Historisch Archief 1877-1940
..J
De Groene Amsterdammer van 8 September 1934
No. 2988
Eu zelfs 7.\jn tegenstanders, rechts zoowel als links,
gunnen hem nog veel tijd, want noch heeft iemand
een alternatief-programma, noch benijdt iemand
hem om zijn taak, gedurende de volgende jaren
te regeeren. Dit feit echter versterkt de persoonlijke
positie van den president haast nog meer dan zijn
aanhoudende, of liever zelfs toenemende, populari
teit, liet stelt hem in staat, niets te overliaasten,
de op handen zijnde verkiezing voor het Congres
als van weinig gewicht te beschouwen en zelfs
om reeds nu op zijn herkiezing in 1830 te rekenen.
Ondertusschen kan hij niet alleen experimenteereri,
maar ook met alle vrijmoedigheid openlijk toe
stemmen, dat hij het doet, dat hij dus zelf volstrekt
niet zeker is, van hetgeen zijn vex-schillende
maatreregelen tot in kleinigheden voor gevolg zullen hebben
Amerika's hoop is echter niet alleen op de persoon
van Koosevelt gericht, en op de ideeën, die hij
met de meerderheid van het volk gemeen heeft.
De techniek, die in de zoo weinig nadenkende
voorspoedsperiode als dienende godheid naast den
almachtige n afgod, den dollar, stond, heeft ook
in de tegenwoordige voorstellingswereld van de
Amerikanen haar plaats direct naast den eigen
lijken held Roosevelt. Het geloof aan de moge
lijkheden tot volkswelvaart door de techniek
leeft verder; niet zoo volkomen en onbeperkt
als in liet vroegere Amerika of in het huidige Rus
land, maar toch sterk en vol beloften. Het geldt
thans voor andere gebieden als vroeger. In de
jjeriode van voorspoed was de auto het symbool van
den teclmischen vooruitgang. Hij is ondertusschen
zoo zeer -verbeterd en goedkooper geworden, dat
zijn belang eenigszins verschoven is van het
technische naar hét economische gebied. De vol
maakte en goedkoope auto's zijn voorhanden,
de goede wegen eveneens, en het probleem is het
regelmatige en toereikende inkomen, dat dezen
technische vooruitgang doet genieten. De nieuwe,
spannende ontwerpen der technische uitvinding
houden minder verband met de voortbeweging
dan met het wonen.
Het ideale, arbeidsbesparende huis. dat de vrouw
nog meer dan tot nog toe van de lasten der huis
houding bevrijdt, tot in alles geëlectrificeerd,
fabriekmatig vervaardigd, makkelijk samen te
stellen en naar een ander plaats óver te brengen;
en de electrische luchtverversching van de kamers,
waarin men werkt, woont, zich vermaakt, van de
spoorwagens, waarin men rijdt dat is thans
de populairste en meest besproken taak waar
mee de techniek den menschen nieuwe bevrediging,
den fabrieken nieuw werk moet brengen. De
groote exprestreinen rijden reeds .nu met wagens,
waarin achter gesloten ramen met ijs afgekoelde,
gezuiverde lucht circuleert, zooals in de groote
bioscopen en restaurants.
Spoorwagens op gummibanden en A*ele an
dere aannemelijkheden worden verwacht, en,
zooals vroeger, untstaat vaak de indruk, als zouden
slechts nog deze laatste technische vooruitgangen
tot bevrediging van de behoefte der massa voor
luxe noodig zijn. om de industrie en de van haar
afhankelijke menschen het werk te geven, dat ze
noodig hebben.
* *
*
Ondertusschen echter gaat ook de algenieene
techniek der industrieproducten vooruit, die steeds
meer menschen kan missen en die na den zegen
den vloek brengt.
Zoo neemt met den onverzadigbaren wensch der
Amerikanen naar nieuwen en steeds nieuwen
technischen vooruitgang, met de kinderlijke vreugde van
de op handen zijnde onderwerping van den zomer
door electrische afkoeling, naar de succesrijke
onderwerping van den winter door de centrale
verwarming, met het verlangen naar treinen op
gummibanden en vele andere gemakken pok de
bereidheid toe, de economie systematisch van
boven af te laten leiden, opdat zij al het voor
handen zijnde en al het verwachte ook ruimschoots
voor de consumptie ter beschikking stelt.
Zooals bij de een de economische nood daartoe
leidt, dat zij Roosevelt's revolutie" ondersteunen,
omdat zij hun een verbetering van hun toestand
belooft, zoo voert bij den ander de begeerigheid
naar nieuwe technische resultaten tot dezelfde
uitkomst.
En weer anderen hebben het bedriegelijk karak
ter van de moderne techniek in haar onophoudelijke
ontwikkeling duidelijk genoeg ingezien, om Roose
velt als den eersten Amerikaanschen politicus te
ondersteunen, die zijn best doet, deze techniek
door systematische economie te beheerschen.
GÜNTHER STEIN
De gemeente en de
stadsschouwburg
HET EXPLOITATIE-SYSTEEM
E. Boekman
OUD-WETHOUDER VOOR DE KUNSTZAKEN
Toen voor eenige jaren het Paleis voor Volks
vlijt afbrandde, verkeerde het
stadsschomvburgvraagstxik in een stadium, dat er lieden waren
die meenden, dat het noodlot het vuur op een
verkeerde plaats had laten vallen. Waarom op het
Frederiksplein, terwijl het Leidscheplein zoo
dichtbij was? De brand op het Frederiksplein
deed nieuwe vragen ontstaan, een brand op het
l^idscheplein had aan oude een zoo schoone
oplossing kunnen geven.
Hoeveel is er op den Stadsschouwburg al niet
afgegeven sinds de gemeente dien exploiteert?
Op het gebouw, op zijn inrichting, op zijn
exploitatiemogelijkheid, op het Gemeentebestuur, op
de gemeentebestuurders. Xeen, veel goeds is over
den Stadsschouwburg in jaren niet gezegd. Des
te .curieuser zijn daarom de beschouwingen in
de kranten van de laatste weken, die, zooals dat
dat in modern Nederlandsen heet. alle hoogge
stemd zijn.
De kritiek kwam slechts bij intervallen tot
zwijgen; zelfs werden in die pauzen dan wel
woorden van lof gesproken zoo gansch anders
dan het in den schouwburg zelf pleegt toe te gaan.
Maar die dan zoo spraken, waren degenen die
nog niet in den schouwburg zaten, maar er zoo
gaarne wilden komen. En zoo zij hun doel hadden
bereikt, hoe snel Was dan de pauze voorbij en begon
weer het spel van de kritiek, na dat van den lof.
En zoo zij niet tot hun doel waren gekomen,.hoeveel
meer reden hadden zij dan niet gekregen voor hun
afkeuring en hoezeer deden zij dan van haar
bestaan niet blijken.
De groote dagen van de Koninklijke Vereeniging
zijn voorbij, de dagen waarvan men zich na 1020
niet veel anders dan goeds wist te herinneren,
de dagen die het particulier initiatief gelegenheid
hadden gegeven zich te ontplooien, artistiek
bijzondere prestaties te leveren, finantieel schoone
resultaten te verkrijgen, enfin, de dagen.die zoo
gansch het tegendeel waren van die waarin men
thans leefde en zich gedwongen achtte tooneel te,
spelen in en buiten den schouwburg. Dat de
geschiedenis der Koninklijke Vereeniging niet ge
heel beantwoordt aan dit later geschapen beeld
harer geschiedenis, doet natuurlijk niets ter zake,
want wanneer op het tooneel van het leven de
illusie reeds zulk een voorname rol vervult, hoe
zou zij het dan niet nog meer doen in het leven
van het tooneel, de tooneelisten en de directeuren?
Maar de harde realiteit van na 1920 heeft men
aan den lijve ervaren en niemand die den stads
schouwburg sindsdien bespeelde, heeft kans gezien
de verplichtingen die hij er aanging met illusies
te betalen, wat niet zeggen wil, dat hij er niet
toch is kwijtgeraakt. Het kan wat cru schijnen,
juist hierover te spreken, op een dag waarop
men eigenlijk niet anders dan dierbaarheden
hoort. Doch wie, die met den stadsschouwburg
en deszelfs vaste en onvaste bespelers te maken
heeft gehad, kan nalaten onder den schmink
van het feestelijk gelaat te speuren naar wat men
tracht te verbergen?
Hét tooneel is een zaak." Van dezen regel
hebben niet alle bespelers van den stadsschouw
burg steeds de juiste beteekenis begrepen. Er
waren er die hem lazen als: het tooneel is mijn
zaak"; er waren er ook, die hem heelemaal niet
lazen, er in elk geval niet het bewijs van gaven,
dat zij het ooit hadden gedaan. En toch, hun
allen, zonder onderscheid, moet men de eer nageven,
.dat zij, ieder op zijn wijze en naar zijn vermogen,
trachtten de zaak van het tooneel te dienen.
Want zoo goed als zij het was vóór de exploitatie
door de Gemeente, zoo goed is de stadsschouwburg
ook daarna in artistiek opzicht de eerste schouw
burg van ons land gebleven. Hier ligt een ver
dienste van de bespelers, die, natuurlijk voor een
deel uit de noodzaak zich te handhaven, toch
ten minste evenzeer uit een besef van artistieke
verantwoordelijkheid, er naar streefden, de hun
toevertrouwde belangen in dit opzicht zoo goed
mogelijk te dienen.
Men kan van gemeentelijke exploitatie van den
stadsschouwburg veel kwaad zeggen en wie
er toe in staat was heeft nimmer nagelaten zijn
kunnen in dit opzicht te demonstreeren ??doch
dat zij van nadeel zou zijn voor de artistieke
prestaties zou moeilijk vallen vol te houden.
Daartegen zou trouwens een praktijk van vijf
tien jaren spreken. Evenmin zou iemand, in goede
^trouw, kunnen volhouden, dat de gemeente in
deze jaren het door een directie gewenschte
artistieke repertoire op eenigerlei wijze heeft beïn
vloed. Dat er eens een vaste bespeler was, die een
bepaalde politieke groep voor zich trachtte te
winnen door een belofte -op dit punt, pleit zoo
min voor dien toenmaligen bespeler als tegen de
gemeente. De daarop gevolgde reactie trouwens.
bewees, hoe weinig het Gemeentebestuur van der
gelijke handelwijzen gediend was.
Misschien was, achteraf bezien, het niet in alle
opzichten gelukkig, dat de vaste bespeling van
den stadsschouwburg van den aanvang af zoo
nauw verbonden was met het ontvangen van een
subsidie, welke in bepaalde jaren, voor
Hollandsche verhoudingen, hoog mag worden genoemd.
Dit geld heeft niet altijd artistiek zegen gebracht,
om het te zeggen met een woord voor dezen dag,
of, met het woord van den dag: het bracht niet
altijd zijn rendement op. In zooverre heeft de
crisis louterend gewerkt, dat een prachtig gezel
schap als de Amsterdamsche Tooneelvereeniging
bewijst, hoe collectief enthousiasme, ondanks
zorgen, groote artistieke successen, en
zelfsfinantieele, kan te voorschijn roepen. Opende Royaards
op grandiose wijze de rij der vaste bespelers van
den stadsschouwburg, voor den jcmgsten eersten
bespeler, zijn opvolger van thans, zou hij zich niet
behoeven te schamen.
Het stelsel van gemeentelijke exploitatie van
den stadsschouwburg heeft ook in den gemeente
raad in den loop der jaren aan kritiek blootgestaan.
Er is echter geen reden te gelooven, dat parti
culiere exploitatie tot grootere artistieke resul
taten zou leiden. Er -zou misschien meer in worden
verdiend: door den exploitant, niet door den artiest.
Want hoe anders de tijden zijn dan in de bloei
periode van de Koninklijke Vereenigingj bewijzen
de jongste lotgevallen van het Concertgebouw.
Ook voor het tooneel is de tijd voorbij van het:
A. C., c'es't assez."
* * .
.*,.??'
Er wordt feest gevierd vandaag. In den stads
schouwburg. Om den stadsschouwburg.
Er zit eigenlijk iets komieks in die f eestviering.
Feest om een gebouw, waarover meer kwaad is
gezegd dan goed? Een tikje comedie.
Komiek? Comedie? Wat doet 't er toe? Het is
de opening van een nieuw seizoen. Van een seizoen
van het theater. Daarbij misstaat een feest-met
zoo een tikje comedie niet eens. Integendeel.
Wat schijn meer, verhoogt maar de vriendelijke
illusie.
En de gemeentebestuurder die zich wel eens
met den stadsschouwburg bezig heeft te houden,
hoopt alleen maar in stilte, dat er voor den waren
tooneelliefhebber nooit meer reden zal zijn tot
den Gemeenteraad te spreken zooals Professor
Alberdingk Thjjm eens deed na een inderdaad
verkeerde beslissing over den stadsschouwburg:
Mijne heeren van het Bestuur, we wenschen
Keizer te zijn van het Aziaansch Japansche rijk.
We zouden U allen eenvoudig de büiksnijding
bevelen."
DE STAKING IN AMERIKA
Teekenlng door L. J. Jordaan
Spannende momenten