De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 november pagina 7

3 november 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

i Nobelprijswinnaars Dr. P. H. VAN DER HOOG HOK woidt oen meiisrh be roemd? Doordat de natuur hom mot oen genialer stol horsons heeft voorzien dan het moorondool van zijn tijdgenooten? Noen. dat zeker niet! Ik heb meerdere menschen ge kend, begenadigd mot een buitenge wone gonialiteit. wior roem niet ver der is gegaan dan het kleine kringetje van vrienden en bekenden dat ze om zich heen hadden weten te verzamelen. Of door het toeval alleen? Neen. ook dat niet. AVant bijna ieder menseh krijgt eens of meerdere malen in zijn leven ilc groote kans. Het ligt er dan maar aan of hij dat oogenblik weet te herkennen en het geluk dat hem pijlsnel voorbij vliegt bij de haren weet te grijpen ! Merkwaardig zijn dio korte geluksoogenblikken. Een als oen bliksem straal opflitsen van een geniaal her kennen en begrijpen oen even snel on handig toet ast en -?een fractie later zou het to laat geweest zijn. Kon treffend voorbeeld van deze combina tie van geniaal inzicht on toeval ziju de drie Amerikaunsche geleerden aan wie. dit jaar de Nobelprijs voor ge neeskunde is toegekend: Cïeorge Minot en William P. Murphy te Boston en ('Jeorge H. Whipple te Kochester. Met. hun drieën hebben ze het vraagstuk van de behandeling dor l>i'rniciet(8C iinaemic opgelost. Zonder het werk van don oen. zou dat van den ander niet mogelijk zijn geweest. En toch op hoe wonder lijke wijze en vooral hoe onloyisch grijpen de kaïnraderen van hun weten schappelijk denken in elkaar. Whipple is de man die reeds sedert 1920 proeven deed op honden, welke hij liet verbloeden om daarna na te gaan. welke stoffen, die hij hun met do voeding toediende, een gunstigeu in vloed uitoefenden op den nieuwen aan maak van de ropde bloedlichaampjes. Het bleek hem dat van de toe diening van lever en nieren een gun stige invloed op de kunstmatig op gewekte bloedarmoede bij deze dieren uitging. Maar een dergelijke vorm van bloedarmoede is nog geen pernicieuse nnaemie. En waarom Minot ei- toe kwam om. op zekeren dag de levertherapie bij lijders aan deze ziekte te gaan toe passen, dat is voor een nuchter den kend verstand zeer zeker oen raadsel. Want de pernicieuse an-iemie is heel iets anders. Het is niet een^ primaire ziekte van liet beenmerg, het orgaan waar het bloed aangemaakt Avordt, maar een ziekelijk verhoogde oplossing van de bestaande roode bloedlichaamp jes, waarbij tengevolge van de daar door noodzakelijk geworden snelle regeneratie van deze in het bloed heel typische, jonge vormen daarvan optreden. ' In 192*> publiceerden Minot en Murphy voor het eerst hun resul taten in The Journal of the American Medical Association en in 1927 kon Murphy mededeelen dat onder invloed van de behandeling met kalf s- en ? runderlever . h,et bloed van zijn pa tiënten aan pernicieuse anaemie zoo goed als normaal was geworden en alle ziekteverschijnselen allengs ver dwenen waren. Sindsdien heeft men deze therapie hoe langer hóe meer tot volmaking gebracht. Het geheim van de behan deling was, dat men groote hoeveel heden rauwe lever gaf. In de boeken staat wel dat 100?300 gr. per dag voldoende is. Maar in de zware ge vallen komt men daar niet mee uit on jsal men pas bij hoeveelheden van oen half a n kg resultaten zien. Het is iiatuurlijk zeer lastig zulke groote hoeveelheden naar binnen te krijgen. Daarna kwamen de levorpraeparaten in poeder- en tabletvorm. wat al een groote verbetering was. en de lever kookboeken met recepten, waardoor do patiënt zelf in staat is in deze zoo ?eentonige voeding eenige veran dering te brengen. Tenslotte wordt het praeparaat te genwoordig in den vorm van onderhuidsehe injecties gegeven. Het is al weer Murphy geweest, die er verleden jaar op gewezen heeft, dat dit zelfs de allerbeste wijze van toediening is. verre te verkiezen boven de toediening via den mond. Maar het allermerkwaardigste en meest onlogische van de geheele ge schiedenis is wel dat, terwijl de physioloog Whipple had gevonden, dat de levertherapie goed succes had by zyn honden die aan z.g. secundaire anae mie door verbloeding leden, dit laatste bij mensehen niet h<;t geval is. Bij menschen is het alleen de pernicieuse anaemie die goed op leverbehandeling reageert eji secundaire anaemieën worden er niet door beïnvloed. En waaruit die invloed bestaat, is nog niet eens geheel duidelijk. Waarschijnlijk bestaat deze niet zooals men eerst meende in een prikkeling van de or ganen, die het blotd bereiden, maar wordt de levensduur van de roode bloedlichiampjes er door verlengd. Tenslotte is nog gebleken, dat de lever niet het eenige orgaaupraoparaat is waarmede bij de behandeling van deze ziekte successen zijn te behalen. Met de toediening va u een maagpoeder, bereid uit gedroogde varkensmaag, kan men in sommige gevallen van pernicieuse anaemie minstens even goede resultaten boeken, zood.it ook dergelijke poeders in den vorm van tabletten in den handel zijn gebracht. En wat bereikt men met deze lever en maagbeh indeling? De therapie is slechts symptomatisch, de patiënten worden er niet door genezen. Maar dank zij deze ontdïkking leven ze vele jaren langer, en dit wel in een zeer bevredigenden toestand. Hoeveel jaren dit wel zijn kunnen, hangt af van eventueele nerveuse stoornissen die zich reeds op d m bod ^m van de anaemie ontwikkeld hadden. Dat aan h">t driemanschap: Minot Murphy en Wh'pple de Nobelprijs is toegekend voor het tot oplossing brengen van. een zoo belangrijk vraag stuk als de therapie van de pernbieuse anaemie, is volkomen juist. Hiermede werd de kroon gezet op een jarenlangen arbeid bestaande uit de meest nauwgezette controles en onderzoekingen bij talrijke patiënten. Maar diarin zit hem niet het geniale van de heele geschiedenis I. Dergelijk soort onderzoekingen hadden desnoods door iederen consciëntieusen arts of laboratorium-assistent gedaan kun nen worden. . Het geniale zit hem in hot feit, dab Minot intuïtief het oogenblik aan voelde waarop h^t geluk aan hem voorbijging, en dat h'j 'het wist te grijpen, en den moed had om, in een reeks van jarenlange moeizame onder zoekingen, een volkomen onlogischen en dóór niets gemotiveerden gedachtengang, welke bij hem opkwam naar aanleiding van de onderzoekingen van Whipple, te vervolgen en nader uit te werken. Dat hij dezen dwazen moed gehad heeft, daarvoor zal de geheele mensch* heid hem ten eeuwigen dage dankbaar blijven. RIJM-KRON EK DOOR CHARIVARIUS In dit historiestuk zal ik uw aandacht vragen Voor wat rnij 't meeste treft in deze dolle dagen; Ik zal u laten zien. op rijm en zeer in 't kort, Hoe alles eiken dag een beetje erger wordt. Maar heb ik bij geval wat' goeds te memoreereii. Dan zult gij dat misschien wel willen excuseeren. En als ik me vergis, of jok (per ongeluk), Lucht dan je hart maar in een Ingezonden Stuk. In Ileilsieghitlerheim werd Maandag l October. Uitbundig feest gevierd. De boer, van aard zoo sober. Keek al zijn oogen uit, en luisterde perplex Naar 't woord van den dictator-imperator-rex, Op 'tdankfeest voor den oogst. Hy prees de Duitsche aarde, Die daar op zijn bevel de rijpste vruchten baarde. De leider is naar onze meening niet volmaakt. Maar zeker is hij wonderbaarlijk welbespraakt; En bracht een schoone speech het vaderland genezing, Dan vroeg ik hem eens hier in Holland, voor een lezing. 't Bestuur van 't nationale Crisis-Comit Stak met een propaganda-avond kloek in zee. Drie stemmen klonken door de radio-machine; Eerst sprak minister Slotemaker de Bruine. De tweede spreker, Mr. Ruys de Beerenbröuek, Zei ook een hartig woord. En 't giug erin als koek. Haar Koninklijke Hoogheid liet een oproep hooren Om 't vaderland tot hulpverlcening aan te sporen: ..Groot is de crisis, grooter de hardnekkigheid. Waarmee ons volk volhard' in dezeit taaien strijd: 't Saamhorigheidsgevoel, dat onzen staat moet schragen. Eischt dat wij .allen thans elkanders lasten dragen.'" Zij liet het echter niet bij 't woord per radio. Maar schonk nog bovendien een vorstelijk cadeau. Te vroeg, helaas is Isaac Israels overleden: Hij heeft niet in zijn vaders voetspoor willen treden. Maar ging ziju eigen weg. begaafd, bezield on sterk: 't Portret van L. van Deyssel was ziju laatste werk. Hij is niet piëteit en eerbetoon begraven. Gehuldigd om zijn kunst, zijn kennis en ziju gaven: (ielukkig is het volk, dat door geen waan besmet. Zijn groote mannen eert, en niet op afkomst lot. De vader van de niet volkomen nieuwe spelling Verdedigde met verve menig stoute stelling, Eei-st voor een kleinen kring, toen .in de radio. Niet altijd naar mijn zin. maar steeds met animo. Ik doe in eerbied voor Marchant voor niemand onder. Maar 't komt soms bij mij op: het is toch wel een wonder. Dat hei bei al zeiii vleit, zein weishijd on bolijd. Aan 't streidpunt ij?ei geen aandacht heeft geweid. Ik tweifel alteid of het neigen is of nijgen, Of vleien of gevlij, om van de rest te zweigen. En 'k weet het niet. maar ja. er staat mei iets van bei. Van Deeissel schreift. geloof ik, fraaeie met een ij. Charivarius zal in het vervolg op den eersten Zaterdag der maand de nationale en inter nationale gebeurtenissen in een Rijm-kroniek behandelen Muziek Praagse h Koor HET Praagsche Koor, dat in ons land concerteert, is hier tevens een demonstratie van Tschekó-Slowaakschen volkszang ko men geven. Een koor van 55 onder wijzers, onder leiding van hun dirigent Prof. Metod Dolezil, heeft ons laten hooren hoe er . d%u.rginds gezongen wordt, en men kan zeggen, dat het een interessante demonstratie is geworden. Het toeval wilde, dat naast dit koor op het podium ook het mannenzangkoor ,,Apollo" met zijn dirigent Fred. Roeske stond opgesteld als huldebetooning aan de Boheemsche zan gers, doch feitelijk en onopzettelijk als een tegendemonstratie van Hol-, landschea volkszang op zijn best. Afwisselend lieten nu Hollanders en Bob.3mers zich hooren en ook dat was interessant, interessanter dan de bedooling was. Want het was een kracht meting en een waardebepaling van hit verschil tusschen beide soorten van zingen, dit mij. eerlijk gezegd, met de grootste belangstelling voor dezen avond in het Concertgebouw vervuld heeft. Vooropgezet: bewon derenswaardig was dit zingen van de Bohemers, van een echt volkskoor, uit eenvoudige menschen, die in het dvgelijksch leven onderwijzers ztfn, samengesteld Ged'sciplineerde natuur, door een virtuoos dirigent geleid en als zoodanig op een groote hoogt gekomen. Maar natuur, met ietrauws ook van gebonden, maar nie' vernietigde natuur. Bewonderswaardu was dit zingen, met groote spanningen. sterke climaxen, soepel en toch geest driftig volgend wat de dirigent me' de handen, als een boetseerder van het geluid, regelde en aangaf. Climaxei als natuuruitbarstingen, naast «tul pianissimo's als luwenden wind. Het klankgehalte van het ensemble hau soms iets ruws, de bassen, met diepe.brommende orgeltoaen. zooals wi.i die van Russische koren kennen, overheerschten. waren sterker wat hui. kleur" betreft dan de tenoren, wiei helderheid in dit donkere, diepe geluid der lage stemmen vaak onder ging. Een merkwaardige avond, om veler lei redenen. En een triomf voor d» Bohemers ? maar óók voor do mannen 'van Apollo", die hun meesterschap onomstootelijk en op zulk een galante wijze handhaafden t Ik denk wel dat men zich niet veel aan mei zal storen. Maar 'k wou toch mijn beschijden stem eens laten hooren. Een minder zacht geluid uit Mussolini's mond Deed dezer dagen aan de gansche wereld kond: Wij voelen ons gedrongen door den drang der tijdon Het Italiaansche volk krijgshaftig op te leiden." Dus dit, en wat geschiedt in ieder ander land. Spelt gouden bergen voor den wapenfabrikant. Een firma die de menschheid schatten heeft geschonken. De firma Tauchnitz is helaas in 't niet verzonken: Geen Brit, die nog aan Duitschland rechten overdraagt. Nu M.ichel niet betaalt hetgeen John Buil hem vraagt. Wat zoo'n ontijdig eind van zulk een zaak beteekent Wordt niet alleen in mark of pond of frank berekend: Wie geestelijk verlies nog meer dan armoe ducht. En deze dingen leest, kijkt even op en zucht. Om in dit rijm ook 't hemelrijk niet te vergeten. Meld ik d'ontdekking van een zevental planeten; Het klinkt misschien wat dom, maar 't is nu eenmaal zoo: Ik heb nooit last gehad van hun incognito. Thans eischt het lot dat ik mijn luchten toon verander. Voor 't melden van den moord op koning Alexander En van Barthou. De daad wordt op een film vertoond: Gelukkig zijn wij van dien griezel hier verschoond. De moordenaar heeft handig een proces vermeden. Hij is onmidlijk na de wandaad overleden. Het is alweer het oude afgezaagde lied. Wanneer een vorst je niet bevalt, leg aan en schiet. De rijkspolitie had zich zorgeloos gedragen. : Zoodat Sarrout niet eervol zijn ontslag moest vragen. Prins Peter kreeg de kroon een kansje voor zoo'n kind: Maar 't is nog zeer de vraag, of Pietje 't prettig vindt. Hoe groot de glorie zij, toch is in deze tijden De drager van een kroon niet altijd te benijden: Die tooi valt wel eens af. al past hij schijnbaar goed En ik voor mij verkies een nette Stetson-hoed. Ik zal de Melbourne race niet trachten te beschrijven. Die zal ook zonder mij wel onvergeetlijk blijven. De Nederlandsche Uiver kwam als tweede pas. Maar daar Scott-Blaek's machien een wedstrijd-vliegtui« . wa? En d't'iver niet. was Parmentier-en-Moll's prestatie. Hoogst vleiend voor den naam dor Nederlandsche nat i»-. Mac Kobertson vond dit. je las het al misschien: ..De grootste krachttoer door de wereld ooit gezien." De Panderjager, die bij Allahabad landde. Beliep een ongeluk bij 't stijgen, en verbrandde. Nog zij de burgervaer van Alb'ry hier herdacht: Hij zorgde voor verlichting in den duistren nacht. Toen d' Uiver was gestrand. Een oude man op krukken. Het past ons in gedachte hem de hand te'drukken. Er is nog meer gebeurd, dat 'k noode oversla. Maar 't moet, want ik krijg maar een halve pagina. Janine Weill speelt Debussy HET ..muzikale impressionisme" was langen tijd een verschijn sel, een mode. ? een richting. Debussy gold tijd als een vertegen woordiger, een algemeenheid van het muzikale impressionisme". Hij kwam na of eigenlijk nog tijdens de hemelbestonning- en hellevaartsymphonieën der laat-romantici. Het leek daarnaast bleek, zacht, broos. het herinnerde aan schemerlampen en intieme stilten van binnenkamers. Veel Japansch goed, vogels op tochbschermen, lakdoozen, edel, maar ex quis, voornaam, maar bloedarm. Een soort ivoren toren"-kunst, een na bloei van een stervende cultuur, muzikaal regenbooggeschitter. Een z.g. omwenteling in de muziek, nieuwe sensaties in klank geboetseerd, in wezen ,,fin de siècle". Vele dwalingen omtrent de muziek van Debussy houden nog tot heden stand. Debussy blijft voor vele muziekminnaars iets uitzonderlijks. Hij is het ook, maar anders dan deze muziekminnaars meenen. Hij is uitzonderlijk als een genie. Het is feitelijk maar toeval, dat hij schiep in een tijd, dat zulke dingen als de genoemde in de muziek in de periode van het impressionisme" op den voorgrond kwamen, dat hy zich van dit materiaal bediende, dat hem door de gestemdheid" van zijn tijd werd aangeboden: in wezen staat hij er los van, bedient hij er zich slechts van om Muziek te scheppen, schoone, waarachtige, eeuwige Muziek, die ook | Mozart schiep en zoo velen, wie.r namen i en in de nabijheid van zijn. Debussy's, kunst genoemd worden. Muziek be hoeft niet als een onweer te klinken. niet met ..problemen" te worstelen. zij behoeft zelfs niet uitgesproken internationaal te wezen, zij mag zelfs uitgesproken FranscU wezen. zooals de muziek van Debussy. om toch op het allerhoogste peil te staan. Dat de muziek van Debussy nog altijd soepel, levend, levenskrachtig is gebleven al stierf het impressionisme zijn verwachten dood. al leeft deze vitaliteit meer in den klank dan in de contouren der muziek (die daarom de lijnen niet verwatert, zooals bij vele andere, thans voorbije impressio nisten, die geen genieën waren, het geval is gebleken) demonstreerde de Fransche pianiste Janine Weill, door aanleg en liefde pianiste par excellence voor de. vertolking van Debussy's kunst, nog eens nadrukkelijk op den eersten avond van het drietal Debussyconcerten, waarop zij het pianooeuvre van den meester ten gehoore brengt. Men , had het gevoel hier een kunstenares aan het woord te hoo ren, die, al week zij wel eens af van wat men zichzelf van een be paald stuk voorstelde, met groote kennis en een diep indringende liefde ons het werk van Debussy kwam brengen en men kan er niet anders dan dankbaar voor wezen. CONSTANT VAN WESSEM Vertelsel van een taboe BOEKBESPREKING ALBERT HELMAN Renéterghen: De overjas I) MEN heeft meer dan eens Freud. en ook anderen psychoanalytici verweten, dat zij vaak onbeduidende literaire Werken tot voorwerp van uitvoerige besprtkingen maken, en veel meer uit zulke boeketi halen, dan ooit in de beperkte bedoeling van hun auteur gelegen kan hebben. Van competente zijde is daarop ook telkens weer zeer juist geantwoord, dat literaire verdienste niets te maken heeft met de verdienste die een boek kan hebben als demon stratie-materiaal. Dat integendeel een zich al te gemakkelijk bloot geven, het onargwanend voor enfant-terrible spelen, de kleinere goden in psycho logisch opzicht dikwijls veel interessan ter doet zij'n dan de meer hermetische en fijner georganiseerde meesters in het vak. Het belangwekkende aan een boek je als ..De overjas" van RenéBerghen is van dergel ij ken aard. Ofschoon het met zorg en aandacht en zin A ooiobservatie geschreven is. heeft hel iets kleintjes, beweegt het zich binnen nauWc- perken. Het is de korte ge schiedenis van een jongeman die met tegenzin. d«>or zijn moeder en zuster gedwongi-n. zijn vaders nagelaten over jas moet dragen, en dientengevolge een paar huiselijke scènes maakt, tot de moeder ertoe overgaat de jas aan ooii vreemde weg te geven. Op een kooi- ontmoet de jongeman de drager van deze jas. wat aanleiding wordt dat de opeeiigehoopte spanningen zicli bij hem ontladen in een zeer door zichtige droom. Het een en ander wordt door Helle Berghen verteld als een soort van steiuining.sanalyse. waarbij de melancholische'onlust van de hoofd persoon bepaald wordt door de dubbelwaardighv-id van do piëteit dit» hij zijn gestorven vader en zijn nog levende oude en bazige moeder bij momenten nog gesplitst in zuster en tante toedraagt. Natuurlijk erkent hij zelf in geenen deele deze dubbëlwaardigheid. Hij respecteert de nagelaten overjas van zijn vader. maar hij vindt de jas ..somber" en ..oudmodisch". En ofschoon de auteur het niet uitdrukkelijk zegt. merkt men wel. dat zijn held ook fysiek een beetje walgt van deze nieuwe jas. waarin niettemin ..dagen e.n weken de dotxl zich had schuilgehouden." Met de onbevangenheid van den niets bewast wetende, maar toch vaag-aanvoelende» en met kinderlijke kwistigheid die nergens diep op ingaat of ontleedt, doch slechts vluchtig aanstipt, geeft de auteur dan een groote reeks bizonderheden. De Walg wordt overgedragen op de moeder. vandaar de behoefte van den held om haar te kwetsen. (Inderdaad trekt in de droom de moeder de overjas aan, en gaat ermee in een doodkist liggen. Zij vormt een twee-eenheid met den vader.) Deze If bestraf f ing hiervoor culmineert in de moeawillige breuk van den held met zijn meisje; hij ver denkt haar ervan, dat zij hem ver acht om de overjas die hij draagt l Tweemaal schrikt hij erg van de jas, terwijl hij deze niet aanheeft; de kleer maker die het heilige" object moet vermaken, wordt onmiddellijk in een vaderpositie gesteld, en met de groot ste onderworpenheid behandeld. Ken modieuze neef veel te vluchtig aan gestipt fungeert als Ik-ideaal, en wordt als zoodanig kennelijk gehaat, benijd en bamind. Als de held zijn taboe-jas aan heeft. gruwt hij naar eigen zeggen van ,.het > cylindrische van mijn verschijning." En zijn grooto vrees daarbij is: dat mijn bovenlijf te lang en mijn beenen te kort waren." Het zijn maar enkele voorbeelden. te h'Joi en te gras aangehaald. In de nog geen zestig bladzijden van dit büekje zijn ze legio, en wie erop ver dacht is. vindt hier materiaal genoeg bij elkaar voor een groote en aangrij pende roman. De verklaring echter, Waarom dit verhaal noch schokkend, noch aangrijpend geworden is, voert ons terug op strikt literair gebied. KenéBerghen heeft een aantal feiten waargejaomen en geboekt, maar hij heeft zich hun zin en hun diepere samenhang niet bewust gemaakt, deze notie althans niet doorleefd en tot uitdrukking gebracht. Het is om zoo te zeggen ruw, onbewerkt materiaal, dat hij netjes verpakt overigens zijn lezers voorzet. De lieden met beeldhouwersoogen zien in het onbehóuWeii stuk marmer reeds d«» vormen die een voltooide buste zou kunnen hebben: anderen zien niets dan wat het Werkelijk is: een grove brok. Ik ken intusschen geen Hollandsen of Vlaamsch werk (KenéBerghen is Antwerpenaar) 'uit de laatste tijd. waarin het psychologische erts zot) rijk en dicht aan de oppervlakte ligt. zonder dat de eigenaar inzicht genoeg heeft het zelf te ontginnen. Ofschoon iets dergelijks ook het geval is met Menno Ter Braak's b?ide romans. die weliswaar literaire prullen zijn. maar oveneens met een haast na vrante oprechtheid dingen verraden. dio hun auteur ongetwijfeld voor geen geld ter wereld heeft willen zeggen. Lees ze maar eens ..met achterdocht" er op na. Voor zulke boeken geldt do . varianten van een bekend gezegde: ,.Uh homme. avert i y ut deux histoires !" 1) De Sikkel. Antwerpen, iri34. Nieuwe Uitgaven De tocht der tienduizend, door Willem C. J. Mooy. X. V. Uit gevers Mij. De Tijdstroom. Lochem. In. Lochem stond hij op. Servando. do profeet en predikte het geluk en Willem C. J. heeft daar een Mooy verhaal over willen schrijven. Het iss allemaal nogal gewild oud-testamentisch on de gezwollen stroom van 's schrijvers vervoering is eerder dan meesleepend of majestueus, wat breiig en traag. Het is mij niet mogelijk precies te formuleeren waarom zulk een' trek van Willem C. J. Mooy mij niets zegt en waarom een zelfde soort trek van een ander mij wél eens in zijn verheven sfeer'trekt. Ik denk dat het komt. omdat de heer Mooy verheven triïzijn en niet hooger komt dan wat laag bij de grondsche gemeenplaatsen, die hij dan opdient als wijsbegeerte of levensinzicht van hooger orde. Ik wil allerminst ontkennen dat de heer Mooy schrijven kan. Dit handwerk verstaat hij ten volle en zelfs beter dan menig ander. Doch op den vorm allén komt het niet aan. Men wil de klop van het bloed» hooren en het wezen van het leven in zulk een schoonen vorm weten. Ook dit is een gemeenplaats. Doch men moet met gelijke munt betalen, zeker wanneer men een mooivergulde cent in de argelooze hand gestopt krijgt. En vooral wanneer men niet geheel wanhoopt aan het feit dat déze Willem Mooy misschien nog wel eens in staat zou , kunnen zijn chte gouden tientjes te slaan. E. ELIAS ; ? II, ! PAG. u DE GROENE NO. PAG. 13 DE GROENE No. 19M

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl