Historisch Archief 1877-1940
l
12
De Groene Amsterdammer van 29 September 1934
N o. 2991
Revolutionnaire volksvertegen
woordigers
Grondwet en wet stellen aan volksvertegen
woordigers den eisc/i, dot zij of vorens hun
functie t; aanvaarden trouw zweren of beloven
aan de grondwet. Niemand denkt er aan dat
voorschrift af te schaffen. Het wordt tot
dusverre niet door strafbepalingen gesanctionneerd.
De jtaotscommisjie-Koo/en stelt voor in deze
leemte te voorzien. Het is gewenscht, dat de
denkbeelden van die staatscommissie worden
verwezenlijkt.
Aan het actieve kiesrecht, de bevoegdheid
om afgevaardigden voor de vertegenwoordigende
colleges te kiezen, worden sinds de grondwets
herziening van 1017 geen bij zonder zware voor
waarden gesteld. Om kiezer te zijn moet men
Nederlander zijn (of Nederlandsch onderdaan).
ingezetene, den leeftijd van 25 jaar hebben bereikt
en niet, om enkele bepaalde redenen, die hier
niet ter zake doen, van het kiesrecht zijn uitge
sloten. Men kan dientengevolge zeggen, dat wij
in Nederland het algemeen*? kiesrecht bobben,
/onwel voor mannen als voor vrouwen.
De eischen gesteld voor het passieve kiesrecht.
de bevoegdheid om op te treden als lid van een
vertegenwoordigend college, komen ongeveer op
hetzelfde neer. Somtijds is de leeftijdsgrens wat
hooger en het ingezetenschap wordt riet altijd
geèischt.
Bovendien verlangen grondwet en wet, dat
nog aan twee waarborgen zal zijn voldaan, opdat
de gekozene een goed volksvertegenwoordiger zij.
Hij (of zij) moet den zuiveringseed (of verklaring
e n belofte) afleggen, die hier verder niet ter zake
doet en den eed (of belofte) van getrouwheid
aai» grondwet en wet.
Er is niemand, die er aan denkt dien laatsten
eisch te doen vervallen. Deze ligt immers in de
irde. Evenmin als men er aan zou denken tennis
U«| gaan spelen met iemand, die zich niet houdt
aan de regels van dat spel en. valsch speelt, even
min, kan een volksvertegenwoordiger het politieke
spel spelen ik hoop niet, dat men.de vergelijking
oneerbiedig zal vinden niet ambtgenooten.
die het kennelijk voornemen hebben, zich niet
aan de regels van dat spel te houden.
Staat het vast, dat al degenen, die deze eeden
of beloften hebben afgelegd, het voornemen
hebben zicli daaraan te houden ?
Schenden van den eed
Het tegendeel is het geval. Met een aan zeker
heid grenzende mate van waarschijnlijkheid moet
men aannemen, dat de communistische leder
van onze vertegenwoordigende colleges het stellige
voornemen hebben dezen eed of belofte, zoodra
zij daarin eenig voordeel zien, te schenden.
Het Komintern heeft aan de communistische
afgevaardigden een instructie gegeven, waaraan
ik het volgende ontleen.
Het communisme stelt zich de afschaffing
,.van het parlementaire stelsel ten doel. Derhalve
kan van gebruik maken der regeeringsinstellingen
slechts met het oog op haar vernietiging sprake
zijn.
Elk communistisch kamerlid dient zich bij
voortduring bewust te zijn, dat hij niet is een
wetgever te midden van andere wetgevers,
doch een parttfagitator, uitgezonden in het
kamp van den vijand. ledere communistische
afgevaardigde moet, naar gelang van de
beslissing van het partijbestuur, den legalen niet
den illegalen arbeid verbinden. In landen,
waar de communistische afgevaardigden nog
in het genot zijn van parlementaire
onschend,,baarheid, moet deze benut worden voor de
organisatie van de illegale propaganda der partij."
De spatieering van het woordje nog" is niet
van het Komintern, maar van mij.
Moet men dulden, dat volksvertegenwoordigers,
die deze instructie hebben ontvangen en die dien
overeenkomstig handelen, van hun parlementaire
onschendbaarheid, hun schadeloosstelling van
5000 gulden en hun vrijkaart eerste klasse op de
Nederlandsche spoorwegen gebruik maken, om
de bestaande rechtsorde, ook met onwettige
middelen, omver te werpen? Diévraag stellen
is liaar ontkennend beantwoorden.
Een paardenmiddel
Het eenige radicale middel om aan dit euvel
een eind te maken, zou zijn slechts die politieke
partijen tot bet stellen van candidaten toe te
laten, wier afgevaardigden zich aan hun eed of
belofte zullen houden. Welko formule zal men
echter voor deze beoordeeling opstellen, welken
toetssteen voor de betrouwbaarheid gebruiken
en welken rechter aanwijzen om deze regels in
toepassing te brengen? Dat zijn bijna onoplosbare
moeilijkheden. Vandaar dat de
staatscommissieKooien, die de opdracht had de noodzakelijkheid
en de doelmatigheid te onderzoeken van voor
zieningen met betrekking tot het bekleeden van
het lidmaatschap van de vertegenwoordigende
lichamen door personen, wier staatkundig streven
kennelijk is gericht op verandering der staats
instellingen met toepassing of bevordering van
onwettige middelen, tot de conclusie komt, dat
iiien zich voorshands moet bepalen tot het treffen
van maatregelen tegen de individueele volks
vertegenwoordigers, die hun lidmaatschap aldus
misbruiken en nog niet tegen de politieke partijen,
waarvoor zij zitting hebben.
In de eerste plaats zal de rechterlijke macht
niet slechts, als tot dusverre, de bevoegdheid
krijgen, aan dergelijke revolutionnaire volks
vertegenwoordigers als bijkomende straf het
actieve en tevens het passieve kiesrecht te ont
nemen, maar de wet zal de rechterlijke mach*
de verplichting opleggen, om in bepaalde gevallen
aldus te handelen. Men heeft opgemerkt, dat een
dergelijke bepaling niet in overeenstemming is
met het tot dusverre in ons wetboek van straf
recht gevolgde stelsel ton aanzien van de bijkomen
de straffen, maar dat stelsel is geen wet van Meden
en Perzen en men zal dat stelsel moeten wijzigen,
wanneer het, zooafe in dit ge\*al, blijkt, niet aan
de eischen der practijk voldoet.
In de ttveede plaats zal de afdeeliug voor
gescliillen van bestuur van den Raad van State
de bevoegdheid krijgen, op voordracht van den
voorzitter van een vertegenwoordigend college.
een lid van dat college, die in zijn werkzaamheid
als zoodanig of met gebruikmaking van zijn
door 7>jn lidmaatschap geschonken macht, revolu
tionnaire doeleinden met illegale middelen heeft
nagestreefd, van zijn lidmaatschap van dat ver
tegenwoordigend college vervallen te verklaren.
Het is goed gezien van de commissie-Kooien,
dat zij noch het initiatief tot deze procedure,
noch de uitspraak geeft aan de regeering, omdat
het niet-gewenscbt is, dat de regeering oordeelt
omtrent het gedrag der volksvertegenwoordigers,
die geroepen zijn het beleid der regeering te con
troleeren. .
Moeilijk zou men een college hebben kunnen
aanwijzen, dat voor deze functie geschikter is,
dan de af deeling voor de geschillen van bestuur
van den Baad van State.
Het is niet waarschijnlijk, dat dit middel,
indien het, overeenkomstig het advies der com
missie, in onze wetgeving wordt opgenomen,
dikwijls zal worden gebruikt. Indien het euvel,
waaraan het een eind zoekt te maken, toeneemt,
zal dit middel niet afdoende, blijken. Immers de
revolutionnaire volksvertegenwoordiger, die aldus
zijn lidmaatschap van een vertegenwoordigend
college verliest, wordt aanstonds vervangen door
een partijgenoot, die de neiging zal hebben in
hetzelfde euvel te vervallen. Maar het is aan
nemelijk, dat alleen reeds de mogelijkheid, dat
men er gebruik van zou kunnen maken, een
heilzamen invloed ten goede zal uitoefenen.
Het valt dus te hopen, dat de regeering* het
advies der staatscommissie-Kooien zal volgen
en 4at de volksvertegenwoordiging tot de ver
wezenlijking van deze denkbeelden haar onmisbare
medewerking zal verleenen.
Debuut van
Marinus Flipse
Concertgebouw: symphonie
van Guillaume Land r
Het Zondagavondconcert in het Concertgebouw
gaf ons de gelegenheid kennis te maken met den
jongen Hotterdamschen pianist Marinus Flipse,
die o. a. te Weenen heeft gestudeerd.
Hij stelde zichzelf geen lichte taak; er is altijd
wat zelfopoffering voor noodig zich aan een publiek
voor te stellen met een muziek, die zeker niet
brillant is in dien zin, dat zij den pianist op den
voorgrond laat komen. Flipse speelde namelijk
het (verouderde) pianoconcert van den onlangs
overleden Engelschen componist Frederick Delius,
een introductie, die meer van een eeresaluut dan
van een daad had. Want niet alleen behoort dit
pianoconcert lang niet tot de beste werken- van
hem, die Engeland's grootste tegenwoordige com
ponist wordt genoemd, ook is het belang van dit
nóg weinig iodividueele en te structuurlooze werk
van den ,,schilder in tonen", die Delius was, de
stemmingskunstenaar, staande tusschen romantiek
en impressionisme, tusschen Grieg en de toen
malige moderne Franschen, niet groot genoeg
om nog eens opgegraven te mogen worden. Het is
een klankstuk". Men hoorde het met gemengde
gevoelens aan, waardeerde wat Flipse, in goed
samenspel met het orkest, er van maakte,
waardeerde ook de ongetwijfeld voortreffelijke
eigenschappen van den jongen pianist en kon
ten slotte spijt gevoelen, dat deze zichzelf te kort
deed niet een werk te hebben uitgekozen, dat zoo
weinig voordeelig voor de piano geschreven is:
er zijn maar enkele passages, die goed voor het
klavier gedacht zijn. Alles bij elkaar willen wij
het gebaar eeren, waarmede een en ander ons
gebracht werd.
Er stond dien Zondagavond echter nojr een andere
kennismaking op het programma, die feitelijk
geen eerste uitvoering" was: ,de symphonie
van een der veelbelovende van onze jongere
componisten, van Guillaume Landré, den begaaf
den zoon van Willem Landré. Dit werk wasn.l.
verleden jaar reeds op het internationale muziek
feest gespeeld, maar kwam feitelijk ditmaal pas
,,voor het publiek". De belangstelling van de velen,
die in de zaal aanwezig waren, was dan ook groot.
En terecht. In dit werk herkent men een groot en
natuurlijk componeertalent, dat. weliswaar hier
minder zelfstandig en geforceerd-moderner aan
doet dan in ander en later werk het cerebrale,
de Pijper-invloed laat zich hier nog bij den leer
ling gelden en niet geheel tot diens voordeel ,
maar het is onmiskenbaar een schepping van een
geboren componist met groote muzikale gaven.
Te veel structuur, te veel overwogens en een
teveel aan afgepaste verhoudingen hinderen en
geven het gevoel van geforceerde
ontknpopingen", het innige melodische muzikale fond, dat
Landré's muziek in wezen bezit, krijgt te weinig
gelegenheid op den voorgrond te komen. Maar
het is in ieder geval belangwekkend en beeft
recht óp onze bewondering en. sympathie. Met
sympathie bleek ook het luisterend publiek er
tegenover te staan, waardoor het in staat was
over de onvolkomenheden heen te hooren en het
goede eraan recht te laten wedervaren. De com
ponist móést op het podium komen en betrok
Van Beinum, die zich met liefde en nauwkeurig
heid aan de vertolking had gewijd, terecht in het
harteUjke applaus. C. VAN WESSEM
KUNSTHANDEL
S ANTE E LA N D WE E R
KEIZERSGRACHT 463 BIJ LEIDSCHESTR.
PERMANENT:
SCHILDERIJEN - GRAFIEK
KUNSTVOORWERPEN
29 SEPT.-26 OCT.:
GIORGIO DE CHIRICO
A. C. JOSEPHUS JITTA TOE8ANO VRU
Daniël in de leeuwenkui
Teekening door L. J. Jordaan
t . ? 'i ?
Minister Marchant op van Deyssel's feest
ii r
l
.if«;