Historisch Archief 1877-1940
Een plaatjesalbum van Java
i
EEN SERIE INTERESSANTE BOEKWERKEN
OVER NEDERLANDSCH-INDI
Sieenen spuier, Madjaherta, Oost Java
Java, eerste deel, beschreven door
J. C. Lamster. Gekleurde plaatjes en
teekeningeu in den tekst door
G. S. Fernhout. Druk van Joh.
Enschedéen Zonen, Grafische
inrichting N.V. Haarlem.
Uitgave N.V. Droste'» Cacao
en Chocoladefabrieken, Haarlem,
Holland, 1934.
Het album ,,Bali" heeft de
serie Indië" geopend eu we
herhalen het hier, met veel suc
ces. Thans volgen de andere
deeleu van onzen Archipel en
daarvan is Java" juist ver
schenen. Door de omvangrijkheid
van de stof gedwongen, zal van
dit belangrijke deel van Indi
nog een tweede album verschij
nen.
In een met frissche kleuren
geteekenden band ligt het
boekwerk thans voor ons.
Het album is ingedeeld even
als alle voorafgaande, en wekt op
tot het verzamelen van de welbe
kende kleine en groote platen. Aan
den tekst is buitengewoon veel
zorg besteed. In het tweetal albums
over Java wordt het een en ander
over de Javaansche cultuur verteld
en gaat men achtereenvolgens na
welke culturen .
invloed hebben
gehad op de
Javaansche bescha
ving zooals het
Hindoeïsme, de
Islam en, de
Westersche cultuur.
Album I behan
delt in hoofdzaak
eenige hoofdlijnen
van Ja va's ge
schiedenis en van
i
delnlandsche
maatschappij. Album II zal het
dagelijksch leven, de middelen van
bestaan en het materieel en geeste
lijke beschavingsbezit van d*- zoozeer
op landbouw aangewezen bevolking
beschrijven.
De schrijver vtui den tekat, de heer
lamster, heeft zich wel degelijk reken
schap gegeven, wat voor eeu lezers
kring hij zou krijgen. Het is immers
voornamelijk de jeugd, die aan deze
albums zulke plezierig» en leei-zaim»
ureu beleeft. De stof is duidelijk, over
zichtelijk en zonder geleerddoenerij
opgediend. Toch zullen ook volwas
senen er nog veel nieuws over onzen
Archipel uit putten, want de opmer
kingen zijn alles behalve oppervlakkig
en het lezen dubbel en dwars waard.
De eerste drie hoofdstukken
behand« zoo buitengewoon ontwikkelde
volkskunst. Trouwens voor het laatste
wordt aan het einde nogmaals plaats
ingeruimd als het tooneel eu de dans
in de kraton» wordt beschreven.
Maar eerst lezen we een levendige
beschrijving van het dorp. het gezin
en het Inlaudscl i bestuur. Dit is op
zulk eeu aantrekkelijke wijze gedaan,
dat we OHM verbeelden zoo nu en dau
iu werkelijkheid getuige te zijn van
de aardige dagelijksche tafreeltjes.
Tenslotte maken we ook het
jaarlijksc-he feest mee in den kraton van den
geboortedag van den Profeet.
En zoo onder het lezen krijgen we
vanzelf lust den tekst te illustreeren
en aan het verzamelen te gaan, en
dat is toch eigenlijk het doel van de
firma Droste; om het album zoo iu
"^ -X
^1*
«c
i
Begrinten van een desatoeg
delen Java voor de komst van de
Hindoes, den Hindoe-Ja vaanschen
tijd en Java na den Hindoe-tijd. Het
is een goed historisch overzicht,
waarin we kennis maken met het volk
in de oudste tijden en we het ontstaan
zien van hun godsdienstige en andere
gebruiken, en den invloed daarvan op
te richten, dat de jeugdige lezers er
naar verlangen .het boek zoo snel
mogelijk te completeeren en zoo mooi
mogelijk te maken. En als we dan
de plaatjes in ons bezit bobben, dan
genieten we dubbel zoo veol van ons
boek. ?
Want G. 8. Fernhout Ineft do
illustraties met veel sierlijkheid en in
mooie natuurlijke kleuren uitgevoerd.
Hij heeft Java gezien, zooals
het werkelijk is en bij diege
nen, ditó het kennen, zullen
mooie herinneringen worden op
geroepen en bij diegenen, die
het niet. kennen zal de Wensch
ontstaan, het eens te bezoeken.
In de inleiding ? staat: Vraag
hem, die eenmaal Ja va's stran
den heeft betreden, niet wat ei»
hoe Java is. Xoem hem slechts
dien nen klank on leest dan
iu zijn oogen het antwoord:
Dan weet gij met n oogopslag,
dat Java iets schoons is, dat.
slechts blijde herinneringen
opUT wekt". ;
Daarbij wordt de tekst ook
nog verlevendigd door de zwarte
teekeningén rtusschendoor.
Zonder twijfel zal men met
verlangen uitkijken naar het
tweede album van Java.
E. W.
? Nlcuw'e uitgaven
Is getneenschapscrediet een communis
tische oplossing? door L. E.
(Nieuweconomische groep voor Neder
land).
Overdruk uit het Staat- en Letterkun
dig Maandschrift
Nederland"
o n de ? redactie
van Johan Ko
ning, Willem H.
Haighton en J.
Mullemeister
Jaargang 80
Augustus 1934.
Redactie- en
Administratieadres: De
Carpentierstraat 185.
Den Haag.
Septembertooneel
Henrik Scholte
De^Dubbele Deur1* in het
Rlka Hopper Theater
Het lot van de thrillers, waarmee het tooneel
aan de eischen van het Septembertooneel (= de
\Toegere kermismaand) pleegt te voldoen, ligt
gewoonlijk in uitersten: of het pakt en wordt dan
meestal een kasstuk zooals men er later in het
seizoen niet meer vindt, een pracht van een stopper
bovendien voor eventueel volgende teleurstellingen
hoe lang hebben Het Chineesche Landhuis"
en De Spooktrein" niet als zoodanig gefungeerd?
óf het is ook meteen heelemaal mis, en dan ia
het vaak gevaarlijker dan een première midden
in het seizoen, omdat de eerste klap nu eenmaal
een daalder waard is en men meestal niet direct
reservestukken bij de hand heeft. Daarom is het
spelen van Septemberstukken zoo uiterst gevaar
lijk : schakeering in de waardeering laat het
krachtens zijn aard nauwelijks toe, omdat men er
niet de eigenlijke eischen van bet tooneel, maar
wel die der oogenblikkelijke bevrediging aan stelt.
Voorbeeld van een uiterst ongelukkige keuze
is het posthume draakje, waarmee Verkade, in
Augustus -zoo sierlijk begonnen met - notabene l
een Molière, zich in het Rika Hopper Theater een
eind achteruit zet, juist nu de menschen weer
naar den schouwburg beginnen te komen. Het
heet of misschien mag men bij het verschijnen
van dit nummer wel zeggen: heette ,,De Dubbele
Deur" en een Amerikaansche juffrouw, waarvan
het programma veel liefs en goeds vertelt, heeft
het geschreven. Zij had een idee, maar niet van
haarzelf. Sinds jaar en dag is het in de Ameri
kaansche roman- en tooneelliteratuur schering
en inslag om te fabuleeren over die oude, tot een
obsessie geworden patriciërshuizen, waarin vrome
Calvinisten leefden, spaarden en stierven, en die
uu een soort spookhuizen" geworden zijn. Men
moet er O'Neill maar op na lezen hoe de doóde
vensters van een ,,manor" in Pennsylvania tot
een huiveringwekkend symbool voor de levenden
worden of hoe de olmen meer dan levensgroot de
sombere behuizing van boeren uit New England
overschaduwen. Als men wil, kan men er ook bij
Fanny Hurst voor terecht, want vandaar is het
toch nog een heele lange weg tot de ietwat zielige
juffrouw Elisabeth MacFadden, die ook met zulke
symbolen werkt, in casu een dubbele deur, waar
binnen alle famllieschatten bewaard worden.
De familie, die zij ten tooneele wenscht te voeren,
heeft men zich te denken in den trant der uiterste
Amerikaansche exclusiviteit,
where the LowelTs speak
only to the Cabots and the
Oabots speak only to God".
De familie draagt er de sporen
van, nog met de Mayflower"
overgekomen te zijn, die
immers zoo langzamerhand
de grootste oceaanstoomer
der wereld geworden is, en
voert dan ook den
oud-Hollandschen naam der van Brets. Er zijn er bij
het opgaan van het doek nog drie van over: een
huistyran, genaamd Victoria, die bij voorkeur
oude familie-juweelen door haar knokige vin
gers laat glijden en voor wie wraak en gods
vrucht een-en-hetzelfde woord zijn. Dan een
weezoete, overjarige zuster, die niet heelemaal snik
is, en een ziekelijke broer, dien men zich een dertig
of veertig jaar jonger heeft te denken en derhalve
geacht kan worden, het plan te koesteren met zijn
verpleegster te trouwen.
Als Elisabeth MacFadden alleen maar dezen
opzet neergeschreven had en zich verder stil
gehouden had, dan had een handig regisseur hier
nog wel wat van weten te maken: een enorme,
holle, kille kamer, waarbinnen belegen schimmen
zich bewegen, een dubbele deur, zoo zwaar dat
zij vanzelf in het slot valt, een Medea op den
voorgrond, die er het arme verpleegstertje in
opsluit (waarbij dan de nadrukkelijke zin, dat er
een ventilatiekoker in zit, die op het dak uit komt,
diende te vervallen). En het slot diende hu te
veranderen: het zou veel mooier zijn als de sombere
Victoria er in arren moede over haar natuurlijk
tot mislukking gedoemden toeleg zelf in liep,
waarna dan niemand meer het geheim" van het
letterslot kent en aij dus, een electrisch
snijapparaat in deze praehistorische woning niet
voorhanden zijnde, langzaam maar zeker den
hongerdood sterft. Nu gebeurt er niets van dat
alles en heeft de regie tot taak, eindelijk als een
nat-geworden knal-effect de jichtige bedienden
ten tooneele te voeren terwijl zij met sluipende
passen om hun meesteres heendraaien, waarvan
men op grond van haar rollende oogen en zenuw
achtige handen dan maar moet aannemen, dat zij
gek geworden is hetgeen men trouwens aan het
begin ook al wist.
Voeg er dan nog bij, dat Rika Hopper deze rol
speelde in den loodzwaren opera-stijl van dertig
jaar. terug en in statig paars fluweel ten tooneele
verscheen als vrijwel eenige, zij het dan ook
ouderwetsche actrice temidden van een ongemeen
zwakke bezetting (Rob Geraerds als een joviale
vriend des huizes en Louis Borel als een mooi
wezenloos en toonloos gespeelde rol van het zwakke
jongetje uitgezonderd), en dat weet Gjj wel wat
wy dien avond moesten verduren: niet aan span
ning, maar helaas aan bittere teleurstelling, veroor
zaakt door een naïeve misvatting van wat het
publiek juist in dit genre wenscht en verdraagt.
Thcodor Plivier'a Haiflache"
(Rooie Milly) in de Plantage
Van veel grootere allure en eigenlijk heelemaal
geen Septembertooneel was het stuk waarmee
Herman Bouber in dezelfde schüuwburgenbuurt
waar men ook nog van Kamertjeszonden"
kan genieten, een dier stukken die Jan Nooy
blijkbaar onophoudelijk van nieuwe titels voorziet
zijn seizoen opende. Een successtuk zal dit ook
wel niet worden, maar een verloren avond was het
allerminst.
Het is een stuk dat eea grooten aanloop neemt:
eeu wilde, bruuske en bij vlagen groot en zuiver
geziene schildering van het lot der armste zeelieden
in een vreemde haven slapend op het warme,
ellendige strand, ten prooi aan een corrupte over
heid en een perfide bende ronselaars. Het is breede,
epische reportage, met een eer dichterlijken dan
sterk-socialen inslag, ongetwijfeld voor een goed
deel waar en bezield. Maar het mist den sprong,
het voert niet op, het constateert slechts en vraagt
Jacqutt van Havtn «n Rika Hopptr
Aaf Bouber
derlialve uiet anders dau eeu treffende, atmos
ferische wedergave, waarvoor echter andere hulp
middelen noodig zijn dan waarover Bouber en zijn
troep beschikken.
Men is daar gewend aan de rollen van vleesch
en bloed, die in de op zichzelf stellig levende,
maar zich tot in het oneindige herhalende, frag
mentarische gestalten van het stuk, dat geen
verband en geen compositie heeft, niet aanwezig
zijn. Men is daar bovendien ingespeeld op
iiiheemsche" accenten, die het stauipubliek der
kleine burgerij, dat naar de Plantage komt. ook
per se wil zien.
Men kan van deze acteurs, die in de beperktheid
van het natuurlijke en voor de hand liggende, soms
groote dingen kunnen bereiken, niet eischeu dat
zij meer geven dan een maskerade in fantastische
«?ostuums en met vooral veel vechtpartijen eu
dronkenschap. Het begon nog mooi, niet een zee
manskoraal op de voorplecht van een schuit, in
den trant van Dora Gerson's liederen. Ook van
het strand met de misère der over elkaar heen
liggende paria's geloofde men iets, als van eeu
vizioen der verschoppelingen, die van Hamburg
naar Melbourue, van ?Shanghai naar New York
varen. Maar zoodra het iudividueele lot naar
voren komt, valt het collectieve beeld uiteen, al
werd er soms, brok bij brok, wel eens spel gegeven,
waar de stukken van afvlogen: eeu scène tusscheu
Bouber, eeu pracht van een fielterigen patser.
en Aaf Bouber, knap, ofschoon niet overtuigend,
als de harde sloerie Rooie Milly; en dan vooral
ook de groote scènes van Piet te Nuyl, vroeger
altijd een kracht van het tweede plan in de operette
en nu?naar het volkstooneel overgewaaid
ineens ontroerend door de eenvoudige kracht van
zijn sterk en natuurlyk spel. Eeu persoonlijk
succes voor hem temidden van flarden van sterk
en van intentie stellig zuiver spel: de winst is
niet volledig, maar zij doet naar eeu
volgeudtpremière, dichter bij huis en met een sterker ge
bouwd stuk in hetzelfde genre, verlangen.
Troplcal Expres»1" in Carré.
En zoo wordt het Septembertooneel in zijn eigen
lijken kennisvorm wellicht alleen gegeven in Carré,
waar de restanten van een misschien oorspronkelijk
prima Spaansche revue in negen talen dóór elkaar
zingen, met een tempo dat veel, zoo niet alles
vergoedt. Men kan er vaker lachen dan de uit
voerenden, bestaande uit twee-en-twintig nationa
liteiten, bedoelen en het is soms zoo heerlijk primi
tief en zoo ongehoord provinciaal. Maar het heeft
iets van een kermis in een tent, de menschen
werpen zich in den stryd alsof hun leVen er van
afhing en men staat doodsangsten uit dat er onge
lukken gebeuren. Er wordt door deze revue
heengerend met een vaart, die onze producten van
eigen bodem helaas maar al te vaak missen en
tusschen veel kitsch en veel poeha ziet men althans
een paar nummers variétéom te zoenen: kakelende
Indianen met een perch-act, een beetje zwier aan
de trapezen en nog altijd zichtbaar in de af
leggertjes van costuums en requisieten het
oorspronkelijk vakmanschap dat wellicht eens
iemand onder den wannen hemel van Rio of in
een kwalijk riekend schouwburg] e van Buenos
Aires tot het componeeren van dezen cocktail
dreef, niet wetend hoe die later nog eens zoo goed
en zoo kwaad als heb ging, in de Amsterdamsche
provincie" geserveerd zou worden.
l,
l:t!
.»....'