Historisch Archief 1877-1940
f i]
te
) !l»
-J.*
T
),
'
?-S
i.
Gastronom, de grootste levensmiddelenwinkel van Moskou
Roebels en roebels
WAARDE EN BETEEKENIS VAN HET GELD IN RUSLAND
Mr. J. Huijts
ALS men graag sprookjes vertelt, kan men,
van een reis naar de Sowjetunie terug
gekomen, evengoed een verhaal doen van
hoe schrikbarend duur, als hoe bespottelijk goed
koop het er was. Men kan zich van den domme
houden en net doen alsof men gelooft, dat de Rus,
die in Gastronom twintig roebel voor een kilo
Hollandsche kaas betaalt, deze roebels heef t moeten
koopen tegen den koers van / 1.28, die voor den
vreemdeling geldt. Dan kost de kaas inderdaad
? 25,?. Men kan ook heel grootmoedig willen
schijnen en als men iets opgevangen heeft van een
goudwaarde van den papieren roebel van vijf of
zes centen, gaan uitrekenen, dat de kaas dus eigen
lijk nog goedkooper is dan bij ons en dat de tram
je voor een cent door heel Moskou brengt.
Zoo is het dus niet, Maar hoe is het dan wel?
We zullen probeeren er een idee van te geven;
voor meer dan een idee reikt onze plaatsruimte niet.
Om te beginnen: wat hebben wij eigenlijk met den
roebel uit te staan ? We mogen geen roebels in de
Sowjetunie invoeren en als we Weggaan, mogen we
ze niet uitvoeren. Ze zijn en blijven een binnen
landsche aangelegenheid. Als de Sowjetunie strikt
aan haar verplichtingen jegens het buitenland vol
doet, heeft dat niets te maken met den koers van
den roebel, maar wel met de noteering van het
vertrouwen, dat de Sowjetunie behoeft, om'op
crediet van het buitenland te kunnen rekenen.
We hebben zelfs niet met den ronbêl van doen,
als we ecu stukje kaas willen koopen, Want als
vreemdeling doen we dat niet in Gastronom, maar
in den Torgsinwinkel, waar de prijs in een gering
aantal kopeken genoteerd staat, dat tegen den
koers van ? 1,28 in ons geld omgerekend, ook nog
een gering aantal centen blijkt.
Maar ook de Bus kan hier slechts met goud en
zilver en buitenlandsche valuta terecht.
Wat is een. roebel? Als men zegt: een munt
eenheid van heel ?verschillende waarde» heeft men
iets geconstateerd, maar nog niets begrepen. Als
men zegt: het monetaire middel, waardoor de
sowjetmacht de heele oeconomie regeert en regelt,
staat men aan het begin van den weg, die tot het
antwoord moet leiden op de daarop volgende
vraag: hoe?
De roebel-waarde In de productie
OP het gebied van de productie is zijn functie
heel wat eenvoudiger dan op dat der distri
butie. In de productie is de roebel sinds jaar en dag
dezelfde gebleven, de roebel van 1926/27, die toen
in een staats-kapitalistibche maatschappij nog om
en nabij zijn volle goudwaarde bezat. Deze roebel
i's sindsdien, toen met het Eerste Vijfjaarsplan de
socialistische planmaatschappij in het gezicht
kwam, de reken waard e gebleven. Als men nog
weieens van gouden roebels spreekt, dan is de
uitdrukking volgens de prijzen van 1926/27" in
elk geval nauwkeuriger. In deze prijzen berekent
men steeds de geld-aequivalenten in de
Vijfjaarsplannen, de jaarlijksche controlecijfers en de
begrootingen van den staat en zijn lagere organen;
de verrekeningen tusschen den staat en zijn be
drijven, en tusschen de bedrijven onderling,
hebben er in plaats; het is de roebel, dien de boer
ontvangt, die aan zijn verplichting tot inlevering
van een deel van zijn landbouwproducten voldoet;
maar, behalve als hij het machine-tractorenstation
voor bewezen diensten betaalt en zijn verzekerings
premie voldoet, is het een hee andere roebel, als
de boer hem uitgeeft, en een heel andere roebel
in handen van den arbeider en den aangestelde,
die hem ter belooning van zijn arbeid ontvangen
heeft. De boer geeft trouwens niet alleen roebels
uit, die hij ontvangen heeft volgens prijzen van
1926/27"; hij ontvangt, als hij van het overschot
van zijn oogst nog een gedeelte aan den staat
of aan de coöperaties verkoopt, roebels volgens
conventioneelen prijs", den prijs, dien het
staatsprijzenbureau voor dezen handel van jaar tot jaar
opnieuw vaststelt; en op de kolchozmarkt ontvangt
hij roebels volgens op de markt te bedingen
prijs", die een regelrechten revolutiewinstmaker
van hem zou hebben gemaakt, als de staat niet
nu eens ruw, en dan weer uiterst behendig het
snoeimes had gehanteerd. In deze verscheiden
heid komt tot uiting, dat de boer een beetje een
fabriek, een beetje een arbeider en ook nog een
beetjo kapitalisme" vertegenwoordigt. Van den
arbeider en dit geldt ook voor den ambtenaar
kan men zeggen, dat de staat hem, voor zoover
niet in bewezen diensten die in de Sowjetunie
een zeer groote plaats innemen in roebels vol
gens conventioneelen prijs" betaalt, want de staat
immers bepaalt ook de prijzen, waartegen hij met
zijn roebels koopen. kan.
Zoo zijn we van het terrein van de productie
op dat der distributie gekomen. Als ook daar de
roebel zijn regeerende en. regelende taak wil blijven
vervullen en niet de speelbal van de elementaire
botsing van vraag en aanbod worden wil, moet er
een zeker evenwicht gehandhaafd worden tusschen
het aanbod van ge- en verbruiksartikelen en den
daartegenover beschikbaren geldvoorraad ouder de
bevolking. De in den beschikbaren geldvoorraad
uitgedrukte vraag is echter volgens prijzen van
1926/27", veel grooter, dan bet aanbod bevredigen
kan. De verklaring is eenvoudig genoeg. Tot
1926/27 duidde de prijs inderdaad een zekere
evenwicht van vraag en aanbod aan. Sindsdien
echter werd de voortbrenging van productiemid
delen sterk opgedreven, niet slechts in vergelijking
met, maar ook ten koste van de voortbrenging van
ge- en verbruiksartikelen, die immers voor een
gedeelte nog als betalingsmiddel voor productie
middelen aan het buitenland moesten dienen.
Dit moest dus door de onevenredige stijging
van het geldinkomen van de bevolking, dat niet
door een toenemend aanbod van ge- en verbruiks
artikelen in evenwicht kon worden gehoudep
prijsstijging, of wel waardevermindering van het
geld betcekenen. De bevolking kon haar roebels
uiet meer volgens de prijzen van 1926/27'.' blijven
uitgeven en als de staat daar verder niets aan
gedaan had, zou dat een ontzaglijk inflatieproces
zij u gaan beteekenen en op den duur de ineen
storting van het heele plan gebouw.
Het werk van den Staat
DE staat heeft echter wat anders gedaan. Hij is
de genationaliseerde woningruimte volgens di
oude prijzen blyven verhuren, bleef er de tarieven
voor de openbare middelen van verkeer en dr
belastingen in vaststellen en ook de prijzen vais
een aantal voor een minimu.n-levensonderhoud
onontbeerlijke levensmiddelen, die dan tegelijk
op rantsoen werden gesteld. Allerlei kleine afwij
kingen, bijv. een verhooging van de spoorweg
tarieven, met het klaarblijkelijke doel, om dr
spoorwegen ten gunste van het goederenverkeei
van een gedeelte van hét passagiersverkeer te ont
lasten, laten we hier buiten rekening. En wat nu
de rest van de ge- en verbruiksmiddelen betref t.
heeft de staat, alsof het den aanleg van een eler
trische waterkrachtcentrale gold, het niveauver
schil tusschen vraag en aanbod door een variati
in de distributie, waarop ook de prijs van in vloei!
is, nog weten aan te wenden als een kracht ten
gunste van het plan. Met een enkele aandui
ding blyve volstaan. Er is als het ware een gecom
bineerd kracht- en sluizenstelsel ontworpen, doov
de verschillende categorieën van coöperaties, doen
de z.g. commercieele winkels, door den
Torgsinhandel, die alle een verschillende prijsregelin:
hebben. In de eene, de coöperaties, schept men dooi'
planmatige bepaling de hoeveelheden goederen,
die voor bepaalde groepen der bevolking ter be
schikking gesteld worden en baat aldus het tekort
aan deze goederen uit, om het niveauverschil
tusschen vraag en aanbod zoo te regelen, dat
dmenschelijke arbeid stroomt naar de plaatsen.
waar men hem het meest behoeft, de beroepen en
industrieën, die voor de ontwikkeling van d<;
sowjethuishouding het meest beslissend zijn.
Daarbij speelt het geld nog een ondergeschikte ro'..
Iets anders wordt het in de commercieele winkel;-.
waar juist naar een zekere niveau verevening van
vraag en aanbod gestreefd wordt, maar ook hier
niet volgens elementaire wetten, maar volgens d ?
verhoudingen, welke n macht, de staat, di?>
zoowel de koopkracht als de prijzen regelt,
wede:overeenkomstig zijn algemeeue plan bepaalt; d"
sowjet- of kolchozmarkt, waarop de prijzen ge
heel vry" bepaald worden, werkt eigenlijk precies
eender, behalve dan dat hier weer door een
kunstkgeconstrueerde vrijheid" het aanbod geprikkeld
wordt, dat immers uit de voorraden, welke te'1
vrije beschikking van de boeren gebleven is.
komen moet.
Déwerkelijke waarde
MAAK nu zijn waarde ? Uit al het geschreven*!
valt wel op te merken, dat de goederenprij<
daarvoor geen juisten maatstaf biedt. Als evenings»'
punt, tusschen vraag en aanbod, zou men haai,
heel in het vage, kunnen aanwijzen tusschen dez<;
twee beweringen in: dat een sowjetburger met ecu
gemiddeld inkomen ongeveer vier maal zooveel
geld noodig zou hebben, als de heele
sowjetdistributie op het spoor van bet commercieele handels
verkeer geleid werd en dat, als men de prijzen
van een reeks artikelen in het vrije verkeer ver*
gelijkt met de wereldhandelsprijzen, men tot een
gemiddelde waarde van den roebel van vijf of zes
(Am.) centen komt. Daarbuiten valt dan aan den
eenen kant de planroebel, die zich aan de prijzen
van 1926/27 houdt, en aan den anderen kant do
roebel, waarmede voor enkele zéi'r schaarsche
dingen wordt betaald, /.ooals bijv. een goed horloge
of een fotografietoestel. In de distributie heeft de
roebel ^ ongetwijfeld slechts een deel van zijn
Belastingvraagstukken
l ;
BEGROOTINGSVARIA
W. H. Meyburg
Omzetbelasting
IX do rede, die Minister Oud ter verdediging
van zijn beleid in de Tweede Kamer heeft.
gehouden 1), wordt nogmaals de indruk
ver.sterkt, dat de weg naar een sluitende begrooting
lang en moeilijk is. Het is als een tocht door de
jungle. We gaan voorwaarts met het kapmes in
de hand, twee passen vooruit, een pas achteruit.
Maar de nevelen trekken op en dezen bewindsman
ontbreekt het niet aan vertrouwen in den goeden
afloop van den tocht.
Het begrootingstekort over 1934 werd
aanvankelijk geraamd op 30 millioen. Daar de tegenvallers
ons in dit jaar niet zijn bespaard, moest deze ra
ming worden herzien en geven de laatste bereke
ningen een defecit van 92 millioen. Van dit ver
schil is 25 millioen te wijten aan de teleurstellende
cijfers der Omzetbelasting, die naar verwacht
wordt inplaats van de geraamde 8lV3 millioen in
1934 slechts SO1^ millioen zal opbrengen; voor
waar een slecht entree. Het blijft een open vraag,
<»f dit tekort geheel moet worden toegeschreven
aan factoren, die zich bij de invoering lieten gelden
en dus de raming voor 1935, die opnieuw op Sl1/^
millioen werd vastgesteld, zal worden gehaald.
In de ontvangsten der achter ons liggende maan
den zit geen lijn. Alleen valt te constateeren, dat
deze elke maand met wanhopige regelmaat ver
beneden 1/12 van de begroote jaarlijksche ont
vangsten blijft, waarbij de maand Maart fungeert
als de uitzondering, die den regel bevestigt. De
Alinister is hier al meer bescheiden in zijn wenschen
en spreekt de verwachting uit, dat de opbrengst
in 1935 70 millioen, of misschien nog wel wat meer
zal bedragen, hoewel de raming 1934 eenige
maanden geleden voor 1935 werd gehandhaafd.
In ieder geval gaan we 1935 in met een
ambtenarencorps, dat zich met de invoering van deze
wet geleidelijk heeft vertrouwd gt maakt; op l Jan.
1934 lagen nog grodte voorraden goederen vrij
van omzetbelasting bij de handelaren, welke nu
reeds lang in het verkeer zijn opgenomen en zoo
zouden we nog op eenige lichtpunten voor 1935
kunnen wijzen. Laten we voor onze staat sfinanciën
hopen, dat deze belangrijke heffing niet te veel
achterblijft en de oorspronkelijke opzet blykt niet
al te hoog te zijn aangeslagen.
Het geraamde tekort op de overige middelen van
10 millioen zou nog wel tot een gelukkige
ontknooping kunnen leiden want met name de directe
belastingen hebben zich in 1934 tot nog toe goed
gehouden.
Crisis Inkomstenbelasting
D II-Crisis Inkomstenbelasting heef t geen. voorspoe
dige geboorte. Liefde tot het beginsel om van
hen, wien het in deze benarde tijden vóór den wind
bleef gaan, een extra bijdrage te vorderen, leidde
ertoe, dat een ontwerp van wet aan de Tweede
Kamer werd aangeboden om deze crisiöwinstmakers
te treffen. De gelukkigen, die in vergelijking met
het belastingjaar 1931/1932 hun inkomen met
minder dan 10 pCt. zagen dalen, zouden worden
getroffen.
Bij de voorstanders van een Crisis Inkomsten
belasting onderscheid ik twee groepen. In de eerste
plaats zij, die den nadruk leggen op de crisiswinst
(als peüdant van de oorlogswinst), welke in enkele
bedrijven inderdaad wordt gemaakt, afgescheiden
van het verschil in koopkracht van den gulden.
Het komt mij redelijk voor om van hen, wien deze
crisiswinsten door een gril van de fortuin in den
schoot worden geworpen, een noodoffer te vragen.
Verder gaan zij, die sterk onder den indruk zijn
1) Rede van 13 Nov. 1934.
nominale waarde; welke, is er/echter ook al weer
van afhankelijk, langs welken weg een mensen
voornamelijk ? in zijn levensonderhoud heeft te
voorzien, zoodat een algemeen cijfer steeds meer
een abstractie worden zou. Daarentegen kan men
in het productieproces zonder bezwaar den roebel
van 1920/27 aanvaarden; want de staat, die geld»
gever, geldnemer en bemiddelaar tusschen beide
tegelijkertijd is, heeft dezen als het controlemiddel
op zijn boekhouding gekozen en als controlemiddel
is hij even onveranderlijk als de meter of het kilo
gram.
van het gemis aan waardevastheid van ons ruil
middel en er een «nbillijkheid in zien, dat degene,
wiens geldinkomen gelijk is gebleven (die thans
evenveel zware guldens" ontvangt als vroeger
lichte"), in verhouding evenveel belasting betaalt
als degene, wiens geldinkomun evenveel of meer
gedaald is, dan de koopkracht van den gulden is
gestegen. Het is deze laatste gedachtegang, dien
men in het ontwerp terugvindt, waar ook een
extrabijdrage wordt geëischt van hem, wiens inkomen
niet of nagenoeg niet is gedaald. En hierdoor zou
deze last ook worden gelegd op dat deel der jongere
generatie, dat zich gelukkig mocht prijzen door een
stijging van inkomen of daling van levensstan
daard bij gelijk gebleven inkomen de stijgende
gezinsuitgaven op te vangen. De vrees was niet
denkbeeldig, dat de technische onvolmaaktheden
der wet op de Ink. Bel. bij de vergelijking van het
inkomen over twee belastingjaren tot onzuivere
uitkomsten zouden leiden. Het is verblijdend t
hooren, dat de aangevoerde bezwaren indruk op
dezen bewindsman hebben gemaakt:
Moet aan alle bezwaren worden tegemoet
gekomen, waarvan spreker de gegrondheid erkent,
dan vreest spr., dat de kosten van uitvoering en
van controle veel te hoog worden in verhouding
tot de opbrengst".
Bezwarende kosten
EFFICIENCY toch gebiedt naast de geraamde
bruto ? opbrengst der belasting ook de kosten van
uitvoering wel degelijk te laten gelden. Een wet,
die een groot aantal ambtenaren noodig maakt
om een betrekkelijk geringe opbrengst aan 4*
staatsontvangsten toe te voegen, is een onding.
Deze idee verdient, gezien onze gecompliceerde
belastingwetgeving, nog op ruimer gebied over
denking dan alleen als bezwaar, aan de invoering
van de crisisinkomstenbelasting verbonden. Het
is aardig, daarbij de twee nieuwe heffingen, die in
1934 werden' ingevoerd, naast elkaar te stellen
nl. de Couponbelasting en de heffing van Instel
lingen in de Doode Hand. Uit de bepalingen van de
Couponbelasting blijkt de eenvoudige uitvoering
(zegels plakken door belanghebbende en controle
van «on zeur eenvoudige aangifte). Ki-n dergelijke
wet zal, wannoor eenmaal d« mot'ilijkheden bij
de invoering zijn overwonnen, met een minimum
aan personeel, en dus aan kosten, toch goed kunnen
worden uitgevoerd. De raming voor 1934 bedraagt
U,4 millioen. Daartegenover staat de Doode l
landbelasting met een nuttig effect van 3 millioen.
Maar hierbij zullen jaarlijks veelal ingewikkelde
vermogensopstellingen worden gecontroleerd, waar
aan de belastingadministratie haar toch al zoo
verdeelde aandacht zal moeten wijden.
De Minister heeft dan ook duidelijk doen blijken,
dat met crisisinkomstenbelasting voorloopig geen
haast wordt gemaakt. En wanneer we temidden
der voortwoekerende crisis hooren, dat
crisisinkomstenbelasting tengevolge van de practische
bezwaren niet als urgent wordt beschouwd, is
de conclusie niet te gewaagd, dat dit ontwerp wel
in het mausoleum zal worden bijgezet.
In dit' verband zij er op gewezen, dat de vraag
meermalen is gerezen, of bepaalde
bedrijfscategoriëen groot profijt van de crisis trekken. Er is
een periode geweest, waarin de sterke daling van
de groothandelsprijzen slechts langzaam door
werkte op de kleinhandelsprijzen. Dit kan voor
zeer bepaalde categorieën van neringdoenden een
goede tijd zijn geweest. Verder zullen
contingenteeringsbesluiten bij veel nadeel ook aan bepaalde
groepen, die zich meer op de binnenlandsche markt
oriënteerden, een voordeel in den schoot hebben
geworpen. Voorts noemen we de industrie die by
de uitvoering der crisiswetgeving is betrokken.
Men moet echter niet vergeten, dat men, vóór van
een conjunetuurverschijnsel kan worden gesproken,
hetwelk belastingheffing wenschelijk, ja noodig
maakt, zooals dat in 1914/1918 het geval was,
niet kau volstaan met enkele gevallen, die de
spraakmakende gemeente wét. En uit de gepu
bliceerde jaarverslagen krijgt men wel den indruk,
dat bij enkele groepen een verhoogde winstmarge
kan worden geconstateerd, doch dat daartegenover
veelal de daling van de omzetten dit voordeel
weer rijkelijk opheft.
Op de helling
HET onticeip ran icet op de besloten Saamlooze
Vennootschappen maakt volgens de herhaalde
mededeel ing des Ministers een punt van onder
zoek uit. Wanneer het scheepje gebreeuwd en
geteerd de 'helling verlaat om opnieuw de fel
bewogen golven van de zee der critiek te trotseeren,
zal er gelegenheid worden geboden, de door den
bouwer aangebrachte verbeteringen te bezichtigen.
Laten we nu deze heerlijke rust om dit meest
omstreden ontwerp niet verstoren.
Het versche kadetje of de wonderen der techniek
Teekening voor de Groene door W. v. d. Elzen
l ,
'il
Het kadetje tot Minister Slotemaker de Bruine: Hoera, hoera, daar ben ik, pa!'
::i
"WK"
PAG. fr DE GROENE Ne. 2999
PAG. 7 DE GROENE Ne. 2999