De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 1 juni pagina 8

1 juni 1935 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

?f J NOG EENS: DE AANPASSING |KARPETTEN C. A. Klaasse Het mofllljkc probleem HET is merkwaardig hoezeer w nog «teeda strijd bestaat over de reëele kansen om door aanpassing" te geraken tot een verbetering van den economischen toestand. Waarbij dan undiT aanpassing verstaan wordt: liet verminili'ivn van de onderscheiden lasten zoowel van de volkshuishouding als van het bedrijfsleven. Het «(rukken van belastingen, van looneu, van rente lasten enz., het omlaag brengen van het peil dor in m'hl uitgedmkte kosten van het productieapparaat, y.ioilnnr in groote trekken hetgeen een politiek van ..aanpassing" beoogt. Juist waar het gaat om de Kflilhtóton, en men niet denkt aan verandering van tl»- reëele loonen en interesten, dus een gewijzigde verdeeling der inkomsten tussche.n ondernemers en vaste-inkomens-trekkers, kan men dit heele proces ook met het begrip deflatie bestempelen. En daar* mee raken wij al dadelgk het vraagstuk in het hart: kan de aanpassing meer beteekenen dan een alge* meene verlaging van geldkosten en prijzen? Of y.ullen de prijzen gelijk kunnen blijven omdat de loon- en renteverlaging déondernemerswinsten verhoogt en de verminderde koopkracht van loon en rentetrekkers vervangen wordt door een even redig hoogere koopkracht der ondernemers? En tenslotte: zal die toename van het inkomen der ondernemers niet tot een stoot tot uitbreiding van de bedrijvigheid geven en aldus de eerste schakel in een conjunctuuropleving kunnen zijn? Allemaal vragen waartoe deze kwestie aanleiding geeft en die de meeste voor- zoowel als tegenstanders van aanpassing" niet bij benadering kunnen beant woorden, al was het alleen maar omdat er waar schijnlijk geen enkel antwoord is dat onder alle omstandigheden juist is. Wij raken hier het ont zaglijk moeilijke leerstuk van den invloed van inkomensverschuivingen op het totale volksinko men, waarbij men waarschijnlijk tot de conclusie kan komen dat zulke verschuivingen soms niet alleen verplaatsingen van den n naar den ander y/yn, doch het totale nationale inkomen verhoogen, terwijl onder andere omstandigheden er volks inkomen door vernietigd kan worden. IB het wonder dat onder die omstandigheden er tegelijkertijd overigens verstandige menschen zijn waarvan de ne groep de stelling verkondigd dat loonsverlaging en aanpassing de oplossing uit de crisis is, terwijl de andere zweert bij loonsverhooging (nog zeer recent bracht Ford deze theorie in practijk). Deze heele kwestie van de aanpas sing", meer in het bijzonder door loonsverlaging, is pas weer naar voren gebracht door den directeur van het internationaal arbeidsbureau Harold Butler in het rapport door hem opgemaakt ter inleiding van de a.s. internationale arbeidsconferentie. Deze wijst er m dit rapport op dat de ervaring in het afgeloopen jaar een bevestiging b van zijn stelling dat loonsverlaging de werkloosheid niet kan helpen verminderen. Immers, zegt hij, in Engeland en de VereenigdëStaten is de werkloos heid gedaald en zijn de loonen zelfs iets -gestegen, in België, Polen en Tsechoslovakije zijn de loonen gedaald en is de werkloosheid toegenomen. Nu wordt met dergelijke vergelijkingen nimmer veel bewezen, en In het onderhavige geval al heelemaal niets. Wanneer men al, met Butler en vele anderen, van meening is dat daling der geldkosten van de productie weinig of geen baat zal hebben, dan kan men die stelling toch alleen verdedigen hetizjj voor dft wereldhuishouding dus internationaal gezien dan wel voor een andere geïsoleerde huishouding. Nationaal kan natuurlijk de hoogte van geldloonen en prijzen een enörmen invloed op de voortbrenging hebben door den invloed welke de verhouding tusschen inheemsch en buitenlandeen prijsniveau heeft óp de bandelsbeweging.. De invloed van deflatie of inflatie op den productie-consumptie kringloop vertoont volkomen andere aspecten wanneer men een geïsoleerde huishouding beziet dan een huishouding die m verkeer staat met omliggende economische eenheden. En geen sterve ling zal willen ontkennen dat aanpassing" in n land temidden van andere landen die niet aan passen" op de goederenuitwisseling tusschen beide groepen een enörmen invloed kan hebben en dUs ook óp den welvaartstoestand in het aanpassen de" land. En dat in dit verband de landen met een relatief hoog prijs- en kostenniveau uit dien hoofde aan passing" noodig hebben, allerminst alleen hi de overheidsuitgaven, maar op elk, ander gebied, ontkent feitelijk ook wet*r niemand. Alleen over de methode waarop is men het niet eens. De oenu groep wil aanpassing door daling van de kosten, de andere prefereert devaluatie, waardoor de prijzen zich weer bij de kosten kunnen aanpassen. In wezen komen beide, althans wat betreft het effect op de verhouding tusschen inheemsch en vreemd prijsniveau, op hetzelfde neer. En wat betreft den invloed op den economischen toestand. van een internationaal toegepaste aanpassing" zal er waarschijnlijk ook niet zoo veel verschil van meening bestaan. Noch internationale loonsver laging, noch internationale verlaging van den goudinhoud der munten zal eenigen invloed van beteekenis kunnen hebben op de welvaart. En nationaal heeft aanpassing dan ook slechts een zeer beperkte strekking. Die strekking gaat niet verder dan het opzij stellen van evenwichtsstoornissen die zijn ontstaan door het verschil in prijs niveau met het buitenland. Een min of meer pas sieve verbetering dus. Van werkeUjken actieven vooruitgang zonder internationale verschuiving langs dezen weg.kan nauwelijks sprake zijn. De roep om Btaatebetuoettng VANDAAR dan ook dat in den laatsten tijd meer en meer het verlangen geuit wordt tot staatsbemoeiing niet alleen m de richting van aanpassing. Verschillende landen zijn reeds zeer ver op dien weg gegaan, zoo bijv. de Vereenigd Staten en Duitschland. Dat feit voert zelfs Butler in zijn rapport, waar hij dit onderwerp behandelt, tot de conclusie dat de zuiver nationale overheids bemoeiingen wel ongeveer aan het eind van haar draagkracht zijn gekomen, en dat alleen inter nationale maatregelen op dit punt ons nog verder kunnen brengen. Evenals bij de kwestie der aan passing verliest hij ook hierbij het oog dat nationaal en geïsoleerd, dergelijke maatregelen een geheel andere beteekenis kunnen hebben dan universeel beschouwd. Er zullen wel degelijk nog verscheidene landen zijn waar overheidsbemoeiing, het uitvoeren van groote werken, en niet in de laatste plaats steun bij de industrialisatie nog groot nut kunnen hebben. Het is erg makkelek om de stelling te verkondigen dat de internationale ruil weer verlevendigd moet worden, maar het zou van weinig werkelijkheidszin getuigen om niet in te zien dat een deel van die ruil nimmer hersteld zal worden omdat de basis ervoor is weggevallen. De industrieele ontwikkeling van verschillende vroeger- uitsluitend agrarische landen is nu eenmaal een feit. En die omstandig heid zal in de leveranclerslanden van die gebieden blijvende consequenties hebben, die ook weer hun terugslag hebben op onze afzetmogelijkheden daar. Aan dergelijke blijvende veranderingen in vraag- en aanbodsverhoudingen moet elk land individueel zich aanpassen, en daarbij kan de overheid waar schijnlijk een flinken ruggesteun geven, vooral in de overgangsperiode. ' . Dit is dus in groote trekken wel de conclusie: ? -dat er voor de landen met relatief te hoog prijs niveau op den duur op n of andere wijze een aanpassing moet komen, hetzij van den kant van prijzen en kosten, hetzij van de geldzijde, staat wel vast, maar de. draagwijdte daarvan voor de welvaart is ongetwijfeld beperkt. Merkwaardig is het hoe in verscheiden landen waar men ten aan zien van het budget langzamerhand drastische maatregelen moet gaan nemen, wil er werkelijk van aanpassing in dat kostenapparaat sprake zijn, er steeds meer oppositie.komt naarmate het tijdstip van de bezuiniging nadert.' Zoo verwacht de Fransche regeering zeer veel tegenstand te moeten overwinnen, terwijl ook bij ons het groote ver soberingsplan het zeker niet makkelijk zal hebben. Bij dien weerstand spreken natuurlijk een groot aantal overwegingen van verschillenden aard mee, maar n der belangrijkste is toch wel de meer en meer doordringende overtuiging dat het budget vraagstuk in het kader van de totaliteit der economisch vraagstukken een klein onderdeel van . zeer betrekkelijk belang is, hoewel natuurlijk . ieder toegeeft dat het op den duur niet onopgelost kan bleven. Merkwaardig is het tenslotte dat juist m de landen waar men het tot nu toe niet in de aan passing maar in overheidsactiviteit op het stuk van uitvoering van werken enz. heeft gezocht, eveneens een zekere moeheid zich manifesteert. Dit ? geldt voor. Duitschland, niet zoozeer omdat men daar van het nut dezer politiek mmder overtuigd ' PAG. U OE GROENE No.JOM B O U C L NIEUWSTE MODERNE DESSINS l «0x280 240x340 P 16.75 25.50 AXMINSTER 200x280 230x315 240x340 F 28. n 38. ,, 46. WILTON 200x280 230x315 250x350 F 31.50 -s48.?? TtHDER ZONEM raakt, maar omdat de financiering bijna onover komelijke moeilijkheden met zich gaat brenger. Maar tenslotte is die financieringskwestie juist et-u kardinaal punt wanneer men dezen weg kiest, en al is in Duitschland ce geldbron wel wat vlugger uitgeput dan elders, toch kan men uit dit voorbeei l leering trekken ten aanzien van de grenzen die «:o financieele mogelijkheden aan deze politiek stelle i. In Amerika daarentegen heeft het jongste gesel il inzake de veteranen-bonusuitkeering doen zie . dat Roosevelt en met hem verscheiden anderen w. t inflatiemoe raken. Weliswaar is Roosevelt, hoetv -l devalufrt, nimmer van effectieve inflatie zulk e- n voorstander geweest, maar practisch heeft hij t >\ heel wat geldcreatie toch het initiatief genomen. Elke medaille heeft inderdaad haar keerzijde, 'ti zoolang niemand een alleenzaligmakende oplossi ig kent, zal het wel overal tot een compromis v.m verschillende wegen komen. Belastingzaken RESIDENTIE HYPOTHEEKBANK N.V. '??GRAVENHAGE ? Annm Paulownutrut »7 .._ . -1 17'IOQHypotheekbrie v« n . . f 15.888.200. f 788.800.Dlrectle: K. E. ABBING - D. VAN OORDT KV.OEHAMMSCIE HYPOTHEEKBANK Leden der ^JBSW directie: Mr. A. S. MIEDEMA en A. E. THIBRRY LB BYE DOLLBMAN Pandbrievcn f 39.356.150. Reserves . . f 1.056.713. Hypotheken f 39024.996. Ni Insulaire Hypotheekbank te ZIERIKZEE, geeft uit: 4%Pandbrieveni100% groot f 1000.- en f500.De pandbrleven der Insulaire behooren a.ju tot de beleggingsfondsen der Rljkspojupaarbank N.V. DE HOLLANDSCHE VOORSCHOTBANK KRUISWEG 70 HAARLEM C ; Bank verstrekt voorschotten met en minimum van ?1000.? op billijke en v. .t de terugbetaling betreft gunstige v onwaarden, onder borgtocht of zake» lij -.e zekerheid. Een prospectus wordt »p aanvraag gaarne toegezonden. N.V. BATAAFSCHE HYPOTHEEKBANK AMSTERDAM Anno 1 889 Geeft uit tegen beurtkoer*: 4 % PANDBRIEVEN In stukken van f 1000,., f 500». en f 100,-. Coupons Januari en Juli MOZESKNAPNV HOOGSTR.1 AMSTERDAM Een poll* der LEVENSVERZEKERING Mij. ARNHEM" Is de beste geldbelegging. ONGEVALLEN Voor slechts met bus/ tram/ spoor/ enz. zijn aan de orde van den dag l f I. 2.5O jaarpremie kunt U zich reeds f5.000 bij overlijden/ f 10.000 bij invaliditeit tengevolge van zoo'n ongeval verzekeren bij de LJ NI EU W E \A RANK SCHIEDAM W OJT\ l il IV Postgiro 19154 ? (Zegelkosten f 0.50) ? Vraagt inlichtingen Bijkantoor AMSTERDAM, Damrak 95/6. Tel. 32020. Bijkantoor DEN HAAG, Tournoolveld. Tel. 180588. M0of* all* doeleinden KUNSTZAAL VAN LIER ROKIN 126 _ AMSTERDAM DOORLOOPEND TENTOONGESTELD KUNSTWERKEN VAN JONGE HOLLANDSCHE EN BUITENL. HEESTERS Verzorging vanpn ouden dag ? ^^ . ? ^^ ? , Map...?».?^_' ? ? . W. H, IN Maart 1936 heeft de Hooge Raad arresten gewezen» die een oplossing geven vc >r de vraag in hoeverre verplichte bijdragen n premiën voor pensioenen en fondsen in mindering van het salaris (inkomen) kunnen worden gebrac .t. Zoowel de radicale koerswijziging als de zeer u tvoerige argumentatie waardoor de fiscale zjjde <.er verzorging van den ouden dag wordt belicht, maVou deze een bespreking ten volle waard. X was in dienst van een N .V., die zich bij .et arbeidscontract verbond hem na zevenehtwin ig* jarigen diensttijd een bedrag van ? 60.000.?ui. te keeren en bij vroeger overlijden dit bedrag op het tijdstip van overlijden aan zijn weduwe, eventueel aan zijn kinderen» te doen toekomen. De inspecteur belastte als inkomen van X boven het salaris- de premie, i.c. / 1575.?, die de N.V. jaarlijks aan **a> levensverzekeringmaatschappij betaalde om op het gewenachte tijdstip ? 60.000.?uitkeering te >nt* vangen. Nadat de Baad van Beroep belanghebbend to het gelijk had gesteld en de Minister tegen -ie** uitspraak cassatie aanteekende kreeg de H.R. a« de hand van dit geval gelegenheid haar standpunt terzake in den breedéuiteen te zetten. Het pensioen van don werknemer :, BEOINNEN w\j aldus de gedachtcngan , van den H.R. met na te gaan of in 't geval, «^at:* werkgever zich .verbindt na een aantal dienst jaren aan den werknemer een pensioen uit te k<' a*0» ? hiervoor een zeker bedrag bfl het inkomen ven d» werknemer moet worden geteld. Eerst daarna i» dan worden onderzocht of dezelfde redeneert k*0 worden gevolgd wanneer niet een pensioen «M* een kapitaal ineens na beëindiging van het d -matverband wordt verkregen. . ? Naar de wtfze waarop werkgevers hun tf*»' nemers n pensioen verzekeren kunnen hoofdtypen worden onderscheiden: EYBURG ;. A ontvangt ? 5000.?salaris en heeft zonder Mc t big t.z.t. aanspraak op pensioen. z B ontvangt / 5200.?salaris, doch is verplichttot ven bedrage aan een pensioenfonds of tot premiebetaling aan een levensverzekeringmaatsch.ppij van ?200.?. ' l "iden verkceren economisch in dezelfde positie "n uilen per jaar over / 5000.?kunnen beschik ken Een vergelijking van deze beide typen heeft "r iiiu ook toe geleid, dat krachtens art. 10 laatste lid <i<?r wet I.B. aan B het recht werd toegekend do VT; lichte bedragen voor pensioenen en fondsen in min lering van zijn inkomen te brengen. A wordt tod: alleen belast voor / 5000.?salaris, de jaarlijk-hc toeneming der contante waarde van de aanspraak op pensioen blijft buiten aanmerking, I du» moet aan B een recht op aftrek voor zijn' pen ioenstorting worden verleend. En wanneer nu de werkgever, en daar naderen we dicht tot ons ?°\; l, zich dekt voor de dooi* liein aangegane vwl interna tot pensioenverleening door jaarlijks hetzij een zeker bedrag in een pensioenfonds te stoi;.-n dan wel de premie te betalen aan de levensve«7'keringmaatschappU, die ztfn verplichting wti-MMsmt, dan gebiedt een redelijke uitleg, den u'eiinemer niet voor deze bijdrage als inkomen te f?anii belasten, ook al ia deze niet door hem doch door ./.ijn werkgever gestort. Want wanneer hij / "iOijn._ gallis verdient en de werkgever jaarlijks :-'!"? premie betaalt ouv hem een pensioen te ^'?ki'i'en, dan verschilt zijn positie niet van die v«ft \ en B, hierboven genoemd. Ll«l«-(.rinir van kapitaal ineen» N' leert de practijk dat werkgevers, w.o. zeer vrooto nmatfichappijen, voorzieningen treffen .iJo aan hun werknemers tegen het eindigen 'l<-n diensttijd niet een pensioen, doch het van een kapitaal te verzekeren. Hiertoe wordt : gevormd een z.g. apaar- of voorzieningsfonds. Dezelfde gevallen doen zich voor als bij het pen sioenfonds: de werknemer is verplicht tot bijdrage. of wel hem wordt een aanspraak toegekend zonder bijdrage zijnerzijds, waarbij dan veelal stortingen door den werkgever worden verricht. Xa zoover met zijn studie te zijn gekomen besluit <lc H.R. tot een analoge toepassing voor pensioen en kapitaalverzekering: dat trouwens het in de practijk wél voorko..mende beding, dat de werknemer op een bepaald tijdstip de keuze heeft tusschen uitkeering van ..een pensioen of van een kapitaal, aantoont, dat ..titsachcn beide vormen van verzekering van den ouden dag verschaffing van een pensioen of van .,een som ineens niet betrekking tot het door ..art. 10 laatste lid behandelde onderwerp geen ..tceicnlijk verschil bestaat, terwijl deze aanspraken .,ook in de practijk gemakkelijk tegen elkaar ..kunnen worden ingewisseld." Daarnaast staat nog een ruime interpretatie van het begrip bijdrage voor fondsen", zoodat hieronder behalve de spaar* of voorziening*}tbndsr n ook fondsvorming doorliet sluiten van een kapi taalverzekering bij een levensverzokeringmaatschapprj is te brengen. De conclusie was dus, dat de premie van / 1575,?ten onrechte bij het inkomen van X werd geteld. Iu het kort saamgevat zijn uit dit arrest de vol gende conclusies te trekken. ff. De vermeerdering der contante waarde van pensioenaanspraak op den werkgever is geen inkomen voor den werknemer. 6. Ook bijdragen van den werkgever oau pen.«ioen en fondsen ten behoeve van den werknemer kunnen onder art. 10 laatste lid der wet I.B. worden gebracht. . . r. Verplichte'bedragen voor uitkeering van een kapitaal ineens worden met die voor pensioenen op n lijn gesteld. .Wanneer we ons op het standpunt plaatsen dat het deel van het inkomen, dat in den vorm van pensioenbijdrage voor verzorging van den owlon dag wordt besteed en dan dok als pensioenuitkeoring t.z.t. weer als inkomen zal verschijnen, niet onder het belastbaar inkomen valt, kan ik de conclusies van dit arrest gedeeltelijk onderschrijven. Alleszins redelijk is, dat dan niet PAG. 17 DE GROENE No/MU n Heen de bijdrage van den werknemer, doch ouk die van den werkgever niet ab inkomen wordt aangemerkt. Een formeele interpretatie van art.-10 laatste lid, waarbU alleen de bijdrage door den werknemer in mindering werd gebracht. U hier mede door een ruimeren uitleg vervangen. Dat de bijdragen die leiden tot een ka pitaa luit keering ineens volkomen analoog aan de peiisioenuit keering: worden behandeld, voert tot verstrekkende ge volgen. De Hooge Raad moge van oordeel zijn dal tusschen beide vormen kapitaal- en pensioenverzekering geen wezenlijk verschil bestaat. toch ontstaat bij kapitaalverzekering op het tijd stip van uit keering een vermogen voor den recht hebbende, waarvan alleen de opbrengst in volgende jaren zal worden belast; een pensioen verzekering geeft te zijner tijd alleen recht op een joarlijkscluv uitkeering die weer ten volle in de Inkomsten belasting zal worden betrokken. Tegenover de employés van groote maatschap pijen, wien bij uittreding een soms aanzienlijk kapitaal zal toevallen en waarbij de stortingen geheel onbelast zijn, staat de groote groep contribuabelen, die als leiders van eigen zaken of uitoefenaars van vrije beroepen door middel van hooge premiebetalingen buiten elk dienstverband om voor hun toekomst en voor die hunner'nabe staanden dienen te zorgen. Deze kunnen zooaLs bekend maximaal / 100.?van -deze..premie in mindering van bun inkomen brengen. Het komt mij aannemelijk voor, dat débesproken beslissingen ertoe zullen bijdragen, dat het recht op aftrek spoedig meer uniform zal worden geregeld. Een regeling,' waarbij premiën en pensioen* bijdragen tot een bedrag van bijv. ? 500.?, ver hoogd met een vast bedrag voor elk minderjarig kind, ?maximaal zou worden vrijgesteld, mits dienende tot verzorging van den ouden dag onver* schillig in welken vorm, zou tot.de zoo gewenschte gelijke behandeling voeren. Aan de eene zijde wordt daardoor voorkomen, dat ook premiën en bijdragen bestemd voor het vormen van grooto kapitalen ten volle in mindering kunnen worden gebracht, aan den anderen kant, dat zij die zeifstandig deze verzorging ter hand nemen slechts voor een zeer gering bedrag hiermede zien rekening gehouden. die aym een onder Duyu klein» ?dat hi» URE. j tiei u r d« H ee<s t e< i mei..*. Hoezot a -t* ec! der dit na; palijk det ver ;en ni' 2n en in ar »; Ie Jf, ?e S u

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl