Historisch Archief 1877-1940
m
Mi
Mijnwerker aan het einde van een schudgoot bij het vullen der wagentjes
DE NOOD DER MIJNEN
Dr. P. H. Ritter J r.
EEN nieuwe stem heeft zich gevoegd bij het
jammerkoor der Nederlandsche industrieën.
Het Nederlandsche mij n bed rijf heeft het moeilijk,
en omdat zijn moeilijkheden een bijzonder karak
ter dragen, verdienen zij een bijzondere bespreking.
DE eerste oorzaken der ongunstige gelegenheid
van het mijnbedrijf zijn te vinden in een tijd
perk. «lat aan de crisis Voorafging. Telt men
do oogonblikken van toe valligeu opvleug niet mee,
dan komt men bij het aanschouwen van het
mijnbedrijf tot de slotsom, dat het na de oorlogsjaren
nimmer heeft gebloeid. De wedyver van het
buitenland heeft het Nederlandsche mijnbedrijf
voortdurend verlamd, vooral de mededinging
van Duitschland, dat, tot de invoering- der con
tingent eering in de maand Juli van het vorig
jaar, een- onbeperkte hoeveelheid kolen in Neder
land kon invoeren, waartegenover het maar een
??.uiterst" gering contingent Nedèrlandsche kolen
op zijn eigen markten toeliet. In de laatste vUf
jaren zijn ook Belgiëen Frankrijk overgegaan
tot bescherming hunner mynindustrie. Zoowel
Belgiëals Frankrijk draaien de
contingenteeringsschroef steeds vaster aan, en Duitschland past het
-lubbelo middel roe van hoogere kolenprijzen
op zijn binnenlandsche markt, en van den bijslag
op geëxporteerde kolen.
Er is een omstandigheid, welke den toestand
nog bedenkelijker maakt. Noch de StaatsmUnen,
noch de particuliere mijnindustrie in Limburg
behoeven een eerlijken cqncurrentie-strijd te
vreezen; Bij dezelfde afzetvoorwaarden. is onze
nationale mijnindustrie volkomen tegen de
buitenlandschèmededinging opgewassen. Ons natuurhjk
afzetgebied ligt 'ten deele in het buitenland. De
maatregelen van andere landen hebben de kansen
der Nederlandsche mijnen weggenomen, en de
Nederlandsche mijndirecties bevinden zich voor
het schier onoplosbare probleem, hoe zij die
kansen in binnen- en buitenland zullen herwinnen.
Het tragische is hierbij, dat elke oplossing nieuwe
? problemen schept. .
Men kan streven- naar verlagen Van de
kolenprijzen door evenredige verlaging van de
zelfkosten, en men is daar reeds lang druk mee bezig.
Door rationalisatie tracht men do productie por
arbeider te vermeerderen, maar hot is niet mogelijk
op deze manier verder te komen, dan dat men de
al te groote verliezen opvangt. Dit is niet voldoende.
Dus moet men overgaan tot loonsverlaging.
Er bestaat in het mijnbedrijf een collectieve
arbeidsovereenkomst, die na den oorlog werd
gewijzigd, zoodot het doorsnee-loon van den
houwer geleidelijk van ?7.50 tot ?5 word terug
gebracht. Toen men, in hot midden van het
voiig jaar, kort voor de contingenteering, de loonen
wederom wilde verlagen, ontstond aan
arbeiderszijde verzet, -on eindelijk, na moeizame onder
handelingen, die met het ingrijpen der Regeering
eindigden, namen zoowel Directies als arbeiders
organisaties, welker vertegenwoordigers in de
z.g. contact-commissie", vereenigd zijn, in meer
derheid met een loonsverlaging van 3 % genoegen.
De katholieke en christelijke organisaties aan
vaardden haar, de moderne organisatie heeft er
zich, na protest, bij neergelegd.
. . , ,
Deze gelukkige oplossing van het arbeids
conflict in de mijnen werd sterk beïnvloed door do
verwachting, dat de cohtihgeh£Goring een aan
merkelijke verlichting zou brengen in den toestand
der mUnen. Maar deze verlichting bleef uit.
De invoer werd wel tot 00 % van die in 1033
beperkt, doch de bestaande handelsverdragen
maakten die beperking grootendeels illusoir.
Practisch werd alleen de^ dreiging van den
invoer van Poolsche en Russische kolen afgewend.
BJJ de Directies der particuliere mUnen hebben
deze geringe resultaten der contingenteering
en de daardoor steeds benarder wordende toestand
ten gevolge ?gehad, dat zü, zonder overleg te plegen
met de Staatsmtfnen, in het laatst van Januari
de loonoverèenkomst en de collectieve overeen
komst hebben opgezegd, en in den loop van Febru
ari voorstellen hebben gedaan om de loonen to
verlagen met 6 % b\j een werkweek van 6 dagen
en met 10 % "bij een werkweek van 6 dagen.
Tegelijkertijd brachten zU zeer ingrijpende voor
stellen ter tafel bij de contact-commissie, ten
aanzien van de kosten van sociale verzekering.
De Rtfksbemiddelaar .slaagde erin, gedaan te
krijgen, dat deze zaak twee keer een maand werd
uitgesteld, maar zij draagt een zeer acuut karakter.
Om deze houding der particuliere mijnen !??
kunnen begrijpen, moot men zich rekenschap
geven van het verschil in bodiïjfeconditics
tu.-si-ben de .Staatsmijnen en de particuliere inijnei,.
Hoewel ook de situatie der Staatsmijnen precaÏ!
blijft, daar ieder oogenblik haar afzet in lu t
buitenland opnieuw kan worden getroffen,
zijdo resultaten dor Staatsmijnen niet geheel onb«
vredigend. Het verschil in bedrijfsresultati'it
hoeft waawchijnlijk tot oorzaak, dat de Staats
mijnen vette (industrie-)kolcn produceeren, toi
wijl de particuliere mijnen in hrofdzaak op magei.
(huisbrand-)kolen zijn aangewezen, die lu t
moest door de invoerbeperkingen van Ivct buitei.
land worden getroffen. De Staatsmijnen
hebben in de laatste drie jaren geen dividen-l
uitgekeerd, maar zij hebben hun afschrijvingen
ongeveer kunnen verdienen. Het is volstrekt
geen noodlijdend bedrijf!
Ieder begrijpt, dat het vinden van een behooi*
lijk afzetgebied een vitaal belang is voor
on/.mijnen. Maar helaas! kan het export-vraagstuk
niet op zichzelf worden bezien, doch moet tut
worden aangemerkt als een onderdeel van
on/geheelc contingentccringspolitiek.
Er is een conventie, een overeenkomst van
Nederlandsche kolenproducenten en importeur*
van Duitsche kolen, die den kolenafzct op
d>Nederlandsche markt regelt, en er naar strooit
do concurrentie tot redelijke verhoudingen teru_
te brengen. Doch de vraag rijst, of deze weg er
tc«leiden kan de levenskracht van het mijnbedri;!'
t o herstellen. De jongste onderhandelingen m- ?
Duitschland hebben don Duitschen kolonHvo» ??.
verbleken bij 1034, met slechts .5 n'a beperkt.
waartegenover ook de Nedertandsche mijn* u
zich nog een vermindering van hun toch al mng»r
contingent naar Duitschland moesten laten
weigevallen. De Duitschers beroepen zich er o-..
dat de kolen eigenlijk de cenige grondstoffen zijn.
die -zij kunnen uitvoeren.
Intusschen heeft de instelling van een cent m ^ l
verkoop-kantoor reeds lang bij de mijnen e. n
punt van bespreking en overweging uitgemaali.
|)e voordeelen van dat centraal verkoop-kant» ???
zijn hierin gelegen, dat, wanneer men de kol-n
van de gezamenlijke Limburgschc mijnen km
vorkuopen. men boter in staat is dan thans. !<?
kolen daar te plaatsen, waar de gelegenheid t >t
afzet bestaat. Bovendien kan men besparen "ji
zijn verkoopsorganisatie en, door combinn Mi
van zendingen, tot lagere vrachtkosten kom* n.
Kr ligt in de gedachte van dit centrale verkoop
bureau reeds een kiem van eene monopoliseeriMC.
die niet zonder bedenking is. Indien men de Uin
doortrekt, dan komt men tot een centralen inko« p..
Het denkbeeld zou dan zijn, dat men den ink««»|>
van buitenlandsche kolen liet doen door «u-t
Centrale Kantoor. Hetgeen men dan te k"H
zou komen op de Limburgsche prijzen, zou n^ii
er boven op kunnen leggen, zoodat een s«--rt
monopolie zou ontstaan.
Wie zuiver oeconomisch denkt, komt tot »lo
slotsom, dat de prijsbepaling van een gemonopo
liseerd kolenbedrijf een van de vormen -an
crisisbestendiging is, omdat hier van te voren
wordt.vastgesteld, dat een bepaalde bedrijfstak
een zekere afzetmogelijkheid heeft tegen een
be'pnnlden prijs, terwijl het geenszins vaststaat, dat1 de
ontwikkeling van het oecoriomisch leven een
doiii*lijken toestand vraagt. Eigenlijk is de voornaai ?*»??
vraag, waartoe een oeconomische beschouw ing
leidt deze: hoe krijgt de Nederlandsche
het goedkoopst zijn kolen, en hoe
wij de werkloosheid?
Het werkloosheidsvraagstuk is een vraag^ük
van algemêene natuur, waarbij men niet liet
belang van een bepaald bedrijf, maar het b« tanp
der geheelo volkshuishouding in het oog »i«'et
vatten. BU den teruggang der. werkloosheid in
het mUnbedryf ten gevolge, van protectionisi Ncho
maatregelen, wordt de werkgelegenheid in a n-Ier*
bedrijven, .die steenkolen bühun product^
aamyendeni ongunstig beïnvloed. Indien mor tot
het vestigen van een algemeen verkoopbureau
zou willen overgaan, dan opent men .daarmee
het gevaar, dat het op den duur van een tij'i<-Hi*>
af weer-instituut zich gaat vervormen in e«n
definitief prdeningsörgaan. Het is bedenkelijk^
dat men te vroeg tot dergelijke drastische maat
regelen overgaat, dan te laat.
De grief van het Nederlandsche mUnbe.lriJi
tegen de contingenteeringspolitiek ltfkt overigens
niet onjuist. Het stelsel van de crisis-invoer^»
is aldus, dat men begint met een proportioue*»1
contingenteering, die voor allen gelijkelijk
wcen die ligt beneden den invoer, dien men in to
wil toelaten. Men houdt dan een marge
vuur een in te voeren contingent, dat men gaat
ln»zigen als onderhandelingsobject bij het scheppen
van export-mogeiykheden. De Regeering kan
nioeilijk een andere methode beproeven, doch
li.-t is twijfelachtig, of dit in de praktijk zal leiden
[i t vermindering van invoer uit die landen, welke
n,. -t het oog op de belangen onzer mijnindustrie
h. -t meest daarvoor in aanmerking dienden te
komen.
Beschermingsmaatregelen zijn eigenlijk alleen
poorloofd, wanneer men te doen heeft met een
h. drijf, dat zonder die maatregelen .te gronde
zo u gaan, en een oeconomisch verlies zou opleveren
voor de gehccle volksgemcenschap. In zooverre
is tijdelijke steun aan de mijn-industrie, indien
ili<> industrie bij terugkeer van normale verhou
dingen -weer zelfstandig kan worden, zonder
tv ijfel gewettigd. Maar steeds opnieuw rijst de
i mag: waar houdt do overbrugging van don
ii,«lelijken noodtoestand op, en waar begint de
kunstmatige beïnvloeding?
Intusschen geeft de omstandigheid, dat de
Staatsmijnen hun afschrijvingen hebben
ver<lt -nd, eenig licht in de duisternis. Want een goede
iil-ichrijvingspolitick wordt in het moderne
producii' -proces steeds urgenter. Immers: het moderne
productieproces maakt zeer belangrijke
investeetiugen in vast kapitaal noodzakelijk, en het
i.< van het grootste belang voor de
ontwikkclingsviijheid van dat productieproces, dat de
wijziuingen met zoo min mogelijk wrijvingen kunnen
piiats vinden.
Wij meenden, dat de bezwaren tegen mon«
poli^-ering in het mijnbedrgf niet onuitgesproken
iii-'chten blijven, doch wij hebben daar geenszins
in c willen bctoogeu, dat het niijnbedrijf geheel
:i;tit zichzelf moet worden overgelaten. Hot hoofd
iitxumcnt is hier, dat prijsgeving van hol mijn»
l'"lrijf zou bcteekenen een oeconomisch verlies
v. 'ir do. gehccle gemeenschap. Men moge togen de
?n < wikkeling van cnze mijn-industrie hot bezwaar
k» ? '«toren, dat door een eerbied waard igen groei
d" technische bewerktuiging de productie te
IK --g is opgevoerd; dit neemt niet weg, da! do
/(??'« izan' ie toewijding van de Direct ios en hun
IN toneel in het Limburgschc mijnbodrijf oen
ui iiument heeft gesticht, dat als oen nationale
w.r.irde van den eersten rang kan .gelden..
Het dilemma is, dat de product iekoil-n nog
in- -er omlaag n:o?ten, en dat er twijfel bc*l<uit.
??f dit, gegeven dn huidige toestand van do
mijniv« kei-sbevolking. op dt* loonon kan worden
u»-.» uiden. Men 7011 het vraagstuk, dat wij aan do
"?>><? hebben gesteld onvolledig behandelen, indien
i niet wees op het feit, dat wij hier in Neder»
l, in tegenstelling tot het buitenland, oen
igo, ordelievende mijnwerkersbevolkiiig
beii.- Wannoer men spreekt met vooraanstaaiulo
uit het LiniburgsclR- niijn-district, dio
<i« 'i in het bizondor mot do sociale noodon der.
«i' <-idersbevolking hebben ' beziggehouden, 'dan
kiï4 men den indruk, dat do nood ondor de
arboj'K-i> hoog gestegen is. En «Ie stijging <lor sociale
las1 en gaat daarmee hand in hand.
Hot -zal de taak der llegeeiing /ijn. het Juist o.
u-t gelijk te vinden- tusschen de eischeii der oocijno»
iiii-i-he en der sociale politiek. Want do stolling,
'In' de prijsfixeering en oeconomische ordening
yt'i koerde geneesmiddelen zijn, moge
onaantast?ni;*!- wezen, de vives dat bij instollinj; van een
v«-i ;oopbuix;au, dat aan de mijnen den afzet
v«ii' haar productie togen oen bepaalden prijs
««.irborgt, de kolen in hoedanigheid
achteriiiiyaan, moge gewettigd zijn, er staan hier
??«''?oden van socialen aard tegenover, die mrn
"i($: niag miskennen. Men veiy.ot zich tegen
eei'i? M'-id. waardoor de Kegeering via centralisatie
v«i. (len verkoop de prijzen zou gaan fixoeivn.
"i» ilaardoor hooguit; loonen en' hoogcr sociale.
la*t'-n te betalen, en dat verzet heeft zin, in
zooallo indirecte pogingen om tot ?
lobnsverte komen in dezen tijd van lage
conjunc'"iii uit den booze zijn. Maar de zaak staat anders,
M* , h. vraag zich niet richt op loonsverhoogtng,
iiiiuir op vorzckcring van een bestaansminimum
V*J!«' «Ion Nederlandsclion mijnworkor. Wij
«ill'ii geen oordcel uitspreken over de netelige
'l'jii* stie, of er voor den niijnwerker eeti -bestaan*-'
'"iMiitium aanwezig is bij een beperking van zijn
.^?rktijd tot. vier dagen; er zijn gezaghubbendo
''"'?';'i. die het bctivijfelen.
?J'i artikel wijst geen uitweg. Maar het is i-eèds
£*"»? betoekenis, dat het publiek gelegenheid
'''ijy» .do' aanhangige vraagstukken te overzien,
(>l' «lat dn algemêene. belangstelling- voor een
"l»x.-i« vitale bedrijven opnieuw gewekt wordt. Het
i* oen dor cultuurg«ioderen van ons
in
*?
CAMOUrtAG
E
Militarisatie der burgerluchtvaart
CAMOUFLAGE is de kunst anders te
schijnen, dan je in werkelijkheid bent.
In den oorlog werd deze kunst tot ongekende
hoogten opgevoerd en de ouderen van dagen onder
ons herinneren zich waarschijnlijk nog wol foto's
van batterijen, die er uitzagen nis boschjes
eikonhakhout, waarnemingsposten met het uiterlijk van
populieren midden tusschen een rij ohnen, en de*
film van Charlie Choplin waarin deze zich als een
boom vermomt. En daar schilders de kunst dienen.
werden allerlei doodgoeic en volkomen ongevaar
lijke forten beschilderd met grillige groene, paarse
en gele vlakken, opdat de vijand toch maar niet zou
weten, dat die bochtige sloot, temidden van allerlei
lijnrechte slooten, een plek omgaf waar knappe
militaire architecten een gebouw hadden neergezet
met zware betonnen muren, dat tot huisvesting
diende van brave huisvaders met baarden en velu
kindertjes, welke huisvaders intusschen ook wuren
gocamoufleerd als heusche soldaten.
En men was zoo gewend geraakt aan dat
camoufleeren, dat ook na afloop van den oorlog door
gegaan werd met dit schoone werk.
Weerbaarheidscorpsen werden gecamoufleerd als sport vereen
igingen, fabrieken van oorlogsmateriaal werden
gecamoufleerd als automobiel fabrieken, als fa
brieken van landbouwworktuigen, als machine
fabrieken.
Intusschen waren overal
luchtvei-kcci-smaalschappijen opgericht en men begon te vliegen met
de thans overbodige militaire vliegtuigen, tuin of
meer omgebouwd tot passagicrsvlicgtuigon. be
stuurd door gedemobiliseerde nul U n in* vliegers.
'Heel natuurlijk, want er was niets anders. Voor den
oorlog bestond er geen burgerluchtvaart en na don
oorlog had men alleen oorlogsvliegtuigen en
oorlogsvliegers. Ook de directie en het 'meeremleel
van het andere ? personeel dezor luchtvaartmaat
schappijen bestond uit mcnschen, die verbonden
waren geweest aan de militair" luchtvaart.
Die oorlogsvliegtuigen bleken al spoedig vol
komen ongis.-hikt te zijn voor hot
burgerluehtverkecr door een totale afwezigheid van eenig
wérkelijk comfort vuur do passagier* en door hun
gering laadvermogen. Pus begonnen
d«vvliegtuigfabrikanten zich toe te loggen op don bouw van
verkeersmaehines en do eerste jaren waren dozo
vliegtuigen inderdaad werkelijke
passagiorsvlio»;tuigen, zonder militaire allures. Ho landen.
di«verloren haddon, wa 11*11 sterk gebonden door
bepalingen inzake vervoorrapacitoit, stijgvorinogon
en bereikbare hoogte on do andere landen hadden
daardoor weinig reden om in die machines
mogelijk»bommenwerpers te zien. Wij waren inderdaad oj»
weg eou echte burgerluchtvaart te scheppen naai
den trant van een liandolsniarino. .
Na verloop van tijd worden <lje
beperkend»bepalingen eehter Weggenomen en hoewel het don
verliezers nog steeds verboden was oen militaire
luchtvaart er op na te houden, zoo stond hun Uu-li
maar niets meer in den weg om die burgerlucht
zóó te organiseeren, dat men er in oorlogstijd
iets mee kon uitvoeren. En niet alleen in
Duitschland, ook in de andere landen werd dit streven
merkbaar. Men begon meer aandacht te schenken
aan den metaalbouw. De afgeloopen oorlog had
geleerd, dat hout, hoewel hot bij uitstek geschikte
materiaal voor don vliegtuigbouw, niet in vol
doende hoeveelheden beschikbaar was om te
kunnen voldoen aan de zeer groot e vraag naar
vliegtuigen in oorlogstijd. Bovendien zouden bij
een nieuwen oorlog vliogmachines in nog voel
groot eren getale worden gebruikt en dus moest
men andere materialen bezigen.
Zoodoende begon men in alle landen geheel
metalen machines te bouwen. Eerst waren hot
zuivere oorlogsmachines: verkenners, jachtvlieg
tuigen, lichte bommenwerpers. Want metaalbouw
is duur, heel duur als men in kleine series werkt .
Bovendien moest men eerst de noodipo wvarinjr
krijgen. De moest geschikte vormen voor seriebouw
moesten worden vastgesteld, men moest ook
d*eigenschappen van dun staalblik en van aluminium
alliagos in de praktijk loeren kennen. Er ging dtK
oeiiige .tijd voorbij voor men tot de eigenlijke
fabricage kon komen. Maar toen men een en ander
onder de k^ie had. ging het ook hard ???n tegen
woordig is er vrijwel geen land moer. dat nou iets
anders dan geheel metalen militair»- vliedt ui^en
accepteert.;
Eenmaal zoover kon men zijn volle aaiulaelii
schenken aan dio verkeersvliegtuigen eu hei
duurde dan ook niet lanjr. nf de eerst'* ««-h»-»-!
metalen passagiersmaehinos kwamen op do lijnen.
En tegelijkertijd worden de prestatie* dezer
machines opgevoerd tot v» -r boven die. noodiu voor
oen zuiver burgerhichtvork» ?»?!-. Ofwel «-r \vrselvn«-ii
types, weliswaar off irierl ureaiinuiie«-i>nl jilsdionoinl**
voor do bnrp-rhioht vaart. dooh in \vorkolijkli»'i<l
verdacht v»'ol lijkende op l»oniin»'iiwor|iors. !'??
Brouwt ..Bizorto" vliouhoui l»ijv. is niets an«l*-r*
ilaii ,do militaire versie van «!?? ..Saigon" van
«le/.flfde fabriek, niet welk laatste- \\\*. ..... u
passatfioTüdiollst over i.|o MiiMollaiHlsHi" /oo. "Wol-dl
onderhouden. -En- zon jjinj: .hot «MI yaat hot in «!??
meeste lain|i>ii. Van verselnll»'inl»- pa.ssai
ii-rsvlieatuigon. gebouwd d»*or bi'paaloV IJiln i<-k«-ii. bestaan
zuiver iiiilitairo variaties, die van lam burgerlijk*1
bmertje.s Zoo weinii:. versrliillen. dat h»-l monlo»-r»'ii.
van «-en ander»' oaliiii'-iiilrustinv in vod 'y;»-viill«.-ii
Voldoende is o||| <!<? l)olr»-ffotli|<' lltacllhl»- naaf «l'
andoro klasse 'to (Uien v»'t-lmi/.oii.
Hetzelfde geldt voor de motoren. Vooral «li«- n"i«-i
«?on groot verniogon kunnon door »!«? ni"ntau<*
slechts enkoio a luiere onili'rdoi'lon of i|«>.. r
voeging van oonjgo aeoossoiros ^o
worden vour militaire «|ool»'iiMlon. |-!n
van il ie ..biirgei*" vliogt.ijigo'n zijn 'zelfs van
uit voor/ion van xuivor militair»* m<it«ir«-n niet ,->-\\
1 1» 101:0 coinpri'ssioYorlioiHlinir on voor/.ion v;in
ooinpr«'ssoi-s toiH'iml»' hot Vermogen op
m-uot»hoorton l o kunnen liandliavt-n... /'iVm*/;/ /?".?/? '?'*
van
>...??
huis
fAG.IDE GROENE No. 3070
5 DE GROENE No. 3020
Een Bréguet-Soïgon, waarmede De Air Franee een passagiendienst over de
Middellandsche Zee onderhoudt. Na verandering van de cabinerinrichting zijn deze vlieg»
booten direct beschikbaar als gevechuvliegtuigcn
ia 23
klofo
lat h}
H
'üBE,
den
e» xv
d* u
ee.i
k;,
fd.-'
SOI
?
doi
di
no.
pn
DCl
Ujl
en
*n
ar
t.'
l».
r.
a
'?»
-i'-"