Historisch Archief 1877-1940
12
**,
\
\ v
ASSASSINISTEN EN SUICIDISTEN Over den glimlach
Jérome Debrïeu
Moord of zelfmoord
De groot e criniiriajistische kwestie, die ongeveer
dertig tot veertig jaar geleden de gemoederen in
Frankrijk verhitte schuld of onschuld van
kapitein Alfred Dreyfus heeft zooals men weet
zelfs in het Fransche familieleven diepe wonden
geslagen. Bladzijden lang vertellen de historici
van de zaak-Dreyfus, dat kinderen gebroken
hebben met hun ouders, vaders hun zoons ver
stootten, en vele goede huwelijken mis gingen,
omdat Monsieur aan de zijde stond van de
Dreyfusards en Madame aan den anderen kant.
Thans schijnt hier en daar het vredige Fransche
familieleven door den grooten strijd der
assassinisten" en der suicidisten" in gevaar gebracht.
De assassinisten" voor het grootste deel
identiek met de rechtsche politieke partij zijn
de verdedigers van een wereldbeschouwing, ten
gevolge waarvan raadsheer Albert Prince ,,door
de maffia" werd vermoord en allen, die over dit
?criminalistische geval anders denken, schurken
of idioten of zelfs vrijmetselaren zijn. De ..suici
disten" daarentegen houden het voor mogelijk,
dat Prince slechts op origineele wijze zelfmoord
heeft gepleegd en zich opzettelijk voor de wielen
van de locomolief heeft geworpen, die op 20 Fe
bruari 1934, op drie kilometer afstand van de
stad Dijon. zijn lichaam aan stukken reet.
De strijd der beide groote partijen, waarin
Frankrijk heden vervallen is, is zonder erbarmen.
Madame Nollin bijvoorbeeld, de vrouw van een
bekende Parijschen advocaat, heeft daarbij man
en huis verloren.
Deze dame, die een langjarige vriendin en ver
trouwde van den gestorven raadsheer is, heeft
door haar getuigenis aan de crimineele politie
groote hulp verleend: de zelfmoord-veronder
stelling. Advocaat Nollin achtte zich daarom
verplicht, van de moeder van zijn kinderen"
in het openbaar weg te gaan.
De these dat Prince door de maffia vermoord
werd is de moeite van het beschouwen waard, om
dat vanaf het begin de moord op den raadsheer
Prince" het vermoeden had opgewekt, dat de moor
denaars of hun opdrachtgevers tot de ..bende Stavis
ky" behoorden. De daad was slechts begrijpelijk
en werd ook nooit anders uitgelegd , wanneer ze
ten doel had, aangekondigde onthullingen van den
raadsheer Prince over de' politieke achtermannen
van Stavisky onmogelijk te maken. En wanneer
nu ,,bewezen" of niet weerlegd blijft, dat Prince
vermoord werd, en wanneer de moordenaars niet
worden gevonden, dan zal men altijd kunnen
beweren: ..zekere geheimzinnige krachten hebben
de. opheldering van den moord en de bestraffing
van de moordenaars verhinderd".
Onejndige nasporingen zonder cenlg resultaat
In den eersten schrik over de zaak-Prince heeft
de brave minister van justitie, Chéron, het krasse
woord geuit: dat een maffia in Frankrijk aan het
werk was en die nu eindelijk moest worden
uilgeroeid.
Een dergelijke inleiding bracht de verplichting
met zich mede, voor de oogen van het geheele
land al het bij menschen mogelijk zijnde te doen
tot nasporing van de waarheid. In plaats van den
bevoegden rechter van instructie" te Dijon zou
Chéron een commissie uit de meest geschoolde
rechters van het land hebben moeten samenstellen
en met elke denkbare volmacht moeten kunnen
bekleedén. Bij het onderzoek werkten slecht
bekende ambtenaren van de 'SüretéGénérale
TRIANON
CABARET EN DANCING
LEIDSCHEPLE IN
lederen avond M'/i uur Woir e-l*ansan t c
met optreden van
IN T E R X A T I O X A l, E ARTISTEX
Vrij entre* Zaterdag «n Zondig
Verlujd tarief matinee 4?6 uur
mee. die men in dozijnen Parijsch" bladen dage
lijks gangsteraanvoerders" noemde. Ken dergelijk
onderzoek kon de sceptici dat wil zeggen meer
dan drie vierden van allo Franschen slechts
dan overtuigen, wanneer ten slot-te de moordenaars
gepakt zouden worden.
Maar liet onderzoek bleof negatief: een volle
zeven maanden na den vermeenden moord op den
raadsheer Prince is nog geen spoor van een moorde
naar gevonden.
De ongelukkige leiding van het onderzoek
maakte het de agitatie der assassinisten" makke
lijk. Zij konden het gebrek aan succes van het
zoeken naar de moordenaar'» verklaren met den
slechten wil van de politie. Doch de moordenaar**
werden immers niet slechts door rechters van
instructie en crimineele ambtenaren gezocht. Ge
heel Frankrijk nam er aan deel. Iedere Fransche
journalist was zeven maanden lang als particulier
detective werkzaam. Elke particulier wist. dat
hij zich met de aanwijzing van een interessant
spoor niet alleen voor het vaderland verdienstelijk
zou kunnen maken, maar dat men, hem zijn ont
hulling met goud zou betalen. Dat in den loop van
deze zeven maanden een kwaadwillige politie
sporen uitwischte. werd door de waakzame con
trole van het publiek practisch uitgesloten. Onder
normale omstandigheden zouden de ambtenaren
der instructie eerder het verwijt hebben verdiend.
dat ze al te ijverig elke vingerwijzing volgden: bij
dozijnen werden de menschen verdacht en in hech
tenis genomen. Allen verlieten, gansch en al ge
zuiverd van elke verdenking, het Huis van Bewa
ring of de verhoorzaal. En in meer dan n geval
heeft de kwelling van het onderzoek levens ver
nietigd.
** * ' - ' ',
Buitengewoon veelbeteekenend is, dat de ver
meende scherpzinnigheid van alle assassinisten"
ook niet het minste motief voor een moord op
Prince aannemelijk konden maken. In den beginne
huldigde men de theorie, dat de moordenaars het
plan hadden, compromitterende documenten van
de zaak-Stavisky te rooven, die zich in de handen
van Prince bevonden. Maar het staat
onomstootelijk vast. dat Prince dergelijke documenten niet
heef t bezeten; en had hij ze bezeten, zoo konden
de moordenaars toch in geen geval Inpen, dat hij
deze documenten naar Dijon zou meebrengen. Een
gefingeerd telefoongesprek het bericht, dat zijn
moeder zwaar ziek zou zijn en dat de auto van den
dokter hem aan het station zou opwachten, om
hem naar haar in het ziekenhuis te brengen had
Prince genoopt naar Dijon te reizen. Waarom zou
hij -?naar de berekeningen der moordenaars
de gewichtige documenten juist voor dit zieken
bezoek hebben moeten medebrengen, in plaats
van ze in Parijs in veilige bewaring te laten? Ook
mondelinge onthullingen waren van Prince niet
te vreezen. Hij had zich over alles, wat hij wist.
reeds meerdere malen geuit, zoowel tegenover de
.regeeringscommissarissen als tegen over zijn per
soonlijke vrienden. President Lescouvés wachtte
wel is waar op een bericht, dat Prince hem beloofd
had en dat mogelijkerwijs den procureur-generaal
Pressard kon compromitteeren. Maar de inhoud
van het bericht had Prince reeds vijf dagen tevoren
aan den president Lescouvés mondeling medege
deeld. Voor een moord op Prince was er geen
enkel motief.
Eén ding staat echter vast: het voorbeeld van
een correcten ambtenaar, den van top tot teen
onberispelijken burger en pater familias, waarvoor
Prince bij zijn leven doorging, was hij niet. Hij had,
zooals hij eens zijn vriendin. Madame Nollin, toe
vertrouwde, de neiging de s'encanailler".
De effecten van zijn vrom\\ haar persoonlijk
vermogen, had Prince volgens zijn bankstatert tot
het laatste restje langzamerhand tot contanten
gemaakt. ,
De zaak-Stavisky
Ten slotte: de zaak-Stavisky! Volgons don
inhoud der acten is er gin-n twijfel: had niet eon
tragische dood den raadsheer Prince t o rechter tijd
tot den h"ld van honderd procent patriot verhe
ven, dan zou h-»t grootste deel der verantwoording
PAS. 12 DE BROENE No. 2M3
voor Stavisky's bescherming door de justitie op
hem blijven kleven. In de beslissende jaren, waarin
Stavisky zijn carrière maakte, was Prince de be
voegde advocaat generaal. Het is door riets be
wezen, dat Prince door zijn onbegrijpelijke passi
viteit in de zaak-Stavisky persoonlijk voordeel had.
Zooals dan ook in d« geheele zaak-Stavisky veel
. meer komt voor rekening van bureaucratische
indolentie, dan van plompe corruptie. Maar Prince
was de bevoegde instantie, hij was de verantwoor
delijke persoon.
Het ware wel denkbaar, dat Prince bij het aan
schouwen van het razen van de openbare meening,
in het gezicht van de enquête-commissie van de
Fransche Kamer, waarin hij spoedig zou worden
ondervraagd, in het nauw geraakte. En dat hij in
deze paniekstemming tot een vertwijfeld besluit
kwam.
Volgens de beschrijving door een vriend van zijn
laatste levensdagen, verkeerde Prince in een ver
dachte opwinding en stootte hij allerlei zinlooze
bedreigingen uit. Aan de mogelijkheid, als marte
laar van de zaak-Stavisky vermoord" te worden,
heeft Prince in elk geval in de laatste weken gedacht.
'Den 15den Februari verscheen Prince bij den
president van het Hof van Cassatie Lescouvés en
verzocht hem, nog eenmaal in de zaak-Stavisky te
mogen worden verhoord. ,,Hij wilde zijn geweten
verlichten". En in aansluiting daarmee deelt hij
mee. dat hij doqr een toeval er aan herinnerd was.
dat hij de qnheilspelleride politierapporten over
Stavisky destijds zijn chef Pressard voorgelegd
had. 10 Februari vertelt hij aan zijn vriend
Caujolle, dat hij twee belangrijke blieven heeft gevon
den, die zijn onschuld in de zaak-Stavisky volko
men kunnen bewijzen. Hij wenscht de brieven door
bemiddeling van Caujolle te laten fotografeeren.
17 Februari is de dag, waarop Prince president
Lescouvés het bericht zal mededeelen, doch hij
komt niet en laat niets ter verontschuldiging
hooren. 18 Februari deelt Caujolle Prince telefonisch
mede. dat de ,,belangrijke" brieven gefotografeerd
kunnen worden. Maar Prince heeft in het geheel
geen haast daarmee en de brieven blijven
ongefotografeerd en komen nooit onder de oogen van wie
dan ook.
Dan komt de dag van het drama, de dag, waarop
Prince eindelijk het bericht zal geven aan president
Lescouvés. Om elf uur 's morgens verlaat Prince
zijn woning om zich naar het Paleis van Justitie
te begeven. Weinige minuten later komt de tele
fonische oproep: mevrouw Prince wordt uit Dijon
opgebeld. Een zekere Dr. Ehringer vertelt haar de
bekende geschiedenis van de zieke moeder. Of
Prince nog met den trein van twaalf uur 's middags
af wil reizen. Mevrouw Prince weet niet, of ze haar
man nog op tijd zal kunnen bereiken, maar ze zal '
dadelijk naar het Paleis van Justitie gaan om hem
op te zoeken. Enkele minuten later keert Prince
tot haar verrassing naar huis terug. Hij heeft, zoo
zegt hvj zijn actentasch vergeten. Zonder dit ver
geten en deze terugkeer had hij waarschijnlijk pas
's avonds kunnen afreizen. En in dit geval had hij
zonder twijfel niet nagelaten den zoogenaamden
Dr. Ehringer van te voren op te bellen. Dan zou
hij geconstateerd hebben, dat zijn moeder in den
besten wélstand was en het geheele plan der moor
denaars zou mislukt zijn. ?
Het is niet téloochenen; de voorzienigheid, die
den raadsheer Prince juist op dezen dag zijn acten
tasch deed vergeten,, heeft zich tot schade van de
assassinisten"-theoric zeer verdacht gemaakt.
En het heerachen der voorzienigheid zou eerder
begrijpelijk zijn, indien Prince vooruit had gewe
ten, dat hij op dezen dag naar Dijon zou worden
geroepen. Het zou het makkelijkst te verklaren
zijn, indien Prince de telefonische oproep zelf met
verdraaide stem had gefingeerd of onder een of
ander voorwendsel door een van zijn vrienden had
laten uitvoeren.
CORDON DAVITS' LACHENDE VROUW"
BIJ HET CENTRAAL TOONEEL
Henrik Scholte
Het is een geluk dat, inzake den titel, de
EngelKche sclirijfster van The Laughing Woman" den
llollandschen vertaler geen moeilijkheden in den
weg gelegd heeft door het stuk Smilin' Through"
of Warum lachelst Du, Mona Lisa?" te noemen.
waar het stuk toch eigenlijk veel meer aanleiding
toe gaf. Want lachen doet deze diep-tragische
vrouw niet en nergens.
Dit zou echter den vinger gelegd hebben op een
der teerste plekken van ons zelfbesef. Wij, Hol
landers, kunnen niet glimlachen. Onze naakte
gexichten staan er niet naar. Onze landaard, con
creter en positivistischer, heeft geen behoefte aan
de subtiele tusschentonen tusschen smart en
vreugde, waarvan de wijze en teedere overwinning
in de supreme expressie van een glimlaclrbesloten
is. Wij hebben met onze prachtige plastische sy
noniemen voor grijnzen en grinniken dan ook
geen beter woord voor den halven lach (die eigenlijk
een lach van zooveel hooger en edeler gehalte is)
dan het ongelukkige woord: glim-lach, dat voor mij
altijd iets Van beate vettigheid op een gelaat
suggereert. De ..Lachende Cavalier" van onze
schilders is terstond een schaterlachende
druktemaker en eigenlijk heelemaal geen cavalier. De
Gioconda" vinden alle rechtgeaarde Hollanders
leelijk (ik ook), omdat een zoodanige verkapte
vriendelijkheid onvermijdelijk verbonden schijnt
met het .,come-up and see me some-time" van
Mae West. De werkelijke glimlach die van
Schnitzler. van Ravel en van Kay Francis zou
in ons climaat niet aarden. En toch is dit de glim
lach van ,.De Lachende Vrouw". En ook Tilly Lus
glimlachte zoo. toen zij voor het beeld van Jan
Havetmans, dat voor dit stuk noodig was, poseerde.
* * ,
Het is overigens al merkwaardig dat Tilly Lus,
de ernstige en in zoovele gevallen ronduit tragische
actrice van ons tooneel, deze rol tot leven moest
brengen en tevens, dat men eigenlijk geen betere
vertolkster voor deze Ingrid-figuur kon denken.
Toch is Tilly Lus de vrouw van wie men altijd
gezegd heeft, dat zij schreien kon als geen ander.
en zij heeft wat afgeschreid op onze planken !
Ook thans speelt zij haar rol met een
zwaarmoedigen ernst, maar ook met een nobele, idealistische
toewijding, die dit moeilijke en fijn-genuanceerde
stuk in zijn juist verband houdt. Het is een stuk.
dat bij minder geraffineerden schrijftrant en een
minder doorwerkte voorstelling zonder twijfel ge
vallen zou zijn. Het onderwerp gaat regelrecht
terug naar de psychologische halftonen van
Schnitzler: een jonge, braveerende en egoïstische
beeldhouwer en zijn oudere vriendin, anders geaard,
Decor-ontwerp Paul Bromberg voor Lachende Vrouw"
lijdend uit eigen vrijen wil aan zijn zijde, offer en
doel voor dat eenige wat haar machteloos leven
de moeite waard maakte: niet zijn kwellende liefde.
maar de zegepraal, de uitdrukking ervan in zijn
werk. Dat alles terugverplaatst naar de jaren
10121914, hatgeen zeggen wil: Larensche kunstet
naarsromantiek. bohème vol interieure conflicten
en niet vrij van een zekore naïveteit en conventie.
In haar historische sfeer echter zoo volmaakt
geschilderd, dat zij de figuren met de volle waar
digheid van hun eigen, eerlijk leven en u met de
oprechte deernis om hen vervult. Ja. dat zij zelfs
het onvergankelijke element van twee menschen.
totaal verschillend in aanleg en temperament.
vereend strijdend om n levenswerk, in zijn vollen
rijkdom naar voren brengt: tenslotte hebben de/»?
menschen voor u geleefd en zooveel meer heefi
de wereld er sindsdien niet bij gewonnen, dat zij
prat kan gaan op wat z'j verloren of over boord
gegooid heeft.
* *
*
Het begint met een zwarte, gebogen vrouwen
figuur, die in een museum zit. dag in dag uit voor
het beeld van haar glimlach, onbekommerd om wie
haastig voorbijgaan. Gij weet natuurlijk dat dit
tafereel aan het slot zal terugkeeren. Gij weet
tevens dat deze vrouw een beetje getikt is en do
man dood. Maar dat wat zoo verteld een
goedkoop en niet erg oorspronkelijk scenisch
effectje zou kunnen lijken, is in wezen het superbe
Leitmotiv" en het gemotiveerde symbool van dit
stuk. In zeven korte eenacters. geladen met een
sterken en reinen dialoog, telkens onmiddellijk op
het hoogtepunt afgebroken, en. niet breed-uit
vervallend in jeremieerende beschouwingen, wordt
heel het leven achter dat beeld langzaam ver
helderd: elk tafereel--een stadium hooger, elk
conflict een schrede nader tot de zegepraal, het
werk zelt. dat van. deze lief Je het onvergankelijk
resultaat werd. Mijn God. wat weten wij tenslotte
niet alles van deze vrouw, die eerst alleen maar
een zwijgend voorbijgeloopen gestalte was. wat
weten wij niet alles van den levensstrijd om dit
werk, dat wij in een museum misschien even achte
loos voorbijgeloopen zouden zijn. indien niet
toeval? lig die glimlach ons had aangestaard en die mond
was beginnen te vertellen ! 'Kn dit te geven: leven.
dat tintelt tot in de vingertoppen, een offer dat
niet waardeloos en een wonder dat niet nutteloos
was.... wat mér verlangt men van een stuk.
dat daarenboven in een zoo stillen en strakken
vorm gecomponeerd is, dat geen woord teveel.
geen nog zoo kleine emotie overbodig schijnt 'i
Er ligt dunkt mij slechts n compositiefout in
deze zeven tafereelen en
dat is de ietwat onhandige
wijze, waarop het motief
van den oorlog die ..aan
alles een eind maakt", er
in gecopiëerd werd. Het
beeld is af, het staat daar
in het bescheiden atelier
met , den superieuren glim
lach van een. die ervoor
geleden en betaald heeft.
Op dat oogeiiblik reeds.
stel ik mij voor. waren d«?ze
man en vrouw los" van
elkaar. Of die man later de
roepstem van zijn Fransche
bloed zou volgen en ergens
in een modderyeld aan de
Homme omkwam, doet-min
der ter zake dan ,dat op
dat oogenblik een rnystische
bevrijding plaats greep.
Het is waar, de man wa*
op dat oogenblik ,vrij om
ich op <lat oopjenblik wtw
«?ensklaps Pranschnmn t*r
vóc-lon ? prachtig is ook
L
Joan Remmelts en Tilly Lus
dt- aanloop'fdaartoe: fde krant met zijn eerste
recensie, waarin hij pas later de groote koppen
met de oorlogsverklaring leest maar de schrijf
ster, als' »f zij beschroomd was haar eigen sekse oneer
aan te doen. verplaatst het accent in deze scène.
zij rept niet over het losraken van den band. maar
voor de eerste en eenige maal in baar drama
verliest zij haar gevoel voor verhouding uit het oog
en verzwijgt het peractum est" en geeft toe aan
een sentimenteel qualis artifex pereat", als had
de oorlog schuld en niet het noodlot dezer liefde
zelf. Dat is Latijn van twee citaten, maar ik weet
er geen beter woord voor en doktoren en critici
spreken altijd Latijn, wanneer zij het anders te cru
zouden moeten zeggen.
* *
Het drama werd door het Centraal Tooneel in
c-en, waarlijk superieure vertolking gegeven, licht
en helder van atmosfeer en met een voortreffelijke
eenheid van ensemble, waarvoor Cees Laseur's
elegante en intelligente regie had gezorgd en waarbij
de sierlijke decors van Bromberg zich aansloten.
Twee rollen, voorbestemd om uit te blinken, waren
weergaloos zuiver bezet: Joan Remmelts speelde
den beeldhouwer met een intensiteit en een groot
heid van allure, die telkens weer versteld doet
staan over den spelduivel. die in dezen als het ware
altijd in lichtelaaie staanden acteur steekt. Eu
Tilly Lus voerde haar uiterst moeilijke rol over
alle zwaarte heen tot stille verheerlijking van den
on-Hollandschen glimlach, waarmede de onster
felijkheid kan worden afgedwongen.
TAALKUNDIGE VERANTWOORDING
In de Groene van 20-Sept. j.l, noemt Charivarius
den zin ..in deze tijden van zware beproeving mij
wederom in uw midden bevindend, is het mij een
behoefte etc." (waarin ..mij bevindend" gramma
ticaal terugslaat op ..het*' en niet, zooals kennelijk
in de bedoeling lag. op ..mij") taalkundig evenzeer
verantwoord als de variant ..het is mij. in deze
..tijden mij in uw midden bevindend, een behoefte
etc." (waarin mij bevindend" grammaticaal inder
daad wel op mij" terugslaat). Welnu, volgens
diezelfde redeneering zou een zin als de stads
bevolking verschafte den boeren, door de over
strooming dakloos geworden; voorloopig onderdak
ook als volgt geconstrueerd kunnen worden: door
de overstroom in» dakloos geworden, verschaften
de stadsbevolking den boeren voorloopig
onderAak". Th. B. F. H.
HABANOLA
DE SIGAAR VAN STANDING
Fabrikaat: VAN DER PUTT & DE VLAM - EINDHOVEN
'II
PAQ. 13 D£ QROENE No. 2993