Historisch Archief 1877-1940
?i i
II
'i -i
V i
varen om de wereld
DE ZENDELINGEN
EN HUN PO[SITIE
Hendrik W. van Loon
Er zijn twee uiteenloopende meeningen over de
zendelingen. Daar zijn de brave burgers, die zich
zeer voor dit onderwerp interesseeren, die alle
lezingen met lautaarnplaat jes afloopen om te zien
hoe of het kerkje in Nieuw-Guinea eruit ziet en hoe
of de commiinie-kindert jes van Alor zich vermaken
als zij in hun witte jurkjes gefotografeerd worden.
En daar is een andere school, die zegt: ,,Zende
lingen meneer, en ik ken ze, dat zijn allemaal
huichelaars, die alleen maar gemakkelijk willen
leven op andermans kosten en dan zoo eens een keer
per week een uurtje preeken en verder die inboor
lingen allerlei nonsens leeren, die ze volkomen
tederft om voor ons te werken. Moet je niets mee t e
maken hebben. Ze deugen niet. Allemaal hypo
crieten." Xu sta ik helaas weer midden tusschen
de beide groepen in en krijg natuurlijk de klappen
van beide partijen.
In de eerste plaats is zendeling zijn geen onver
deeld genoegen. Je zit ergens in een negorij, om
ringd door kwalijk-riekende inboorlingen (echte
inboorlingen zoo drie dagreizen diep in de binnen
landen van Borneo) en je zit ver van alle hulp
en gerief en comfort en gemak. De mieren vreten
je vloer onder je weg en allerlei gedierte dringt.
per slot van rekening toch door het nmskietengaas
naar binnen. Je maakt een tuintje om ten minste
een paar soorten versehe groente te hebben, en
beesten met lange, rare snuiten woelen alles weer
uit den grond. Als je kinderen geboren worden,
dan móet je ongelukzalige vrouw zich behelpen
met een Inlandsche baboe of met een bereidwillige
buurvrouw en van melk voor de kinderen is geen
sprake. Je eten is hoogst monotoon. Je krijgt
eens per twee weken je .brieven, die dan zes
weken oud zijn en kranten dito. Heb je kiespijn
of vrees je dat de maagpijn inderdaad een blinde
darmontsteking kon zijn, dan moet je twee
weken .op een boot wachten, die je naar een
tandarts of een fatsoenlijk hospitaal kan brengen.
Daar kwam bij ons aan boord in Port Moresby
een zendeling, die twee weken had moeten reizen
om de kust te bereiken, die toen tien dagen opeen
boot moest wachten en die een wortelontsteking
had in twaalf kiezen. Ik geef u dit als klein
voorbeeld om zoo maar eens
iets te noemen.
Neen, zendeling zijn is
geen pretje. Daarover kunnen
wij het zeker eens zijn.
Maar nu nummer twee op
de agenda ,,is de zending
goed of niet?" Ja, daarover
konden wij de Groene drie
jaren lang vol schrijven en
dan zouden wij nog tot geen
resultaat komen'. Laat ik u
mijn eigen meening geven, die
natuurlijk een zeer opper
vlakkige meening moet zijn.
Ik geloof, dat de zending
eenuitstekendendienst bewijst
onder die inboorlingen, die
nog in het neolitische tijdperk
leven, die geen idee, hebben
van eenig religieus begrip,
behalve die afgrijselijke vrees
voor geesten en duivels, die
hun bestaan van de wieg tot
het graf een dergelijk tijdperk
van vrees en ellende maken,
dat wy westerlingen er ons een
voudigweg geen idee van kun
nen maken. Onder dergelijke
arme schepselen, die van voren
af aan moeten beginnen(en er zijn nog honderden
millioenen menschen die het niet verder dan het
zeer primitieve steenen tjjjdperk gebracht hebben)
is dézending een zegen. De zendeling, als hij een
eenigszins verstandig man. is, weet dat hij van zijn
kudde geen ware christenen kan maken en probeert
dat ook niet te doen. Hij is al tevreden als hij hun
ten minste eenig begrip kan geven van zooiets als
een moreele wet, eenig begrip omtrent hygiëne,
een zweempje naastenliefde en een greintje
medeV gevoel voor een dier. Een zendeling in een dergelijk
oord is een voorganger" in de beste betcekenis
van het woord. Hij gaat vóór en wijst de anderen
den weg tot een bestaan dat ten minste een tikje
menscheUjkheid heeft. Hij moet het geduld van
Job hebben, want dit is uiterst langzaam werk.
Hij kan maar niet zoo in tien. twintig, of zelfs dertig
jaar inhalen wat dertig duizend jaar ten achter is.
Maar een zendeling in een eenigszins beschaafd
land, dat is weer geheel wat anders. Een zendeling
onder de menschen, die op velerlei gebied e ven hoog
of nog hooger staan dan wij westerlingen en die een
eigen godsdienst hebben, die uit hun eigen bodem
en hun eigen historischen achtergrond opgegroeid
is en zich daaruit ontwikkeld heeft, zoo iemand
is volkomen en algeheel niet op zijn plaats.
Ik zal mij niet in een Nathan-der-Weise-meditatie
verdiepen over de voortreffelijkheden van de di
verse religies die onder onze buren gangbaar zijn.
Maar die bestaan allemaal omdat zij een noodzake
lijk uitvloeisel waren van de behoeften van zekere
rassen en volkeren. Laat ik ter wille van het ar
gument toegeven, dat de Christelijke godsdienst te
verkiezen is boven alle andere, dan staat het toch
nog niet aan ons, om dat onze buren op de meest
onkiesche wijze onder het oog te brengen en hen
voortdurend het leven lastig te maken met iets
dat hen heelemaal niet interesseert. Ik houd nu
toevallig niet van gebakken paling en heel veel van
gekookte tong. Maar het zal mij toch nooit invallen
om bij wildvreemde menschen zonder kloppen of
bellen, naar binnen te loopen en te zeggen: ,,Hè,
zitten jullie daar nu gebakken paling te eten. Dat
vind ik heelemaal niet goed. Je moest gekookte
tong eten en als je dezen Zondag bij me komt, dan
zal ik je gekookte tong te eten geven." Die vreemde
menschen zouden om de politie telefoneeren en al
vertelde ik den kantonrechter nu vijftig keer dat
ik heusch veel meer van gekookte tong dan van
gebakken paling hield, ik kwam er zeker niet zonder
een hevige boete af.
Ik hoop. dat ik mij duidelijk uitgedrukt heb.
Wat nu de zendelingen in het oude Hawaii
betreft, deze brave lieden kwamen alras na de
j^walvischvaarders en aangezien zij hier met een
Diamond Head
vriendelijk soort menschen te doen hadden, zoo
hadden zij heel weinig moeite om hun nieuwe leer
overal te prediken. De Polynesische dochters waren
aangenaam van vorm en gestalte en wanneer men
met hen trouwde (en zij waren bovendien ook nog
de dochters van de plaatselijke hoofden) dan kreeg
men meteen een heele buitenplaats cadeau. Wat
daar indertijd mefc die heele buitenplaatsen" ge
knoeid en gehaspeld is, dat is werkelijk om te huilen,
tenzij men maar eventjes lacht, want er is nu toch
niets meer aan te doen. Maar alles behoorde toen
tertijd aan het stamhoofd en die gaf dan maar
een stuk land weg van de kust tot den top van
den berg". Welke berg? Ja, dat wist dat hoofd
niet altijd zoo precies. Op die manier kregen de
zendelingen-families halve koninkrijken en heele
hertogdommen als bruidschat mee. En op die
manier ontwikkelden, langs volkomen normale
economische wetten, de zendelingen-families zich
op tot formeele dynastiën van suikerbaronnen
en ananasgraven en wat dies meer zij. Dan lieten
langzamerhand de jongere zoons de zendelingerij
maar varen en werden groot-kapitalisten. Maar
een stuk land in de tropen is niets waard zonder
menschen om er op te werken. Eerst werkten de
inboorlingen voor hun verre neefjes. Toen an
nexeerde Amerika deze eilanden, want zij moesten
toch aan iemand behooren en Engeland en
Amerika konden er niet eeuwig om kibbelen met
Rusland vlakbij in Alaska. En toen kwam de
Amerikaan, die een onverwoestbaar optimist is
(een mengsel van onberedeneerd optimisme en
beredeneerde zakelijkheid) met zijn scholen en
zijn heilig geloof, dat je, als je nu alle menschen,
zwart, bruin en geel, maar eerst netjes leert lezen
en schrijven, dat zij dan zachtkens allemaal witte
zielen onder donkere huiden zullen krijgen. Toen
verdraaide de inboorling het verder in het zweet
zijns aanschijns zyn dagelijksche ,,poi"te verdienen
(N.B. Poi is niets voor een Hollander. Flauwe
smaak en 'kan niet met aardappelen gegeten
worden).
Hij was nu een geletterd man en droeg een vulpen
houder in zijn kabaaitje. Hij werd boekhouder en
'de Japanees móest hem vervangen als daglooner.
De inboorling, nu hevig vermengd met allerhand
ander bloed, vond maar weinig
boekhouderij-baantjes. Hij
werd beroeps-politicus. Hij
modderde in de verkiezingen
totdat het heele politieke leven
van Hawaii verder zoo vol
komen gedegenereerd Was als
dat in Amerika. Ja, dan is er
nog maar n uitweg. Langs
de straat te f lanceren en
kattekwaad te doen. Er is geen plaats
meer voor hen in deze wereld.
En dan gebeurt er, wat er
overal gebeurt. Dan komt de
slechte kant van de kolonisatie .
heel sterk naar voren. Zij
worden soldaat. Nu wordt er
nog wat aan het leger ver
diend. Ik heb haastig een plaat
je geteekend van Diamond
Head. Het is een oude holle
krater. Het is volgens myn
beste weten een van de sterkste
forten van de heele wereld.
Maar niemand weet het fijne
ervan, want dat is alles geslo
ten terrein. Dat fort heeft ook
beteekenis voor u. Dat is het
bolwerk, dat uw eigen Indiëte
gen Japansche burenbeveiligt.
De Parijsche najaars* en wintermode
GEVARIEERDE KEUZE
Ilse Engel
grond reikend. Voor den mor
gen zijn ze los en een weinig
klokkend gesneden, 's middags
omsluiten ze strak de
schou:*j> .
Invloed uit den
Dirertoire-tijd
V/oor den
ko* menden win
ter schrijf t Parijs
ons '/ulk een
hoeveelheid be
koorlijke tegen
strijdigheden voor, dat hel.
voor elke vrouw even ge
makkelijk is, het meest ge
schikte voor haar persoonlijk karakter
uit te zoeken, als het voor de ver
slaggeefster moeilijk is, uit al die tegen
stellingen eenzelfde richtlijn aan te
geven.
Als we beginnen met de verschillen
de mantels, die ons voor het volgende
seizoen getoond worden en die even
vaak driekwart, zeven achtste als
geheel lang zijn, los vallend of getail
leerd, dan vallen in het bijzonder de
bontmantels op door hun sterk Rus
sisch karakter, dat specifiek nieuw is.
Zij zijn 7/8 lang, zonder kraag, in de
taille bijeengehouden door een kleurige
stoffen sjerp die met de halsshawl,
den rok of de japon in materiaal en
kleur overeenstemt -?en van onderen
wijd uitstaan. Bij deze modellen worden
hooge pelsmutsen gedragen, die den
Russischen invloed nog op bijzondere
wijze doen xiitkomen.
Heel veel aandacht besteed men
aan bonten capes voor elk uur van
den dag. Vooral 's avonds schenkt
men aan hen de voorkeur boven lange
mantels. Ze worden dan heel wijd
gemaakt, zooals de Arabische burnoe's,
vaak van hermelijn en tot aan den
van voren den rok op te laten loopen,
door zeer breede ceintuurs en over
de blouse hoogopgeknoopte rokdeelen.
Belangrijk is ook het nieuwe sil
houet van de mouwen: Oostersche"
mouw genaamd. Zij begint zonder
schouderverbreeding, is aan het arms
gat van zakvormige wijdte en loopt
naar de hand meest nauw toe.
De ochtendkleeding is met haar
sportief aanzien en haar slankmakend
karakter al heel weinig veranderd.
llandgebreide modellen zullen door
hun bijzondere sierlijkheid zonder
twijfel zeer geliefd worden. Bij de
uamiddagjaponnen valt een
tunicavorm op, di>> casaque-achtige
overkleeden tot kniehoogte laat zien.
Dikwijls accentueeren soepele cein
tuurs of sjerpen in
contrasteerende kleur de ietwat verhoogde
taille. Bij de avondjaponnen is
"\ de naar den rug toeloopende
be' weging typisch.. Deze wordt be
reikt door het verwerken van
vloeiend geknipte stof banen.
Het décolletéis even vaak van
voren hoog oploopend zelfs dik
wijls tot aan de kin als laag,
puntig of vierkant.
Bij de pelsmode dient nog te worden
opgemerkt, dat bonten shawls nog
steeds zeer in trek zijn. evenals geheel
bonten mouwen aan de mantels en
moffen.
Hot modemateriaal bij uitstek in
dit seizoen is onbetwistbaar cello»
phaan. Het wordt niet alleen voor de
wat excentrieke avondjaponnen ge*
bruikt, ook mantelstoffen, fluweel,
kunstzijde, taf enz. worden met dit
bekoorlijke materiaal verwerkt. Hoe* ?
den, capes, garnituren, schoenen en
handschoenen worden ervan gemaakt.
Verder zien we veel ruigharige
wollenstoffen, bouclé, mélange, cotelé,
fantasiejersey, duvetine; een zeer
nieuwe stof: cloquécaoutchouc (cloqu
met ingeweven gummidraad).
Veel handgeweven en handgebreide
artikelen; zooals altijd weer tweed
en plaidstoffen, voor alles echter voor
den avond metaal en cellophaaa.
Daarnaast zeer pronkerige laméweef
sels: moiré-lamé; ook kant met
cellophaan en goud- of pailletten.
Damast, taf, velours infroissable voor
de weer herre/.en stijljaponnen.
Men kiest bij voorkeur de matte
kleuren van de herfstblaren: donker
groen, rood, bruin; olifantengrys,
beige en bruin in alle nuancen, veel
boxirgogne; nieuw is een
braambessenrood in grijs overgaand. Voor den
avond nog meer dan ooit het geliefde
zwart.
Van de hoedenmode willen wij
slechts dit zeggen, dat er een lichte
neiging merkbaar is tusschen de over
dreven platte modellen, diévaak
alleen nog maar een dekseltje zijn
en de niet altijd flatteuse baret, een
nieuwen zeer hoogen vorm te brengen,
die aan zekere hoeden doet denken
van Oostenrijksche kleederdrachten.
Binnenkort draven we weer lustig
naar de vele mode-parades en doen
wen difinitieve keuze. Moge zelfkennis
hierbij een goede leidsman zijn!
DE ZILVER VOS
Ceintuurbaan 137
AMSTERDAM Z.
HET VERTROUWDE ADRES
VOOR
BONTWERKEN
ders en reiken meestal tot aan de
ellebogen. De daarvoor gebruikte
bontsoorten, zooals buenos, persianer,
Alaska-seal en vossen, worden in alle,
maar vooral in donkere tinten, bij di>
stof passend geverfd.
Mantelcostuums ziet men eveneens
met capes, maar ook nog heel veel
met lossen, driekwart-langen mantel.
Vaak ook hebben ze lange, getail
leerde jakjes of schootjes door middel
van ingelegde plooien. Vele van deze
modellen worden voltooid door bonten
vesten, die even elegant als practisch
zijn. Bij drie-deelige ensembles zijn
tunieken, met bont omzoomd, en
tot casaques verlengde blouses nog
zeer geliefd.
Wat de rokken betreft, zoowel die
van de japonnen als van décomplets,
moet opgemerkt worden; dat ze weer
iets langer zijn geworden, zeer nauw
en haast altijd gespleten, om de
noodige loopwijdte te verkrijgen. Ver
der gaat men terug naar het Direc
toire-tijdperk, want zeer duidelijk
bespeurt men een verhooging van de
taille. Dit laatste wordt bereikt door
OPENING
WINTERSEIZOEN
NIEUWE MODELLEN
WEI LL& ZOON
N.M.
BONTWERKERIJ
DAMESKLEEDERMAKERIJ
BARTELJORISSTRAAT 26-28
HA A R L E
?i!
.1