De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 8 september pagina 7

8 september 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Een plaatjesalbum van Java i EEN SERIE INTERESSANTE BOEKWERKEN OVER NEDERLANDSCH-INDI Sieenen spuier, Madjaherta, Oost Java Java, eerste deel, beschreven door J. C. Lamster. Gekleurde plaatjes en teekeningeu in den tekst door G. S. Fernhout. Druk van Joh. Enschedéen Zonen, Grafische inrichting N.V. Haarlem. Uitgave N.V. Droste'» Cacao en Chocoladefabrieken, Haarlem, Holland, 1934. Het album ,,Bali" heeft de serie Indië" geopend eu we herhalen het hier, met veel suc ces. Thans volgen de andere deeleu van onzen Archipel en daarvan is Java" juist ver schenen. Door de omvangrijkheid van de stof gedwongen, zal van dit belangrijke deel van Indi nog een tweede album verschij nen. In een met frissche kleuren geteekenden band ligt het boekwerk thans voor ons. Het album is ingedeeld even als alle voorafgaande, en wekt op tot het verzamelen van de welbe kende kleine en groote platen. Aan den tekst is buitengewoon veel zorg besteed. In het tweetal albums over Java wordt het een en ander over de Javaansche cultuur verteld en gaat men achtereenvolgens na welke culturen . invloed hebben gehad op de Javaansche bescha ving zooals het Hindoeïsme, de Islam en, de Westersche cultuur. Album I behan delt in hoofdzaak eenige hoofdlijnen van Ja va's ge schiedenis en van i delnlandsche maatschappij. Album II zal het dagelijksch leven, de middelen van bestaan en het materieel en geeste lijke beschavingsbezit van d*- zoozeer op landbouw aangewezen bevolking beschrijven. De schrijver vtui den tekat, de heer lamster, heeft zich wel degelijk reken schap gegeven, wat voor eeu lezers kring hij zou krijgen. Het is immers voornamelijk de jeugd, die aan deze albums zulke plezierig» en leei-zaim» ureu beleeft. De stof is duidelijk, over zichtelijk en zonder geleerddoenerij opgediend. Toch zullen ook volwas senen er nog veel nieuws over onzen Archipel uit putten, want de opmer kingen zijn alles behalve oppervlakkig en het lezen dubbel en dwars waard. De eerste drie hoofdstukken behand« zoo buitengewoon ontwikkelde volkskunst. Trouwens voor het laatste wordt aan het einde nogmaals plaats ingeruimd als het tooneel eu de dans in de kraton» wordt beschreven. Maar eerst lezen we een levendige beschrijving van het dorp. het gezin en het Inlaudscl i bestuur. Dit is op zulk eeu aantrekkelijke wijze gedaan, dat we OHM verbeelden zoo nu en dau iu werkelijkheid getuige te zijn van de aardige dagelijksche tafreeltjes. Tenslotte maken we ook het jaarlijksc-he feest mee in den kraton van den geboortedag van den Profeet. En zoo onder het lezen krijgen we vanzelf lust den tekst te illustreeren en aan het verzamelen te gaan, en dat is toch eigenlijk het doel van de firma Droste; om het album zoo iu "^ -X ^1* «c i Begrinten van een desatoeg delen Java voor de komst van de Hindoes, den Hindoe-Ja vaanschen tijd en Java na den Hindoe-tijd. Het is een goed historisch overzicht, waarin we kennis maken met het volk in de oudste tijden en we het ontstaan zien van hun godsdienstige en andere gebruiken, en den invloed daarvan op te richten, dat de jeugdige lezers er naar verlangen .het boek zoo snel mogelijk te completeeren en zoo mooi mogelijk te maken. En als we dan de plaatjes in ons bezit bobben, dan genieten we dubbel zoo veol van ons boek. ? Want G. 8. Fernhout Ineft do illustraties met veel sierlijkheid en in mooie natuurlijke kleuren uitgevoerd. Hij heeft Java gezien, zooals het werkelijk is en bij diege nen, ditó het kennen, zullen mooie herinneringen worden op geroepen en bij diegenen, die het niet. kennen zal de Wensch ontstaan, het eens te bezoeken. In de inleiding ? staat: Vraag hem, die eenmaal Ja va's stran den heeft betreden, niet wat ei» hoe Java is. Xoem hem slechts dien nen klank on leest dan iu zijn oogen het antwoord: Dan weet gij met n oogopslag, dat Java iets schoons is, dat. slechts blijde herinneringen opUT wekt". ; Daarbij wordt de tekst ook nog verlevendigd door de zwarte teekeningén rtusschendoor. Zonder twijfel zal men met verlangen uitkijken naar het tweede album van Java. E. W. ? Nlcuw'e uitgaven Is getneenschapscrediet een communis tische oplossing? door L. E. (Nieuweconomische groep voor Neder land). Overdruk uit het Staat- en Letterkun dig Maandschrift Nederland" o n de ? redactie van Johan Ko ning, Willem H. Haighton en J. Mullemeister Jaargang 80 Augustus 1934. Redactie- en Administratieadres: De Carpentierstraat 185. Den Haag. Septembertooneel Henrik Scholte De^Dubbele Deur1* in het Rlka Hopper Theater Het lot van de thrillers, waarmee het tooneel aan de eischen van het Septembertooneel (= de \Toegere kermismaand) pleegt te voldoen, ligt gewoonlijk in uitersten: of het pakt en wordt dan meestal een kasstuk zooals men er later in het seizoen niet meer vindt, een pracht van een stopper bovendien voor eventueel volgende teleurstellingen hoe lang hebben Het Chineesche Landhuis" en De Spooktrein" niet als zoodanig gefungeerd? óf het is ook meteen heelemaal mis, en dan ia het vaak gevaarlijker dan een première midden in het seizoen, omdat de eerste klap nu eenmaal een daalder waard is en men meestal niet direct reservestukken bij de hand heeft. Daarom is het spelen van Septemberstukken zoo uiterst gevaar lijk : schakeering in de waardeering laat het krachtens zijn aard nauwelijks toe, omdat men er niet de eigenlijke eischen van bet tooneel, maar wel die der oogenblikkelijke bevrediging aan stelt. Voorbeeld van een uiterst ongelukkige keuze is het posthume draakje, waarmee Verkade, in Augustus -zoo sierlijk begonnen met - notabene l een Molière, zich in het Rika Hopper Theater een eind achteruit zet, juist nu de menschen weer naar den schouwburg beginnen te komen. Het heet of misschien mag men bij het verschijnen van dit nummer wel zeggen: heette ,,De Dubbele Deur" en een Amerikaansche juffrouw, waarvan het programma veel liefs en goeds vertelt, heeft het geschreven. Zij had een idee, maar niet van haarzelf. Sinds jaar en dag is het in de Ameri kaansche roman- en tooneelliteratuur schering en inslag om te fabuleeren over die oude, tot een obsessie geworden patriciërshuizen, waarin vrome Calvinisten leefden, spaarden en stierven, en die uu een soort spookhuizen" geworden zijn. Men moet er O'Neill maar op na lezen hoe de doóde vensters van een ,,manor" in Pennsylvania tot een huiveringwekkend symbool voor de levenden worden of hoe de olmen meer dan levensgroot de sombere behuizing van boeren uit New England overschaduwen. Als men wil, kan men er ook bij Fanny Hurst voor terecht, want vandaar is het toch nog een heele lange weg tot de ietwat zielige juffrouw Elisabeth MacFadden, die ook met zulke symbolen werkt, in casu een dubbele deur, waar binnen alle famllieschatten bewaard worden. De familie, die zij ten tooneele wenscht te voeren, heeft men zich te denken in den trant der uiterste Amerikaansche exclusiviteit, where the LowelTs speak only to the Cabots and the Oabots speak only to God". De familie draagt er de sporen van, nog met de Mayflower" overgekomen te zijn, die immers zoo langzamerhand de grootste oceaanstoomer der wereld geworden is, en voert dan ook den oud-Hollandschen naam der van Brets. Er zijn er bij het opgaan van het doek nog drie van over: een huistyran, genaamd Victoria, die bij voorkeur oude familie-juweelen door haar knokige vin gers laat glijden en voor wie wraak en gods vrucht een-en-hetzelfde woord zijn. Dan een weezoete, overjarige zuster, die niet heelemaal snik is, en een ziekelijke broer, dien men zich een dertig of veertig jaar jonger heeft te denken en derhalve geacht kan worden, het plan te koesteren met zijn verpleegster te trouwen. Als Elisabeth MacFadden alleen maar dezen opzet neergeschreven had en zich verder stil gehouden had, dan had een handig regisseur hier nog wel wat van weten te maken: een enorme, holle, kille kamer, waarbinnen belegen schimmen zich bewegen, een dubbele deur, zoo zwaar dat zij vanzelf in het slot valt, een Medea op den voorgrond, die er het arme verpleegstertje in opsluit (waarbij dan de nadrukkelijke zin, dat er een ventilatiekoker in zit, die op het dak uit komt, diende te vervallen). En het slot diende hu te veranderen: het zou veel mooier zijn als de sombere Victoria er in arren moede over haar natuurlijk tot mislukking gedoemden toeleg zelf in liep, waarna dan niemand meer het geheim" van het letterslot kent en aij dus, een electrisch snijapparaat in deze praehistorische woning niet voorhanden zijnde, langzaam maar zeker den hongerdood sterft. Nu gebeurt er niets van dat alles en heeft de regie tot taak, eindelijk als een nat-geworden knal-effect de jichtige bedienden ten tooneele te voeren terwijl zij met sluipende passen om hun meesteres heendraaien, waarvan men op grond van haar rollende oogen en zenuw achtige handen dan maar moet aannemen, dat zij gek geworden is hetgeen men trouwens aan het begin ook al wist. Voeg er dan nog bij, dat Rika Hopper deze rol speelde in den loodzwaren opera-stijl van dertig jaar. terug en in statig paars fluweel ten tooneele verscheen als vrijwel eenige, zij het dan ook ouderwetsche actrice temidden van een ongemeen zwakke bezetting (Rob Geraerds als een joviale vriend des huizes en Louis Borel als een mooi wezenloos en toonloos gespeelde rol van het zwakke jongetje uitgezonderd), en dat weet Gjj wel wat wy dien avond moesten verduren: niet aan span ning, maar helaas aan bittere teleurstelling, veroor zaakt door een naïeve misvatting van wat het publiek juist in dit genre wenscht en verdraagt. Thcodor Plivier'a Haiflache" (Rooie Milly) in de Plantage Van veel grootere allure en eigenlijk heelemaal geen Septembertooneel was het stuk waarmee Herman Bouber in dezelfde schüuwburgenbuurt waar men ook nog van Kamertjeszonden" kan genieten, een dier stukken die Jan Nooy blijkbaar onophoudelijk van nieuwe titels voorziet zijn seizoen opende. Een successtuk zal dit ook wel niet worden, maar een verloren avond was het allerminst. Het is een stuk dat eea grooten aanloop neemt: eeu wilde, bruuske en bij vlagen groot en zuiver geziene schildering van het lot der armste zeelieden in een vreemde haven slapend op het warme, ellendige strand, ten prooi aan een corrupte over heid en een perfide bende ronselaars. Het is breede, epische reportage, met een eer dichterlijken dan sterk-socialen inslag, ongetwijfeld voor een goed deel waar en bezield. Maar het mist den sprong, het voert niet op, het constateert slechts en vraagt Jacqutt van Havtn «n Rika Hopptr Aaf Bouber derlialve uiet anders dau eeu treffende, atmos ferische wedergave, waarvoor echter andere hulp middelen noodig zijn dan waarover Bouber en zijn troep beschikken. Men is daar gewend aan de rollen van vleesch en bloed, die in de op zichzelf stellig levende, maar zich tot in het oneindige herhalende, frag mentarische gestalten van het stuk, dat geen verband en geen compositie heeft, niet aanwezig zijn. Men is daar bovendien ingespeeld op iiiheemsche" accenten, die het stauipubliek der kleine burgerij, dat naar de Plantage komt. ook per se wil zien. Men kan van deze acteurs, die in de beperktheid van het natuurlijke en voor de hand liggende, soms groote dingen kunnen bereiken, niet eischeu dat zij meer geven dan een maskerade in fantastische «?ostuums en met vooral veel vechtpartijen eu dronkenschap. Het begon nog mooi, niet een zee manskoraal op de voorplecht van een schuit, in den trant van Dora Gerson's liederen. Ook van het strand met de misère der over elkaar heen liggende paria's geloofde men iets, als van eeu vizioen der verschoppelingen, die van Hamburg naar Melbourue, van ?Shanghai naar New York varen. Maar zoodra het iudividueele lot naar voren komt, valt het collectieve beeld uiteen, al werd er soms, brok bij brok, wel eens spel gegeven, waar de stukken van afvlogen: eeu scène tusscheu Bouber, eeu pracht van een fielterigen patser. en Aaf Bouber, knap, ofschoon niet overtuigend, als de harde sloerie Rooie Milly; en dan vooral ook de groote scènes van Piet te Nuyl, vroeger altijd een kracht van het tweede plan in de operette en nu?naar het volkstooneel overgewaaid ineens ontroerend door de eenvoudige kracht van zijn sterk en natuurlyk spel. Eeu persoonlijk succes voor hem temidden van flarden van sterk en van intentie stellig zuiver spel: de winst is niet volledig, maar zij doet naar eeu volgeudtpremière, dichter bij huis en met een sterker ge bouwd stuk in hetzelfde genre, verlangen. Troplcal Expres»1" in Carré. En zoo wordt het Septembertooneel in zijn eigen lijken kennisvorm wellicht alleen gegeven in Carré, waar de restanten van een misschien oorspronkelijk prima Spaansche revue in negen talen dóór elkaar zingen, met een tempo dat veel, zoo niet alles vergoedt. Men kan er vaker lachen dan de uit voerenden, bestaande uit twee-en-twintig nationa liteiten, bedoelen en het is soms zoo heerlijk primi tief en zoo ongehoord provinciaal. Maar het heeft iets van een kermis in een tent, de menschen werpen zich in den stryd alsof hun leVen er van afhing en men staat doodsangsten uit dat er onge lukken gebeuren. Er wordt door deze revue heengerend met een vaart, die onze producten van eigen bodem helaas maar al te vaak missen en tusschen veel kitsch en veel poeha ziet men althans een paar nummers variétéom te zoenen: kakelende Indianen met een perch-act, een beetje zwier aan de trapezen en nog altijd zichtbaar in de af leggertjes van costuums en requisieten het oorspronkelijk vakmanschap dat wellicht eens iemand onder den wannen hemel van Rio of in een kwalijk riekend schouwburg] e van Buenos Aires tot het componeeren van dezen cocktail dreef, niet wetend hoe die later nog eens zoo goed en zoo kwaad als heb ging, in de Amsterdamsche provincie" geserveerd zou worden. l, l:t! .»....'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl