De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 8 september pagina 9

8 september 1934 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

?i i II 'i -i V i varen om de wereld DE ZENDELINGEN EN HUN PO[SITIE Hendrik W. van Loon Er zijn twee uiteenloopende meeningen over de zendelingen. Daar zijn de brave burgers, die zich zeer voor dit onderwerp interesseeren, die alle lezingen met lautaarnplaat jes afloopen om te zien hoe of het kerkje in Nieuw-Guinea eruit ziet en hoe of de commiinie-kindert jes van Alor zich vermaken als zij in hun witte jurkjes gefotografeerd worden. En daar is een andere school, die zegt: ,,Zende lingen meneer, en ik ken ze, dat zijn allemaal huichelaars, die alleen maar gemakkelijk willen leven op andermans kosten en dan zoo eens een keer per week een uurtje preeken en verder die inboor lingen allerlei nonsens leeren, die ze volkomen tederft om voor ons te werken. Moet je niets mee t e maken hebben. Ze deugen niet. Allemaal hypo crieten." Xu sta ik helaas weer midden tusschen de beide groepen in en krijg natuurlijk de klappen van beide partijen. In de eerste plaats is zendeling zijn geen onver deeld genoegen. Je zit ergens in een negorij, om ringd door kwalijk-riekende inboorlingen (echte inboorlingen zoo drie dagreizen diep in de binnen landen van Borneo) en je zit ver van alle hulp en gerief en comfort en gemak. De mieren vreten je vloer onder je weg en allerlei gedierte dringt. per slot van rekening toch door het nmskietengaas naar binnen. Je maakt een tuintje om ten minste een paar soorten versehe groente te hebben, en beesten met lange, rare snuiten woelen alles weer uit den grond. Als je kinderen geboren worden, dan móet je ongelukzalige vrouw zich behelpen met een Inlandsche baboe of met een bereidwillige buurvrouw en van melk voor de kinderen is geen sprake. Je eten is hoogst monotoon. Je krijgt eens per twee weken je .brieven, die dan zes weken oud zijn en kranten dito. Heb je kiespijn of vrees je dat de maagpijn inderdaad een blinde darmontsteking kon zijn, dan moet je twee weken .op een boot wachten, die je naar een tandarts of een fatsoenlijk hospitaal kan brengen. Daar kwam bij ons aan boord in Port Moresby een zendeling, die twee weken had moeten reizen om de kust te bereiken, die toen tien dagen opeen boot moest wachten en die een wortelontsteking had in twaalf kiezen. Ik geef u dit als klein voorbeeld om zoo maar eens iets te noemen. Neen, zendeling zijn is geen pretje. Daarover kunnen wij het zeker eens zijn. Maar nu nummer twee op de agenda ,,is de zending goed of niet?" Ja, daarover konden wij de Groene drie jaren lang vol schrijven en dan zouden wij nog tot geen resultaat komen'. Laat ik u mijn eigen meening geven, die natuurlijk een zeer opper vlakkige meening moet zijn. Ik geloof, dat de zending eenuitstekendendienst bewijst onder die inboorlingen, die nog in het neolitische tijdperk leven, die geen idee, hebben van eenig religieus begrip, behalve die afgrijselijke vrees voor geesten en duivels, die hun bestaan van de wieg tot het graf een dergelijk tijdperk van vrees en ellende maken, dat wy westerlingen er ons een voudigweg geen idee van kun nen maken. Onder dergelijke arme schepselen, die van voren af aan moeten beginnen(en er zijn nog honderden millioenen menschen die het niet verder dan het zeer primitieve steenen tjjjdperk gebracht hebben) is dézending een zegen. De zendeling, als hij een eenigszins verstandig man. is, weet dat hij van zijn kudde geen ware christenen kan maken en probeert dat ook niet te doen. Hij is al tevreden als hij hun ten minste eenig begrip kan geven van zooiets als een moreele wet, eenig begrip omtrent hygiëne, een zweempje naastenliefde en een greintje medeV gevoel voor een dier. Een zendeling in een dergelijk oord is een voorganger" in de beste betcekenis van het woord. Hij gaat vóór en wijst de anderen den weg tot een bestaan dat ten minste een tikje menscheUjkheid heeft. Hij moet het geduld van Job hebben, want dit is uiterst langzaam werk. Hij kan maar niet zoo in tien. twintig, of zelfs dertig jaar inhalen wat dertig duizend jaar ten achter is. Maar een zendeling in een eenigszins beschaafd land, dat is weer geheel wat anders. Een zendeling onder de menschen, die op velerlei gebied e ven hoog of nog hooger staan dan wij westerlingen en die een eigen godsdienst hebben, die uit hun eigen bodem en hun eigen historischen achtergrond opgegroeid is en zich daaruit ontwikkeld heeft, zoo iemand is volkomen en algeheel niet op zijn plaats. Ik zal mij niet in een Nathan-der-Weise-meditatie verdiepen over de voortreffelijkheden van de di verse religies die onder onze buren gangbaar zijn. Maar die bestaan allemaal omdat zij een noodzake lijk uitvloeisel waren van de behoeften van zekere rassen en volkeren. Laat ik ter wille van het ar gument toegeven, dat de Christelijke godsdienst te verkiezen is boven alle andere, dan staat het toch nog niet aan ons, om dat onze buren op de meest onkiesche wijze onder het oog te brengen en hen voortdurend het leven lastig te maken met iets dat hen heelemaal niet interesseert. Ik houd nu toevallig niet van gebakken paling en heel veel van gekookte tong. Maar het zal mij toch nooit invallen om bij wildvreemde menschen zonder kloppen of bellen, naar binnen te loopen en te zeggen: ,,Hè, zitten jullie daar nu gebakken paling te eten. Dat vind ik heelemaal niet goed. Je moest gekookte tong eten en als je dezen Zondag bij me komt, dan zal ik je gekookte tong te eten geven." Die vreemde menschen zouden om de politie telefoneeren en al vertelde ik den kantonrechter nu vijftig keer dat ik heusch veel meer van gekookte tong dan van gebakken paling hield, ik kwam er zeker niet zonder een hevige boete af. Ik hoop. dat ik mij duidelijk uitgedrukt heb. Wat nu de zendelingen in het oude Hawaii betreft, deze brave lieden kwamen alras na de j^walvischvaarders en aangezien zij hier met een Diamond Head vriendelijk soort menschen te doen hadden, zoo hadden zij heel weinig moeite om hun nieuwe leer overal te prediken. De Polynesische dochters waren aangenaam van vorm en gestalte en wanneer men met hen trouwde (en zij waren bovendien ook nog de dochters van de plaatselijke hoofden) dan kreeg men meteen een heele buitenplaats cadeau. Wat daar indertijd mefc die heele buitenplaatsen" ge knoeid en gehaspeld is, dat is werkelijk om te huilen, tenzij men maar eventjes lacht, want er is nu toch niets meer aan te doen. Maar alles behoorde toen tertijd aan het stamhoofd en die gaf dan maar een stuk land weg van de kust tot den top van den berg". Welke berg? Ja, dat wist dat hoofd niet altijd zoo precies. Op die manier kregen de zendelingen-families halve koninkrijken en heele hertogdommen als bruidschat mee. En op die manier ontwikkelden, langs volkomen normale economische wetten, de zendelingen-families zich op tot formeele dynastiën van suikerbaronnen en ananasgraven en wat dies meer zij. Dan lieten langzamerhand de jongere zoons de zendelingerij maar varen en werden groot-kapitalisten. Maar een stuk land in de tropen is niets waard zonder menschen om er op te werken. Eerst werkten de inboorlingen voor hun verre neefjes. Toen an nexeerde Amerika deze eilanden, want zij moesten toch aan iemand behooren en Engeland en Amerika konden er niet eeuwig om kibbelen met Rusland vlakbij in Alaska. En toen kwam de Amerikaan, die een onverwoestbaar optimist is (een mengsel van onberedeneerd optimisme en beredeneerde zakelijkheid) met zijn scholen en zijn heilig geloof, dat je, als je nu alle menschen, zwart, bruin en geel, maar eerst netjes leert lezen en schrijven, dat zij dan zachtkens allemaal witte zielen onder donkere huiden zullen krijgen. Toen verdraaide de inboorling het verder in het zweet zijns aanschijns zyn dagelijksche ,,poi"te verdienen (N.B. Poi is niets voor een Hollander. Flauwe smaak en 'kan niet met aardappelen gegeten worden). Hij was nu een geletterd man en droeg een vulpen houder in zijn kabaaitje. Hij werd boekhouder en 'de Japanees móest hem vervangen als daglooner. De inboorling, nu hevig vermengd met allerhand ander bloed, vond maar weinig boekhouderij-baantjes. Hij werd beroeps-politicus. Hij modderde in de verkiezingen totdat het heele politieke leven van Hawaii verder zoo vol komen gedegenereerd Was als dat in Amerika. Ja, dan is er nog maar n uitweg. Langs de straat te f lanceren en kattekwaad te doen. Er is geen plaats meer voor hen in deze wereld. En dan gebeurt er, wat er overal gebeurt. Dan komt de slechte kant van de kolonisatie . heel sterk naar voren. Zij worden soldaat. Nu wordt er nog wat aan het leger ver diend. Ik heb haastig een plaat je geteekend van Diamond Head. Het is een oude holle krater. Het is volgens myn beste weten een van de sterkste forten van de heele wereld. Maar niemand weet het fijne ervan, want dat is alles geslo ten terrein. Dat fort heeft ook beteekenis voor u. Dat is het bolwerk, dat uw eigen Indiëte gen Japansche burenbeveiligt. De Parijsche najaars* en wintermode GEVARIEERDE KEUZE Ilse Engel grond reikend. Voor den mor gen zijn ze los en een weinig klokkend gesneden, 's middags omsluiten ze strak de schou:*j> . Invloed uit den Dirertoire-tijd V/oor den ko* menden win ter schrijf t Parijs ons '/ulk een hoeveelheid be koorlijke tegen strijdigheden voor, dat hel. voor elke vrouw even ge makkelijk is, het meest ge schikte voor haar persoonlijk karakter uit te zoeken, als het voor de ver slaggeefster moeilijk is, uit al die tegen stellingen eenzelfde richtlijn aan te geven. Als we beginnen met de verschillen de mantels, die ons voor het volgende seizoen getoond worden en die even vaak driekwart, zeven achtste als geheel lang zijn, los vallend of getail leerd, dan vallen in het bijzonder de bontmantels op door hun sterk Rus sisch karakter, dat specifiek nieuw is. Zij zijn 7/8 lang, zonder kraag, in de taille bijeengehouden door een kleurige stoffen sjerp die met de halsshawl, den rok of de japon in materiaal en kleur overeenstemt -?en van onderen wijd uitstaan. Bij deze modellen worden hooge pelsmutsen gedragen, die den Russischen invloed nog op bijzondere wijze doen xiitkomen. Heel veel aandacht besteed men aan bonten capes voor elk uur van den dag. Vooral 's avonds schenkt men aan hen de voorkeur boven lange mantels. Ze worden dan heel wijd gemaakt, zooals de Arabische burnoe's, vaak van hermelijn en tot aan den van voren den rok op te laten loopen, door zeer breede ceintuurs en over de blouse hoogopgeknoopte rokdeelen. Belangrijk is ook het nieuwe sil houet van de mouwen: Oostersche" mouw genaamd. Zij begint zonder schouderverbreeding, is aan het arms gat van zakvormige wijdte en loopt naar de hand meest nauw toe. De ochtendkleeding is met haar sportief aanzien en haar slankmakend karakter al heel weinig veranderd. llandgebreide modellen zullen door hun bijzondere sierlijkheid zonder twijfel zeer geliefd worden. Bij de uamiddagjaponnen valt een tunicavorm op, di>> casaque-achtige overkleeden tot kniehoogte laat zien. Dikwijls accentueeren soepele cein tuurs of sjerpen in contrasteerende kleur de ietwat verhoogde taille. Bij de avondjaponnen is "\ de naar den rug toeloopende be' weging typisch.. Deze wordt be reikt door het verwerken van vloeiend geknipte stof banen. Het décolletéis even vaak van voren hoog oploopend zelfs dik wijls tot aan de kin als laag, puntig of vierkant. Bij de pelsmode dient nog te worden opgemerkt, dat bonten shawls nog steeds zeer in trek zijn. evenals geheel bonten mouwen aan de mantels en moffen. Hot modemateriaal bij uitstek in dit seizoen is onbetwistbaar cello» phaan. Het wordt niet alleen voor de wat excentrieke avondjaponnen ge* bruikt, ook mantelstoffen, fluweel, kunstzijde, taf enz. worden met dit bekoorlijke materiaal verwerkt. Hoe* ? den, capes, garnituren, schoenen en handschoenen worden ervan gemaakt. Verder zien we veel ruigharige wollenstoffen, bouclé, mélange, cotelé, fantasiejersey, duvetine; een zeer nieuwe stof: cloquécaoutchouc (cloqu met ingeweven gummidraad). Veel handgeweven en handgebreide artikelen; zooals altijd weer tweed en plaidstoffen, voor alles echter voor den avond metaal en cellophaaa. Daarnaast zeer pronkerige laméweef sels: moiré-lamé; ook kant met cellophaan en goud- of pailletten. Damast, taf, velours infroissable voor de weer herre/.en stijljaponnen. Men kiest bij voorkeur de matte kleuren van de herfstblaren: donker groen, rood, bruin; olifantengrys, beige en bruin in alle nuancen, veel boxirgogne; nieuw is een braambessenrood in grijs overgaand. Voor den avond nog meer dan ooit het geliefde zwart. Van de hoedenmode willen wij slechts dit zeggen, dat er een lichte neiging merkbaar is tusschen de over dreven platte modellen, diévaak alleen nog maar een dekseltje zijn en de niet altijd flatteuse baret, een nieuwen zeer hoogen vorm te brengen, die aan zekere hoeden doet denken van Oostenrijksche kleederdrachten. Binnenkort draven we weer lustig naar de vele mode-parades en doen wen difinitieve keuze. Moge zelfkennis hierbij een goede leidsman zijn! DE ZILVER VOS Ceintuurbaan 137 AMSTERDAM Z. HET VERTROUWDE ADRES VOOR BONTWERKEN ders en reiken meestal tot aan de ellebogen. De daarvoor gebruikte bontsoorten, zooals buenos, persianer, Alaska-seal en vossen, worden in alle, maar vooral in donkere tinten, bij di> stof passend geverfd. Mantelcostuums ziet men eveneens met capes, maar ook nog heel veel met lossen, driekwart-langen mantel. Vaak ook hebben ze lange, getail leerde jakjes of schootjes door middel van ingelegde plooien. Vele van deze modellen worden voltooid door bonten vesten, die even elegant als practisch zijn. Bij drie-deelige ensembles zijn tunieken, met bont omzoomd, en tot casaques verlengde blouses nog zeer geliefd. Wat de rokken betreft, zoowel die van de japonnen als van décomplets, moet opgemerkt worden; dat ze weer iets langer zijn geworden, zeer nauw en haast altijd gespleten, om de noodige loopwijdte te verkrijgen. Ver der gaat men terug naar het Direc toire-tijdperk, want zeer duidelijk bespeurt men een verhooging van de taille. Dit laatste wordt bereikt door OPENING WINTERSEIZOEN NIEUWE MODELLEN WEI LL& ZOON N.M. BONTWERKERIJ DAMESKLEEDERMAKERIJ BARTELJORISSTRAAT 26-28 HA A R L E ?i! .1

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl