De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 november pagina 13

3 november 1934 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

't, Tusschen dood en levend water BIOSCOPY L. J. JORDAAN Gerird Rutten : Dood Water", Passage, den Haaf VOOROP ga de erkenning, dat wij hier te doen hebben met een werk, hetwelk zich zoowel wat inhoud als vorm betreft de hoogste eischen heeft gesteld en daarbij in tal van opzichten bevredigende resultaten wist te bereiken. Opmer kelijk en in zekeren zin karakteristiek voor deze film is de overwegende indruk Welke het camera werk nalaat: Von Barsy's phenomenale fotograf ie is de eerste en laatste impressie welke men van de voorstelling meeneemt. Zijn visie op het Hollandsche landschap benoorden het IJ is van een romantische schoonheid en zijn interpretatie van de maskers der personages (in bet bijzonder van den ons toch zoo vertrouwden Jan Musch) mag bijna verbijsterend heeten. Daarop volgt onmid dellijk de regie: tafereelen als de felle, duizeling wekkende geveehtsscv ne en het prachtige kermisgeval bewijzen een opmerkelijk talent de inlasch van de boeiende koppen der vele anonymi, toekent (onder een nader uiteen te zetten voor behoud) een primairen zin voor dramatische montage, Welke na al het tooneel-gedoe als een verkwikking en een verheugenis werkt, lenslotte is daar het scenario van Simun Koster een knap en belangrijk stuk werk met een dikwijls sterken dialoog. In totaal hebbun wij hier dus te doon met een eerbied waardig experiment voortreffelijk van intentie, in tal van opzichten bewonderenswaardig van uitvoering. Een wurk, dat de onschatbare verdienste hooft voor het eerst sinds Ivens en de zijnun, ons guloof en vertrouwen in etm waar achtige Nederlandsche filmkunst te hebben bevesügd. Verhouding tustchen kunstwerk en publiek Intusschen is daar een aspect, dat (naar ik meen) niet minder vitale beteekwnis heeft dan de laat ons zeggen: abstract-aestethische. Ik bedoel de verhouding van het kunstwerk tot het publiek. Te dezer plaatse is meermalen uiteen gezet van Welk een bijzonderen aard deze relatie is: bij de film oneindig gevoeliger en beslissender dan in welk ander geval ook. Jaren van harde ervaring hebben ons sinds de dagen der avant garde geleerd hoe de film'zonder een duidelijken resonnans bij tenminste een zeker mii imum van het publiek, tot steriliteit vervalt en ten doode is opgeschreven. Dit betreft volstrekt niet alleen den eisch van voldoende finantieele dekking (ofschoon die uiteraard overwegend is) doch evenzeer van artistiek raison-d'être. Het materiaal waarmee de film werkt impliceert nu eenmaal een zin voor realiteit, voor eenvoud en directheid, die niemand straffeloos kan negeoron. Haar werking is zeer onmiddellijk er valt niets te corrigeeren of te verduidelijken door redeneerirg en beschouwing. Dit brengt als eerste voor waarden mee een onverbiddelijke klaarheid van het exposéen een volkomen beheerschen van de onverslapte aandacht der toeschouwers. Hoe staat het daarmee nu in het geval: Dood Water"? Het toeval wilde, dat deze quaestie zich min of meer nadrukkelijk aan mij opdrong. Ik zag de film n.l. tegen de persconventie in niet op de feestelijke première en van de z.g. betere" plaatsen, doch in het meer bescheiden milieu der gewone bezoekers eener gewone bioscoopvoor stelling. Het resultaat was merkwaardig en (naar mij dacht) ook leerzaam: na een aanvankelijk groote waardeering en intens meeleven, open baarde zich naarmate de handeling vorderde een stijgende onrust, die kennelijk Wees op een be denkelijk afnemen der belangstelling en zelfs hier en daar leidde tot een demonstratieven aftocht. Van meer dan n kant hoorde ik: Nou begrijp ik er niks meer van l" Wat gaat-ie nou doen?" e.d. Vooral het feit, dat in het begin de aandacht wol degelijk gespannen was Wijst, dunkt mij, op een ernstige constructiefout waarmee de makers der film hoe eer zoo beter hun voordeel dienen te doen. Men begrijpe mij in vredesnaam goed: Het gaat hier geenszins om een tegemoetkomen aan de traagheid van het amusementspubliek. De hemel beware mij, dat wij moeten verlangen naar de béte .simpelheid der operette-?intrigue" en .con sorten ! Maar een onderwerp als Dood Water" vereischt meer nog wellicht dan de gewone ontspanningsfilm een absolute duidelijkheid van het exposéen een vasten greep op de attentie van den toeschouwer. Mij dunkt: juist bij zulk een werk, dat mér wil geven dan het simpele verhaaltje, heeft in de eerste plaats de duide lijkheid der handeling buiten alle discussie te stann.... evengoed als zij in staat moet blijken de aandacht vast te houden, teneinde, wat de film aan meerwaarde" geeft behoorlijk te doen verwerken. Nu ligt het. voor de hand de fouten van een dergelijke fatale werking allereerst bij het scenario te zoeken. Dit lijkt mij noch geheel juist noch billijk. Een manuscript moge zoo helder en eer. voudig zijn als het wil tenslotte kan de regie en vooral het snijden" van de film daar alles of niets van maken. Om een voorbeeld te geven: het principe is natuurlijk volkomen juist den dialoog te verlevendigen en filmisch" te maken door een kleurige beeldopvolging. Maar dat over drijving ook in ait opzicht schaadt en bovendien de geluidsfilm andere wetten stelt dan de zwijgende dito, heeft Dood Water" naar ik meen, op meer dan n plaats bewezen. Want even noodlottig, als een starre cameraopstelling t.o.v. de sprekende Uit Pabst: A modern nero*' Jan Musch in Dood Water" personages is 'even schadelijk kan een al te varieerend e montage zijn.... in het bijzonder wanneei het bijna uitsluitend om close-up's gaat. Ik zai de laatste wezen om de navrante werking van der closo-up in twijfel te trekken, maar een voort durende wisseling van (overigens pracht*'ge) koppen als deze film bij te veel gelegenheden geeft, leidt tot een verloren gaan van het orii'ntatie-bewustzijn en daarmee tot verwarring en verslappen \vwi ' de aandacht. Er is meer dan n plaats waar meisnakt naar een gewoon" medium- of long-shot teneinde weer eens te weten waar men eigenlijk is en wie er aan het woord zijn. Er is meer dan n moment waarop men alles zou willen geven voor een nuchter en zakelijk exposéder handeling waarop men dankbaar zou zijn voor een rust punt in deze brillante, maar vermoeiende en op den duur vervelende serie bijzondere" camerainstel'ingen. EEN PLEITE Dramatische Kroniek Hans Kyser's Rembrandt voor de Rechtbank" bij het Rott. Hofstadcooneel Als Kyser, met' het kleine beetje talent en de massa praats waarover hij beschikt, ons of zijn Duitschen toehoorders den waren Rem brandt der schilderstukken had willen verduidelijker, dan is bij daarin positief niet geslaagd. Als h ij op soms uiterst l lauwe manier weer eens den draak wilde steken met het huidige philisterdom en de petieterige kunsthistorie, dan is hij ten hoogste in zooverre geslaagd als elke handige revuebchrijver moet slagen wanneer hij ons ten koste van een aantal mallotige typen amuseert. Daar hobt Gij het: het tfas een breede, horizontaal opgezette revue met show-scènes en tableaus vivants, af en toe een goed geplaatst bon-mot en bij uitstek geschikt voor een dilettanten gezelschap mot veel mannenrollen. Laat ons niet hopen, dat dit stuk kenschetsend is voor het nieuwe Duitscldand, waarvan het overi gens in verschillende tirades alle sporen draagt. Laat ons nog altijd aannemen, dat geestdrift en idee tot warmere tendenzwerken van welken aard ook kunnen inapirceren dan deze droge fantasie uit een onevenwichtig brein. Het begin herinnerde aan Henri tor Hall in zijn besten tijd: een recht zaal met dwaas kakelende typen, die gelukkig stuk voor stuk verdwenen (eindelijk ook die goedkoope malloot, die als laatste vrouwelijke afstam melinge .van Rembrandt's eerste vrouw ertusschen geschoven was), een echt revue-vondst je van een geheimzinnige stem in den aether, die op alle golflengten overkwam en de in den mond van zulk een heer Kyser lichtelijk blasphemeArende woor den sprak: ik kom om opnieuw gekruisigd te worden. Toen hij kwam, tijdens een storing van het electrische licht (Gij ziet het flauwe brein van een scribent van een schoolrevue aan het werk I), verbaasde niemand er zich over en van dat oogenblik af begon Rembrandt's jeremiade, die van hem tenslotte het tegendeel maakte van een in-menschelijken, bovenmenschelijken mensch: er zat een zielige, gekwelde figuur in de beklaagdenbank, een stumper bijna, die toe vallig den tic van het schilderen had. Ik weet weinig van Rembrandt af en dit stuk lokt me niet Het is dit soms krampachtig filmische" dit psychologisch willen verantwoorden van alle, o>)k de eenvoudigste feiten kortom: dit al-te niooie, al-te-artistieke, wat de klaarheid en rustige continuïteit van de film in het gedrang brengt en daarmee het werk ernstig schaadt. Wij zijn er allen diep van overtuigd, dat het stupide amusements"-principe de Nederlandsche filmproductie evenzeer in dood water" brengt (om bij de beeldspraak van ons onderwerp te l lijven) als de fameuse afsluitdijk het de Zuiderzee doed. Niemand zal dan ook in waardeering te lort wenschen te schieten tegenover zulk een Krachtige poging als door Hutten en de zijnen word gedaan, om buiten de?.e brakke vloeistof te Braken. Maar met des te meer nadruk dient dan i ok gewaarschuwd tegen ieder overhellen in tegengestelde richting met des te meer klem liient dan ook gewezen op de principieele fout, die ?(o voortreffelijkste intenties ongedaan kan maken: f-ebrek aan eenvoud en heldere continuïteit l Wij villen niets liever dan dat mannen als Rutten hun arbeid kunnen voortzetten dat hun priniipe zegeviert. Maar dan moet ook aan de gobrui1 olijke tegenwerping: Het publiek begrijpt en \.'aanleert dit alles niet l" iedere grond ontt omen worden. De avant-garde heeft aangetoond !,oe een al te nadrukkelijke verachting van het publiek tot zelfvernietiging leidt de Russen lobben bewezen hoe eenvoud en duidelijkheid ' unnen samengaan.... neen, moeten samengaan iet waarachtige artisticiteit. Aan Rutten en zijn geestverwanten blijft de taak uit deze lossen rofijt te trekken. Want tusschen het doode .ater eener stompzinnige amusementsproductie 't) den levenden stroom der heldere, praegnante ilmkunst, ligt de zone der troebele gewrongenheid 'vaaraan kunstenaars als Rutten, Von Barey en Koster zich hoe eer zoo beter dienen te onttrekken. Een nieuwe film van Pabst De Cinema Royal" brengt de eerste Amerikaansche film van G. W. Pabst ,.A modern horo" (De man zonder hart) waarvan de bespreking tot de volgende week moet blijven liggen. Hiernaast ter inleiding een foto uit dit interessante werk. BEPLEIT Henrik Scholte Het bioscooptheater Cineac" té" Am sterdam i tot bronnenstudie, te meer niet waar de overvloed van opgesomde feiten en gegevens gezien de Duitsche grondigheid wel allemaal zullen kloppen. Maar ik weiper juist ook na zoo'n stuk om de simpele, conceptie op te geven van den impetueuzen vrijbuiter, die ten allen tijde bereid was. het gelag van zijn driften te betalen. Een man van het land en van dit land. die geen hysterische paladijn als deze Kyser noodig heeft om zijn onsterfelijkheid te verkondigen. » » » ? Wat de voorstelling betrof, die begon pas te leven toen de toeschouwer het stuk al had gewogen en te licht bevonden. Het kostte ons moeite, in dezen Rembrandt van Elsensohn t* gelooven. En toch speelde Elsensohn op zichzelf een harte lijke, breede en doorvoelde rol. Een hoogtepunt werd zijn klacht over Hendrickje Stoffels' dood en zijn rechtvaardiging der begrafenis, waarvoor hij Saskia's graf verkocht. Eén plastisch fraai moment ook, toen bij de vergelijking met zijn laatste zelfportret de zotte zieke-clownsuitdruk king over zijn gezicht kwam. De Hendrickje Stoffels van Erniy Meunier was frisch en frank in haar bekvechten en in het debat der heeren rechtsgeleerden trof de vaste lijn. die Theo Frenkel in zijn rol had weten te brengen, ondanks de comoinatie van.citaten van Freud en Goethe, die de schrijver hem in den mond legt en zulks blijkbaar zonder bewuste ironie. Roemer's requisitoir bleef voor alle caricatuur gevrijwaard en Verbeek's vragenspel als rechter was zakelijk en scherp. Fie Carelsen kwam haar scènetjëmaken als de gekke Geertje Dirx en het trof even als een brokje routine en virtuositeit. Maar daarmede is het verdienstelijke aan typeerkunst ook wel gezegd. Cor van der Lugt wist niet veel te begijnen met de cerebrale menging van realiteit en fantasie, die ook veel meer show" vragen dan hij kon geven en bovendien een juistere, oud-Hollandsche atmosfeer. Het leek soms wel of buitenlanders dit stuk speelden en men hoorde als bet ware de zinnen in het Duitsch. Dit zegt niets tegen de ver taling en ook deze regie zal wel in hoofdzaak voor een hopelooze taak hebben gestaan. B. MERKELBACH, Architect Nieuw werk van architect Ir. J. Duiker HET was geen eenvoudige taak, waarvoor Ir. Dui ker zich gesteld zag: midden in de oude stad, een aan bijna alle zijden ingebouwd perceel te veranderen tot een modern theater, waar men ziel een ogenblik zou moeten kunnen verpozen, zonder de drukkende benauwenis van de city te voelen. Ir. Duiker, de bouwer van de bekende openluohtschool aan de Cliostraat, is echter voor geen kleintje vervaard als het er op aankomt uit minder gunstige omstandigheden het beste naar voren te halen. Menig architect zou bij de eerste besprekingen zijn principaal medegedeeld hebben, dat van zoo'n hoekje ,,niets te maken is", zonder belangrijke stukken van de belendingen bij te kopen en als men dat niet deed. men de verwachtingen niet hoog moest spannen. Onwillekeurig zou men zich gebonden achten door de bestaande grenzen en er zou een theatertje ontstaan, zoals we er zo velen hebben in de stad. Een beetje pijpenla-achtig, misschien wat fris ge schilderd, maar voor de rest ,.een verbouwing van het voormalige caféde la Paix". Men moet echter over het enthousiasme van Ir. Duiker beschikken om zich in n slag los te maken van de bestaand»? grenzen, althans te suggereren, dat men er zit h van los maakt. Met een vrijheid, die van een geniale knapheid getuigt, projecteert Duiker zijn BC help vorm ige zaal. (s'holpvormig zowel in platte als in door snede), dwars over de onregelmatige veelhoek, die als toevallig bouwterrein aanwezig was. De vorm van deze zaal is geen toeval, ze is opgebouwd volgons acoustisi hèberekeningen,. waarvan wij niet in staat zijn de juisth id te controleren. Er bestaan op hrt gebied der acoustiek vers» billende inzichten en hut is hier niet dt> plaats en ik a-ht mij bovendien niet competent om d<tze verst hUUnde inzii hten tegenover elkaar af te meten. Genoeg zij te vermelden, dat Ir. Duiker de geluidsbron, in dit geval de luidsprekers van de film in het z.g. brandptint van de mholp plaatste. De s<hflp zelf heeft gedeeltelijk een kaatsende, gt d^oltelijk een absorberend ? functie. Hierbij werd er van uitgegaan, dat h«-t geluid zich met een gelijke sterkte over d<' gt-hele zaal moet verdelen. Di t prhvipe i s ongetwijfeld juist. De praktijk alleen kan aanwijzen in hoeverre dit doel bereikt is. De vrijwel willeketirige vorm ten opzichte van het gegeven terrein wist Duiker op knappe wijze in d* plattegrond te verwerken. De overgebleven gedeelten werden opgevuld met bijkomstige ruimten, zoals toiletten, vestiaire voor personeel en dergelijke, zonder dat men ook maar een ogenblik het gevoel krijgt, dat deze oplossingen ,.gezocht zijn". Het speciaal karakter'van dit bioscooptheater (de z.g. 40 minuten-bioscoop), zoals er zovelen te Parijs en Brussel bestaan) bracht met zich mede, dat met een snelle en bovendien vrijwel door lopende wisseling van het publiek moest worden rekening gehouden. Op simpele, doch klare wijze werd dit opgelost. Aan' n zijde (van de Reguliersbreestraat) komt het publiek de zaal en het balcon binnen en aan de andere zijde (in de steeg) verlaat het w< dor het gebouw, zonder dat ook maar n ogenblik kruisend verkeer ontstaat. Men hoeft zich hier niet te buiten gegaan aan grote ontvanghallen en dergelijke, die misschien wel dienstig zijn om het publiek en vooral de burgerman te imponeeren, doch die met het eigenlijk gegeven, een bioscooptheater, niets te maken hebben. Bovendien zullen ze, door de be stemming van dit theater, ook geheel overbodig zijn. . , Architectonisch effect De bewuste gebondenheid maakt dit gebouw juist van zo groot architectonisch belang Niets is in dit gebouw toegevoegd, wat er niet in hoort of wat niet strikt onontbeerlijk is. De gedachte b.v. om de filmcabine naar d zijde van de straat geheel van glas te maken, waardoor een levendig element wordt verkregen en onmiddellijk het karakter van het gebouw wordt L. i; uitgebeeld, is n van de typische voorbeelden met welke elementen de moderne architect werkt. Het zou geen werk van een modern architect zijn, indien er niet gebruik werd gemaakt van de nieuwste vindingen op het gebied der techniek. De onzichtbare straal opent voor u de toegangs deuren, zonder dat gij daarvoor ook maar enige handeling hoeft te verrichten. De in de steeg uitgebouwde luifel voor even tueel wachtend publiek (wat uit den aard van het bedrijf wel niet veel zal voorkomen) is van paneelverwarming voorzien, zodat men m de buitenlucht wachtend, toch verwarmd wordt van de daarboven gelegen luifel uit. Werken als deze vermogen meer en beter dan lange artikelen de zin van het nieuwe bouwen voor het grote publiek duidelijk te maken. Wij kunnen dan ook een ieder aanbevelen eens een bezoek aan dit theater te brengen er alhoewel wij uit dun aai d der zaak niet voor de kwaliteit der films kunnen instaan, kunnen wij hun toch enkele momenten van een aangenaam architec tonisch beleven van het nieuwe bouwen garanderen; Er zijn natuurlijk wel enkele onderdelen, waarop men misschien terecht kritiek kan hebben, zo is b.v. de absorberende wandbekloding iets te veel onder het bei-eik van het publiek gebracht en dit zal zich in de toekomst wel wreken. Ook zal de exploitant van het theater geen goede bioscoop-directeur zijn, als hij niet hier en daar iets aanbrengt, wat niet geheel in overeenstemming is met d«' bfduding van den architect, doch deze kleinigheden zullen niet in staat zijn de grote greep, die uit dit werk spreekt, te verdoezelen. PAG. Mj Di GROENE Ne. PAG. 25 DE GROENE No. 29M De verlichte Clneac-gevel . .1.1 .1. M»nr.<

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl