altijd bij u". (H. en Br. blz. 18U). dan is dit van een weergalooz'e ,.Verlogen heit". Want de schrijver doet het hier voorkomen alsof men beicust iets kan willen en niet-willen tegelijk: hij en zijn personages mét hem, simtileeren óf naar de eene kant, óf naar de andere. Ieder is vrij zich aan zijn hemel te vergapen, maar dan dient hij ook de consequenties daarvan te aan vaarden. Ivuyle's sujetten willen echter van twee ruiven tegelijk vreten. ..Mit einem Popo auf zwei Hcchzeiten tanzen". Dit loopt zoo sterk in de gaten, dat men dit boek wel als finaal mislukt mag beschouwen, want de schrijver bereikt precies het averechtsche van 't doel dat hij zich gesteld heeft. Wie een doodelijke levenslange haat wil krijgen tegen deze" zalvende, stomme, verlogen kuddedieren, deze proletariërs met uitgezakte knielknieën en rimpelbuiken, deze geestelijke teringlijders en waterhoofden, deze achter de rinkelbom aandravende loonslaven Voor een fictief, buitenaardsch pensioen in 's hemels luilekkerland wie wil zien hoe het mogelijk is dat een patserige fabrikant toch nog verre te ver kiezen valt boven een jeremieerende arbeidersbende, die leze Kuyle's Harten en Brood" ! Gelukkig zijn de menschen die hij daarin teekent ternauwernood menschen, .maar behooren ze tot een soort dat van jaar tot jaar zichzelf decimeert, en eenmaal zeker verdwenen zal zijn; gelukkig hebben ze inderdaad geen hart. maar zijn het slechts reinculturen van dogma's welke in onderaardsche gangen en in de cellen van levensmoeden en verminkten ontstonden, en die zienderoogen verschrompelen zóodra ze in contact komen met het levende zonlicht en met het zeer reëele dagelijksche brood. Ik heb vroeger vaak Kuyle's stijl kunnen be* wonderen, zonder daarbij met zijn schaarsche maar alles domineerende denkbeelden veel te sympathiseeren. Hij had een ongemeene helderheid en plasti citeit in zijn schrijven: iets zeer eigens. Maar Verlogenheit" is zeer gevaarlijk en tast de heele mensch aan; een fundamenteele leugen achtigheid zal op de duur alle uitingen doortrek ken. Het kon niet anders of ook de stijl van iemand die de boven besproken denkbeelden verkondigt, moest tenslotte iets gaan vertoonen van de algemeene Verlogenheit". Zoo staat men dan ook voor het merkwaardige verschijnsel dat Kuyle's weleer voortreffelijke schrijftechniek bijna geheel zoek is geraakt en slechts uiterst zelden een spoor daarvan in Harten en Brood" valt terug te vin den. Integendeel, zoo leugenachtig als de titel van het boek al is, zoo verlogen" zijn ook allerlei vol zinnen. Men zou ze van de eerste de beste schrijftante eerder verwachten dan van een zich jong noemend auteur. Ten bewijze van deze bewering kan het volgende voorbeeld volstaan. De minstens twintigjarige arbeidersdochter Marie, dient" bij een fabrikant, wiens zoon het meisje een keer heeft willen zoenen. Dit komt de proletarische moeder te weten, en Kuyle schrijft dan de onsterfelijke zin: Nou komt er weer een heel nieuwe zorg bij, waaraan ze eerlijk nooit eerder had gedacht: dat iemand zou probeeren zijn hand uit te steken naar haar meisje, naar haar Marie, en dan met verkeerde bedoelingen NATUURLIJK." (blz. 101). Dit natuurlijk" (de cursiveering is van mij) spreekt boekdeelen omtrent de onnatuur en Verlogenheit" van al deze lieden ! Jolmn Fabrictus: Leeuwen hongeren in Napels 2) Tenslotte is zorgelooze oppervlakkigheid nog veruit te verkiezen boven zwaarwichtige leugenr achtigheid. Men wordt dan tenminste prettig be ziggehouden precies zoolang men dat zelf verkie&t, en niet geërgerd of verontwaardigd. In de buurt der hemelbcstormende kletskousen heeft iedere vriendelijke causeur de voorrang, hij mag desnoods Wallace heeten. Fabricius spreekt in Leeuwen hongeren in Na pels" ook over het brood, over de honger. Hij doet dit op de luchthartigste en onbezonnenste manier waartoe hij in staat is, en het is immers bekend dat hij zonder moeite tot het allerdiepste magazine-peil weet af te dalen. Zóó erg is het nu wel niet met zijn Leeuwen" gesteld, maar veel bizonders is het boek met zijn geforceerd happy-end en zijn volslagen gebrek aan innerlijke motiveering ook niet. De sclirijver heeft zich tevreden gesteld met de uiterste oppervlakte aan te geven, geheel aangepast aan het geestelijk niveau en de ontroeringgmogelijkheden van de dame die leest om eens een verzetje te hebben." Wat niemand zulke dames (en heeren) kwalijk neemt.... Maar wat was er niet te maken geweest van die zestig hongerige leeuwen ! Hoe had hij de elemen taire, dierlijke honger niet kunnen beschrijven, bok in al haar menschelijke aspecten; als honger van den circusdirecteur, als honger van de neger-oppassers, van den eenoogigen dresseur, van het beweeglijk advocaatje.... Nu zijn het maar schema's gebleven; onderhoudings-figuurtjes, poppetjes op de tagèretjes van de snoezige salonnetjes der aardige dametje?. Soit, als Fabricius het daarop wil honden.... Wij, denken aan een journalist als dr. Kober, die zoo prachtig van het circusleven wist te ver tellen ; aan de voortreffelijke milieu-schildering van de circusgemeenschap die Siegfried van Praag in La Judith" Wist te geven. Dit laatste ie een boek, honderdmaal beter dan die hongerige-ieeuweii-geschiedenis waarin het circus een papieren circus is gebleven, daar de schrijver blijkbaar zelfs zonder de eenvoudigste documentatie zijn ver haaltje heeft afgeraffeld. Wat het genot van voorzegde dames (en heeren) natuurlijk zeer ten goede zal komen. l) JV.F. Paul Brand, Hilversum* ' 2)'N.V>H. Leopold, 'a-Gravenhagé. Verbetering Op verzoek van den kunsthandel Esher Surrey, deelen wij mede, dat de heer Chr. de Moor in geen enkele relatie staat tot genoemden kunsthandel, zooals verondersteld zou kunnen wórden uit opmerking in onze Schilderkunstrubriek. een Heeft U al een van die mooie, aparte lampen van ons? JASPERS, Ceintuurbaan 308 Kleine Maskerade VERKADE'S LIEFDE-LESSEN VAN MOLIÈRE IN HET RIKA HOPPER THEATER Henrik Scholte Zooals voor den zeeman het varen noodiger ia dan het leven, zoo speelt thans de Nederlandsche acteur, om in het beeld te blijven, tegen de klippen <wm. Dat men zich dit jaar vrijwel geen vacantie gegund heeft, beteekent natuurlijk nog niet dat wij in een theater-hausse leven en het publiek een gebiedend speel voor mij" heeft uitgeroepen. Hot bewijst alleen dat er voor den huldigen acteur noch het otium" noch het cum dignitate" bestaat. Men speelt in de niet ongegronde hoop dat anderen toch ook geen vacantie hebben. Mocht de hoop, dat deze dan ook in de zomermaanden wel tijd, lust en het beetje geld kunnen vinden om naat- de schouwburgen te tijgen, even gegrond blijken ! Vier schouwburgen hebben hun deuren al weer wijd open gezet. In den Plantage Schouwburg speelt Herman Bouber een hartige, zeer vrij maar ook zeer deugdelijk bewerkte en vooral met die natuurlijke, warme innigheid van het goede volkstooneel opgevoerde Joodsche comedie .,Tsores en Himcho", waarmee hij als niet alle menschelijke berekeningen falen groot en verdiend succes moet 'hebben.' In het Centraal Theater heeft Cees Laseur met tMMi luchtig Fransch geval een uitstekend be indigd seizoen maar meteen vastgekoppeld aan de hoon.- verwachtingen die men juist op grond van dien prachtigen cyclus van den laatsten winter ten aanzien van hem en zijn gezelschap mag koesteren. I ti «leii Hollandschen Schouwburg speelt men ook iets van liefde, dat ik helaas niet heb gezien. En vlak daarnaast kondigt in het Rika Hopper Theater ceu soortgelijke titel, maar met een veel mooiere affiche aan: ,.T)e Liefdelessen van Molière". En daarnaast de naam: Eduard Verkade. * w * Om dezen naam heeft de première de importantie van een gebeurtenis in het volle seizoen. Verkade immers behoort tot de onberekenbaarste factoren in ons tooneelleven. Er is geen inan, die zooveel .afscheidsavonden gevierd heeft, zooveel harde critiek te verduren kreeg en toch met een zoo onverwoestbare vitaliteit en een zoo onwrikbaar geloof in eigen idealen weer terugkwam, meestal orn een streep door alle theoriën, inclusief die van hemzelf, te halen. Men kan van Verkade niet zeggen dat hij, gelijk Gordon Craig, om zijn theo rieën geen tijd vond voor de praktijk. Maar wel zaten zijn eigen ideeën hem in zooverre d wars j dat hij e f zich telkens van moest distantieeren om ze integraal terug te vinden. Iets van Copeau, den «euwig zwervenden Hamlet achter déschermen. kleeft hem in dit opzicht'aan.. Men kan hem alles afnemen: zijn schxmwburg, zijn gezelschap, zijn geld en zijn theorieën. Hij begint onverstoorbaar opnieuw. Voor de zqoveelstémaal met nieuwe fiamen; desnoods dilettanten. Hoe meer de omatandigheden tegen hem zijn, hoe sceptischer men tegenover zijn. waaghalzig kunstenaars-initiatief ataat, des te gretiger is hij bereid, te bewijzen dat zijn tooneel niets anders noodig heeft dan de planken'om er op te spelen en het heilige geloof, dat bergen verzet. #'*'?'... ' ' ' ' - ' ? . ? ' ? ' .*. - ' ?" ? . .. Dat Molière een trekpleister is voor het huidige repertoire zal men moeilijk kunhen beweren. De gemeente, die onder het al te drukke renaissancekleed van zijn vergankelijke uiterlijkheden nog de innige, groote, hartelijke waarachtigheid voelt van zijn figuren, is klein en select. De Ecole des Maris»". een jeugdwerk, is in zijn voortspinnen op ?<*m simpele intrigue van den bedrogen voogd niet van een al te magistraten bouw, al kan de littera tuurkenner er voorstudies ? in vinden voor den Misanthrpop" en den Vrek" en al is Sganarelle op zichzelf een figuur, die met hoofd en schouders boven het clichévan zijn omgeving uitsteekt. En wat de liefde-lessen betreft, naar den letter genomen kan een zeventiend-eeuwsche comedie het tegenwoordige geslacht geen andere ars amandi dan dié, welke1 Ovidius reeds tot in den Herman en Aaf Bouber in Tsores en Simcho" treurt- bezong en waarmee men in de praktijk niet ver komt. Maar Verkade heoft dan ook met 'een groote en in dit geval stellig geoorloofde vrijmoedig heid zelf een nieuwe comedie geschreven rond om de oor spronkelijke karakters van Mo lière, met nog een half dozijn van eigen vinding erbij. Uit de wijze waarop dit geschied is, blijkt reeds zijn grootste ver dienste: een zich volmaakt in leven in den ,.stijl" van het werk. Zijn Nederlandsche rij men, soms kreupel, soms van een frissche saillante geestig heid, zijn ingevlochten humor. soms ietwat kinderlijk, soms daarentegen weer van een verve, die onweerstaanbaar bleek, zorg den voor een stuk, dat hij eigen lijk gerust op zijn eigen naam mag zetten, juist omdat hij die eene groote figuur van Sganarelle niet alleen alle eer aandeed, maar hem ook nog menschelijk dieper en zuiverder maakte: een groote, ongelukkige Don Quiehotte met liet felle masker van den tragischen clown. Hij recon strueerde voorts décomedie in een fijnzinnigarcha. stischen vorm, de muziek, waarvoor Alex de Jong oud-Fransche motieven gebruikte, en de talrijke liedjes paven een wonderlijke, /achte en soms bijna teere charme aan het Saksisch porcelein der f j'guron. die zich op een klain en smaakvol tooneeltje precieus bewogen. En een werkelijk groot succes was het invoegen van het gemoderniseerde oude ballet der ,.Mariage Forcé", een meesterstukje van ko mische en bekoorlijke ciseleerkxmst op zichzelf. Bovenal was deze avond echter een eerherstel voor Verkade als regis se-ur en metteur-en-scéne. Als men tooneelspelers naar den invloed, dieu Verkade op hen gehad heeft, vraagt (en wie «peelt er thans, die niets aan hem te danken heeft, wat hij of zij hem ook daarnaast meent te moeten ver wijten?), dan weten zij meestal niets anders te antwoorden, dan dat hij met die onzichtbare tooverstaf der regie, die hij schijnbaar achteloos in zijn hand houdt. ,.alles" uit hen gehaald heeft. Of zooals Else Mauhs het eens tegen Brusse zei: ,,Ik weqt niet hoe ik het moet uitdrukken, maar hij tilt er je zoo heerlijk i»". Wat er dezen avond op het tooneel stond. waren meestal geen erkende talenten, voor een deel zelfs debutanten. Maar er werd gespeeld met die jonge, frissche eenheid van ensemble, die juiste. 's *. Sganarelle (Eduard Ver kade) en de Danseres (Steffa Wine). Links Jacques van Hoven als de Magistraat. eenvoudige, atmosfeer, die misschien meer nog dan uit talent, geboren wordt uit het juist begrip en de innige vreugde aan het eigen spel: een tota liteit, die eigenlijk geen onderscheid in min of meer sterke rollen toelaat. Nu zijn de meeste ..rollen." buiten Sganarelle, er dan ook naar. Maar wat Verkade's' groote succes was. kan misschien het beste worden uitgedrukt in een woord, dat iemand zich in de pauze liet ontvallen: ..Het is net of ik een speel-uurwerk hoor". Een misschien niet zoo wereldschpkkende. maar wel fijne, gave en sier lijke herleving van oude. grappige figuren werd tleze avond. En in een tijd. waarin men ? zelfs iu zoo bescheiden kamerformaat weer iets van die klare en dan ook in zijn afrondingen niet aan te tasten zuiverheid van het speeltooneel voelt, is dit reeds een gebeurtenis, waarbij men niet verder kijkt of het soms den rand van het zoetelijke, van het al te weeke raakt. Het had de ..melodie", die Verkade klaarblijkelijk gezocht had. en het wachten is thans maar op de menschen, die zich nog wel weer eens aan een zoo naïeve vreugde als van deze kleine maskerade willen overgeven. Nieuwe uitgaven Grondslagen- van het' Duiische NationaalSocinUtitne. door II. Krekel. N.V. Boekhandel en uitgeversmij. v,h W. P. van Stockum <!c Zoon, Den Haag. Russische denkers, door G. M. de Gelder. H. D. Tjeenk 'Willink & Zoon N.V. Haarlem. / '»/? r. »« v 'V, \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl