Historisch Archief 1877-1940
Japan's export een gevaar voor Nederlandsch Indië?
DE JAPANSCHE CONCURRENTIE
G. Gonggrijp
IN de Vereeniging voor de Staathuishoud
kunde en de Statistiek is op 3 November jl.,
in de te 's-Gravenhage gehouden jaarverga
dering, gediscussieerd over de vraag: Welken
invloed heeft de industrializeering van het Oosten,
inzonderheid van Japan, op het economisch leven
van Nederland en Nederlandsch-Indië? Geeft
dit proces aanleiding tot wijziging van de econo
mische politiek der laatstgenoemde, landen? Deze
discussie ging in hoofdzaak over de Japansche
concurrentie.
Ik kan er niet aan denken in dit artikel recht
te doen wedervaren aan den geheelen inhoud der
prae-adviezen, nog minder aan de vele opmer
kingen, die de debaters hebben gemaakt. Doch
ik meen de kern der zaak, waarom het bij de
meesten ging, aldus te kunnen formuleeren: Hoe
moeten wij denken over de Japansche concurren
tie? Moet daartegenover de politiek van de
open deur ala juist en houdbaar worden bepleit,
moeten wij zoo spoedig mogelijk tot di'e politiek
terugkeeren? Of moet bescherming, i.c. een politiek
van contingenteering, als onvermijdelijk en dus
als juist worden aanvaard? En moet hetzij de
eene, of de andere politiek, Indiëen Nederland
gelijkelijk omvatten, of moet men de juistheid
van eenigerlei handelspolitiek voor beide landen
afzonderlijk onderzoeken?
De heer Ligthart heeft in zijn prae-advies de
economische structuur van Japan aan de hand
van uitvoerig cijfermateriaal duidelijk belicht.
Om zijn elk jaar met n millioen toenemende
bevolking een bestaan te kunnen verzekeren mpet
het veel grondstoffen invoeren en veel eindpro
ducten uitvoeren. Deze laatste biedt het goedkoop
aan. Het lage loonpeil en de goede techniek en
organisatie van zijn ondernemingen maken dit
mogelijk. Zou de wereld zoo verstandig zijn om
deze goedkoope goederen niet te weigeren, de
geheele wereld zou er mee gebaat zijn. Japan
voert sedert jaren meer in dan uit; boosheid over
zijn groote uitvoeren is dus, goed beschouwd,
geheel misplaatst. Misplaatst is ook het misbaar
over de dreigende overstrooming der wereld
markten door Japansche goederen. De Japapsche
uitvoer bedraagt slechts 3% van den totalen uitvoer
van allélanden.
Naar aanleiding van zijn overtuigde verdediging
van den vrijhandel heeft de heer Ligthart heel
wat moeten h'ooren. Het is in onze dagen van
tariefverhoogingen, bescherming en contingen
teering gemakkelijk dengene, die zich voor vrij
handel verklaart, voor te stellen als een zonder-1
linge figuur uit een voorbijgegane wereld, sympa
thiek maar onbruikbaar in den tegenwoordigen
tijd. Zoo ongeveer werd deze prae-adviseur voor
gesteld in twee der belangrijkste redevoeringen
die van prof. Wisselink en dr. Kortenhorst.
De eerste debater zette in een uitvoerig en
knap betoog uiteen, hoe de industrieele expansie
van Japan in een faze is gekomen, waarin ze
een onderdeel is geworden van de imperialistische
expansie, waarmede ook het politieke element
sterk op den voorgrond treedt. Als men dit niet
ziet kunnen wij volgens prof. W. wel een abstract
theoretisch tournooi houden, maar het practische
probleem dat de vereeniging stelde laten wij dan
onaangeroerd. Dit is zijn grootste bezwaar tegen
het prae-advies van den heer Ligthart, die geheel
is blijven staan in de faze van 1929 en vroeger.
. * *
Het door en door collectivistische en imperialis
tische Japan, leider in protectie en autarkisch"
streven, wordt er haast in voorgesteld als een
liberaal land. Laat men den invoer van Japansche
goederen onbeperkt toe, dan staat dit gelijk met
het weggooien van alle ruiltroeven voor de af te
zetten Indische producten, zoodat men tegenover
de relatief in beteekenis als afnemer belangrijker
wordende landen in Europa en Amerika met eege
handen staat. Ned.-Indië, moet weliswaar het oog
gericht houden op de natuurlijke afzetgebieden
in Oost-Azië, doch daarnaast is Europa van zeer
veel belang. Indiëzal zich volgens den heer Wisse
link zooveel mogelijk moeten industrialiseeren.
Volgt men het prae-advies Ligthart en laat men
de Japansche goederen vrij toe, dan geeft men de
mogelijkheid van een Indische industrie prijs.
Japan zal dan den importhandel en den
distribueerenden handel geheel in handen nemen, een
vernietigings-offensief uit Japan voeren tegen
elke opkomende industrie en, zoo noodig, tot
industrieele vestigingen in Indiëovergaan en alle
sleutel-posities bezetten, waarmede het de op
komst van een Indische nijverheid kan beletten.
Als de vroegere leveranciers zich van de markt
hebben afgewend kan het spoedig een monopoli
stische positie verwerven. Dit zou beteekenen
het Japansche huis" binnen Indiëen het einde
van het Nederlandsche gezag. Noodig zijn contin
genteeringen en licentieeringen.
Dr. Kortenhorst verdedigde de
contingenteeringspolitiek als de eenig practisch mogelijke temidden
van de huidige werkelijkheid, die deze is dat de
vrijhandel dood is. Volgens dezen debater kan
een land als Indiëmet zijn actieve handelsbalans
niet met vrucht op eigen houtje een c
ntingenteeringspolitiek toepassen. Nederland zou in deze
PAG. 4 01 GROENE N*. 2*0
De strijd om den
TH. LIG
HET groote publiek pleegt zich alleen in
bewogen tijden met de moeilijke theore
tische ruilmiddel-problemen te bemoeien,
en als het daartoe overgaat is dat een hachelijk
verschijnsel. Men begrijpt van de vraagstukken,
die luidkeels op de hoeken van de straten behandeld
worden, bitter weinig; men luistert, tracht het gt ?
hoorde na te vertellen, meent soms een advies op t o
vangen, dat aanleiding kan geven tot een poging
om zich tegen alle gevaren veilig te stellen of oia
een gokje te doen. De beursstemming weerspiegelt
zoo nu en dan de onrust van het publiek in sterke
vraag naar bepaalde aandeelen of in gevaarlijke
speculatieve transacties. Men lette b.v. op de
stijging van de aandeelen in onze circulatiebank en
. in het gedobbel in de Weinige goudaandeelen, die in
Holland verhandeld worden.
De pas opgerichte Vereeniging voor Waarde vast
geld" wil bestudeeren op welke wijze men komen
kan tot minder schommelingen in de geldswaard.?.
Dit is een academisch vraagstuk, waarover biblio
theken vol geschreven zijn, en als de heeren niet in
actie komen vóór ze het over dit probleem eens zijn,
behoeft niemand zich ongerust te maken. Ze kunnen
dan eerst strijden over den voorrang tusschen dt u
grondstoffen-standaard van Professor Goudriaaii,
de Managed currency" van Professor Verri.,u
Stuart Jr., het herleidings-steisel van professor Met s,
den zilveren standaard, den dubbelen standaar» l,
etc. etc. Misschien komen de Monnaie-terrain" vu n
Law en de geldlooze maatschappij" van Bellac y
ook nog wel op de proppen.
Oplossing van het vraagstuk, welke standaard L 't
meest waardevast is, ligt echter niet in de bedoelii g
van de nieuwe vereeniging. Ze wil zich tot h't
publiek wenden met brochures en voordrachten,
en al staat dat ook niet in de oprichtings-circulaii ?,
een ieder weet, dat die uitingen propaganda zul), n
maken voor devaluatie. Men wil het geld los mak. u
van zijn gouden anker zonder het een compas l o
geven, waarop het daarna zal moeten varen.
Hierin schuilt het groote gevaar!
Er zijn devaluïsten van diverse pluimage in dei' >
vereeniging. Er zijn er ook, die het goud volstrekt
niet los willen laten, doch slechts de goudwaard o
van onzen gulden wenschen te Wijzigen. Deze voor
standers van den gouden standaard zijn het echter
materie reeds belangrijke offers ten behoeve va i
Indiëhebben gebracht.
De heer J. E. Stokvis stelde in 't licht e» -i
punt ook door Ir. de Jongh en den heer Gonggri.i ;?>
met nadruk gereleveerd dat Nederland t;i
Indiëelk uit een eigen economische structum
leven. Voor Indiën Nederland is de export van
Indiëvan veel meer belang dan de betrekkelij k
onaanzienlijke handel tusschen de twee lander.
Als de contingenteering tengevolge heeft ecu
kostprijsyerhooging voor de Indische
cultureen benadeeling van het consumentenbelang, kan
ze onmogelijk in.'t belang van Indiëzijn en uil
eindelijk ook niet in 't belang van Nederland.
Dinlander is nu al niet meer in staat een
doosj»lucifers ineens te koopen. Deze spreker weet
.ojde Indische markt voor de Nederlandsche textiel
industrie geen weg. Hij zou, als middenweg
contingenteering alleen in overweging willen
geven ter voorkoming van een Japansch mono
polie. De binnenkomst van Japansche artikelen
voor massaverbruik past in de economische
structuur van Ned.-Indiëen verzacht den nood
der bevolking. Als uitkomst voor de Westerache
industrie ?aet de heer Stokvis niet het pogen om
de Indische markt van textielgoederen min of
meer voor onze moederlandsche nijverheid te
reserveeren maar het leveren van kapitaalgoederen.
Beter een harde overgang dan een algeheele
ondergang. , '
De heer Gonggrijp had in zijn prae-advies de
stelling verdedigd dat Nederland en Indië, uit
hoofde van hun zeer verschillende structuur,
' elk een eigen en grootendeels tegengestelde politiek
zullen moeten volgen tegenover de Japansche
concurrentie. In Nederland een loonpeil, vél
hooger dan het Japansche; sterk verstarde kosten;
vervaardiging van veelal dezelfde waren die Japan
levert; een relatief koopkrachtig publiek; veel
kostbare vaste kapitalen in zijn ondernemingen
geïnvesteerd. Vandaar dat hij vreest, dat hand
having tegenover Japan .van de open deur,, zoo
men die zou aandurven, een afbraak en werke
loosheid zou beteekenen die geen regeering zou
gouden standaard
HART
onderling ook al niet eens. De n wil 15 pCt., de
tweede 25 pCt., de derde 40 pCt. etc. devalueeren,
wcor een ander wil het geld zijn juiste basis laten
zoeken en dus een poosje geheel los van het goud
laten blijven.
Men ziet: eensgezindheid omtrent de wijze van
uitvoering is er niet. Alleen onderschrijven alle
onderteekenaren de leuze: devaluatie !
Nu kan men nog vragen: willen ze allen die ver
andering in ons geldstelsel met hetzelfde doel?
Hierop zal men na eenige overweging ontkennend
moeten antwoorden. De industrieelen wenschen
kostprijsverlaging, waardoor ze hopen in staat te
zijn beter op do exportmarkten te
concurreeren. Voor hen beteekent devaluatie dus feitelijk
loonsverlaging, en deze mag niet gepaard gaan met
het stijgen van het binnenlandsch prijsniveau,
want dan zouden de vakvereenigingen spoedig met
eischen voor den dag komen, die de devaluatie
waardeloos zouden maken.
De agrariërs willen echter juist betere prijzen
voor hun producten. Zij willen dus allereerst prijs
stijging, verhooging van de kosten van levens
onderhoud voor de niet-agrarische klassen.
En wat Willen de vakvereenigingleiders, die de
circulaire van de Vereoniging voor waardevast geld
onderteekenden ? Dit is moeilijk te begrijpen.
Waarschijnlijk willen ze pleiten voor de noodzake
lijkheid van loonsverlaging en eigen machteloos
heid bekennen.om die langs directen weg door te
voeren.
Zou devaluatie ons waarlijk uit de heerschendo
moeilijkheden helpen?
Het gevaarlijke van de campagne tegen het goud
is, dat het groote publiek in den waan wordt ge
bracht, dat alles beter zal gaan als we ons gouden
tientje in waarde naar beneden brengen, waarbij
ons als verlichtende voorbeelden de voorspoed
van de landen, die gedevalueerd hebben, voor oogen
wordt gehouden. Dat wij meer dan eenig land
lijden van de beschermende maatregelen onzer
vroegere groote klanten (Engeland o.a.) en van de
ineenstorting van Duitschland wordt hierbij gene
geerd. Wij zijn een ,,duurte-eiland" I Dat komt door
onzen gouden gulden ! Men vergeet echter, dat we
hteeds een duur land waren, omdat hier grootere
teelmart heerschte dan in de meeste andere landen en dat
v-innen toelaten. In Indiëechter niets van alles:
- en moderne industrie die dezelfde goederen
> -ert als de Japansche (zeer enkele
onderne?? ingen uitgezonderd); een loonpeil, veel lager
'.?n het Japansche; een bevolking zonder eenige
?% '<>pkracht; de noodzakelijkheid van lage
produc4 "kosten voor de cultuurondernemingen; geen
v.-rstard economisch leven. Indien
contingenti-cringspolitiek onvermijdelijk is, aldus deze
l'iue-adviseur, dan worde deze voor Indiëgevoerd
met de ook naar buiten blijkende bedoeling om
? l" deur zooveel mogelijk open te houden, B ie t
"in de Indische markt zooveel mogelijk voor den
" fderlandschen export te reserveeren. Het sluiten
van die deur zou nadeelig zijn voor datgene wat
>"OL' Indiëen Nederland het belangrijkste is:
?l»'ii export der Indische cultuurmaatschappijen,
n.'uleelig voor het groote consumentenbelang der
1 ?>-volking, nadeelig voor de veiligheid van Indië.
-M «'t nadruk bepleitte de steller van dit exposé,
<!'t de Indische open deur voor vreemdelingen
111 '«-t worden gesloten. Hij vreest geen
monopolisti.-rho positie van Japan, maar de distributie
d-r waren moet als regel in handen blijven van
^'«'derlandsche onderdanen, blanke, gele en bruine.
?Tapan heeft afzetgebieden noodig en Indi
de goedkoope Japansche goederen best
ger bruiken» Welnu, laten wij de Indische deur voor
v< goederen zooveel mogelijk openhouden. In Indi
?is werkloosheid en veel dringende vraag naar
( arbeid voor geschoolden en gediplomeerden; het
Japansche volk vertoont een geringe, drang naar
emigratie; het distributieapparaat moet onder
onze controle blijven. Welnu, laten wij de Indische
peur sluiten voor vreemdelingen, onverschillig
van welke kleur ze zijn, Enkelingen kunnen toe
lating krijgen, bij wijze van uitzondering. Ten
Behoeve van óndernemingen van mijn- en
landtouw kan aan koelies een tijdelijke vergunning
tot toelating worden gegeven: Ten slotte is noodig.
hét uitbreiden van onze Indische luchtmacht ter
*ee tot het vier- of vijfvoudigo van wat ze is. Dit
ligt volkomen binnen ons financieeljbereik.
Deze' dingen zijn dadelijk noodig.
daarom onze terugval tot armoede en de daarmede
gepaard gaande aanpassing zoo uitermate moeilijk
is. Men verzuimt gewoonlijk ook er op te wijzen, dat
de zoogenaamde welvaart van Engeland stellig niet
alleen te danken is aan de devaluatie, doch dat
het geheele bedrijfsleven omgeschakeld werd door
overgang tot bescherming en de overeenkomst van
Ottawa. Bovendien worden de conclusies omtrent
de Britsche opleving wel wat gauw getrokken.
Heel in het kort kan hier gewezen worden op een
paar voordeelen, die de devaluatie ons zou moeten
brengen en daaraan kunnen de bezwaren worden
toegevoegd, die te veel over het hoofd worden gezien.
a. Devaluatie zou ons een binnenlandsche schul
denregeling brengen. De debiteuren zouden ont
heven worden van de te zwaar drukkende lasten,
die zo in betere tijden op zich namen. Voor het land
als geheel zou dit geen voordeel zijn, want wat de
schuldenaren zouden winnen, zouden de
schuldeischers verliezen.
Nieuwe rijkdom zou uit die gedwongen regeling
oiet voortvloeien. Men vergete bovendienniet.dat,
als de genomen maatregel het beoogde succes
zou hebben, dit het gevolg zou moeten zijn van
een belangrijke prijsstijging, welke echter door vele
devaluïsten als waarschijnlijk gevolg wordt erkend.
6. Devaluatie zou den export bevorderen. Het is
vermoedelijk juist, dat eenige bedrijven tijdelijk
voordeel van de regeling zouden hebben, vooral als
ze tijdig groote voorraden grondstoffen zouden
hebben ingeslagen. Dan zou echter het binnen
landsch prijsniveau niet noemenswaard moeten
stijgen, want gebeurde dit, dan gingen de voordeelen
weer te loor.
Verder zou het buitenland geen tegenmaatregelen
moeten nemen. Engeland zou ons b.v. niet door
verhoogde invoerrechten, contingenteeringen of ver
dere daling van het pond moeten treffen. Verwacht
men waarlijk dat onze buren den guldenval met
groote welwillendheid zouden beschouwen?
Vreest men niet voor den chaos, die daardoor zou
ontstaan, voor den wedloop naar het absolute
nulpunt ?
Engeland, dat thans het goud heeft los gelaten.
voert nog een ..goudpolitiek," waaruit men af
leiden kan, dat het op een voor dit land gunstig
KoninkI, Bloemhfeekerij Wilhelmina,"
'Charlts van Qlnniken & Zoon, Zundort, N.B.
Hit van oudi gunstig bokando adras voor
Dennen, tar bibossching(uitslultandInhaimichzaad)
Exotische Dennen-en Sparrensoorten,
Bosch» en Haagplantsoen,
Boomen en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis on franco.
Tol. Interc. Nn, 1. TalogranvAdros r Wilholmina, Zundort
oogenblik weer naar het goud terug wil. Amerika
heeft den dollar voorloopig weer gestabiliseerd en
heftig dringen velen er op aan thans geen nieuwe
experimenten te ondernemen. Zou het dan niet een
ramp zijn als de laatste vaste basis, gevormd door
het goudbloc, verdween en een internationale ver
wildering op valutagebied werd geschapen? De
voorstanders van devaluatie zien dit gevaar ge
meenlijk over het hoofd.
c. Devaluatie zou onze scheepvaart redden. De
Engelsche scheepvaart is door het loslaten -van het.
pond niet uit de moeilijkheden gekomen, zooals*
blijkt uit het faillissement van een der
allergrootste maatschappijen: de Royal Mail. Toch is het een
feit, dat onze scheepvaart ernstig lijdt onder da
valuta-concurrent ie. Werd de gulden losgelaten dan
zouden, aannemende dat de loonen onveranderd
konden blijven, de kosten bierdoor dalen, waarte
genover alle inkoopen in buiterüandsche havens
duurder zouden worden. De groote moeilijkheden
voor de scheepvaart schuilen echter niet hoofd
zakelijk in de te hooge kosten, maar in den over
vloed van tonnage en het subsidiestelsel in landen
als Amerika, Frankrijk, Italiëe.a.
De bedoeling van dit artikel is niet een weten
schappelijke verdediging te leveren vanden gouden
standaard. Daarvoor ,zou veel meer ruimte noodig
zijn dan dit weekblad bieden kan. Het wil echter
den niet-ter-zake-kundigen ervan doordringen, dat
het vraagstuk ingewikkelder is dan sommige geest
driftige devaluïsten willen doen voorkomen, en
dat zij dus goed zullen doen zich niet op sleeptouw
te laten nemen door propagandisten, die met
schoone beloften lokken tot een gevaarlijk avontuur.
BANZAI, HET JAPANSCHE GOKSPELLETJE
De wereld is in afwachting van hetgeen
Japan ter vlootconferentie zal doen.
Teekening voor De Groene van W. v. d. Elzen
Vijf-vijf-drie of vijf-vijf-vijf?
i i
f '
t,;
'i i'
1 J; ;
l!
li: l
M
PAG. 5 DE GROENE No. 299»
IJ
i il