De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 13 oktober pagina 7

13 oktober 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

12 **, \ \ v ASSASSINISTEN EN SUICIDISTEN Over den glimlach Jérome Debrïeu Moord of zelfmoord De groot e criniiriajistische kwestie, die ongeveer dertig tot veertig jaar geleden de gemoederen in Frankrijk verhitte schuld of onschuld van kapitein Alfred Dreyfus heeft zooals men weet zelfs in het Fransche familieleven diepe wonden geslagen. Bladzijden lang vertellen de historici van de zaak-Dreyfus, dat kinderen gebroken hebben met hun ouders, vaders hun zoons ver stootten, en vele goede huwelijken mis gingen, omdat Monsieur aan de zijde stond van de Dreyfusards en Madame aan den anderen kant. Thans schijnt hier en daar het vredige Fransche familieleven door den grooten strijd der assassinisten" en der suicidisten" in gevaar gebracht. De assassinisten" voor het grootste deel identiek met de rechtsche politieke partij zijn de verdedigers van een wereldbeschouwing, ten gevolge waarvan raadsheer Albert Prince ,,door de maffia" werd vermoord en allen, die over dit ?criminalistische geval anders denken, schurken of idioten of zelfs vrijmetselaren zijn. De ..suici disten" daarentegen houden het voor mogelijk, dat Prince slechts op origineele wijze zelfmoord heeft gepleegd en zich opzettelijk voor de wielen van de locomolief heeft geworpen, die op 20 Fe bruari 1934, op drie kilometer afstand van de stad Dijon. zijn lichaam aan stukken reet. De strijd der beide groote partijen, waarin Frankrijk heden vervallen is, is zonder erbarmen. Madame Nollin bijvoorbeeld, de vrouw van een bekende Parijschen advocaat, heeft daarbij man en huis verloren. Deze dame, die een langjarige vriendin en ver trouwde van den gestorven raadsheer is, heeft door haar getuigenis aan de crimineele politie groote hulp verleend: de zelfmoord-veronder stelling. Advocaat Nollin achtte zich daarom verplicht, van de moeder van zijn kinderen" in het openbaar weg te gaan. De these dat Prince door de maffia vermoord werd is de moeite van het beschouwen waard, om dat vanaf het begin de moord op den raadsheer Prince" het vermoeden had opgewekt, dat de moor denaars of hun opdrachtgevers tot de ..bende Stavis ky" behoorden. De daad was slechts begrijpelijk en werd ook nooit anders uitgelegd , wanneer ze ten doel had, aangekondigde onthullingen van den raadsheer Prince over de' politieke achtermannen van Stavisky onmogelijk te maken. En wanneer nu ,,bewezen" of niet weerlegd blijft, dat Prince vermoord werd, en wanneer de moordenaars niet worden gevonden, dan zal men altijd kunnen beweren: ..zekere geheimzinnige krachten hebben de. opheldering van den moord en de bestraffing van de moordenaars verhinderd". Onejndige nasporingen zonder cenlg resultaat In den eersten schrik over de zaak-Prince heeft de brave minister van justitie, Chéron, het krasse woord geuit: dat een maffia in Frankrijk aan het werk was en die nu eindelijk moest worden uilgeroeid. Een dergelijke inleiding bracht de verplichting met zich mede, voor de oogen van het geheele land al het bij menschen mogelijk zijnde te doen tot nasporing van de waarheid. In plaats van den bevoegden rechter van instructie" te Dijon zou Chéron een commissie uit de meest geschoolde rechters van het land hebben moeten samenstellen en met elke denkbare volmacht moeten kunnen bekleedén. Bij het onderzoek werkten slecht bekende ambtenaren van de 'SüretéGénérale TRIANON CABARET EN DANCING LEIDSCHEPLE IN lederen avond M'/i uur Woir e-l*ansan t c met optreden van IN T E R X A T I O X A l, E ARTISTEX Vrij entre* Zaterdag «n Zondig Verlujd tarief matinee 4?6 uur mee. die men in dozijnen Parijsch" bladen dage lijks gangsteraanvoerders" noemde. Ken dergelijk onderzoek kon de sceptici dat wil zeggen meer dan drie vierden van allo Franschen slechts dan overtuigen, wanneer ten slot-te de moordenaars gepakt zouden worden. Maar liet onderzoek bleof negatief: een volle zeven maanden na den vermeenden moord op den raadsheer Prince is nog geen spoor van een moorde naar gevonden. De ongelukkige leiding van het onderzoek maakte het de agitatie der assassinisten" makke lijk. Zij konden het gebrek aan succes van het zoeken naar de moordenaar'» verklaren met den slechten wil van de politie. Doch de moordenaar** werden immers niet slechts door rechters van instructie en crimineele ambtenaren gezocht. Ge heel Frankrijk nam er aan deel. Iedere Fransche journalist was zeven maanden lang als particulier detective werkzaam. Elke particulier wist. dat hij zich met de aanwijzing van een interessant spoor niet alleen voor het vaderland verdienstelijk zou kunnen maken, maar dat men, hem zijn ont hulling met goud zou betalen. Dat in den loop van deze zeven maanden een kwaadwillige politie sporen uitwischte. werd door de waakzame con trole van het publiek practisch uitgesloten. Onder normale omstandigheden zouden de ambtenaren der instructie eerder het verwijt hebben verdiend. dat ze al te ijverig elke vingerwijzing volgden: bij dozijnen werden de menschen verdacht en in hech tenis genomen. Allen verlieten, gansch en al ge zuiverd van elke verdenking, het Huis van Bewa ring of de verhoorzaal. En in meer dan n geval heeft de kwelling van het onderzoek levens ver nietigd. ** * ' - ' ', Buitengewoon veelbeteekenend is, dat de ver meende scherpzinnigheid van alle assassinisten" ook niet het minste motief voor een moord op Prince aannemelijk konden maken. In den beginne huldigde men de theorie, dat de moordenaars het plan hadden, compromitterende documenten van de zaak-Stavisky te rooven, die zich in de handen van Prince bevonden. Maar het staat onomstootelijk vast. dat Prince dergelijke documenten niet heef t bezeten; en had hij ze bezeten, zoo konden de moordenaars toch in geen geval Inpen, dat hij deze documenten naar Dijon zou meebrengen. Een gefingeerd telefoongesprek het bericht, dat zijn moeder zwaar ziek zou zijn en dat de auto van den dokter hem aan het station zou opwachten, om hem naar haar in het ziekenhuis te brengen had Prince genoopt naar Dijon te reizen. Waarom zou hij -?naar de berekeningen der moordenaars de gewichtige documenten juist voor dit zieken bezoek hebben moeten medebrengen, in plaats van ze in Parijs in veilige bewaring te laten? Ook mondelinge onthullingen waren van Prince niet te vreezen. Hij had zich over alles, wat hij wist. reeds meerdere malen geuit, zoowel tegenover de .regeeringscommissarissen als tegen over zijn per soonlijke vrienden. President Lescouvés wachtte wel is waar op een bericht, dat Prince hem beloofd had en dat mogelijkerwijs den procureur-generaal Pressard kon compromitteeren. Maar de inhoud van het bericht had Prince reeds vijf dagen tevoren aan den president Lescouvés mondeling medege deeld. Voor een moord op Prince was er geen enkel motief. Eén ding staat echter vast: het voorbeeld van een correcten ambtenaar, den van top tot teen onberispelijken burger en pater familias, waarvoor Prince bij zijn leven doorging, was hij niet. Hij had, zooals hij eens zijn vriendin. Madame Nollin, toe vertrouwde, de neiging de s'encanailler". De effecten van zijn vrom\\ haar persoonlijk vermogen, had Prince volgens zijn bankstatert tot het laatste restje langzamerhand tot contanten gemaakt. , De zaak-Stavisky Ten slotte: de zaak-Stavisky! Volgons don inhoud der acten is er gin-n twijfel: had niet eon tragische dood den raadsheer Prince t o rechter tijd tot den h"ld van honderd procent patriot verhe ven, dan zou h-»t grootste deel der verantwoording PAS. 12 DE BROENE No. 2M3 voor Stavisky's bescherming door de justitie op hem blijven kleven. In de beslissende jaren, waarin Stavisky zijn carrière maakte, was Prince de be voegde advocaat generaal. Het is door riets be wezen, dat Prince door zijn onbegrijpelijke passi viteit in de zaak-Stavisky persoonlijk voordeel had. Zooals dan ook in d« geheele zaak-Stavisky veel . meer komt voor rekening van bureaucratische indolentie, dan van plompe corruptie. Maar Prince was de bevoegde instantie, hij was de verantwoor delijke persoon. Het ware wel denkbaar, dat Prince bij het aan schouwen van het razen van de openbare meening, in het gezicht van de enquête-commissie van de Fransche Kamer, waarin hij spoedig zou worden ondervraagd, in het nauw geraakte. En dat hij in deze paniekstemming tot een vertwijfeld besluit kwam. Volgens de beschrijving door een vriend van zijn laatste levensdagen, verkeerde Prince in een ver dachte opwinding en stootte hij allerlei zinlooze bedreigingen uit. Aan de mogelijkheid, als marte laar van de zaak-Stavisky vermoord" te worden, heeft Prince in elk geval in de laatste weken gedacht. 'Den 15den Februari verscheen Prince bij den president van het Hof van Cassatie Lescouvés en verzocht hem, nog eenmaal in de zaak-Stavisky te mogen worden verhoord. ,,Hij wilde zijn geweten verlichten". En in aansluiting daarmee deelt hij mee. dat hij doqr een toeval er aan herinnerd was. dat hij de qnheilspelleride politierapporten over Stavisky destijds zijn chef Pressard voorgelegd had. 10 Februari vertelt hij aan zijn vriend Caujolle, dat hij twee belangrijke blieven heeft gevon den, die zijn onschuld in de zaak-Stavisky volko men kunnen bewijzen. Hij wenscht de brieven door bemiddeling van Caujolle te laten fotografeeren. 17 Februari is de dag, waarop Prince president Lescouvés het bericht zal mededeelen, doch hij komt niet en laat niets ter verontschuldiging hooren. 18 Februari deelt Caujolle Prince telefonisch mede. dat de ,,belangrijke" brieven gefotografeerd kunnen worden. Maar Prince heeft in het geheel geen haast daarmee en de brieven blijven ongefotografeerd en komen nooit onder de oogen van wie dan ook. Dan komt de dag van het drama, de dag, waarop Prince eindelijk het bericht zal geven aan president Lescouvés. Om elf uur 's morgens verlaat Prince zijn woning om zich naar het Paleis van Justitie te begeven. Weinige minuten later komt de tele fonische oproep: mevrouw Prince wordt uit Dijon opgebeld. Een zekere Dr. Ehringer vertelt haar de bekende geschiedenis van de zieke moeder. Of Prince nog met den trein van twaalf uur 's middags af wil reizen. Mevrouw Prince weet niet, of ze haar man nog op tijd zal kunnen bereiken, maar ze zal ' dadelijk naar het Paleis van Justitie gaan om hem op te zoeken. Enkele minuten later keert Prince tot haar verrassing naar huis terug. Hij heeft, zoo zegt hvj zijn actentasch vergeten. Zonder dit ver geten en deze terugkeer had hij waarschijnlijk pas 's avonds kunnen afreizen. En in dit geval had hij zonder twijfel niet nagelaten den zoogenaamden Dr. Ehringer van te voren op te bellen. Dan zou hij geconstateerd hebben, dat zijn moeder in den besten wélstand was en het geheele plan der moor denaars zou mislukt zijn. ? Het is niet téloochenen; de voorzienigheid, die den raadsheer Prince juist op dezen dag zijn acten tasch deed vergeten,, heeft zich tot schade van de assassinisten"-theoric zeer verdacht gemaakt. En het heerachen der voorzienigheid zou eerder begrijpelijk zijn, indien Prince vooruit had gewe ten, dat hij op dezen dag naar Dijon zou worden geroepen. Het zou het makkelijkst te verklaren zijn, indien Prince de telefonische oproep zelf met verdraaide stem had gefingeerd of onder een of ander voorwendsel door een van zijn vrienden had laten uitvoeren. CORDON DAVITS' LACHENDE VROUW" BIJ HET CENTRAAL TOONEEL Henrik Scholte Het is een geluk dat, inzake den titel, de EngelKche sclirijfster van The Laughing Woman" den llollandschen vertaler geen moeilijkheden in den weg gelegd heeft door het stuk Smilin' Through" of Warum lachelst Du, Mona Lisa?" te noemen. waar het stuk toch eigenlijk veel meer aanleiding toe gaf. Want lachen doet deze diep-tragische vrouw niet en nergens. Dit zou echter den vinger gelegd hebben op een der teerste plekken van ons zelfbesef. Wij, Hol landers, kunnen niet glimlachen. Onze naakte gexichten staan er niet naar. Onze landaard, con creter en positivistischer, heeft geen behoefte aan de subtiele tusschentonen tusschen smart en vreugde, waarvan de wijze en teedere overwinning in de supreme expressie van een glimlaclrbesloten is. Wij hebben met onze prachtige plastische sy noniemen voor grijnzen en grinniken dan ook geen beter woord voor den halven lach (die eigenlijk een lach van zooveel hooger en edeler gehalte is) dan het ongelukkige woord: glim-lach, dat voor mij altijd iets Van beate vettigheid op een gelaat suggereert. De ..Lachende Cavalier" van onze schilders is terstond een schaterlachende druktemaker en eigenlijk heelemaal geen cavalier. De Gioconda" vinden alle rechtgeaarde Hollanders leelijk (ik ook), omdat een zoodanige verkapte vriendelijkheid onvermijdelijk verbonden schijnt met het .,come-up and see me some-time" van Mae West. De werkelijke glimlach die van Schnitzler. van Ravel en van Kay Francis zou in ons climaat niet aarden. En toch is dit de glim lach van ,.De Lachende Vrouw". En ook Tilly Lus glimlachte zoo. toen zij voor het beeld van Jan Havetmans, dat voor dit stuk noodig was, poseerde. * * , Het is overigens al merkwaardig dat Tilly Lus, de ernstige en in zoovele gevallen ronduit tragische actrice van ons tooneel, deze rol tot leven moest brengen en tevens, dat men eigenlijk geen betere vertolkster voor deze Ingrid-figuur kon denken. Toch is Tilly Lus de vrouw van wie men altijd gezegd heeft, dat zij schreien kon als geen ander. en zij heeft wat afgeschreid op onze planken ! Ook thans speelt zij haar rol met een zwaarmoedigen ernst, maar ook met een nobele, idealistische toewijding, die dit moeilijke en fijn-genuanceerde stuk in zijn juist verband houdt. Het is een stuk. dat bij minder geraffineerden schrijftrant en een minder doorwerkte voorstelling zonder twijfel ge vallen zou zijn. Het onderwerp gaat regelrecht terug naar de psychologische halftonen van Schnitzler: een jonge, braveerende en egoïstische beeldhouwer en zijn oudere vriendin, anders geaard, Decor-ontwerp Paul Bromberg voor Lachende Vrouw" lijdend uit eigen vrijen wil aan zijn zijde, offer en doel voor dat eenige wat haar machteloos leven de moeite waard maakte: niet zijn kwellende liefde. maar de zegepraal, de uitdrukking ervan in zijn werk. Dat alles terugverplaatst naar de jaren 10121914, hatgeen zeggen wil: Larensche kunstet naarsromantiek. bohème vol interieure conflicten en niet vrij van een zekore naïveteit en conventie. In haar historische sfeer echter zoo volmaakt geschilderd, dat zij de figuren met de volle waar digheid van hun eigen, eerlijk leven en u met de oprechte deernis om hen vervult. Ja. dat zij zelfs het onvergankelijke element van twee menschen. totaal verschillend in aanleg en temperament. vereend strijdend om n levenswerk, in zijn vollen rijkdom naar voren brengt: tenslotte hebben de/»? menschen voor u geleefd en zooveel meer heefi de wereld er sindsdien niet bij gewonnen, dat zij prat kan gaan op wat z'j verloren of over boord gegooid heeft. * * * Het begint met een zwarte, gebogen vrouwen figuur, die in een museum zit. dag in dag uit voor het beeld van haar glimlach, onbekommerd om wie haastig voorbijgaan. Gij weet natuurlijk dat dit tafereel aan het slot zal terugkeeren. Gij weet tevens dat deze vrouw een beetje getikt is en do man dood. Maar dat wat zoo verteld een goedkoop en niet erg oorspronkelijk scenisch effectje zou kunnen lijken, is in wezen het superbe Leitmotiv" en het gemotiveerde symbool van dit stuk. In zeven korte eenacters. geladen met een sterken en reinen dialoog, telkens onmiddellijk op het hoogtepunt afgebroken, en. niet breed-uit vervallend in jeremieerende beschouwingen, wordt heel het leven achter dat beeld langzaam ver helderd: elk tafereel--een stadium hooger, elk conflict een schrede nader tot de zegepraal, het werk zelt. dat van. deze lief Je het onvergankelijk resultaat werd. Mijn God. wat weten wij tenslotte niet alles van deze vrouw, die eerst alleen maar een zwijgend voorbijgeloopen gestalte was. wat weten wij niet alles van den levensstrijd om dit werk, dat wij in een museum misschien even achte loos voorbijgeloopen zouden zijn. indien niet toeval? lig die glimlach ons had aangestaard en die mond was beginnen te vertellen ! 'Kn dit te geven: leven. dat tintelt tot in de vingertoppen, een offer dat niet waardeloos en een wonder dat niet nutteloos was.... wat mér verlangt men van een stuk. dat daarenboven in een zoo stillen en strakken vorm gecomponeerd is, dat geen woord teveel. geen nog zoo kleine emotie overbodig schijnt 'i Er ligt dunkt mij slechts n compositiefout in deze zeven tafereelen en dat is de ietwat onhandige wijze, waarop het motief van den oorlog die ..aan alles een eind maakt", er in gecopiëerd werd. Het beeld is af, het staat daar in het bescheiden atelier met , den superieuren glim lach van een. die ervoor geleden en betaald heeft. Op dat oogeiiblik reeds. stel ik mij voor. waren d«?ze man en vrouw los" van elkaar. Of die man later de roepstem van zijn Fransche bloed zou volgen en ergens in een modderyeld aan de Homme omkwam, doet-min der ter zake dan ,dat op dat oogenblik een rnystische bevrijding plaats greep. Het is waar, de man wa* op dat oogenblik ,vrij om ich op <lat oopjenblik wtw «?ensklaps Pranschnmn t*r vóc-lon ? prachtig is ook L Joan Remmelts en Tilly Lus dt- aanloop'fdaartoe: fde krant met zijn eerste recensie, waarin hij pas later de groote koppen met de oorlogsverklaring leest maar de schrijf ster, als' »f zij beschroomd was haar eigen sekse oneer aan te doen. verplaatst het accent in deze scène. zij rept niet over het losraken van den band. maar voor de eerste en eenige maal in baar drama verliest zij haar gevoel voor verhouding uit het oog en verzwijgt het peractum est" en geeft toe aan een sentimenteel qualis artifex pereat", als had de oorlog schuld en niet het noodlot dezer liefde zelf. Dat is Latijn van twee citaten, maar ik weet er geen beter woord voor en doktoren en critici spreken altijd Latijn, wanneer zij het anders te cru zouden moeten zeggen. * * Het drama werd door het Centraal Tooneel in c-en, waarlijk superieure vertolking gegeven, licht en helder van atmosfeer en met een voortreffelijke eenheid van ensemble, waarvoor Cees Laseur's elegante en intelligente regie had gezorgd en waarbij de sierlijke decors van Bromberg zich aansloten. Twee rollen, voorbestemd om uit te blinken, waren weergaloos zuiver bezet: Joan Remmelts speelde den beeldhouwer met een intensiteit en een groot heid van allure, die telkens weer versteld doet staan over den spelduivel. die in dezen als het ware altijd in lichtelaaie staanden acteur steekt. Eu Tilly Lus voerde haar uiterst moeilijke rol over alle zwaarte heen tot stille verheerlijking van den on-Hollandschen glimlach, waarmede de onster felijkheid kan worden afgedwongen. TAALKUNDIGE VERANTWOORDING In de Groene van 20-Sept. j.l, noemt Charivarius den zin ..in deze tijden van zware beproeving mij wederom in uw midden bevindend, is het mij een behoefte etc." (waarin ..mij bevindend" gramma ticaal terugslaat op ..het*' en niet, zooals kennelijk in de bedoeling lag. op ..mij") taalkundig evenzeer verantwoord als de variant ..het is mij. in deze ..tijden mij in uw midden bevindend, een behoefte etc." (waarin mij bevindend" grammaticaal inder daad wel op mij" terugslaat). Welnu, volgens diezelfde redeneering zou een zin als de stads bevolking verschafte den boeren, door de over strooming dakloos geworden; voorloopig onderdak ook als volgt geconstrueerd kunnen worden: door de overstroom in» dakloos geworden, verschaften de stadsbevolking den boeren voorloopig onderAak". Th. B. F. H. HABANOLA DE SIGAAR VAN STANDING Fabrikaat: VAN DER PUTT & DE VLAM - EINDHOVEN 'II PAQ. 13 D£ QROENE No. 2993

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl