De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 29 september pagina 7

29 september 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

r 12 12 De Groene Amsterdammer van 29 September 1934 N o. 2991 Zeven magere dagen WAAR BLIJVEN DE PREMIÈRES? Henrik Scholte Nieuws... van elders Vreemd nieuws komt uit Amerika. Terwijl de film-industrie gigantische afmetingen gaat aan namen en er volgens den laatsten weekstaat in de Hollywoodsche studio's een kleine vijftig groote speelfilms tegelijk op stapel zijn gezet, bloeit terzelfder tijd op Broadway.... het tooneel. Zooals gewoonl kpubliceeren de producers op Labour Day hur plannen voor de opening van het seizoen. ..Legitimate" (deze eere-naam laat het tooneel zich sinds de f ilm-concurrentie gaarne aan leunen) sees fine season.. .. the se ven lean years of stage are over.... all are extremely optimistic" luiden de kopregels boven een lijst van ruim honderd premières. En wat vertoont B'way? Nieuwe stukken van O'Xeill. S. N. Behrman. Bon Hecht, John van Druten. H. M. Harwood. A. A. Milue. N oei Coward: namen die wat zeggen in de wereld van het moderne repertoire. John Dos Passos is begonnen, met een toi>hee.lstuk te leveren. Klmer Rice hoeft hot oude theater van David Belasco gekocht en begint er. met Joseph Schildkrant, liefst met drie nieuwe stukken van zichzelf. K va Le («alliene durft Clemeuce Dane's nieuwe bewerking van L'Aiglon" aan en ziet een her nieuwde actualiteit in Ibseu's ..Bouwmeester S'jlness". Zij begint bovend'en met Shakospeare's ..Romeo and Juliet" evenals haar jongere rivale Katherine Oornell, die daarenboven haar keus heeft laten vallen op Shaw's Candida" en Ibsen's ..Rosmersholm". Zatkin heeft zelfs den moed om met de ..Medea" van Euripides te beginnen. En do filmwereld draagt, nu daar in Amerika de rivaliteit tusschen tooneel en film in een ander. beter stadium getransponeerd schijnt, van harte gaarne haar deel bij: de scenario-schrijfster Frances Marion heeft tusschen haar films door een tooneelstuk geschreven en van de filmacteurs, die op de oude planken van den schouwburg zullen terugkeeren, worden voor de eerstvolgende maan den reeds genoemd: Katherine Hepburn. de vier Marx Brothers. Oeorge Bancroft, W. C. Fields, .'Sam Jaffe en Herbert Marshall. Het merkwaardigste is echter dat van deze honderd tooneelstukken ongeveer 80 procent van jonge Amerikaansche schrijvers zijn. Lijkt het dan niet alsof het tooneel in West-Europa zich te .spoedig heeft laten ontmoedigen door de film? Heeft zij haar terrein wel met eere verdedigd? Wordt het niet tijd dat er een einde komt aan het hopeloooze geharrewar, de conservatieve en kort zichtige instelling van ons tooneel, de verkeerde keuze der stukken, de vooral ook in artistiek op zicht egocentrische politiek der tooneelleiders ? Wordt het niet tijd om het tooneel te redden.... niet om het te begraven ? In Frankrijk heeft de oude Antoine de vinger ? op de vele wonde plekken gelegd, zonder opti misme, maar met een open oog voor de werkelijk heid en met een onwankelbare liefde voor de nimmer verloren zaak van het tooneel. Het resul taat is, dat men hem begrepen heeft, publiek zoo wel als acteurs, en zich, als welhaast een halve eeuw geleden, opnieuw om hem heen verzamelt. En in Frankrijk althans schijnt men te beseffen, dat het om een zaak te redden die men lief heeft, nooit te laat is. Wanneer beseffen wy dat hier? Ons seizoen is tot dusverre arm aan premières r geweest. Vijftigste en honderdste voorstellingen van successtukken uit het vorige seizoen bij de vleet. Men. mag er zich op zichzelf over verheugen, maar voor het initiatief en de vastheid Van leiding bij onze gezelschappen- is het een veeg teeken dat. men het liever nog maar eens met een oud nummer probeert en*de premières uitstelt.... KRUG REIMS Uw CHAMPAGNE indien ge kenner zijtl AfltnHhV F. On nes & Zoon - Groningen .,»c Werkster wl*t *f wij Boubcr Om met het begin van alle tooneel. zijnde het stuk, te beginnen.... met ons nationaal reper toire lukt het nog steeds niet erg. Er z jn thans drie oorspronkelijke stukken vertoond, Sch rmann's Helderziend" door hot Rott.. Hof stad, by het Nieuwe Schouwtooneel Twee Weken Papa" door Johan W. Broedelet, en Johan Elsensohn's De Werkster wist 't", bij het Ensemble Bouber. Het. laatste het eenigste dat wij hier deze week te zien kregen lijkt mij een oud stuk, althans naar mentaliteit. Elsensohn heeft er betere geschreven, van broedere visie. Maar het verraadt althans een geroutineerde en ..bühnenfahige" schrijverstechniek, al is het wat al te deprimeerend in zijn zwaar-op-de-handsche uiteenrafeling van een echtelijk zijsprongetje, waardoor de vrouw van stonde af aan het leven van den man meent te moéten vergallen, totdat tot overmaat van ramp de deurwaarder om den hoek komt kijken en als ietwat uit de lucht vallend happy end de oude werkster, zelve getrapt en vermurwd door het leven, eenige woorden van berusting spreekt. Hoog vliegt het drama niet, al te diep grijpt het evenmin, maar het is tenminste eerlijk en een voudig. Men kan het spelen, en het Ensemble Bouber speelt het dan óók met dien gulden een voud, die alles ontwapent. Zoo voorgesteld, zoo simpelweg verteld eu met zulke stevige speel se nes aan het slot van elk bedrijf pakt het althans een niet al te kieskeurig publiek en voor Aaf Bouber is er een pracht van een rol, bescheiden van afmeting en in ietwat los verband tot de te zwaar geaccentueerde hoofdhandeling staande. maar gespeeld met dat rake en hartelijke accent van volksvrouw, dat haar geheim is. Piet te Nuyl en C'lara Visscher ziet men daarnaast in hun moeilijke, maar met eere gespeelde rollen als elkaar levend opvretende echtelieden en Anton Burgdorffer levert een van zijn oubollige typen. Men meldt gaarne dit bescheiden succesje omdat wij zulk naturalisme, van al te primitieve psycho logische premissen uitgaat, te lang niet op ons tooneel hebber, gezien. T a er vroeger mee over voerd geweest te zijn. Maar het woord is nu aan anderen, die blijkbaar tot Sinterklaas willen wach ten met hun surprises. Als zij echtea nog langer wachten, weet zelfs de werkster het niet meer, laat staan de criticus. Kennis over Lawrence A- Perdeck, die eens beweerde dat Dreiser in Nederland zoo goed als onbekend is, deelt in het Critisch Bulletin" mee over Ulysses" en ,,Lady Chatterley": De gemiddelde Engelschman kent nauwelijks de namen van hun schrijvers, leest zeker de beide boeken niet. Die zijn zoowel in Engeland als in Amerika officieel verboden en kunnen slechts clandestien in hét buitenland verschijnen". De uitgaven er van in de Albatross Edition clandestien? De Amerikaansche uitgaaf van TJlysses" (bij Random House), de (verkorte, maar toch verkrijgbare)Engelsche van ,,Lady Chatterley" bij Secker (2 jaren geleden 7/6, nu 3/6) officieel verboden? In de V.S. is Lady Chatterley" zelfs nog vrij, behalve in Massachusetts, meldde The Publishers' Weekly van 28 Juli. Vreemd, dat A. Perdeck op de hoogte is van waar hij over schrijft; vreemd dat de Engelsche en Amerikaansche bladen die hij toch moet lezen niet beter tot hem door dringen; vreemd, vreemd dat hem niet treft en bijblijft wat zijn courant, op het terrein waarop hij zich beweegt, vermeldt. A. Perdeck licht hier niet de lezers van het Critisch Bulletin" over de Letteren in het Crit. Bulletin verschaft zijn lezers de gelegenheid, zich een oordeel te vormen over A. Perdeck, (De Litteraire Gids) Edith Fils en Theo Harald, de hoofdpersonen uit Vogelhandler" Duitse hèoperette in de hoofdstad Zeiler** Oer Vogelhand l c-r" De Oostenrijksche operette-componist Karl Zei ler, uit de tweede helft van de vorige eeuw, deelt liet lot van de velen, die met n enkel werk voor liet nageslacht zijn blijven voortleven. Zijn toen tertijd reeds ?oo populaire werk ,,Der Vogel handier" heeft zijn naam vereeuwigd. Het Münstersche Stadttheater gaf van Zeller's operette een opvoering in revue-stijl, zooals dat tegenwoordig in de mode is. De op zichzelf wat magere gegevens werden zoodanig bewerkt volgens de Münchener bewerking dat het geheel tot een kijkstuk uitdijde, dat wat betreft kleurenweelde en fantasie van onzen tijd wil wezen. Entre-actes werden tot gansche vertooningen, groepen traden óp. dansen vulden het tooneel, er was veel beweging, alles up to date zooals wij dat in de Amerikaansche show-operette leerden en in bijv. ,,Im weissen Bössl" erkende Europeesche triomfen zagen vieren. Toch kon de opvoering in den Stadsschouwburg te Amsterdam niet geheel den indruk wegnemen dat het ensemble van het Münstersche Stadt theater om een kijkstuk in grooten stijl de rechte zwier, durf en losheid miste. Een ensemble is op een vreemd tooneel altijd eenigszins gehandicapt; doch het bleef ook wat al te opvallend Provinz". te kleinsteedsch. En dit geldt niet alleen voor de opvoering als zoodanig, ook muzikaal waren er weinig brillante hoogtepunten, het was een dege lijke vertolking, maar nergens zoo excellent, dat daarom het Münstersche ensemble speciaal bij ons over de grens zich aan ons moest komen presenteeren. De stemmen van zangers en zange* ressen waren, zonder onvoldoende te wezen, nergens meer dan middelmatig. Het beste-was nog de Christel van Beatrice Haager, ook de keurvorstin van Edith Fils mag apart genoemd worden. En van balletdans en entre-acte, hoewel er aardige vondsten waren, mocht men ook meer verwachten dan gegeven werd. De beste momenten had de muziek van Zeiler zelf, die charme wist te behouden, ook al troffen de uitvoerenden het Weensche accept onvoldoende: Nicolaus von Lukacs leidde het orkest; meer Schwung" had werkelijk geen kwaad gekend. Neen, alles en alles bleef het een te onbelang rijke voorstelling, die de Münsterschen ons hebben gegeven. Constateeren wij tenslotte, dat het een genoegen was Zeller's oude, maar aardige operette nog eens te hooren en zij had het zeker zonder de thans te geforceerde vermoderniseermg kunnen stellen. W. ROME - Hotel Victoria '.' '- f' ' t' I-. l .1 '. t.in'ilicliotel tegenover il.vïsp.irk N o. 2091 De Groene Amsterdammer van 29 September 1934 13 Schilderkunst A. Plasschaert I. IsraëlB' portret van Van Deyasel (Buffa) 'Zeker had de kop van Karel Thyni in brons vaster zijn grootheid ver toond, dan ooit een schilder dat in kleur kan bereiken. De kop van Van Deyssel is n, waarbij de vastheid van het gestolde metaal zóó natuur lijk wordt, dat het steeds te betreuren blyft, dat onze te trage beeldhouwers niet reeds lang hem wezentlijk in den vorm" hebben gegoten. Het is een traagheid, die mij reeds meer dan ns betreurenswaardig bleek, moeten zij, de beeldhouwers, steeds wachten op een bestelling? Waarom nemen zij hier niet eens het initiatief? Waarom gaan zij de koppen voorbij, die te maken geen opgelegde taak meer is, maar een genot! Het portret van Van Deyssel door Isaac Israëls is een charmant 'portret, waarin de grootheid van de kop, de ironie van het oog, de rijpheid van liet vleesch ondervonden is en is weer gegeven in die zuiver-zoete kleur, die de/en schilder, maker in den laatstou tijd van menige te loven beeltenis, soms bezit, wanneer de voorgestelde hem belang inboezemde. vertrouwd was en geliefd. Wat mij vooral getroffen heeft in dit werk is, behalve de waakscbheid van het ?oog, het teruggetrokkene. het in zich zelf teruggetrokken*? van Karel Thym. het buiten den daaglijkschen gang staan, steeds iemand eigen, wiens leven zich juist in dat hoofd rijk vol trekt. Het is. jk herhaal, een charmant portret, maar het maakt een kop in brons niet overbodig noch ongewenscht. 11. van Kruiningen l» i j Van Lier. Amsterdam Het werk van Van Kruiningen be sstaat voor een groot deel uit stillevens Deze stillevens zijn zeer nauwkeurig gewild, maar tot nog toe zoo goed als meestal meer nauwkeurig naar de kleur dan dat zij tevens uiterst nauw keurig tevens de verschillende mate ries, de verschillende stoffen in die kleur uitdrukken, zooals dat bij Hvnckes te vinden is. Het heele Dr. H. P. Berlage (in klef) door Osw. Wenckebach werk is een werk van iemand, die nog niet volledig gegroeid is, in zich zelven is ingegroeid; het is het werk van iemand bedachtzaam op weg. Vandaar ook zeer waarschijnlijk de koelheid der kleur, die bij het rijpen wel zal winnen en vandaar ook, dat de kleur bekoring mist, of strakste spanning; vandaar zelfs dat de kleur niet altijd zuiver is. Er is n schilderij, No. 11, dat beter is dan de overigen. Het is een stilleven met het skelet van een paardenkop, een bruin-aarden pot en een stuk touw. Van dit werk is in den paardenkop het meest ge slaagd. En waarom? Hier is in die kop bij alle nauwkeurigheid, die Van Kruiningen thans mogelijk is, de stol" het meest verwerkelijkt in de kleur; dit is het gebeente van een paarde nkop. Maar er is in die gelukte weergave van het gebeente nog iets anders bereikt, wat de waarde is, de grootste waarde van het stilleven. Er is in dit gedeelte van het schilderij een innigheid te voelen, zonder welke innigheid een stilleven nooit een triumph is. Het Museum van Wcstersche Kunst in Xederlunclgcli-Imlii' Wanneer wij aannemen, zooals door verscheidenen schijnt te worden aan genomen, dat een Museum van Westersche Kunst in Indiëgewenscht is. dan rijzen er een aantal vragen. wier juiste beantwoording niet zonder belang is en waaraan ik hier du? do noodige aandacht wil wijden. De eerste vraa;/ is: Wat zal zulk museum moeten vertoonen? Wij kunnen gevoegelijk zeggen, dat zulk museum ten eerste gewenscht zal worden door de in Indiëaan wezige Hollanders en dat het bovenal voor hen een genoegen moet zijn en een verzadiging; dat het voor hen dus werken zal moeten bevatten, waarnaar hun aandacht in Holland ook zou gaan. Hun aandacht zou in Holland ongetwijfeld naar de Hollandsche schilders gaan; het spreekt hierdoor vanzelf, dat het museum een keuze moet vertoonen van de beste Hol landsche schilderijen uit den laatsten tijd. Deze zal het Museum ten eerste moeten bezitten en het zal rfiet zondet stoutmoedigheid in dit opzicht moeten worden beheerd; het. zal niet angstig moeten zijn, hoewel niet zonder zekerheid in de keuze: het zal, ik herhaal, van een overwogen stoutmoedigheid een voorbeeld moe ten wezen. Het zal dat zijn als hot uit de tegenwoordigen bovenal kiest ! Dat het zoo zal moeten handelen. spreekt ook vanzelf door nog andere dingen. Indisch-gangers zijn zij, die boven het reeds klaar-liggende, kiezen wat nog avontuur1 in zich bevat. Zij wagen: zij leven van het tegenwoor dige; zij zijn daarop ingesteld; zij moeten steeds daarin blijven; het tegenwoordige is telkens hun te-huis. Het Westersch Museum in Indiëzal daarenboven voor de in Indiëver blijvende Hollanders een leerschool . moeten wezen, wat zy in Holland na ginder verworven welvaart, moeten koopen. Het is toph een bekend iets, dat veel, die terugkomen, beginnen met het koopen van werken van schilders, die niet alleen zonder toekomst zijn. maar welke werken een pure geldvei spilling, een puur wegsmijten van geld beteekenen, dat dikwijls met vele moeiten werd ver zameld. Wij allen met eenige ervaring, kennen die winkels waar schilderijen Isadc Israëls t r koop zijn voor de onkundigen en waar een brutale lijst om een schil derij van 'geen waard»? schilderijen zonder waarde zich dcet aarschaffeu. Maar naast de werken van goede Hollandsche schilders van den tegen woordigen tijd. moet het Westersch Museum in Indiëook werken bevat ten van uit het buitenland, die bewij zen, dat de tegenwoordige Hollanders niet uit de lucht zijn komen vallen. als een meteoorsteen, maar dat zij ook in dat buitenland gelijkgezinden hebben of voorgangers hadden. Het spreekt opnieuw vanzelf dat deze aankoopen. moeten geschieden met bewuste beperking l (Wanneer ik hier steeds spreek van schilderijen, dan moet toch vanzelf dat geschieden met de beelden, met de werken der. beeldhouwkunst en met die der glas schilderkunst!). In het Indisch mu seum zal nog een fout vermeden dienen te worden, die menig Hollandsch museum feitelijk leeds en steeds verarmde. Deze fout is het klakkeloos aanvaarden van geschen ken. Deze mogen nooit aanvaard worden dan met het voorbehoud. dat ze eerst door de directie zullen worden gekeurd, wie ze ook moge aanbieden. Deze stelregels voor een passend beheer zijn zoo eenvoudig, dat ze ieder een bij eenig nadenken duidelijk zijn. Er is nog een zaak van groot belang en deze is: van waaruit moet het museum geleid worden; van uit Holland of uit Indiëzelf ? De directeur van het Westersch Museum moet in Holland wonen. Welke zijn de redenen daarvoor ? De voornaamste reden is, dat het Museum een keuze moet bevatten van Westersche, voornamelijk van Hollandsche Kunst, en dat het Museum niet kan afhangen van wat wel eens; uit Holland enz. naar Indi wordt gebracht,, zeilt en verzen11. Wij in Holland, weten toch dat, slechts bij groot e uitzondering, de Lodewijk van Deyssel werkeu goed genoeg voor een Museum, daarheen gaan. De verzameling van liet Museum te willen voeden uit dat wat uit Holland naar Indi komt. zou zeer zeker het Museum. tot een. Museum van den tweeden rang maken ? en dat is juist wat bovenal voorkomen moet worden. Xog een reden, dat de directeur van het Museum in Holland moet wonen is deze. dat er bij het aankoo pen altijd ..gelukjes" mogelijk zijn. Indiëis te ver van de kunstcentra. waar de ,.gelukjes". die kansen zich voordoen; deze kansen moeten daar enboven onmiddellijk benut worden meestentijds. Dat kan een zeer groot voordeel meebrengen, maar dat daar door te bereiken voordeel is alleen mogelijk in Holland, in Europa. Een bezuiniging nog door het wonen van den directeur in Holland is, dat de ,.reiskosten" zeer beperkt worden (hij behoeft niet onophoudelijk heen en weer te trekken tusschen Indiëen Holland) daarenboven kan zijn tractement zijn een Hollandsen tractement, wat nieuwe baten meebrengt. Maar wie doet de ,,zaken" dan in Indië? Daar kan volstaan worden met n administreerend hoofd-be waarder en een paar bewaarders. die Indische ambtenaren zijn en natuurlijk niet benoemd worden zon der voorkennis van den directeur, zeker niet de hoofdbewaarder, want hem zal nu en dan, voorloopig het plaatsen der werken moeten worden toevertrouwd en de zorg van 't nagaan van den toestand der schilde ryen ; de directeur zelf zal om een aantal jaren, telkens naar Indi moeten gaan om definitief telkens de verdeeling der schilderijen over de beschikbare ruimten te doen plaats hebben, zooals hij ook bij den bouw (?) by de inrichting van het museum den eersten keer aanwezig zal zijn. Ik zal in dit artikel verder geen dotails bespreken, maar ik meen, dat als overeenkomstig deze, mijne, stellingen gehandeld wordt, er iets goeds in Indiëtot stand kan komen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl