Historisch Archief 1877-1940
Feuilleton
SCHIP ZONDER TIJD
Jéf Last
EK zijn schepen, zouals onze kleine, nauwe
lijks 300 ton metende ABELLA, waaraan je
nog jaren later met een zekere, misschien
ongemotiveerde, teederheid terugdenkt.
Do knoopen, die ik eens, bij de marine, voor mijn
«samen matroos 2e klasse heb moeten leeren, ben
ik al lang vergeten, ik zou geen splitsje in een
staaldraad meer zonder fouten kunnen leggen, en
wanneer ik 's morgens naar mijn armen en handen
kijk die nug slechts zelden een zwaarderen arbeid
Ie verrichten hebben dan het hantcereh van mijn
vulpcnhoudcr, herinneren alleen een paar tatoeages,
waarvan de kleuren reeds beginnen te verbleeken,
aan de dagen dat ik bij stormweer, boven op de
zalings de losgeraakte pardoens vast moest zetten.
Maar verleden keer, toen ik, aan den overkant van
de Maas, de slanke masten van een schoenert je zag
opgaan achter de lompe kast van een Rijnaak,
vergat ik de conferentie waarvoor ik naar de stad
was gekomen en de spreekbeurt, die ik dien avond
in de Bijenkorf moest houden en liet ik mij
over?/etton door een roeier in de dwaze hoop, dat uit de
deur van de kombuis de spitse kronkelneus van
onzen kok op zou duiken, of dat het wellicht Japiu
was die ginds op een plank onder den boeg. met
?Ȇn bikhamer een roffel sloeg op de scheepshuid.
De jongens zijn verspreid over alle zeeën der
wereld, maar de ABELLA leeft als ccngoedschip"
voort in je gedachten.
De 'JAGERSFONTEIN daarentegen was een slecht
schip, zoo eentje waarvan je reeds een half uur na
het uitvaren van don Waterweg met dure eeden
zweert dat je geen tweede reis op de beroerde
pokkenschuit zult maken.
De jongens beweerden dat or een vloek op rustte
? ?mdat het uit Hottordam vertrokken was zonder
hot tijdsignaal af te wachten wriarop meestal de
?chronometers gelijk gezet werden.
..JSchip zonder tijd°' heette het smalend en inder
daad was or nooit' tijd om de kolen goed to ver
werken, de luikon te schalken of de lading be
hoorlijk (f sjorron voordat mon in zee was, nooit
lijd om lu>l logies eens -onder handen te nemen
wa'ar. bij iederen storm, het bluswater over den
bak bij straaltjes neerdroop in onze kooien, waar
we het zoo goed als* het ging met gootjes van hand
doeken on stukken zeildoek weer verder trachtten
te leidon. geen tijd om ooit sloepenrol te houden
of den*ind$langbeschimmelden voedselvoorraad in
do booten door nieuwe to vervangen. Kwam de
boot Vrijdagmiddag in Kaapstad of Durban binnen
on rekende je al op oen lokker boerennachtje en een
vrijen Zondag, dan kroog jo in plaats daarvan
overwerk tot bij zessen on mocht je, op zee,
tussehcn oen roert orn en uitkijk door, ju'vrijen
Zondagbesteden voor plunje wasschon.
En toch was du JAOEKSFONTKIX' een deftige boot
met stuurlieden van do Amsterdamsche kweek
school, die allon op z'n minst reserve-officier waren
bij de marine, en zooveel eerbied voor onze zes
passagiers dat matrozen en stokers hun waschgoed
niet in den wind aan dek. maar beueden in het
gedouipte hol. dat tegelijk als slaaphok en schaf t hut
. dienst deed, te drogen mochten hangen. Zelfs de
bootsman, wiens mgedroogde gezicht altijd schuil
''ging onder du enorme klop van oen-pet met een
vergulden stoenbok, beeldde zirh in. dat hij alleen
door oon militairen commandotal>u en manieren
Teckcning
.F. Ooeve
van honderd gulden wie me legt" den wind er
onder kon houden.
Direct onder den bootsman stonden wij jongens, .
het geelbleeke, van huis weggeloopen boefje voor
de stokers en ik voor de matrozen, en ondervonden
dat, zoo hot schip zonder tijd uit Rotterdam was
wegge varen, dit voor ons betoekende dat er ook
geen minuut vrije tijd op over kon schieten. Vast
overtuigd dat luiheid een oorkussen des duivels
voor jongens beteekent, wist de bootsman van
vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds als hy
zijn laatste koffie kreeg altijd weer een nieuw
werkje voor ons te vinden of stuurde ons, als hij
hcelemaal niets anders meer kon bedenken, naar
den bak omdat het poetsen van de hel altijd een
aardige bezigheid is voor een jongen". Voor mij
speciaal was het schoonmaken weggelegd van den
poreuzen steen in de waterfilter. De steen liet het
water natuurlijk slechts langzaam doorsieperen en
wanneer dan in de tropen, de matrozen fli'nk dorst
hadden zonder dat er water uit do kraan kwam, ?'
heette het natuurlijk dat de jongen de steen liet
vervuilen. Tot ik op een goeden dag het geluk had
den steen te breken. Nadat ik de twee helften zoo
goed het ging met een touwtje weer op elkaar
gesjord had stroomde het water direct door de
barst heen en kreeg ik den naam de eerste jongen
te zijn die nu werkelijk eens goed zorgde voor de
filter.
Mijn herinneringen aan de JAGERSFONTEIN zijn
nauw verbonden met die aan Gerrit. Gerrit was
drie jaar jonger dan ik, maar hij had het gezag van
iemand die op de maatschappelijke ladder reeds tot
lichtmatroos was geklommen, en de zekerheid van
optreden van den self-made man die, reeds met elf
jaar van huis weggeloopen, als duvelstocjager op
oen sleepboot, 's nachts met de koperen sirenepg'p
in z'n arm sliep om te voorkomen dat ze gestolen
zou worden.
Gerrit was het bewegelijke wyzertje dat aan
boord de weegschaal tusschen do natuurlijke ge
moedelijkheid van den zeeman on de geïrriteerde ,
onvermoeidheid van den fabrieksarbeider, in
evenwicht hield; Ze scholden hem uit wanneer hij
telkens weer, verwaand, z'n neus ongevraagd stak
in hun zaken, ze lachten om hem als hij bedrijvig
aan kwam springen om het zaakje wel eens even to
klaren, maar ze riepen hem tenslotte toch altijd
weer er bij wanneer ze in de kabels van hun leven
oen kink vonden die ze er alleen niet uit- konden
halen.
Persoonlijk had Geriit voor zijn eigen moeilijk
heden nooit hulp noodig. Gerrit geloofde daarvoor
te vast in 't beginsel van eigen richting. Wanneer
de bootsman Gerrit dagen lang koejeneerde, dan
scheen het alsof hij zich daar niet meer van aantrok
dan of een nijdig schippershondje aan dek stond te
blaffen, maar observeerde intusschen nauwkeurg
iedere eigenaardigheid en gewoonte van zijn vijand.
Gerrit ontdekte nu, dat de bootsman de .gewoonte
had zich iederen morgen een paar keer te laten
porren eer hij opstond. Pas als de jongen voor den
derden keer zijn roffel op de deur sloeg onder
bijvoeging dat het nog maar vijf minuten voor vijf
was en de stuurman al aan dek stond, sprong do
bootsman als een duiveltje uit een doosje zijn kooi
uit. trok in vliegende haast broek en hemd aan,
schoot, zonder er naar te kijken, in zijn muilen,
die hij den avond te voren altijd voor do deur van
zijn hut klaar zette, en vloog in n gang het dek op.
(Jerrit nam de voorzorg de beide muilen delicaat
met een paar spijkers aan het dek van de hut vast
te nagelen en de bootsman' vloog den volgenden
morgen, ten aanschouwe der verheugde bemanning,
die zich van te voren reeds bij de deur verzameld
had, niet het dek op, maar met zijn neus tegen het
schot van de gang aan.
Gerrit hielp steeds zichzelf, en wanneer 's avonds
de anderen met lange tanden het schurrefie ver
orberden dat de kok opgewarmd' had, kwam Gerrit
meestal verheugd met een paar blikjes zalm, een
schotel kroketjes van do eerste klas of een bus
bloedworst het logies binnen, die hij ergens ..had
gevonden". Dan was het bijna, angstig oni do
.hongerige, afgunstige blikken tu volgen waarmee
lange Hannes iedere beweging van Gerrit volgde
als die, tergend langzaam om beter van zijn succes
te genieten, de busjes opende. Hannes was, op het
laatste oogenblik voor de afvaart, als
opstapperA/J /e me nou n/et verte/t, waar
je d/e e/eren vandaan haalt...."?
aan boord gekomen, zouder stroozak of plunje.
Hij leende van den een een oude deken, van den
ander een paar schoenen, van een derde een jekker
als hij 's nachts op wacht moest. Een donkere,
blauwgrijze holte teekende zich tusschen de pezigo
spieren onder zijn kin en z'n gezicht had een gele,
onnatuurlijke kleur, als van iemand die lang in de
gevangenis heeft gezeten, zijn tanden, als hij den
mond tot een grimmig lachen opende, herinnerden
aan die van een wolf en wanneer hij aan het gesprek
deelnam, was het meestal slechts om te schelden
op de maatschappij, de officieren, den bootsman,
de andere matrozen en vooral op het eten. Hij was
als een hond die gewend is aan slaag en die zich
reeds schrap zet om te bijten en begint te grommen
wanneer iemand de hand uitstrekt, zelfs al is het
slechts om hem te streelen l
Meestal, nadat hij eerst (want plaagzucht is een
van Gerrit's meest opvallende karakterstreken)
een tijd lang doet alsof hij de hongerige o ogen van
Hannes niet opmerkt, schuift Gen-i t hem tenslotte
oen buiten verhouding groot stuk van den buit tou.
maar Hannes is daarmee niet tevreden. Het vreet
in Hannes, dat hij den weg niet zelf ontdekken kan,
waarlangs Gerrit zijn provisie opdoet, al verschil
lende koeren, soms door dreiging, vaker door list.
on een enkele maal, door vertrouwelijke vriendelijk
heid, die hem slechter dan al het andere afgaat,
heeft Hannes geprobeerd daar achter te komen.
Als we voor Walvischbaai liggen en de planken
overal buitcnboord hangen om het'schip te verven,
komt Gorrit iederen avond het logies binnen met een
theeketel vol eieren.
Hannes neemt hem ter zijde.
..Als je me nou niet vertelt, waar je die eieren
vandaan haalt, loop ik een dezer dagen gew< on
naar de hief en vertel dat er gegapt wordt."
Zou je dat werkelijk doen, Hannes?"
,.Ik zweer het je. Wat jij kan krijgen, heb ik nel.
zoo goed recht op l"
Kijk eens Hannes, als de bootsman om drie uur
oen uiltje gaat knappen, hang ik mijn plank op bij
het proviandhok. Je doet of je verft, maar in wer
kelijkheid hoef je je hand maar door de patrijs
poort to steken. Als je wilt mag je het zelf
proboeren, maar wees in godsnaam voorzichtig of hot
heele spel is bedorven!"
' Hannes is tevreden, maar een oogenblik
lateizoekt Gerrit den chief in zijn hol op: Heb je niet
gemerkt chief, dat er den laat sten tijd eieren zoek
raken uit je voorraad?" '
Xu je er over spreekt Gerrit, het is me inderdaad
opgevallen dat de voorraad snel opraakt. Maar ik
sluit toch altijd zorgvuldig de deur af als ik uit hot
hok ga!"
Misschien zou ik je wel een wenk kunnen
geven, maar ik wil niet dat de jongen die het doet
or in luist. Een klein lesje gun ik hem wel, maar
niet dat het voor den stuurman komt met boetes
en meer van dat gedonder."
Grimmig zegt de chief: Ik zal mezelf wel helpen.
Als je me een tip geeft Gerrit, beloof ik je op mijn
woord dat ik er officieel geen werk vanmaak en
krijg je vanavond wat extra spullen van me mpo
om in het foc'sle te verdeelen."
Zorg dan maar dat je je vanmiddag, omstreeks
drie uur, een beetje verdekt opstelt achter do
patrjjspoort van je proviandhok!" .
Belangstellend vraagt Gerrit dien avond aan
lange Hannes die met een extra verbeten gezicht
nijdig in den hoek zit: Wat scheelt jou? Waar
zijn de eieren?"
Verrek, zegt Hannes kwaadaardig, jij met jo
praatjes. Nauwelijks steek ik Vanmiddag nüjn
arm door die beroerde poort of iemand'grijpt
mijn pols beet dat ik 'm niet terug kan trekken
en meteen krijg ik ram op mijn klauwen dat
m'n knokkels nog blauw zien !*'?'.
Hoe is 't mogelijk!" Gerrit hüichelt een diep
verontwaardigde verbazing. ..Nou zien jelui het
eens!. In een zwak oogenblik geef ik Hannes
hier een tip, maar natuurlijk is hij onvoorzichtig
geweest en 't gevolg is dat m'n weg kapot is!
Vanavond geen eieren. Een geluk nog dat ik me niet
hcelemaal op Hannes heb verlaten. Uit zijn kooi
haa.lt hij een zak met een aantal blikjes sardines,
tomaten en een flesch rooden wijn: Maar dat
is nou ook beslist de laatste keer geweest dat de
gelaarsde kat iemand den weg wijst naar zijn
muizen l" .
Mijn s herinnering aan de JAOEHSFOXTEIN is
voornamelijk mijn herinnering aan Gerrit.
Een mooie lamp van Jaspers, schept de juiste sfeer
in Uw kamer. Wij hebben een groote collectie
prachtlampen.
JASPERS
CEINTUURBAttN 3O8
AMSTERDAM TEL 21OOG
PAG. 32Of GROENE No. 3012
Kladschift van Jantje
's Werelds wonderlijk marionettenspel
en de man die aan de touwtjes trekt
Croquante croqnetjes
. ALIDA ZEVENBOOM
KRIJGEN wij nu nog een car
naval in Amsterdam, ja of
neen? Ik heb er over in de
krant gelezen dat dokter Maup de
Hartogh er mee bezig was en wat die
aanpakt, lukt ook wel, maar ik hoor of
lees er niets meer over en als het niet
doorging, zou ik het jammer vinden
want een mensch heeft wel een ver
zetje noodig in dezen tijd en ik heb
nog altijd een Colombine-costuum
liggen waarin ik vijf en twintig jaar
geleden mee naar Limburgia" ben
geweest en ik mag zeggen dat ik er
goed in uitzag en ik heb dien avond
heel wat heeren achter me aan gehad
die een dansje met me wilden doen en
met me drinken en ik hoop
dat iemand me er om zal uitlachen
'maar ik heb het van de week bij het
opruimen van den zolder in een doos
gevonden, goed onder de kamfer, en
er was nog geen motgaatje in, wat ztf
van mij, helaas, niet kunnen zeggen,
on ik heb het aangepast en het zat me
nog als aan.het Ujf gegoten waaruit u
kan nagaan dat ik nog altijd mijn
góéde figuur heb behouden en geen
vermageringskuren hoef te doen en
niet allerlei bocht 'hoef te drinken
voor mijn lijn en ik stond netjvobr den
spiegel zoo'n beetje te draaien toen
meneer Stiefstra binnen.kwam en me
niet zoo gauw herkende omdat hij me
op mijn rug zag en wil u wel gelooven
De oogen van Amsterdam kij
ken door een bril van Schmidt
J. M. SCHMIDT. opt,ci.-n, RoUin 77
dat ik een gil van de schrik gaf toon
hij op me afkwam op zijn t oenen en
me een zoen in mijn hals gaf? Ik had
hem haast een klap op zijn wang
gegeven maar kan je dat een huurder
doen die altijd prompt op tijd mot zijn
huur is en nog heel wat extra's op zijn
boekje heeft? En dat gezicht van
meneer Stiefstra toen hij zag wie
Colombine was)
Ja, waarom zouden wij niet eens een
vroolijk Carnaval in Amsterdam vie
ren? Dan krijgen wij, niet zoo heel
jonge vrouwen, ook nog eens een kans
om ons ongegeneerd te amuseeren
want als ik nu eens uit den band zou
willen springen, zou je al heel gauw
achter je rug en ook in je gezicht te
hooren krijgen: Kijk dat oud stukje
lampenkatoen zich eens aanstellen i"
en hebben -wij niet net zoo goed recht
op wat plezier als de jeugd, neen,
hebben wij er met al onze dagelijksche
zorgen, niet veel meer recht op? Wat
zijn de pleziertjes van ons, oudere
vrouwen? De poes en de kanarie en
daar houdt het thee op. Een enkele
keer op een vrijbiljetje van ons
acteurtje naar den schouwburg en dan
zijn de stukken meestal zoo hoog van
begrip dat je er met je hersenen niet
bij kan en het verstandigste doet maar
in slaap te vallen dan spaar je
tenminste vuur en licht thuis uit. Die
gezellige dameskransjes uit den tijd
van mevrouw zaliger kennen wij ook
al niet meer en dat was elke week een
feest voor de dames de eene week
by die en de andere bij die en de
heele Bocht ging er over de tong en
ik heb heel wat in die dagen opge
vangen eii als ik nog eens mijn herinne
ringen ga opschrijven, dan zou ik heel
wat kunnen vertellen van de Bocht en
u zou met groote oogen staan te kijken
want er komen in de beste families
dingen voor....
Ik ben nu lid geworden van een
bridge-clubje dat eiken Vrijdagavond
op het bovenzaaltje van het caféhier
om den hoek bij elkaar komt maar het
bevalt me niet erg. Ik ben nog niet
erg sterk in het slemmen en tot nu toe
heeft 't me altijd een klein bedrag aan
dubbeltjes gekost en dat gaat me aan
mijn hart en ik geloof ook niet dat ik er
aanleg toe heb. Zwarte Pieten kon ik
goed en loterijen wou ook nog wel
eens maar dit ingewikkelde
bridgespel, daar kan ik mijn hoofd maar niet
mee breken. Alleen hoor je nog wel
eens wat van je buren en dat is altijd
goed en wie zou dat nu gedacht
hebben dat die dame in haar pans
peignoir die altijd op het balcon stond
van 't zomer als meneer Stiefstra
uitging, een onbestorven weduwe is
met een stuk of wat kinderen? En do
dame van schuin-benedcn me is ook
niet veel bizonders, zeggen de dames .
van de club en ik ben maar blij dat er
niqts op me te zeggen valt en ik Vind
het luisteren op de club eigenlijk veel
gezelliger dan het kaarten en wat hfib
ik verder voor vertier in mijn leven?.
Het beetje familie dat ik heb, geeft me
maar last en als neef uit de Comm
linstraat niet komt om een leeninkje te
sluiten omdat hij weer eens een van
zijn reuze-ideeën heeft, is het nicht die
weer in haar huishouden te kort komt
en kleine Ali is een echt kind van haar
ouders en ik kan dat kind moeilijk iets
weigeren en nu wil zégaan zwemmen
omdat zij pok al aangestoken is door
die Willy en Hie die je dagelijks in de
kranten ziet staan in hun bloote lijfjes
en ik vraag, me wei eens af Waar dat
met die wichten van. nog geen vijf tien
jaar naar toe moet en of dat nu wel
goede opvoedkunde is. Ik kan met de
hand op mijn hart zeggen «lat nog
nooit een man meer .van. nu» gezien
hoeft dan mijn gezicht, mijn handen
on van do week meneer St lof stra mijn
hals toen ik dat costuunipjo. van
Colombine aan.had en hot was nog
niet eens een lago hals zoon l* zij tegen
woordig zoo onbeschaamd dragon on
ik geloof dat' ik daar mijn behoud aan
'te danken heb en niv wil Ali ook ai
gaan oefenon om hard-zwoinster te
worden en hot schijnt nog al oon
kostbare sport to zijn al heb je or niet
veel voor noodig want telken* kt nit zo
um oon voorschotje on wei-t u wat zo
van de week togen me zt-ir- ..Als ik
straks het record van Willie sla, weet
u wat ik dan zal zeggen 'r Dat u me
getraind heeft en dan komt u ook in
de krant!" Net of dat het mooiste is
wat tegenwoordig een monsch knu
overkomen!
BLUT UNO BODEN ?
De leut rïejt: Hitlcr Heil ?!
Hij zwaaide niet zijn bijl»
Hij heeft twee jonoc vrouwen
'/ Hoofd van dm romp (j f h
Toen plakte men -plakkaten
In de Berlijnsche stralen
Want iedereen moest lezen
Waarom het zoo moest wezen.
Men moest diévrouwen doodeti
Tot heil van Blut und Boden"'
Het Xazi-Sbcialisme
Lijkt ietwat op Sadisme.
~ JÖCHANAAX
KUNSTZAAL VAN LIER
' ' ROKINIJ6===
XM SJERP. AM
DOORLOOPEND TENTOONGESTELD
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLANDSCHE
???-,, EN BUITENL MEESTERS
ROP
» 23!
ir.
P"
Hl
Yor
OM
% !
Ml
CM
III
nr
,«.'
ln
.?l'.
f '
?i t '
PAG, 23 OE GROENE Ne, UU