De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 23 februari pagina 13

23 februari 1935 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Feuilleton SCHIP ZONDER TIJD Jéf Last EK zijn schepen, zouals onze kleine, nauwe lijks 300 ton metende ABELLA, waaraan je nog jaren later met een zekere, misschien ongemotiveerde, teederheid terugdenkt. Do knoopen, die ik eens, bij de marine, voor mijn «samen matroos 2e klasse heb moeten leeren, ben ik al lang vergeten, ik zou geen splitsje in een staaldraad meer zonder fouten kunnen leggen, en wanneer ik 's morgens naar mijn armen en handen kijk die nug slechts zelden een zwaarderen arbeid Ie verrichten hebben dan het hantcereh van mijn vulpcnhoudcr, herinneren alleen een paar tatoeages, waarvan de kleuren reeds beginnen te verbleeken, aan de dagen dat ik bij stormweer, boven op de zalings de losgeraakte pardoens vast moest zetten. Maar verleden keer, toen ik, aan den overkant van de Maas, de slanke masten van een schoenert je zag opgaan achter de lompe kast van een Rijnaak, vergat ik de conferentie waarvoor ik naar de stad was gekomen en de spreekbeurt, die ik dien avond in de Bijenkorf moest houden en liet ik mij over?/etton door een roeier in de dwaze hoop, dat uit de deur van de kombuis de spitse kronkelneus van onzen kok op zou duiken, of dat het wellicht Japiu was die ginds op een plank onder den boeg. met ?»Ün bikhamer een roffel sloeg op de scheepshuid. De jongens zijn verspreid over alle zeeën der wereld, maar de ABELLA leeft als ccngoedschip" voort in je gedachten. De 'JAGERSFONTEIN daarentegen was een slecht schip, zoo eentje waarvan je reeds een half uur na het uitvaren van don Waterweg met dure eeden zweert dat je geen tweede reis op de beroerde pokkenschuit zult maken. De jongens beweerden dat or een vloek op rustte ? ?mdat het uit Hottordam vertrokken was zonder hot tijdsignaal af te wachten wriarop meestal de ?chronometers gelijk gezet werden. ..JSchip zonder tijd°' heette het smalend en inder daad was or nooit' tijd om de kolen goed to ver werken, de luikon te schalken of de lading be hoorlijk (f sjorron voordat mon in zee was, nooit lijd om lu>l logies eens -onder handen te nemen wa'ar. bij iederen storm, het bluswater over den bak bij straaltjes neerdroop in onze kooien, waar we het zoo goed als* het ging met gootjes van hand doeken on stukken zeildoek weer verder trachtten te leidon. geen tijd om ooit sloepenrol te houden of den*ind$langbeschimmelden voedselvoorraad in do booten door nieuwe to vervangen. Kwam de boot Vrijdagmiddag in Kaapstad of Durban binnen on rekende je al op oen lokker boerennachtje en een vrijen Zondag, dan kroog jo in plaats daarvan overwerk tot bij zessen on mocht je, op zee, tussehcn oen roert orn en uitkijk door, ju'vrijen Zondagbesteden voor plunje wasschon. En toch was du JAOEKSFONTKIX' een deftige boot met stuurlieden van do Amsterdamsche kweek school, die allon op z'n minst reserve-officier waren bij de marine, en zooveel eerbied voor onze zes passagiers dat matrozen en stokers hun waschgoed niet in den wind aan dek. maar beueden in het gedouipte hol. dat tegelijk als slaaphok en schaf t hut . dienst deed, te drogen mochten hangen. Zelfs de bootsman, wiens mgedroogde gezicht altijd schuil ''ging onder du enorme klop van oen-pet met een vergulden stoenbok, beeldde zirh in. dat hij alleen door oon militairen commandotal>u en manieren Teckcning .F. Ooeve van honderd gulden wie me legt" den wind er onder kon houden. Direct onder den bootsman stonden wij jongens, . het geelbleeke, van huis weggeloopen boefje voor de stokers en ik voor de matrozen, en ondervonden dat, zoo hot schip zonder tijd uit Rotterdam was wegge varen, dit voor ons betoekende dat er ook geen minuut vrije tijd op over kon schieten. Vast overtuigd dat luiheid een oorkussen des duivels voor jongens beteekent, wist de bootsman van vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds als hy zijn laatste koffie kreeg altijd weer een nieuw werkje voor ons te vinden of stuurde ons, als hij hcelemaal niets anders meer kon bedenken, naar den bak omdat het poetsen van de hel altijd een aardige bezigheid is voor een jongen". Voor mij speciaal was het schoonmaken weggelegd van den poreuzen steen in de waterfilter. De steen liet het water natuurlijk slechts langzaam doorsieperen en wanneer dan in de tropen, de matrozen fli'nk dorst hadden zonder dat er water uit do kraan kwam, ?' heette het natuurlijk dat de jongen de steen liet vervuilen. Tot ik op een goeden dag het geluk had den steen te breken. Nadat ik de twee helften zoo goed het ging met een touwtje weer op elkaar gesjord had stroomde het water direct door de barst heen en kreeg ik den naam de eerste jongen te zijn die nu werkelijk eens goed zorgde voor de filter. Mijn herinneringen aan de JAGERSFONTEIN zijn nauw verbonden met die aan Gerrit. Gerrit was drie jaar jonger dan ik, maar hij had het gezag van iemand die op de maatschappelijke ladder reeds tot lichtmatroos was geklommen, en de zekerheid van optreden van den self-made man die, reeds met elf jaar van huis weggeloopen, als duvelstocjager op oen sleepboot, 's nachts met de koperen sirenepg'p in z'n arm sliep om te voorkomen dat ze gestolen zou worden. Gerrit was het bewegelijke wyzertje dat aan boord de weegschaal tusschen do natuurlijke ge moedelijkheid van den zeeman on de geïrriteerde , onvermoeidheid van den fabrieksarbeider, in evenwicht hield; Ze scholden hem uit wanneer hij telkens weer, verwaand, z'n neus ongevraagd stak in hun zaken, ze lachten om hem als hij bedrijvig aan kwam springen om het zaakje wel eens even to klaren, maar ze riepen hem tenslotte toch altijd weer er bij wanneer ze in de kabels van hun leven oen kink vonden die ze er alleen niet uit- konden halen. Persoonlijk had Geriit voor zijn eigen moeilijk heden nooit hulp noodig. Gerrit geloofde daarvoor te vast in 't beginsel van eigen richting. Wanneer de bootsman Gerrit dagen lang koejeneerde, dan scheen het alsof hij zich daar niet meer van aantrok dan of een nijdig schippershondje aan dek stond te blaffen, maar observeerde intusschen nauwkeurg iedere eigenaardigheid en gewoonte van zijn vijand. Gerrit ontdekte nu, dat de bootsman de .gewoonte had zich iederen morgen een paar keer te laten porren eer hij opstond. Pas als de jongen voor den derden keer zijn roffel op de deur sloeg onder bijvoeging dat het nog maar vijf minuten voor vijf was en de stuurman al aan dek stond, sprong do bootsman als een duiveltje uit een doosje zijn kooi uit. trok in vliegende haast broek en hemd aan, schoot, zonder er naar te kijken, in zijn muilen, die hij den avond te voren altijd voor do deur van zijn hut klaar zette, en vloog in n gang het dek op. (Jerrit nam de voorzorg de beide muilen delicaat met een paar spijkers aan het dek van de hut vast te nagelen en de bootsman' vloog den volgenden morgen, ten aanschouwe der verheugde bemanning, die zich van te voren reeds bij de deur verzameld had, niet het dek op, maar met zijn neus tegen het schot van de gang aan. Gerrit hielp steeds zichzelf, en wanneer 's avonds de anderen met lange tanden het schurrefie ver orberden dat de kok opgewarmd' had, kwam Gerrit meestal verheugd met een paar blikjes zalm, een schotel kroketjes van do eerste klas of een bus bloedworst het logies binnen, die hij ergens ..had gevonden". Dan was het bijna, angstig oni do .hongerige, afgunstige blikken tu volgen waarmee lange Hannes iedere beweging van Gerrit volgde als die, tergend langzaam om beter van zijn succes te genieten, de busjes opende. Hannes was, op het laatste oogenblik voor de afvaart, als opstapperA/J /e me nou n/et verte/t, waar je d/e e/eren vandaan haalt...."? aan boord gekomen, zouder stroozak of plunje. Hij leende van den een een oude deken, van den ander een paar schoenen, van een derde een jekker als hij 's nachts op wacht moest. Een donkere, blauwgrijze holte teekende zich tusschen de pezigo spieren onder zijn kin en z'n gezicht had een gele, onnatuurlijke kleur, als van iemand die lang in de gevangenis heeft gezeten, zijn tanden, als hij den mond tot een grimmig lachen opende, herinnerden aan die van een wolf en wanneer hij aan het gesprek deelnam, was het meestal slechts om te schelden op de maatschappij, de officieren, den bootsman, de andere matrozen en vooral op het eten. Hij was als een hond die gewend is aan slaag en die zich reeds schrap zet om te bijten en begint te grommen wanneer iemand de hand uitstrekt, zelfs al is het slechts om hem te streelen l Meestal, nadat hij eerst (want plaagzucht is een van Gerrit's meest opvallende karakterstreken) een tijd lang doet alsof hij de hongerige o ogen van Hannes niet opmerkt, schuift Gen-i t hem tenslotte oen buiten verhouding groot stuk van den buit tou. maar Hannes is daarmee niet tevreden. Het vreet in Hannes, dat hij den weg niet zelf ontdekken kan, waarlangs Gerrit zijn provisie opdoet, al verschil lende koeren, soms door dreiging, vaker door list. on een enkele maal, door vertrouwelijke vriendelijk heid, die hem slechter dan al het andere afgaat, heeft Hannes geprobeerd daar achter te komen. Als we voor Walvischbaai liggen en de planken overal buitcnboord hangen om het'schip te verven, komt Gorrit iederen avond het logies binnen met een theeketel vol eieren. Hannes neemt hem ter zijde. ..Als je me nou niet vertelt, waar je die eieren vandaan haalt, loop ik een dezer dagen gew< on naar de hief en vertel dat er gegapt wordt." Zou je dat werkelijk doen, Hannes?" ,.Ik zweer het je. Wat jij kan krijgen, heb ik nel. zoo goed recht op l" Kijk eens Hannes, als de bootsman om drie uur oen uiltje gaat knappen, hang ik mijn plank op bij het proviandhok. Je doet of je verft, maar in wer kelijkheid hoef je je hand maar door de patrijs poort to steken. Als je wilt mag je het zelf proboeren, maar wees in godsnaam voorzichtig of hot heele spel is bedorven!" ' Hannes is tevreden, maar een oogenblik lateizoekt Gerrit den chief in zijn hol op: Heb je niet gemerkt chief, dat er den laat sten tijd eieren zoek raken uit je voorraad?" ' Xu je er over spreekt Gerrit, het is me inderdaad opgevallen dat de voorraad snel opraakt. Maar ik sluit toch altijd zorgvuldig de deur af als ik uit hot hok ga!" Misschien zou ik je wel een wenk kunnen geven, maar ik wil niet dat de jongen die het doet or in luist. Een klein lesje gun ik hem wel, maar niet dat het voor den stuurman komt met boetes en meer van dat gedonder." Grimmig zegt de chief: Ik zal mezelf wel helpen. Als je me een tip geeft Gerrit, beloof ik je op mijn woord dat ik er officieel geen werk vanmaak en krijg je vanavond wat extra spullen van me mpo om in het foc'sle te verdeelen." Zorg dan maar dat je je vanmiddag, omstreeks drie uur, een beetje verdekt opstelt achter do patrjjspoort van je proviandhok!" . Belangstellend vraagt Gerrit dien avond aan lange Hannes die met een extra verbeten gezicht nijdig in den hoek zit: Wat scheelt jou? Waar zijn de eieren?" Verrek, zegt Hannes kwaadaardig, jij met jo praatjes. Nauwelijks steek ik Vanmiddag nüjn arm door die beroerde poort of iemand'grijpt mijn pols beet dat ik 'm niet terug kan trekken en meteen krijg ik ram op mijn klauwen dat m'n knokkels nog blauw zien !*'?'. Hoe is 't mogelijk!" Gerrit hüichelt een diep verontwaardigde verbazing. ..Nou zien jelui het eens!. In een zwak oogenblik geef ik Hannes hier een tip, maar natuurlijk is hij onvoorzichtig geweest en 't gevolg is dat m'n weg kapot is! Vanavond geen eieren. Een geluk nog dat ik me niet hcelemaal op Hannes heb verlaten. Uit zijn kooi haa.lt hij een zak met een aantal blikjes sardines, tomaten en een flesch rooden wijn: Maar dat is nou ook beslist de laatste keer geweest dat de gelaarsde kat iemand den weg wijst naar zijn muizen l" . Mijn s herinnering aan de JAOEHSFOXTEIN is voornamelijk mijn herinnering aan Gerrit. Een mooie lamp van Jaspers, schept de juiste sfeer in Uw kamer. Wij hebben een groote collectie prachtlampen. JASPERS CEINTUURBAttN 3O8 AMSTERDAM TEL 21OOG PAG. 32Of GROENE No. 3012 Kladschift van Jantje 's Werelds wonderlijk marionettenspel en de man die aan de touwtjes trekt Croquante croqnetjes . ALIDA ZEVENBOOM KRIJGEN wij nu nog een car naval in Amsterdam, ja of neen? Ik heb er over in de krant gelezen dat dokter Maup de Hartogh er mee bezig was en wat die aanpakt, lukt ook wel, maar ik hoor of lees er niets meer over en als het niet doorging, zou ik het jammer vinden want een mensch heeft wel een ver zetje noodig in dezen tijd en ik heb nog altijd een Colombine-costuum liggen waarin ik vijf en twintig jaar geleden mee naar Limburgia" ben geweest en ik mag zeggen dat ik er goed in uitzag en ik heb dien avond heel wat heeren achter me aan gehad die een dansje met me wilden doen en met me drinken en ik hoop dat iemand me er om zal uitlachen 'maar ik heb het van de week bij het opruimen van den zolder in een doos gevonden, goed onder de kamfer, en er was nog geen motgaatje in, wat ztf van mij, helaas, niet kunnen zeggen, on ik heb het aangepast en het zat me nog als aan.het Ujf gegoten waaruit u kan nagaan dat ik nog altijd mijn góéde figuur heb behouden en geen vermageringskuren hoef te doen en niet allerlei bocht 'hoef te drinken voor mijn lijn en ik stond netjvobr den spiegel zoo'n beetje te draaien toen meneer Stiefstra binnen.kwam en me niet zoo gauw herkende omdat hij me op mijn rug zag en wil u wel gelooven De oogen van Amsterdam kij ken door een bril van Schmidt J. M. SCHMIDT. opt,ci.-n, RoUin 77 dat ik een gil van de schrik gaf toon hij op me afkwam op zijn t oenen en me een zoen in mijn hals gaf? Ik had hem haast een klap op zijn wang gegeven maar kan je dat een huurder doen die altijd prompt op tijd mot zijn huur is en nog heel wat extra's op zijn boekje heeft? En dat gezicht van meneer Stiefstra toen hij zag wie Colombine was) Ja, waarom zouden wij niet eens een vroolijk Carnaval in Amsterdam vie ren? Dan krijgen wij, niet zoo heel jonge vrouwen, ook nog eens een kans om ons ongegeneerd te amuseeren want als ik nu eens uit den band zou willen springen, zou je al heel gauw achter je rug en ook in je gezicht te hooren krijgen: Kijk dat oud stukje lampenkatoen zich eens aanstellen i" en hebben -wij niet net zoo goed recht op wat plezier als de jeugd, neen, hebben wij er met al onze dagelijksche zorgen, niet veel meer recht op? Wat zijn de pleziertjes van ons, oudere vrouwen? De poes en de kanarie en daar houdt het thee op. Een enkele keer op een vrijbiljetje van ons acteurtje naar den schouwburg en dan zijn de stukken meestal zoo hoog van begrip dat je er met je hersenen niet bij kan en het verstandigste doet maar in slaap te vallen dan spaar je tenminste vuur en licht thuis uit. Die gezellige dameskransjes uit den tijd van mevrouw zaliger kennen wij ook al niet meer en dat was elke week een feest voor de dames de eene week by die en de andere bij die en de heele Bocht ging er over de tong en ik heb heel wat in die dagen opge vangen eii als ik nog eens mijn herinne ringen ga opschrijven, dan zou ik heel wat kunnen vertellen van de Bocht en u zou met groote oogen staan te kijken want er komen in de beste families dingen voor.... Ik ben nu lid geworden van een bridge-clubje dat eiken Vrijdagavond op het bovenzaaltje van het caféhier om den hoek bij elkaar komt maar het bevalt me niet erg. Ik ben nog niet erg sterk in het slemmen en tot nu toe heeft 't me altijd een klein bedrag aan dubbeltjes gekost en dat gaat me aan mijn hart en ik geloof ook niet dat ik er aanleg toe heb. Zwarte Pieten kon ik goed en loterijen wou ook nog wel eens maar dit ingewikkelde bridgespel, daar kan ik mijn hoofd maar niet mee breken. Alleen hoor je nog wel eens wat van je buren en dat is altijd goed en wie zou dat nu gedacht hebben dat die dame in haar pans peignoir die altijd op het balcon stond van 't zomer als meneer Stiefstra uitging, een onbestorven weduwe is met een stuk of wat kinderen? En do dame van schuin-benedcn me is ook niet veel bizonders, zeggen de dames . van de club en ik ben maar blij dat er niqts op me te zeggen valt en ik Vind het luisteren op de club eigenlijk veel gezelliger dan het kaarten en wat hfib ik verder voor vertier in mijn leven?. Het beetje familie dat ik heb, geeft me maar last en als neef uit de Comm linstraat niet komt om een leeninkje te sluiten omdat hij weer eens een van zijn reuze-ideeën heeft, is het nicht die weer in haar huishouden te kort komt en kleine Ali is een echt kind van haar ouders en ik kan dat kind moeilijk iets weigeren en nu wil zégaan zwemmen omdat zij pok al aangestoken is door die Willy en Hie die je dagelijks in de kranten ziet staan in hun bloote lijfjes en ik vraag, me wei eens af Waar dat met die wichten van. nog geen vijf tien jaar naar toe moet en of dat nu wel goede opvoedkunde is. Ik kan met de hand op mijn hart zeggen «lat nog nooit een man meer .van. nu» gezien hoeft dan mijn gezicht, mijn handen on van do week meneer St lof stra mijn hals toen ik dat costuunipjo. van Colombine aan.had en hot was nog niet eens een lago hals zoon l* zij tegen woordig zoo onbeschaamd dragon on ik geloof dat' ik daar mijn behoud aan 'te danken heb en niv wil Ali ook ai gaan oefenon om hard-zwoinster te worden en hot schijnt nog al oon kostbare sport to zijn al heb je or niet veel voor noodig want telken* kt nit zo um oon voorschotje on wei-t u wat zo van de week togen me zt-ir- ..Als ik straks het record van Willie sla, weet u wat ik dan zal zeggen 'r Dat u me getraind heeft en dan komt u ook in de krant!" Net of dat het mooiste is wat tegenwoordig een monsch knu overkomen! BLUT UNO BODEN ? De leut rïejt: Hitlcr Heil ?! Hij zwaaide niet zijn bijl» Hij heeft twee jonoc vrouwen '/ Hoofd van dm romp (j f h Toen plakte men -plakkaten In de Berlijnsche stralen Want iedereen moest lezen Waarom het zoo moest wezen. Men moest diévrouwen doodeti Tot heil van Blut und Boden"' Het Xazi-Sbcialisme Lijkt ietwat op Sadisme. ~ JÖCHANAAX KUNSTZAAL VAN LIER ' ' ROKINIJ6=== XM SJERP. AM DOORLOOPEND TENTOONGESTELD KUNSTWERKEN VAN JONGE HOLLANDSCHE ???-,, EN BUITENL MEESTERS ROP » 23! ir. P" Hl Yor OM % ! Ml CM III nr ,«.' ln .?l'. f ' ?i t ' PAG, 23 OE GROENE Ne, UU

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl