Historisch Archief 1877-1940
i
Nobelprijswinnaars
Dr. P. H. VAN DER HOOG
HOK woidt oen meiisrh be
roemd? Doordat de natuur hom
mot oen genialer stol horsons
heeft voorzien dan het moorondool van
zijn tijdgenooten? Noen. dat zeker
niet! Ik heb meerdere menschen ge
kend, begenadigd mot een buitenge
wone gonialiteit. wior roem niet ver
der is gegaan dan het kleine kringetje
van vrienden en bekenden dat ze om
zich heen hadden weten te verzamelen.
Of door het toeval alleen? Neen. ook
dat niet. AVant bijna ieder menseh
krijgt eens of meerdere malen in
zijn leven ilc groote kans. Het ligt
er dan maar aan of hij dat oogenblik
weet te herkennen en het geluk dat
hem pijlsnel voorbij vliegt bij de haren
weet te grijpen !
Merkwaardig zijn dio korte
geluksoogenblikken. Een als oen bliksem
straal opflitsen van een geniaal her
kennen en begrijpen oen even snel
on handig toet ast en -?een fractie
later zou het to laat geweest zijn. Kon
treffend voorbeeld van deze combina
tie van geniaal inzicht on toeval ziju
de drie Amerikaunsche geleerden aan
wie. dit jaar de Nobelprijs voor ge
neeskunde is toegekend: Cïeorge Minot
en William P. Murphy te Boston en
('Jeorge H. Whipple te Kochester.
Met. hun drieën hebben ze het
vraagstuk van de behandeling dor
l>i'rniciet(8C iinaemic opgelost.
Zonder het werk van don oen. zou
dat van den ander niet mogelijk zijn
geweest. En toch op hoe wonder
lijke wijze en vooral hoe onloyisch
grijpen de kaïnraderen van hun weten
schappelijk denken in elkaar. Whipple
is de man die reeds sedert 1920
proeven deed op honden, welke hij
liet verbloeden om daarna na te gaan.
welke stoffen, die hij hun met do
voeding toediende, een gunstigeu in
vloed uitoefenden op den nieuwen aan
maak van de ropde bloedlichaampjes.
Het bleek hem dat van de toe
diening van lever en nieren een gun
stige invloed op de kunstmatig op
gewekte bloedarmoede bij deze dieren
uitging. Maar een dergelijke vorm
van bloedarmoede is nog geen
pernicieuse nnaemie.
En waarom Minot ei- toe kwam om.
op zekeren dag de levertherapie bij
lijders aan deze ziekte te gaan toe
passen, dat is voor een nuchter den
kend verstand zeer zeker oen raadsel.
Want de pernicieuse an-iemie is heel
iets anders. Het is niet een^ primaire
ziekte van liet beenmerg, het orgaan
waar het bloed aangemaakt Avordt,
maar een ziekelijk verhoogde oplossing
van de bestaande roode bloedlichaamp
jes, waarbij tengevolge van de daar
door noodzakelijk geworden snelle
regeneratie van deze in het bloed
heel typische, jonge vormen daarvan
optreden. '
In 192*> publiceerden Minot en
Murphy voor het eerst hun resul
taten in The Journal of the American
Medical Association en in 1927 kon
Murphy mededeelen dat onder invloed
van de behandeling met kalf s- en ?
runderlever . h,et bloed van zijn pa
tiënten aan pernicieuse anaemie zoo
goed als normaal was geworden en
alle ziekteverschijnselen allengs ver
dwenen waren.
Sindsdien heeft men deze therapie
hoe langer hóe meer tot volmaking
gebracht. Het geheim van de behan
deling was, dat men groote hoeveel
heden rauwe lever gaf. In de boeken
staat wel dat 100?300 gr. per dag
voldoende is. Maar in de zware ge
vallen komt men daar niet mee uit
on jsal men pas bij hoeveelheden van
oen half a n kg resultaten zien. Het
is iiatuurlijk zeer lastig zulke groote
hoeveelheden naar binnen te krijgen.
Daarna kwamen de levorpraeparaten
in poeder- en tabletvorm. wat al een
groote verbetering was. en de lever
kookboeken met recepten, waardoor
do patiënt zelf in staat is in deze zoo
?eentonige voeding eenige veran
dering te brengen.
Tenslotte wordt het praeparaat te
genwoordig in den vorm van
onderhuidsehe injecties gegeven. Het is al
weer Murphy geweest, die er verleden
jaar op gewezen heeft, dat dit zelfs de
allerbeste wijze van toediening is.
verre te verkiezen boven de toediening
via den mond.
Maar het allermerkwaardigste en
meest onlogische van de geheele ge
schiedenis is wel dat, terwijl de
physioloog Whipple had gevonden, dat de
levertherapie goed succes had by zyn
honden die aan z.g. secundaire anae
mie door verbloeding leden, dit laatste
bij mensehen niet h<;t geval is. Bij
menschen is het alleen de pernicieuse
anaemie die goed op leverbehandeling
reageert eji secundaire anaemieën
worden er niet door beïnvloed. En
waaruit die invloed bestaat, is nog niet
eens geheel duidelijk. Waarschijnlijk
bestaat deze niet zooals men eerst
meende in een prikkeling van de or
ganen, die het blotd bereiden, maar
wordt de levensduur van de roode
bloedlichiampjes er door verlengd.
Tenslotte is nog gebleken, dat de
lever niet het eenige orgaaupraoparaat
is waarmede bij de behandeling van
deze ziekte successen zijn te behalen.
Met de toediening va u een
maagpoeder, bereid uit gedroogde
varkensmaag, kan men in sommige gevallen
van pernicieuse anaemie minstens even
goede resultaten boeken, zood.it ook
dergelijke poeders in den vorm van
tabletten in den handel zijn gebracht.
En wat bereikt men met deze lever
en maagbeh indeling? De therapie
is slechts symptomatisch, de patiënten
worden er niet door genezen. Maar
dank zij deze ontdïkking leven ze vele
jaren langer, en dit wel in een zeer
bevredigenden toestand. Hoeveel jaren
dit wel zijn kunnen, hangt af van
eventueele nerveuse stoornissen die
zich reeds op d m bod ^m van de
anaemie ontwikkeld hadden.
Dat aan h">t driemanschap: Minot
Murphy en Wh'pple de Nobelprijs is
toegekend voor het tot oplossing
brengen van. een zoo belangrijk vraag
stuk als de therapie van de
pernbieuse anaemie, is volkomen juist.
Hiermede werd de kroon gezet op
een jarenlangen arbeid bestaande uit
de meest nauwgezette controles en
onderzoekingen bij talrijke patiënten.
Maar diarin zit hem niet het geniale
van de heele geschiedenis I. Dergelijk
soort onderzoekingen hadden desnoods
door iederen consciëntieusen arts
of laboratorium-assistent gedaan kun
nen worden. .
Het geniale zit hem in hot feit, dab
Minot intuïtief het oogenblik aan
voelde waarop h^t geluk aan hem
voorbijging, en dat h'j 'het wist te
grijpen, en den moed had om, in een
reeks van jarenlange moeizame onder
zoekingen, een volkomen onlogischen
en dóór niets gemotiveerden
gedachtengang, welke bij hem opkwam naar
aanleiding van de onderzoekingen
van Whipple, te vervolgen en nader
uit te werken.
Dat hij dezen dwazen moed gehad
heeft, daarvoor zal de geheele mensch*
heid hem ten eeuwigen dage dankbaar
blijven.
RIJM-KRON EK
DOOR
CHARIVARIUS
In dit historiestuk zal ik uw aandacht vragen
Voor wat rnij 't meeste treft in deze dolle dagen;
Ik zal u laten zien. op rijm en zeer in 't kort,
Hoe alles eiken dag een beetje erger wordt.
Maar heb ik bij geval wat' goeds te memoreereii.
Dan zult gij dat misschien wel willen excuseeren.
En als ik me vergis, of jok (per ongeluk),
Lucht dan je hart maar in een Ingezonden Stuk.
In Ileilsieghitlerheim werd Maandag l October.
Uitbundig feest gevierd. De boer, van aard zoo sober.
Keek al zijn oogen uit, en luisterde perplex
Naar 't woord van den dictator-imperator-rex,
Op 'tdankfeest voor den oogst. Hy prees de Duitsche aarde,
Die daar op zijn bevel de rijpste vruchten baarde.
De leider is naar onze meening niet volmaakt.
Maar zeker is hij wonderbaarlijk welbespraakt;
En bracht een schoone speech het vaderland genezing,
Dan vroeg ik hem eens hier in Holland, voor een lezing.
't Bestuur van 't nationale Crisis-Comit
Stak met een propaganda-avond kloek in zee.
Drie stemmen klonken door de radio-machine;
Eerst sprak minister Slotemaker de Bruine.
De tweede spreker, Mr. Ruys de Beerenbröuek,
Zei ook een hartig woord. En 't giug erin als koek.
Haar Koninklijke Hoogheid liet een oproep hooren
Om 't vaderland tot hulpverlcening aan te sporen:
..Groot is de crisis, grooter de hardnekkigheid.
Waarmee ons volk volhard' in dezeit taaien strijd:
't Saamhorigheidsgevoel, dat onzen staat moet schragen.
Eischt dat wij .allen thans elkanders lasten dragen.'"
Zij liet het echter niet bij 't woord per radio.
Maar schonk nog bovendien een vorstelijk cadeau.
Te vroeg, helaas is Isaac Israels overleden:
Hij heeft niet in zijn vaders voetspoor willen treden.
Maar ging ziju eigen weg. begaafd, bezield on sterk:
't Portret van L. van Deyssel was ziju laatste werk.
Hij is niet piëteit en eerbetoon begraven.
Gehuldigd om zijn kunst, zijn kennis en ziju gaven:
(ielukkig is het volk, dat door geen waan besmet.
Zijn groote mannen eert, en niet op afkomst lot.
De vader van de niet volkomen nieuwe spelling
Verdedigde met verve menig stoute stelling,
Eei-st voor een kleinen kring, toen .in de radio.
Niet altijd naar mijn zin. maar steeds met animo.
Ik doe in eerbied voor Marchant voor niemand onder.
Maar 't komt soms bij mij op: het is toch wel een wonder.
Dat hei bei al zeiii vleit, zein weishijd on bolijd.
Aan 't streidpunt ij?ei geen aandacht heeft geweid.
Ik tweifel alteid of het neigen is of nijgen,
Of vleien of gevlij, om van de rest te zweigen.
En 'k weet het niet. maar ja. er staat mei iets van bei.
Van Deeissel schreift. geloof ik, fraaeie met een ij.
Charivarius zal in het vervolg
op den eersten Zaterdag der
maand de nationale en inter
nationale gebeurtenissen in
een Rijm-kroniek behandelen
Muziek
Praagse h Koor
HET Praagsche Koor, dat in
ons land concerteert, is hier
tevens een demonstratie van
Tschekó-Slowaakschen volkszang ko
men geven. Een koor van 55 onder
wijzers, onder leiding van hun dirigent
Prof. Metod Dolezil, heeft ons laten
hooren hoe er . d%u.rginds gezongen
wordt, en men kan zeggen, dat het een
interessante demonstratie is geworden.
Het toeval wilde, dat naast dit koor
op het podium ook het
mannenzangkoor ,,Apollo" met zijn dirigent Fred.
Roeske stond opgesteld als
huldebetooning aan de Boheemsche zan
gers, doch feitelijk en onopzettelijk
als een tegendemonstratie van Hol-,
landschea volkszang op zijn best.
Afwisselend lieten nu Hollanders en
Bob.3mers zich hooren en ook dat was
interessant, interessanter dan de
bedooling was. Want het was een kracht
meting en een waardebepaling van
hit verschil tusschen beide soorten
van zingen, dit mij. eerlijk gezegd,
met de grootste belangstelling voor
dezen avond in het Concertgebouw
vervuld heeft. Vooropgezet: bewon
derenswaardig was dit zingen van de
Bohemers, van een echt volkskoor,
uit eenvoudige menschen, die in het
dvgelijksch leven onderwijzers ztfn,
samengesteld Ged'sciplineerde natuur,
door een virtuoos dirigent geleid en
als zoodanig op een groote hoogt
gekomen. Maar natuur, met
ietrauws ook van gebonden, maar nie'
vernietigde natuur. Bewonderswaardu
was dit zingen, met groote spanningen.
sterke climaxen, soepel en toch geest
driftig volgend wat de dirigent me'
de handen, als een boetseerder van
het geluid, regelde en aangaf. Climaxei
als natuuruitbarstingen, naast «tul
pianissimo's als luwenden wind. Het
klankgehalte van het ensemble hau
soms iets ruws, de bassen, met
diepe.brommende orgeltoaen. zooals wi.i
die van Russische koren kennen,
overheerschten. waren sterker wat hui.
kleur" betreft dan de tenoren, wiei
helderheid in dit donkere, diepe geluid
der lage stemmen vaak onder ging.
Een merkwaardige avond, om veler
lei redenen. En een triomf voor d»
Bohemers ? maar óók voor do
mannen 'van Apollo", die hun
meesterschap onomstootelijk en op
zulk een galante wijze handhaafden t
Ik denk wel dat men zich niet veel aan mei zal storen.
Maar 'k wou toch mijn beschijden stem eens laten hooren.
Een minder zacht geluid uit Mussolini's mond
Deed dezer dagen aan de gansche wereld kond:
Wij voelen ons gedrongen door den drang der tijdon
Het Italiaansche volk krijgshaftig op te leiden."
Dus dit, en wat geschiedt in ieder ander land.
Spelt gouden bergen voor den wapenfabrikant.
Een firma die de menschheid schatten heeft geschonken.
De firma Tauchnitz is helaas in 't niet verzonken:
Geen Brit, die nog aan Duitschland rechten overdraagt.
Nu M.ichel niet betaalt hetgeen John Buil hem vraagt.
Wat zoo'n ontijdig eind van zulk een zaak beteekent
Wordt niet alleen in mark of pond of frank berekend:
Wie geestelijk verlies nog meer dan armoe ducht.
En deze dingen leest, kijkt even op en zucht.
Om in dit rijm ook 't hemelrijk niet te vergeten.
Meld ik d'ontdekking van een zevental planeten;
Het klinkt misschien wat dom, maar 't is nu eenmaal zoo:
Ik heb nooit last gehad van hun incognito.
Thans eischt het lot dat ik mijn luchten toon verander.
Voor 't melden van den moord op koning Alexander
En van Barthou. De daad wordt op een film vertoond:
Gelukkig zijn wij van dien griezel hier verschoond.
De moordenaar heeft handig een proces vermeden.
Hij is onmidlijk na de wandaad overleden.
Het is alweer het oude afgezaagde lied.
Wanneer een vorst je niet bevalt, leg aan en schiet.
De rijkspolitie had zich zorgeloos gedragen. :
Zoodat Sarrout niet eervol zijn ontslag moest vragen.
Prins Peter kreeg de kroon een kansje voor zoo'n kind:
Maar 't is nog zeer de vraag, of Pietje 't prettig vindt.
Hoe groot de glorie zij, toch is in deze tijden
De drager van een kroon niet altijd te benijden:
Die tooi valt wel eens af. al past hij schijnbaar goed
En ik voor mij verkies een nette Stetson-hoed.
Ik zal de Melbourne race niet trachten te beschrijven.
Die zal ook zonder mij wel onvergeetlijk blijven.
De Nederlandsche Uiver kwam als tweede pas.
Maar daar Scott-Blaek's machien een wedstrijd-vliegtui« . wa?
En d't'iver niet. was Parmentier-en-Moll's prestatie.
Hoogst vleiend voor den naam dor Nederlandsche nat i»-.
Mac Kobertson vond dit. je las het al misschien:
..De grootste krachttoer door de wereld ooit gezien."
De Panderjager, die bij Allahabad landde.
Beliep een ongeluk bij 't stijgen, en verbrandde.
Nog zij de burgervaer van Alb'ry hier herdacht:
Hij zorgde voor verlichting in den duistren nacht.
Toen d' Uiver was gestrand. Een oude man op krukken.
Het past ons in gedachte hem de hand te'drukken.
Er is nog meer gebeurd, dat 'k noode oversla.
Maar 't moet, want ik krijg maar een halve pagina.
Janine Weill speelt Debussy
HET ..muzikale impressionisme"
was langen tijd een verschijn
sel, een mode. ? een richting.
Debussy gold tijd als een vertegen
woordiger, een algemeenheid van
het muzikale impressionisme". Hij
kwam na of eigenlijk nog tijdens
de hemelbestonning- en
hellevaartsymphonieën der laat-romantici. Het
leek daarnaast bleek, zacht, broos.
het herinnerde aan schemerlampen
en intieme stilten van binnenkamers.
Veel Japansch goed, vogels op
tochbschermen, lakdoozen, edel, maar ex
quis, voornaam, maar bloedarm. Een
soort ivoren toren"-kunst, een na
bloei van een stervende cultuur,
muzikaal regenbooggeschitter. Een
z.g. omwenteling in de muziek, nieuwe
sensaties in klank geboetseerd, in
wezen ,,fin de siècle".
Vele dwalingen omtrent de muziek
van Debussy houden nog tot heden
stand. Debussy blijft voor vele
muziekminnaars iets uitzonderlijks.
Hij is het ook, maar anders dan
deze muziekminnaars meenen. Hij is
uitzonderlijk als een genie. Het is
feitelijk maar toeval, dat hij schiep
in een tijd, dat zulke dingen als de
genoemde in de muziek in de periode
van het impressionisme" op den
voorgrond kwamen, dat hy zich van
dit materiaal bediende, dat hem
door de gestemdheid" van zijn tijd
werd aangeboden: in wezen staat hij
er los van, bedient hij er zich slechts
van om Muziek te scheppen, schoone,
waarachtige, eeuwige Muziek, die ook
| Mozart schiep en zoo velen, wie.r namen
i en in de nabijheid van zijn. Debussy's,
kunst genoemd worden. Muziek be
hoeft niet als een onweer te klinken.
niet met ..problemen" te worstelen.
zij behoeft zelfs niet uitgesproken
internationaal te wezen, zij mag
zelfs uitgesproken FranscU wezen.
zooals de muziek van Debussy. om
toch op het allerhoogste peil te staan.
Dat de muziek van Debussy nog
altijd soepel, levend, levenskrachtig
is gebleven al stierf het impressionisme
zijn verwachten dood. al leeft deze
vitaliteit meer in den klank dan in de
contouren der muziek (die daarom
de lijnen niet verwatert, zooals bij
vele andere, thans voorbije impressio
nisten, die geen genieën waren, het
geval is gebleken) demonstreerde de
Fransche pianiste Janine Weill, door
aanleg en liefde pianiste par excellence
voor de. vertolking van Debussy's
kunst, nog eens nadrukkelijk op den
eersten avond van het drietal
Debussyconcerten, waarop zij het
pianooeuvre van den meester ten gehoore
brengt.
Men , had het gevoel hier een
kunstenares aan het woord te hoo
ren, die, al week zij wel eens af
van wat men zichzelf van een be
paald stuk voorstelde, met groote
kennis en een diep indringende liefde
ons het werk van Debussy kwam
brengen en men kan er niet anders
dan dankbaar voor wezen.
CONSTANT VAN WESSEM
Vertelsel van een taboe
BOEKBESPREKING ALBERT HELMAN
Renéterghen: De overjas I)
MEN heeft meer dan eens Freud.
en ook anderen
psychoanalytici verweten, dat zij vaak
onbeduidende literaire Werken tot
voorwerp van uitvoerige
besprtkingen maken, en veel meer uit zulke
boeketi halen, dan ooit in de beperkte
bedoeling van hun auteur gelegen kan
hebben. Van competente zijde is
daarop ook telkens weer zeer juist
geantwoord, dat literaire verdienste
niets te maken heeft met de verdienste
die een boek kan hebben als demon
stratie-materiaal. Dat integendeel een
zich al te gemakkelijk bloot geven,
het onargwanend voor enfant-terrible
spelen, de kleinere goden in psycho
logisch opzicht dikwijls veel interessan
ter doet zij'n dan de meer hermetische
en fijner georganiseerde meesters in
het vak.
Het belangwekkende aan een boek
je als ..De overjas" van RenéBerghen
is van dergel ij ken aard. Ofschoon het
met zorg en aandacht en zin A
ooiobservatie geschreven is. heeft hel
iets kleintjes, beweegt het zich binnen
nauWc- perken. Het is de korte ge
schiedenis van een jongeman die met
tegenzin. d«>or zijn moeder en zuster
gedwongi-n. zijn vaders nagelaten over
jas moet dragen, en dientengevolge
een paar huiselijke scènes maakt, tot
de moeder ertoe overgaat de jas aan
ooii vreemde weg te geven. Op een
kooi- ontmoet de jongeman de drager
van deze jas. wat aanleiding wordt
dat de opeeiigehoopte spanningen zicli
bij hem ontladen in een zeer door
zichtige droom.
Het een en ander wordt door
Helle Berghen verteld als een soort
van steiuining.sanalyse. waarbij de
melancholische'onlust van de hoofd
persoon bepaald wordt door de
dubbelwaardighv-id van do piëteit dit» hij
zijn gestorven vader en zijn nog
levende oude en bazige moeder
bij momenten nog gesplitst in zuster
en tante toedraagt. Natuurlijk
erkent hij zelf in geenen deele deze
dubbëlwaardigheid. Hij respecteert de
nagelaten overjas van zijn vader.
maar hij vindt de jas ..somber" en
..oudmodisch". En ofschoon de auteur
het niet uitdrukkelijk zegt. merkt men
wel. dat zijn held ook fysiek een beetje
walgt van deze nieuwe jas. waarin
niettemin ..dagen e.n weken de dotxl
zich had schuilgehouden."
Met de onbevangenheid van den
niets bewast wetende, maar toch
vaag-aanvoelende» en met kinderlijke
kwistigheid die nergens diep op ingaat
of ontleedt, doch slechts vluchtig
aanstipt, geeft de auteur dan een
groote reeks bizonderheden. De Walg
wordt overgedragen op de moeder.
vandaar de behoefte van den held om
haar te kwetsen. (Inderdaad trekt
in de droom de moeder de overjas
aan, en gaat ermee in een doodkist
liggen. Zij vormt een twee-eenheid met
den vader.) Deze If bestraf f ing hiervoor
culmineert in de moeawillige breuk
van den held met zijn meisje; hij ver
denkt haar ervan, dat zij hem ver
acht om de overjas die hij draagt l
Tweemaal schrikt hij erg van de jas,
terwijl hij deze niet aanheeft; de kleer
maker die het heilige" object moet
vermaken, wordt onmiddellijk in een
vaderpositie gesteld, en met de groot
ste onderworpenheid behandeld. Ken
modieuze neef veel te vluchtig aan
gestipt fungeert als Ik-ideaal, en
wordt als zoodanig kennelijk gehaat,
benijd en bamind.
Als de held zijn taboe-jas aan heeft.
gruwt hij naar eigen zeggen van ,.het
> cylindrische van mijn verschijning."
En zijn grooto vrees daarbij is: dat
mijn bovenlijf te lang en mijn beenen
te kort waren."
Het zijn maar enkele voorbeelden.
te h'Joi en te gras aangehaald. In de
nog geen zestig bladzijden van dit
büekje zijn ze legio, en wie erop ver
dacht is. vindt hier materiaal genoeg
bij elkaar voor een groote en aangrij
pende roman. De verklaring echter,
Waarom dit verhaal noch schokkend,
noch aangrijpend geworden is, voert
ons terug op strikt literair gebied.
KenéBerghen heeft een aantal
feiten waargejaomen en geboekt, maar
hij heeft zich hun zin en hun diepere
samenhang niet bewust gemaakt, deze
notie althans niet doorleefd en tot
uitdrukking gebracht. Het is om zoo
te zeggen ruw, onbewerkt materiaal,
dat hij netjes verpakt overigens
zijn lezers voorzet. De lieden met
beeldhouwersoogen zien in het
onbehóuWeii stuk marmer reeds d«»
vormen die een voltooide buste zou
kunnen hebben: anderen zien niets
dan wat het Werkelijk is: een grove
brok.
Ik ken intusschen geen Hollandsen
of Vlaamsch werk (KenéBerghen is
Antwerpenaar) 'uit de laatste tijd.
waarin het psychologische erts zot) rijk
en dicht aan de oppervlakte ligt.
zonder dat de eigenaar inzicht genoeg
heeft het zelf te ontginnen. Ofschoon
iets dergelijks ook het geval is met
Menno Ter Braak's b?ide romans.
die weliswaar literaire prullen zijn.
maar oveneens met een haast na
vrante oprechtheid dingen verraden.
dio hun auteur ongetwijfeld voor geen
geld ter wereld heeft willen zeggen.
Lees ze maar eens ..met achterdocht"
er op na. Voor zulke boeken geldt do
. varianten van een bekend gezegde:
,.Uh homme. avert i y ut deux
histoires !"
1) De Sikkel. Antwerpen, iri34.
Nieuwe Uitgaven
De tocht der tienduizend, door
Willem C. J. Mooy. X. V. Uit
gevers Mij. De Tijdstroom.
Lochem.
In. Lochem stond hij op. Servando.
do profeet en predikte het geluk en
Willem C. J. heeft daar een Mooy
verhaal over willen schrijven. Het iss
allemaal nogal gewild
oud-testamentisch on de gezwollen stroom van
's schrijvers vervoering is eerder dan
meesleepend of majestueus, wat breiig
en traag. Het is mij niet mogelijk
precies te formuleeren waarom zulk
een' trek van Willem C. J. Mooy mij
niets zegt en waarom een zelfde soort
trek van een ander mij wél eens in zijn
verheven sfeer'trekt. Ik denk dat het
komt. omdat de heer Mooy verheven
triïzijn en niet hooger komt dan wat
laag bij de grondsche gemeenplaatsen,
die hij dan opdient als wijsbegeerte of
levensinzicht van hooger orde. Ik wil
allerminst ontkennen dat de heer Mooy
schrijven kan. Dit handwerk verstaat
hij ten volle en zelfs beter dan menig
ander. Doch op den vorm allén komt
het niet aan. Men wil de klop van het
bloed» hooren en het wezen van het
leven in zulk een schoonen vorm
weten. Ook dit is een gemeenplaats.
Doch men moet met gelijke munt
betalen, zeker wanneer men een
mooivergulde cent in de argelooze hand
gestopt krijgt. En vooral wanneer men
niet geheel wanhoopt aan het feit dat
déze Willem Mooy misschien nog wel
eens in staat zou , kunnen zijn chte
gouden tientjes te slaan.
E. ELIAS
;
?
II, !
PAG. u DE GROENE NO.
PAG. 13 DE GROENE No. 19M