Historisch Archief 1877-1940
?f J
NOG EENS: DE AANPASSING |KARPETTEN
C. A. Klaasse
Het mofllljkc probleem
HET is merkwaardig hoezeer w nog «teeda
strijd bestaat over de reëele kansen om door
aanpassing" te geraken tot een verbetering
van den economischen toestand. Waarbij dan
undiT aanpassing verstaan wordt: liet
verminili'ivn van de onderscheiden lasten zoowel van de
volkshuishouding als van het bedrijfsleven. Het
«(rukken van belastingen, van looneu, van rente
lasten enz., het omlaag brengen van het peil dor in
m'hl uitgedmkte kosten van het productieapparaat,
y.ioilnnr in groote trekken hetgeen een politiek van
..aanpassing" beoogt. Juist waar het gaat om de
Kflilhtóton, en men niet denkt aan verandering van
tl»- reëele loonen en interesten, dus een gewijzigde
verdeeling der inkomsten tussche.n ondernemers en
vaste-inkomens-trekkers, kan men dit heele proces
ook met het begrip deflatie bestempelen. En daar*
mee raken wij al dadelgk het vraagstuk in het hart:
kan de aanpassing meer beteekenen dan een alge*
meene verlaging van geldkosten en prijzen? Of
y.ullen de prijzen gelijk kunnen blijven omdat de
loon- en renteverlaging déondernemerswinsten
verhoogt en de verminderde koopkracht van loon
en rentetrekkers vervangen wordt door een even
redig hoogere koopkracht der ondernemers? En
tenslotte: zal die toename van het inkomen der
ondernemers niet tot een stoot tot uitbreiding van
de bedrijvigheid geven en aldus de eerste schakel in
een conjunctuuropleving kunnen zijn? Allemaal
vragen waartoe deze kwestie aanleiding geeft en die
de meeste voor- zoowel als tegenstanders van
aanpassing" niet bij benadering kunnen beant
woorden, al was het alleen maar omdat er waar
schijnlijk geen enkel antwoord is dat onder alle
omstandigheden juist is. Wij raken hier het ont
zaglijk moeilijke leerstuk van den invloed van
inkomensverschuivingen op het totale volksinko
men, waarbij men waarschijnlijk tot de conclusie
kan komen dat zulke verschuivingen soms niet
alleen verplaatsingen van den n naar den ander
y/yn, doch het totale nationale inkomen verhoogen,
terwijl onder andere omstandigheden er volks
inkomen door vernietigd kan worden.
IB het wonder dat onder die omstandigheden er
tegelijkertijd overigens verstandige menschen
zijn waarvan de ne groep de stelling verkondigd
dat loonsverlaging en aanpassing de oplossing uit
de crisis is, terwijl de andere zweert bij
loonsverhooging (nog zeer recent bracht Ford deze theorie
in practijk). Deze heele kwestie van de aanpas
sing", meer in het bijzonder door loonsverlaging,
is pas weer naar voren gebracht door den directeur
van het internationaal arbeidsbureau Harold
Butler in het rapport door hem opgemaakt ter
inleiding van de a.s. internationale
arbeidsconferentie. Deze wijst er m dit rapport op dat de
ervaring in het afgeloopen jaar een bevestiging b
van zijn stelling dat loonsverlaging de werkloosheid
niet kan helpen verminderen. Immers, zegt hij, in
Engeland en de VereenigdëStaten is de werkloos
heid gedaald en zijn de loonen zelfs iets -gestegen,
in België, Polen en Tsechoslovakije zijn de loonen
gedaald en is de werkloosheid toegenomen. Nu
wordt met dergelijke vergelijkingen nimmer veel
bewezen, en In het onderhavige geval al heelemaal
niets. Wanneer men al, met Butler en vele anderen,
van meening is dat daling der geldkosten van de
productie weinig of geen baat zal hebben, dan kan
men die stelling toch alleen verdedigen hetizjj voor
dft wereldhuishouding dus internationaal gezien
dan wel voor een andere geïsoleerde huishouding.
Nationaal kan natuurlijk de hoogte van geldloonen
en prijzen een enörmen invloed op de voortbrenging
hebben door den invloed welke de verhouding
tusschen inheemsch en buitenlandeen prijsniveau
heeft óp de bandelsbeweging.. De invloed van
deflatie of inflatie op den productie-consumptie
kringloop vertoont volkomen andere aspecten
wanneer men een geïsoleerde huishouding beziet
dan een huishouding die m verkeer staat met
omliggende economische eenheden. En geen sterve
ling zal willen ontkennen dat aanpassing" in n
land temidden van andere landen die niet aan
passen" op de goederenuitwisseling tusschen beide
groepen een enörmen invloed kan hebben en dUs
ook óp den welvaartstoestand in het aanpassen
de" land.
En dat in dit verband de landen met een relatief
hoog prijs- en kostenniveau uit dien hoofde aan
passing" noodig hebben, allerminst alleen hi de
overheidsuitgaven, maar op elk, ander gebied,
ontkent feitelijk ook wet*r niemand. Alleen over de
methode waarop is men het niet eens. De oenu
groep wil aanpassing door daling van de kosten, de
andere prefereert devaluatie, waardoor de prijzen
zich weer bij de kosten kunnen aanpassen. In
wezen komen beide, althans wat betreft het effect
op de verhouding tusschen inheemsch en vreemd
prijsniveau, op hetzelfde neer. En wat betreft den
invloed op den economischen toestand. van een
internationaal toegepaste aanpassing" zal er
waarschijnlijk ook niet zoo veel verschil van
meening bestaan. Noch internationale loonsver
laging, noch internationale verlaging van den
goudinhoud der munten zal eenigen invloed van
beteekenis kunnen hebben op de welvaart. En
nationaal heeft aanpassing dan ook slechts een
zeer beperkte strekking. Die strekking gaat niet
verder dan het opzij stellen van
evenwichtsstoornissen die zijn ontstaan door het verschil in prijs
niveau met het buitenland. Een min of meer pas
sieve verbetering dus. Van werkeUjken actieven
vooruitgang zonder internationale verschuiving
langs dezen weg.kan nauwelijks sprake zijn.
De roep om Btaatebetuoettng
VANDAAR dan ook dat in den laatsten tijd
meer en meer het verlangen geuit wordt tot
staatsbemoeiing niet alleen m de richting van
aanpassing. Verschillende landen zijn reeds zeer
ver op dien weg gegaan, zoo bijv. de Vereenigd
Staten en Duitschland. Dat feit voert zelfs Butler
in zijn rapport, waar hij dit onderwerp behandelt,
tot de conclusie dat de zuiver nationale overheids
bemoeiingen wel ongeveer aan het eind van haar
draagkracht zijn gekomen, en dat alleen inter
nationale maatregelen op dit punt ons nog verder
kunnen brengen. Evenals bij de kwestie der aan
passing verliest hij ook hierbij het oog dat nationaal
en geïsoleerd, dergelijke maatregelen een geheel
andere beteekenis kunnen hebben dan universeel
beschouwd. Er zullen wel degelijk nog verscheidene
landen zijn waar overheidsbemoeiing, het uitvoeren
van groote werken, en niet in de laatste plaats steun
bij de industrialisatie nog groot nut kunnen hebben.
Het is erg makkelek om de stelling te verkondigen
dat de internationale ruil weer verlevendigd moet
worden, maar het zou van weinig werkelijkheidszin
getuigen om niet in te zien dat een deel van die
ruil nimmer hersteld zal worden omdat de basis
ervoor is weggevallen. De industrieele ontwikkeling
van verschillende vroeger- uitsluitend agrarische
landen is nu eenmaal een feit. En die omstandig
heid zal in de leveranclerslanden van die gebieden
blijvende consequenties hebben, die ook weer hun
terugslag hebben op onze afzetmogelijkheden daar.
Aan dergelijke blijvende veranderingen in vraag- en
aanbodsverhoudingen moet elk land individueel
zich aanpassen, en daarbij kan de overheid waar
schijnlijk een flinken ruggesteun geven, vooral in
de overgangsperiode. ' .
Dit is dus in groote trekken wel de conclusie:
? -dat er voor de landen met relatief te hoog prijs
niveau op den duur op n of andere wijze een
aanpassing moet komen, hetzij van den kant van
prijzen en kosten, hetzij van de geldzijde, staat
wel vast, maar de. draagwijdte daarvan voor de
welvaart is ongetwijfeld beperkt. Merkwaardig is
het hoe in verscheiden landen waar men ten aan
zien van het budget langzamerhand drastische
maatregelen moet gaan nemen, wil er werkelijk van
aanpassing in dat kostenapparaat sprake zijn, er
steeds meer oppositie.komt naarmate het tijdstip
van de bezuiniging nadert.' Zoo verwacht de
Fransche regeering zeer veel tegenstand te moeten
overwinnen, terwijl ook bij ons het groote ver
soberingsplan het zeker niet makkelijk zal hebben.
Bij dien weerstand spreken natuurlijk een groot
aantal overwegingen van verschillenden aard mee,
maar n der belangrijkste is toch wel de meer en
meer doordringende overtuiging dat het budget
vraagstuk in het kader van de totaliteit der
economisch vraagstukken een klein onderdeel van
. zeer betrekkelijk belang is, hoewel natuurlijk
. ieder toegeeft dat het op den duur niet onopgelost
kan bleven.
Merkwaardig is het tenslotte dat juist m de
landen waar men het tot nu toe niet in de aan
passing maar in overheidsactiviteit op het stuk
van uitvoering van werken enz. heeft gezocht,
eveneens een zekere moeheid zich manifesteert. Dit
? geldt voor. Duitschland, niet zoozeer omdat men
daar van het nut dezer politiek mmder overtuigd
' PAG. U OE GROENE No.JOM
B O U C L
NIEUWSTE
MODERNE
DESSINS
l «0x280
240x340
P 16.75
25.50
AXMINSTER
200x280
230x315
240x340
F 28.
n 38.
,, 46.
WILTON
200x280
230x315
250x350
F 31.50
-s48.??
TtHDER
ZONEM
raakt, maar omdat de financiering bijna onover
komelijke moeilijkheden met zich gaat brenger.
Maar tenslotte is die financieringskwestie juist et-u
kardinaal punt wanneer men dezen weg kiest, en
al is in Duitschland ce geldbron wel wat vlugger
uitgeput dan elders, toch kan men uit dit voorbeei l
leering trekken ten aanzien van de grenzen die «:o
financieele mogelijkheden aan deze politiek stelle i.
In Amerika daarentegen heeft het jongste gesel il
inzake de veteranen-bonusuitkeering doen zie .
dat Roosevelt en met hem verscheiden anderen w. t
inflatiemoe raken. Weliswaar is Roosevelt, hoetv -l
devalufrt, nimmer van effectieve inflatie zulk e- n
voorstander geweest, maar practisch heeft hij t >\
heel wat geldcreatie toch het initiatief genomen.
Elke medaille heeft inderdaad haar keerzijde, 'ti
zoolang niemand een alleenzaligmakende oplossi ig
kent, zal het wel overal tot een compromis v.m
verschillende wegen komen.
Belastingzaken
RESIDENTIE HYPOTHEEKBANK N.V.
'??GRAVENHAGE ? Annm Paulownutrut »7
.._ .
-1
17'IOQHypotheekbrie v« n . . f 15.888.200.
f
788.800.Dlrectle: K. E. ABBING - D. VAN OORDT
KV.OEHAMMSCIE
HYPOTHEEKBANK
Leden der ^JBSW directie:
Mr. A. S. MIEDEMA en A. E. THIBRRY LB BYE DOLLBMAN
Pandbrievcn f 39.356.150.
Reserves . . f 1.056.713.
Hypotheken f 39024.996.
Ni Insulaire Hypotheekbank
te ZIERIKZEE,
geeft uit:
4%Pandbrieveni100%
groot f 1000.- en
f500.De pandbrleven der Insulaire behooren
a.ju tot de beleggingsfondsen der
Rljkspojupaarbank
N.V. DE HOLLANDSCHE
VOORSCHOTBANK
KRUISWEG 70 HAARLEM
C ; Bank verstrekt voorschotten met
en minimum van ?1000.? op billijke en
v. .t de terugbetaling betreft gunstige
v onwaarden, onder borgtocht of zake»
lij -.e zekerheid. Een prospectus wordt
»p aanvraag gaarne toegezonden.
N.V. BATAAFSCHE
HYPOTHEEKBANK
AMSTERDAM
Anno 1 889
Geeft uit tegen beurtkoer*:
4 % PANDBRIEVEN
In stukken van
f 1000,., f 500». en f 100,-.
Coupons Januari en Juli
MOZESKNAPNV
HOOGSTR.1
AMSTERDAM
Een poll* der
LEVENSVERZEKERING
Mij. ARNHEM"
Is de beste geldbelegging.
ONGEVALLEN
Voor slechts
met bus/ tram/ spoor/ enz.
zijn aan de orde van den dag l
f I. 2.5O
jaarpremie kunt U zich reeds
f5.000 bij overlijden/ f 10.000 bij invaliditeit
tengevolge van zoo'n ongeval
verzekeren bij de
LJ NI EU W E
\A RANK
SCHIEDAM W OJT\ l il IV
Postgiro 19154 ? (Zegelkosten f 0.50) ? Vraagt inlichtingen
Bijkantoor AMSTERDAM, Damrak 95/6. Tel. 32020.
Bijkantoor DEN HAAG, Tournoolveld. Tel. 180588.
M0of* all* doeleinden
KUNSTZAAL VAN LIER
ROKIN 126 _
AMSTERDAM
DOORLOOPEND TENTOONGESTELD
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLANDSCHE
EN BUITENL. HEESTERS
Verzorging vanpn ouden dag
? ^^ . ? ^^ ? , Map...?».?^_' ? ? .
W. H,
IN Maart 1936 heeft de Hooge Raad
arresten gewezen» die een oplossing geven vc >r
de vraag in hoeverre verplichte bijdragen n
premiën voor pensioenen en fondsen in mindering
van het salaris (inkomen) kunnen worden gebrac .t.
Zoowel de radicale koerswijziging als de zeer u
tvoerige argumentatie waardoor de fiscale zjjde <.er
verzorging van den ouden dag wordt belicht, maVou
deze een bespreking ten volle waard.
X was in dienst van een N .V., die zich bij .et
arbeidscontract verbond hem na zevenehtwin ig*
jarigen diensttijd een bedrag van ? 60.000.?ui. te
keeren en bij vroeger overlijden dit bedrag op het
tijdstip van overlijden aan zijn weduwe, eventueel
aan zijn kinderen» te doen toekomen. De inspecteur
belastte als inkomen van X boven het salaris- de
premie, i.c. / 1575.?, die de N.V. jaarlijks aan **a>
levensverzekeringmaatschappij betaalde om op het
gewenachte tijdstip ? 60.000.?uitkeering te >nt*
vangen.
Nadat de Baad van Beroep belanghebbend to
het gelijk had gesteld en de Minister tegen -ie**
uitspraak cassatie aanteekende kreeg de H.R. a«
de hand van dit geval gelegenheid haar standpunt
terzake in den breedéuiteen te zetten.
Het pensioen van don werknemer :,
BEOINNEN w\j aldus de gedachtcngan , van
den H.R. met na te gaan of in 't geval, «^at:*
werkgever zich .verbindt na een aantal dienst jaren
aan den werknemer een pensioen uit te k<' a*0»
? hiervoor een zeker bedrag bfl het inkomen ven d»
werknemer moet worden geteld. Eerst daarna i»
dan worden onderzocht of dezelfde redeneert k*0
worden gevolgd wanneer niet een pensioen «M*
een kapitaal ineens na beëindiging van het d
-matverband wordt verkregen. .
? Naar de wtfze waarop werkgevers hun tf*»'
nemers n pensioen verzekeren kunnen
hoofdtypen worden onderscheiden:
EYBURG
;. A ontvangt ? 5000.?salaris en heeft zonder
Mc t big t.z.t. aanspraak op pensioen.
z B ontvangt / 5200.?salaris, doch is
verplichttot ven bedrage aan een pensioenfonds of tot
premiebetaling aan een
levensverzekeringmaatsch.ppij van ?200.?.
' l "iden verkceren economisch in dezelfde positie
"n uilen per jaar over / 5000.?kunnen beschik
ken Een vergelijking van deze beide typen heeft
"r iiiu ook toe geleid, dat krachtens art. 10 laatste
lid <i<?r wet I.B. aan B het recht werd toegekend do
VT; lichte bedragen voor pensioenen en fondsen in
min lering van zijn inkomen te brengen. A wordt
tod: alleen belast voor / 5000.?salaris, de
jaarlijk-hc toeneming der contante waarde van de
aanspraak op pensioen blijft buiten aanmerking,
I du» moet aan B een recht op aftrek voor zijn'
pen ioenstorting worden verleend. En wanneer nu
de werkgever, en daar naderen we dicht tot ons
?°\; l, zich dekt voor de dooi* liein aangegane
vwl interna tot pensioenverleening door jaarlijks
hetzij een zeker bedrag in een pensioenfonds te
stoi;.-n dan wel de premie te betalen aan de
levensve«7'keringmaatschappU, die ztfn verplichting
wti-MMsmt, dan gebiedt een redelijke uitleg, den
u'eiinemer niet voor deze bijdrage als inkomen te
f?anii belasten, ook al ia deze niet door hem doch
door ./.ijn werkgever gestort. Want wanneer hij
/ "iOijn._ gallis verdient en de werkgever jaarlijks
:-'!"? premie betaalt ouv hem een pensioen te
^'?ki'i'en, dan verschilt zijn positie niet van die
v«ft \ en B, hierboven genoemd.
Ll«l«-(.rinir van kapitaal ineen»
N' leert de practijk dat werkgevers, w.o. zeer
vrooto nmatfichappijen, voorzieningen treffen
.iJo aan hun werknemers tegen het eindigen
'l<-n diensttijd niet een pensioen, doch het
van een kapitaal te verzekeren. Hiertoe wordt
: gevormd een z.g. apaar- of voorzieningsfonds.
Dezelfde gevallen doen zich voor als bij het pen
sioenfonds: de werknemer is verplicht tot bijdrage.
of wel hem wordt een aanspraak toegekend zonder
bijdrage zijnerzijds, waarbij dan veelal stortingen
door den werkgever worden verricht.
Xa zoover met zijn studie te zijn gekomen besluit
<lc H.R. tot een analoge toepassing voor pensioen
en kapitaalverzekering:
dat trouwens het in de practijk wél
voorko..mende beding, dat de werknemer op een bepaald
tijdstip de keuze heeft tusschen uitkeering van
..een pensioen of van een kapitaal, aantoont, dat
..titsachcn beide vormen van verzekering van den
ouden dag verschaffing van een pensioen of van
.,een som ineens niet betrekking tot het door
..art. 10 laatste lid behandelde onderwerp geen
..tceicnlijk verschil bestaat, terwijl deze aanspraken
.,ook in de practijk gemakkelijk tegen elkaar
..kunnen worden ingewisseld."
Daarnaast staat nog een ruime interpretatie
van het begrip bijdrage voor fondsen", zoodat
hieronder behalve de spaar* of voorziening*}tbndsr n
ook fondsvorming doorliet sluiten van een kapi
taalverzekering bij een
levensverzokeringmaatschapprj is te brengen. De conclusie was dus, dat de
premie van / 1575,?ten onrechte bij het inkomen
van X werd geteld.
Iu het kort saamgevat zijn uit dit arrest de vol
gende conclusies te trekken.
ff. De vermeerdering der contante waarde van
pensioenaanspraak op den werkgever is geen
inkomen voor den werknemer.
6. Ook bijdragen van den werkgever oau
pen.«ioen en fondsen ten behoeve van den werknemer
kunnen onder art. 10 laatste lid der wet I.B.
worden gebracht. . .
r. Verplichte'bedragen voor uitkeering van een
kapitaal ineens worden met die voor pensioenen op
n lijn gesteld.
.Wanneer we ons op het standpunt plaatsen
dat het deel van het inkomen, dat in den
vorm van pensioenbijdrage voor verzorging van
den owlon dag wordt besteed en dan dok als
pensioenuitkeoring t.z.t. weer als inkomen zal
verschijnen, niet onder het belastbaar inkomen valt,
kan ik de conclusies van dit arrest gedeeltelijk
onderschrijven. Alleszins redelijk is, dat dan niet
PAG. 17 DE GROENE No/MU
n Heen de bijdrage van den werknemer, doch ouk
die van den werkgever niet ab inkomen wordt
aangemerkt. Een formeele interpretatie van art.-10
laatste lid, waarbU alleen de bijdrage door den
werknemer in mindering werd gebracht. U hier
mede door een ruimeren uitleg vervangen. Dat de
bijdragen die leiden tot een ka pitaa luit keering
ineens volkomen analoog aan de peiisioenuit keering:
worden behandeld, voert tot verstrekkende ge
volgen. De Hooge Raad moge van oordeel zijn dal
tusschen beide vormen kapitaal- en
pensioenverzekering geen wezenlijk verschil bestaat.
toch ontstaat bij kapitaalverzekering op het tijd
stip van uit keering een vermogen voor den recht
hebbende, waarvan alleen de opbrengst in volgende
jaren zal worden belast; een pensioen verzekering
geeft te zijner tijd alleen recht op een joarlijkscluv
uitkeering die weer ten volle in de Inkomsten
belasting zal worden betrokken.
Tegenover de employés van groote maatschap
pijen, wien bij uittreding een soms aanzienlijk
kapitaal zal toevallen en waarbij de stortingen
geheel onbelast zijn, staat de groote groep
contribuabelen, die als leiders van eigen zaken of
uitoefenaars van vrije beroepen door middel van
hooge premiebetalingen buiten elk dienstverband
om voor hun toekomst en voor die hunner'nabe
staanden dienen te zorgen. Deze kunnen zooaLs
bekend maximaal / 100.?van -deze..premie in
mindering van bun inkomen brengen. Het komt
mij aannemelijk voor, dat débesproken beslissingen
ertoe zullen bijdragen, dat het recht op aftrek
spoedig meer uniform zal worden geregeld.
Een regeling,' waarbij premiën en pensioen*
bijdragen tot een bedrag van bijv. ? 500.?, ver
hoogd met een vast bedrag voor elk minderjarig
kind, ?maximaal zou worden vrijgesteld, mits
dienende tot verzorging van den ouden dag onver*
schillig in welken vorm, zou tot.de zoo gewenschte
gelijke behandeling voeren. Aan de eene zijde
wordt daardoor voorkomen, dat ook premiën en
bijdragen bestemd voor het vormen van grooto
kapitalen ten volle in mindering kunnen worden
gebracht, aan den anderen kant, dat zij die
zeifstandig deze verzorging ter hand nemen slechts
voor een zeer gering bedrag hiermede zien rekening
gehouden.
die
aym
een
onder
Duyu
klein»
?dat hi»
URE.
j
tiei u
r d« H
ee<s
t e< i
mei..*.
Hoezot
a -t*
ec!
der
dit
na;
palijk
det
ver
;en
ni'
2n
en
in
ar
»;
Ie
Jf,
?e
S
u