De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 20 april pagina 3

20 april 1935 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

m Mi Mijnwerker aan het einde van een schudgoot bij het vullen der wagentjes DE NOOD DER MIJNEN Dr. P. H. Ritter J r. EEN nieuwe stem heeft zich gevoegd bij het jammerkoor der Nederlandsche industrieën. Het Nederlandsche mij n bed rijf heeft het moeilijk, en omdat zijn moeilijkheden een bijzonder karak ter dragen, verdienen zij een bijzondere bespreking. DE eerste oorzaken der ongunstige gelegenheid van het mijnbedrijf zijn te vinden in een tijd perk. «lat aan de crisis Voorafging. Telt men do oogonblikken van toe valligeu opvleug niet mee, dan komt men bij het aanschouwen van het mijnbedrijf tot de slotsom, dat het na de oorlogsjaren nimmer heeft gebloeid. De wedyver van het buitenland heeft het Nederlandsche mijnbedrijf voortdurend verlamd, vooral de mededinging van Duitschland, dat, tot de invoering- der con tingent eering in de maand Juli van het vorig jaar, een- onbeperkte hoeveelheid kolen in Neder land kon invoeren, waartegenover het maar een ??.uiterst" gering contingent Nedèrlandsche kolen op zijn eigen markten toeliet. In de laatste vUf jaren zijn ook Belgiëen Frankrijk overgegaan tot bescherming hunner mynindustrie. Zoowel Belgiëals Frankrijk draaien de contingenteeringsschroef steeds vaster aan, en Duitschland past het -lubbelo middel roe van hoogere kolenprijzen op zijn binnenlandsche markt, en van den bijslag op geëxporteerde kolen. Er is een omstandigheid, welke den toestand nog bedenkelijker maakt. Noch de StaatsmUnen, noch de particuliere mijnindustrie in Limburg behoeven een eerlijken cqncurrentie-strijd te vreezen; Bij dezelfde afzetvoorwaarden. is onze nationale mijnindustrie volkomen tegen de buitenlandschèmededinging opgewassen. Ons natuurhjk afzetgebied ligt 'ten deele in het buitenland. De maatregelen van andere landen hebben de kansen der Nederlandsche mijnen weggenomen, en de Nederlandsche mijndirecties bevinden zich voor het schier onoplosbare probleem, hoe zij die kansen in binnen- en buitenland zullen herwinnen. Het tragische is hierbij, dat elke oplossing nieuwe ? problemen schept. . Men kan streven- naar verlagen Van de kolenprijzen door evenredige verlaging van de zelfkosten, en men is daar reeds lang druk mee bezig. Door rationalisatie tracht men do productie por arbeider te vermeerderen, maar hot is niet mogelijk op deze manier verder te komen, dan dat men de al te groote verliezen opvangt. Dit is niet voldoende. Dus moet men overgaan tot loonsverlaging. Er bestaat in het mijnbedrijf een collectieve arbeidsovereenkomst, die na den oorlog werd gewijzigd, zoodot het doorsnee-loon van den houwer geleidelijk van ?7.50 tot ?5 word terug gebracht. Toen men, in hot midden van het voiig jaar, kort voor de contingenteering, de loonen wederom wilde verlagen, ontstond aan arbeiderszijde verzet, -on eindelijk, na moeizame onder handelingen, die met het ingrijpen der Regeering eindigden, namen zoowel Directies als arbeiders organisaties, welker vertegenwoordigers in de z.g. contact-commissie", vereenigd zijn, in meer derheid met een loonsverlaging van 3 % genoegen. De katholieke en christelijke organisaties aan vaardden haar, de moderne organisatie heeft er zich, na protest, bij neergelegd. . . , , Deze gelukkige oplossing van het arbeids conflict in de mijnen werd sterk beïnvloed door do verwachting, dat de cohtihgeh£Goring een aan merkelijke verlichting zou brengen in den toestand der mUnen. Maar deze verlichting bleef uit. De invoer werd wel tot 00 % van die in 1033 beperkt, doch de bestaande handelsverdragen maakten die beperking grootendeels illusoir. Practisch werd alleen de^ dreiging van den invoer van Poolsche en Russische kolen afgewend. BJJ de Directies der particuliere mUnen hebben deze geringe resultaten der contingenteering en de daardoor steeds benarder wordende toestand ten gevolge ?gehad, dat zü, zonder overleg te plegen met de Staatsmtfnen, in het laatst van Januari de loonoverèenkomst en de collectieve overeen komst hebben opgezegd, en in den loop van Febru ari voorstellen hebben gedaan om de loonen to verlagen met 6 % b\j een werkweek van 6 dagen en met 10 % "bij een werkweek van 6 dagen. Tegelijkertijd brachten zU zeer ingrijpende voor stellen ter tafel bij de contact-commissie, ten aanzien van de kosten van sociale verzekering. De Rtfksbemiddelaar .slaagde erin, gedaan te krijgen, dat deze zaak twee keer een maand werd uitgesteld, maar zij draagt een zeer acuut karakter. Om deze houding der particuliere mijnen !?? kunnen begrijpen, moot men zich rekenschap geven van het verschil in bodiïjfeconditics tu.-si-ben de .Staatsmijnen en de particuliere inijnei,. Hoewel ook de situatie der Staatsmijnen precaÏ! blijft, daar ieder oogenblik haar afzet in lu t buitenland opnieuw kan worden getroffen, zijdo resultaten dor Staatsmijnen niet geheel onb« vredigend. Het verschil in bedrijfsresultati'it hoeft waawchijnlijk tot oorzaak, dat de Staats mijnen vette (industrie-)kolcn produceeren, toi wijl de particuliere mijnen in hrofdzaak op magei. (huisbrand-)kolen zijn aangewezen, die lu t moest door de invoerbeperkingen van Ivct buitei. land worden getroffen. De Staatsmijnen hebben in de laatste drie jaren geen dividen-l uitgekeerd, maar zij hebben hun afschrijvingen ongeveer kunnen verdienen. Het is volstrekt geen noodlijdend bedrijf! Ieder begrijpt, dat het vinden van een behooi* lijk afzetgebied een vitaal belang is voor on/.mijnen. Maar helaas! kan het export-vraagstuk niet op zichzelf worden bezien, doch moet tut worden aangemerkt als een onderdeel van on/geheelc contingentccringspolitiek. Er is een conventie, een overeenkomst van Nederlandsche kolenproducenten en importeur* van Duitsche kolen, die den kolenafzct op d>Nederlandsche markt regelt, en er naar strooit do concurrentie tot redelijke verhoudingen teru_ te brengen. Doch de vraag rijst, of deze weg er tc«leiden kan de levenskracht van het mijnbedri;!' t o herstellen. De jongste onderhandelingen m- ? Duitschland hebben don Duitschen kolonHvo» ??. verbleken bij 1034, met slechts .5 n'a beperkt. waartegenover ook de Nedertandsche mijn* u zich nog een vermindering van hun toch al mng»r contingent naar Duitschland moesten laten weigevallen. De Duitschers beroepen zich er o-.. dat de kolen eigenlijk de cenige grondstoffen zijn. die -zij kunnen uitvoeren. Intusschen heeft de instelling van een cent m ^ l verkoop-kantoor reeds lang bij de mijnen e. n punt van bespreking en overweging uitgemaali. |)e voordeelen van dat centraal verkoop-kant» ??? zijn hierin gelegen, dat, wanneer men de kol-n van de gezamenlijke Limburgschc mijnen km vorkuopen. men boter in staat is dan thans. !<? kolen daar te plaatsen, waar de gelegenheid t >t afzet bestaat. Bovendien kan men besparen "ji zijn verkoopsorganisatie en, door combinn Mi van zendingen, tot lagere vrachtkosten kom* n. Kr ligt in de gedachte van dit centrale verkoop bureau reeds een kiem van eene monopoliseeriMC. die niet zonder bedenking is. Indien men de Uin doortrekt, dan komt men tot een centralen inko« p.. Het denkbeeld zou dan zijn, dat men den ink««»|> van buitenlandsche kolen liet doen door «u-t Centrale Kantoor. Hetgeen men dan te k"H zou komen op de Limburgsche prijzen, zou n^ii er boven op kunnen leggen, zoodat een s«--rt monopolie zou ontstaan. Wie zuiver oeconomisch denkt, komt tot »lo slotsom, dat de prijsbepaling van een gemonopo liseerd kolenbedrijf een van de vormen -an crisisbestendiging is, omdat hier van te voren wordt.vastgesteld, dat een bepaalde bedrijfstak een zekere afzetmogelijkheid heeft tegen een be'pnnlden prijs, terwijl het geenszins vaststaat, dat1 de ontwikkeling van het oecoriomisch leven een doiii*lijken toestand vraagt. Eigenlijk is de voornaai ?*»?? vraag, waartoe een oeconomische beschouw ing leidt deze: hoe krijgt de Nederlandsche het goedkoopst zijn kolen, en hoe wij de werkloosheid? Het werkloosheidsvraagstuk is een vraag^ük van algemêene natuur, waarbij men niet liet belang van een bepaald bedrijf, maar het b« tanp der geheelo volkshuishouding in het oog »i«'et vatten. BU den teruggang der. werkloosheid in het mUnbedryf ten gevolge, van protectionisi Ncho maatregelen, wordt de werkgelegenheid in a n-Ier* bedrijven, .die steenkolen bühun product^ aamyendeni ongunstig beïnvloed. Indien mor tot het vestigen van een algemeen verkoopbureau zou willen overgaan, dan opent men .daarmee het gevaar, dat het op den duur van een tij'i<-Hi*> af weer-instituut zich gaat vervormen in e«n definitief prdeningsörgaan. Het is bedenkelijk^ dat men te vroeg tot dergelijke drastische maat regelen overgaat, dan te laat. De grief van het Nederlandsche mUnbe.lriJi tegen de contingenteeringspolitiek ltfkt overigens niet onjuist. Het stelsel van de crisis-invoer^» is aldus, dat men begint met een proportioue*»1 contingenteering, die voor allen gelijkelijk wcen die ligt beneden den invoer, dien men in to wil toelaten. Men houdt dan een marge vuur een in te voeren contingent, dat men gaat ln»zigen als onderhandelingsobject bij het scheppen van export-mogeiykheden. De Regeering kan nioeilijk een andere methode beproeven, doch li.-t is twijfelachtig, of dit in de praktijk zal leiden [i t vermindering van invoer uit die landen, welke n,. -t het oog op de belangen onzer mijnindustrie h. -t meest daarvoor in aanmerking dienden te komen. Beschermingsmaatregelen zijn eigenlijk alleen poorloofd, wanneer men te doen heeft met een h. drijf, dat zonder die maatregelen .te gronde zo u gaan, en een oeconomisch verlies zou opleveren voor de gehccle volksgemcenschap. In zooverre is tijdelijke steun aan de mijn-industrie, indien ili<> industrie bij terugkeer van normale verhou dingen -weer zelfstandig kan worden, zonder tv ijfel gewettigd. Maar steeds opnieuw rijst de i mag: waar houdt do overbrugging van don ii,«lelijken noodtoestand op, en waar begint de kunstmatige beïnvloeding? Intusschen geeft de omstandigheid, dat de Staatsmijnen hun afschrijvingen hebben ver<lt -nd, eenig licht in de duisternis. Want een goede iil-ichrijvingspolitick wordt in het moderne producii' -proces steeds urgenter. Immers: het moderne productieproces maakt zeer belangrijke investeetiugen in vast kapitaal noodzakelijk, en het i.< van het grootste belang voor de ontwikkclingsviijheid van dat productieproces, dat de wijziuingen met zoo min mogelijk wrijvingen kunnen piiats vinden. Wij meenden, dat de bezwaren tegen mon« poli^-ering in het mijnbedrgf niet onuitgesproken iii-'chten blijven, doch wij hebben daar geenszins in c willen bctoogeu, dat het niijnbedrijf geheel :i;tit zichzelf moet worden overgelaten. Hot hoofd iitxumcnt is hier, dat prijsgeving van hol mijn» l'"lrijf zou bcteekenen een oeconomisch verlies v. 'ir do. gehccle gemeenschap. Men moge togen de ?n < wikkeling van cnze mijn-industrie hot bezwaar k» ? '«toren, dat door een eerbied waard igen groei d" technische bewerktuiging de productie te IK --g is opgevoerd; dit neemt niet weg, da! do /(??'« izan' ie toewijding van de Direct ios en hun IN toneel in het Limburgschc mijnbodrijf oen ui iiument heeft gesticht, dat als oen nationale w.r.irde van den eersten rang kan .gelden.. Het dilemma is, dat de product iekoil-n nog in- -er omlaag n:o?ten, en dat er twijfel bc*l<uit. ??f dit, gegeven dn huidige toestand van do mijniv« kei-sbevolking. op dt* loonon kan worden u»-.» uiden. Men 7011 het vraagstuk, dat wij aan do "?>><? hebben gesteld onvolledig behandelen, indien i niet wees op het feit, dat wij hier in Neder» l, in tegenstelling tot het buitenland, oen igo, ordelievende mijnwerkersbevolkiiig beii.- Wannoer men spreekt met vooraanstaaiulo uit het LiniburgsclR- niijn-district, dio <i« 'i in het bizondor mot do sociale noodon der. «i' <-idersbevolking hebben ' beziggehouden, 'dan kiï4 men den indruk, dat do nood ondor de arboj'K-i> hoog gestegen is. En «Ie stijging <lor sociale las1 en gaat daarmee hand in hand. Hot -zal de taak der llegeeiing /ijn. het Juist o. u-t gelijk te vinden- tusschen de eischeii der oocijno» iiii-i-he en der sociale politiek. Want do stolling, 'In' de prijsfixeering en oeconomische ordening yt'i koerde geneesmiddelen zijn, moge onaantast?ni;*!- wezen, de vives dat bij instollinj; van een v«-i ;oopbuix;au, dat aan de mijnen den afzet v«ii' haar productie togen oen bepaalden prijs ««.irborgt, de kolen in hoedanigheid achteriiiiyaan, moge gewettigd zijn, er staan hier ??«''?oden van socialen aard tegenover, die mrn "i($: niag miskennen. Men veiy.ot zich tegen eei'i? M'-id. waardoor de Kegeering via centralisatie v«i. (len verkoop de prijzen zou gaan fixoeivn. "i» ilaardoor hooguit; loonen en' hoogcr sociale. la*t'-n te betalen, en dat verzet heeft zin, in zooallo indirecte pogingen om tot ? lobnsverte komen in dezen tijd van lage conjunc'"iii uit den booze zijn. Maar de zaak staat anders, M* , h. vraag zich niet richt op loonsverhoogtng, iiiiuir op vorzckcring van een bestaansminimum V*J!«' «Ion Nederlandsclion mijnworkor. Wij «ill'ii geen oordcel uitspreken over de netelige 'l'jii* stie, of er voor den niijnwerker eeti -bestaan*-' '"iMiitium aanwezig is bij een beperking van zijn .^?rktijd tot. vier dagen; er zijn gezaghubbendo ''"'?';'i. die het bctivijfelen. ?J'i artikel wijst geen uitweg. Maar het is i-eèds £*"»? betoekenis, dat het publiek gelegenheid '''ijy» .do' aanhangige vraagstukken te overzien, (>l' «lat dn algemêene. belangstelling- voor een "l»x.-i« vitale bedrijven opnieuw gewekt wordt. Het i* oen dor cultuurg«ioderen van ons in *? CAMOUrtAG E Militarisatie der burgerluchtvaart CAMOUFLAGE is de kunst anders te schijnen, dan je in werkelijkheid bent. In den oorlog werd deze kunst tot ongekende hoogten opgevoerd en de ouderen van dagen onder ons herinneren zich waarschijnlijk nog wol foto's van batterijen, die er uitzagen nis boschjes eikonhakhout, waarnemingsposten met het uiterlijk van populieren midden tusschen een rij ohnen, en de* film van Charlie Choplin waarin deze zich als een boom vermomt. En daar schilders de kunst dienen. werden allerlei doodgoeic en volkomen ongevaar lijke forten beschilderd met grillige groene, paarse en gele vlakken, opdat de vijand toch maar niet zou weten, dat die bochtige sloot, temidden van allerlei lijnrechte slooten, een plek omgaf waar knappe militaire architecten een gebouw hadden neergezet met zware betonnen muren, dat tot huisvesting diende van brave huisvaders met baarden en velu kindertjes, welke huisvaders intusschen ook wuren gocamoufleerd als heusche soldaten. En men was zoo gewend geraakt aan dat camoufleeren, dat ook na afloop van den oorlog door gegaan werd met dit schoone werk. Weerbaarheidscorpsen werden gecamoufleerd als sport vereen igingen, fabrieken van oorlogsmateriaal werden gecamoufleerd als automobiel fabrieken, als fa brieken van landbouwworktuigen, als machine fabrieken. Intusschen waren overal luchtvei-kcci-smaalschappijen opgericht en men begon te vliegen met de thans overbodige militaire vliegtuigen, tuin of meer omgebouwd tot passagicrsvlicgtuigon. be stuurd door gedemobiliseerde nul U n in* vliegers. 'Heel natuurlijk, want er was niets anders. Voor den oorlog bestond er geen burgerluchtvaart en na don oorlog had men alleen oorlogsvliegtuigen en oorlogsvliegers. Ook de directie en het 'meeremleel van het andere ? personeel dezor luchtvaartmaat schappijen bestond uit mcnschen, die verbonden waren geweest aan de militair" luchtvaart. Die oorlogsvliegtuigen bleken al spoedig vol komen ongis.-hikt te zijn voor hot burgerluehtverkecr door een totale afwezigheid van eenig wérkelijk comfort vuur do passagier* en door hun gering laadvermogen. Pus begonnen d«vvliegtuigfabrikanten zich toe te loggen op don bouw van verkeersmaehines en do eerste jaren waren dozo vliegtuigen inderdaad werkelijke passagiorsvlio»;tuigen, zonder militaire allures. Ho landen. di«verloren haddon, wa 11*11 sterk gebonden door bepalingen inzake vervoorrapacitoit, stijgvorinogon en bereikbare hoogte on do andere landen hadden daardoor weinig reden om in die machines mogelijk»bommenwerpers te zien. Wij waren inderdaad oj» weg eou echte burgerluchtvaart te scheppen naai den trant van een liandolsniarino. . Na verloop van tijd worden <lje beperkend»bepalingen eehter Weggenomen en hoewel het don verliezers nog steeds verboden was oen militaire luchtvaart er op na te houden, zoo stond hun Uu-li maar niets meer in den weg om die burgerlucht zóó te organiseeren, dat men er in oorlogstijd iets mee kon uitvoeren. En niet alleen in Duitschland, ook in de andere landen werd dit streven merkbaar. Men begon meer aandacht te schenken aan den metaalbouw. De afgeloopen oorlog had geleerd, dat hout, hoewel hot bij uitstek geschikte materiaal voor don vliegtuigbouw, niet in vol doende hoeveelheden beschikbaar was om te kunnen voldoen aan de zeer groot e vraag naar vliegtuigen in oorlogstijd. Bovendien zouden bij een nieuwen oorlog vliogmachines in nog voel groot eren getale worden gebruikt en dus moest men andere materialen bezigen. Zoodoende begon men in alle landen geheel metalen machines te bouwen. Eerst waren hot zuivere oorlogsmachines: verkenners, jachtvlieg tuigen, lichte bommenwerpers. Want metaalbouw is duur, heel duur als men in kleine series werkt . Bovendien moest men eerst de noodipo wvarinjr krijgen. De moest geschikte vormen voor seriebouw moesten worden vastgesteld, men moest ook d*eigenschappen van dun staalblik en van aluminium alliagos in de praktijk loeren kennen. Er ging dtK oeiiige .tijd voorbij voor men tot de eigenlijke fabricage kon komen. Maar toen men een en ander onder de k^ie had. ging het ook hard ???n tegen woordig is er vrijwel geen land moer. dat nou iets anders dan geheel metalen militair»- vliedt ui^en accepteert.; Eenmaal zoover kon men zijn volle aaiulaelii schenken aan dio verkeersvliegtuigen eu hei duurde dan ook niet lanjr. nf de eerst'* ««-h»-»-! metalen passagiersmaehinos kwamen op do lijnen. En tegelijkertijd worden de prestatie* dezer machines opgevoerd tot v» -r boven die. noodiu voor oen zuiver burgerhichtvork» ?»?!-. Ofwel «-r \vrselvn«-ii types, weliswaar off irierl ureaiinuiie«-i>nl jilsdionoinl** voor do bnrp-rhioht vaart. dooh in \vorkolijkli»'i<l verdacht v»'ol lijkende op l»oniin»'iiwor|iors. !'?? Brouwt ..Bizorto" vliouhoui l»ijv. is niets an«l*-r* ilaii ,do militaire versie van «!?? ..Saigon" van «le/.flfde fabriek, niet welk laatste- \\\*. ..... u passatfioTüdiollst over i.|o MiiMollaiHlsHi" /oo. "Wol-dl onderhouden. -En- zon jjinj: .hot «MI yaat hot in «!?? meeste lain|i>ii. Van verselnll»'inl»- pa.ssai ii-rsvlieatuigon. gebouwd d»*or bi'paaloV IJiln i<-k«-ii. bestaan zuiver iiiilitairo variaties, die van lam burgerlijk*1 bmertje.s Zoo weinii:. versrliillen. dat h»-l monlo»-r»'ii. van «-en ander»' oaliiii'-iiilrustinv in vod 'y;»-viill«.-ii Voldoende is o||| <!<? l)olr»-ffotli|<' lltacllhl»- naaf «l' andoro klasse 'to (Uien v»'t-lmi/.oii. Hetzelfde geldt voor de motoren. Vooral «li«- n"i«-i «?on groot verniogon kunnon door »!«? ni"ntau<* slechts enkoio a luiere onili'rdoi'lon of i|«>.. r voeging van oonjgo aeoossoiros ^o worden vour militaire «|ool»'iiMlon. |-!n van il ie ..biirgei*" vliogt.ijigo'n zijn 'zelfs van uit voor/ion van xuivor militair»* m<it«ir«-n niet ,->-\\ 1 1» 101:0 coinpri'ssioYorlioiHlinir on voor/.ion v;in ooinpr«'ssoi-s toiH'iml»' hot Vermogen op m-uot»hoorton l o kunnen liandliavt-n... /'iVm*/;/ /?".?/? '?'* van >...?? huis fAG.IDE GROENE No. 3070 5 DE GROENE No. 3020 Een Bréguet-Soïgon, waarmede De Air Franee een passagiendienst over de Middellandsche Zee onderhoudt. Na verandering van de cabinerinrichting zijn deze vlieg» booten direct beschikbaar als gevechuvliegtuigcn ia 23 klofo lat h} H 'üBE, den e» xv d* u ee.i k;, fd.-' SOI ? doi di no. pn DCl Ujl en *n ar t.' l». r. a '?» -i'-"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl