De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 29 juni pagina 6

29 juni 1935 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Ernest Wijnants' beeldhouwwerk ALBERT PLASSCHAERT Tentoonstelling bij Buffa, Amsterdam WIJNANTS, de Mechelaar, de Vlaamsche beeldhouwer, is in Holland weinig bekend, hoewel hij er toch reeds vroeger werk liet zien. Hij is een der vele Vlamingen, die vlak in de HollandRche buurt, minder bekend zijn dan vele, verdere Franschen. Het is iets, waarover ik mU steedtf verwonder; ge zoudt zeggen: deze twee kunsten moesten bijna tegen malkaar botsen, maar dat is niet het .geval! De Vlamingen blijken dus inderdaad van een andere geaardheid te zijn dan w\j; anders was. de wisselwerking zeker sterker geweest. Maar langzamerhand moet dat steeds nog wat stroef verkeer toch gemakkelijker, leniger worden, ons beiden tot winst. En dat verkeer, laat ik dat niet vergeten te zeggen, is reeds Wat gemak kelijker geworden in den lateren tijd. Rik Wouters is in Holland goed gekend en zeker gewaardeerd; Walter Vaes heeft een kring van vrienden; Permeke, fel betwist, heeft den dwazen weerstand over wonnen, behalve van sommige eenzijdigen en van sommige hulpeloozen, die meenen dat een bepaalde positie hun eenig verstand bij heeft gebracht. Wijnants zal ook weerstand ondervinden, ik ken de Hollanders daarvoor genoeg, maar ik ken ze ook genoeg om te weten dat wanneer ze eenmaal, tot waardeeren geraken, ze zuiver en hardnekkig die waardeering volhouden. En er is reden om Wtfnants, in Belgiëgeëerd (zie Charles Bemard en Hoger Avermaete), hier bij ons niet te kort te doen. niet te onderschatten. Er is ten eerste voor de Hollanders iets in de kunst van Wjjnante, wat ze toch moeten voelen en dat is de natuurlijkheid en de kennis (zie zijn houten beelden). De beeldhouwkunst is in Vlaan deren enz. een natuurlijker ambacht dan bij ons. Het materiaal, de steen is er vlak bij de hand; een fleurig, ruimlevend katholicisme kweekt zoo niet altijd groote beeldhouwers, dan toch begaafde artisans". De beeldhouwer heeft meer werk in een minder calvinistisch landen bij een volk, dat guller door het leven gaat. De beeldhouwer is in Belgiëgeen rariteit; er is werk genoeg aan den winkel daar. Groote groepen, hier een zeldzaamheid, zijn daar niet zeldzaam; het is of daar het brons makkehjker smelt en in voller volumen gaarne stolt. Daarenboven is er in Mechelen (ook Rik Wouters was een Mechelaar) nog een andere, oekonomische reden niet vreemd te staan tegenover de beeldhouwende houtbewerking; de stad is een centrum van meubelen voor den export; de volbloedige Vlaming gaat stug te keer in het nabootsen en -maken van meubels. Wtfnants is dus belast"., met de beeldhouwkunst door zijn omgeving. Maar daarom alleen werd de laat-begonnen beeld houwer nog niet tot den kunstenaar Wijnants. Een ander begin school in hem dan in de vele anderen. Van uit dat andere begin komt het dat een tentoonstelling zijn nut in Holland moet hebben. ** *? r . De kunst van Wijnants mist alle element der moedwillige rariteit, zonder daarom verfijning, volheid en afzonderlijkheden te missen. Het werk mist moedwillige rariteit; ten minste zoo goed als altijd en zeker altijd tot zijn baet. Er is een tijd geweest (achter ons ligt die grootendeels) waar de zwakkeren hun heil zochten, maar niet vonden in het onwezentlijke, het bizarre. Dat is niet de af zonderlijke signatuur van een persoonlijkheid; het bizarre is de moedwillige, onechte houding van de zwakke, die zich zelf wil overbluffen. Hij kan een oogenblik verrassen, maar dra ontdekt iedereen het schamel procédé. De natuurlijke, voluit zich ontplooiende kan in het begin moeite geven door grootheid, door een verder gaan, maar hij steeds het gevoel van voltooiing, niet van ver. wringing. Wijnants geeft nooit het gevoel zich in ongewonen stand te wringen. Hij is niet alleen ah beeldhouwer een zeer natuurlijk mensch. Het fa daarom ook, dat ik wat onwillig ben tegenover sommigen, die hem een bepaald aantal invloeien zoo maar ten geschenke willen geven om bepaalde dingen nu en dan in zijn werk te verklaren die hun niet enkel Vlaamsch lijken te zijn. Deze dingen zijn anders te verklaren (uit de persoonlijkheid enkel, uit de phantaisie); zij zijn ook te verklaren van veel dichterbij b(j iemand, die Vlaamsch b, maar niet export-Vlaamsch; by iemand, die dieper den aard van zijn volk vermoedt en hoe dat volk zich kleedt, waar het traditioneel bleef. '*'?* Er zou hier nog heel wat toe te voegen zijn, maar er is nog een dikwijls-gehoorde karakters. seering, gebruikt ten opzichte van ztyn werk, die mij eveneens onjuist lijkt. Het te niet'de opmer king, dat Wynants statisch is; hy is dat, juister wijze, gaarne, hoewel het probleem van den gang, van het gaan, als beeldhouw-probleem (in vrjj beeldhouwwerk) ook hem moest doen zoeken n;ur een oplossing daarvan. De uitdrukking, die mij onjuist Ujkt als karakteriseering, is dat de zinnelijk heid, laat ik het zóó zeggen, secundair is in Wy nai M werk. Ik ben het niet eens met hen, die dit een lof zouden vinden (het zou niet zeer Vlaamsch zyn!); Ik vind het geen winst, een afwezigheid zinneiykheid in een kunst, die van tasten toch steeds den prikkel ondervindt. Maar de zinneUjkheid dringt zich bij wynante weinig op; het geven van het schoone volumen verzaadt gedeeltelijk de zinnelijkheid; een Wijnants eigen verfyning lieft de zwaarte der zinnelijkheid op zonder haar dt bloesem te' ontnemen, haar volheid te verschralen! ? Dat er afzonderUjkheid is, met andere woorlen persoonlijkheid; een reeks photo's of reproductie] ware op deze tentoonstelling, die altyd vanzelf sen gedwongen keuze biedt, noodig om dat aai: de willigen te bewijzen of hun in herinnering t< brengen.... Het ware alleen reeds noodig on duideiyk te maken, dat Wynants n der weinigen ?is (Mechelaar, dat hy is), die een groot, houten beeld kan voltooien l.... Al deze dingen, vol toeleg vergat ik de technici kanten niet, zouden weinig waarde nog hebl on, zóó het psychologische by Wynants in koelen slaat aanwezig bleek en zonder schakeering. Wiezi.lb tegen my zou aanvoeren, ik ken het werk en lea mensch goed en de mensch is een verkwikkng, zou alleen zyn onkunde tegenover dit werk be wijzen. Behalve menig vrouwelichaam, naakt, lat de beschuldiging genoot, ns ook tegen Rodin'i werk valsch gebruikt (van afgegoten te zyn); m art gaande figuren, die nooit den feilen dans van Rik Wouters' bacchante vertoonen, bestaat er een reeks portretten van Wijnanta, die dat psycholo gische Vlaamsch bewijzen. Het is niet het zoeken daar van het versoberde, ge vindt daar de vryi.eid van den werkeUjken opmerker, rechtstreeks, NEST WIJNANTS Feïix Timmermans , HOLLANDSCHE BLOEMSTUKKEN Kunst van vroeger tijd Wijnants: Flora E. Blum«nfitd) , geuit. De verfijning, ge merkt het hier als elders, is Wijnants zoo zeer eigen, dat ze eiken groven ten leg voorkomt, hoewel ztfn talent niet schrikad-tig moedwillig-edel zich voordoet of, schijn heilig, ooit ontkent.... i Iet is om deze redenen, dat ik een voorstander ben van het tentoonstellen van Wijnants' werk in Holland en de hoop hier uit, dat er van dit werk in Holland zal blijven (het is werk, dat niet verveelt!). Maar van een ander iets ben ik minstens een even haidnekkig voorstander, en dat is biervan: dat eer totaler tentoonstelling, waarvoor meer uit rei zaïnelingen wordt geput, vollediger ons of u hét bet ld zal geven van den realist WUnants, wiens rea «isme den schroom der verfijning kent, dikwijls de terughouding van het statische, soms in zijn onbevangenheid anders is dan wij zijn. En ik hoop, dal dan deze tweede tentoonstelling ons tevens, teg-ljjk, zal inlichten over een periode van te veilig bij ons gekende Vlaamsche kunst; dat is «reik voor een Museum-directie, zóó ze daarvoor &!e< te deftig is of te vooringenomen. /N het fijne prentenboek zonder prenten van Andersen, lezen vrij in de eerste -prent, hoe bij stille, eenzame maannacht een Indisch meisje een brandende lamp op den heiligen Ganges-Stroom plaatst., Haar beminde is ziek. Indien nu de lamp, meegevoerd op den stroom, blijf t branden tot aan den eersten bocht, dan zal hij genezen- Zij staart vol hoop en verwachting de drijvende vlam na. Het meisje is licht als een gazelle; mooi als Eva, luchtig en stevig. Door haar fijne huid ziet de maan haar gedachten leven, en het jonge bloed, door haar fijne vinger» loopen. De lamp blijft branden en in vrome gedachten en gebaren zegt zij dank dan de Goden. ? Men kan niet beter het karakter van Wijnants1 werk gieten dan in dit prentje. . Heel zijn beeldhouwwerk straalt van die sereniteit, die jeugd, die: hoop, liefde en'kalme vroomheid f iets onaardêch en. toch menschelijk, iets Oostersch. En dat voor een Vlaming. De Vlamingen, die steeds, en daar immer het best in zijn, de realiteit gulzig en nauwkeurig weergeven, en dan in groote tijden langs de realiteit den geest opslurpen, zooals de gothieken b.v,b. Wijnants doet ongeveer het tegenovergestelde, hij verstoffelijkt den geest tot bloed en leven. Dat is een zeldzaam geval voor een Vlaming. , En wat voor een Vlaming,, dezen Nest l rondborstig, malsch, los, joviaal, geen discuteerdertgeen princiep' Ernest W/jnonts: Naakt . Foto E. BluiMnfeld) dit vormer; maar hevig en neerstig werkend,, en zoo werkt zooals hij het niet laten kan. Dat oostersche, dat naar mystiek zwevende insij» werk ia 'niet gewild, wordt niet vooropgesteld, «tor* groeit'en bloeit met het kneden van den klei, met M kappen van den steen of het hout ;dat zit in den duin, in den slag. Dat komt van zelf, niet door boeken, nirf door gepeinzen en meditaties, dat zit er ingebaki.efl! hij kan er zelf niet aan doen, hij weet het zelf tMHet is natuur. Al wat zijn werk doet, zooals Gezette ergens 'd< is blom zijn. Vreemd, hoe témidden van de schitterend-'** bruisende realiteitszin in Vlaanderen, zoo "W onderwerp als naar uitvoering, daar plots een en door vlaamsche jongen opstaat, wiens ziel met een straal beschenen is van den geest die eeuv** geleden ds Egyptische, Assyrische en kunstwerken schiep. , Hier is in de verste verte geen spraak van sing, daarvoor zijn die figuren te levend, te menschdy» levend f men ziet zooals in 't sprookje 'van Ander** het jonge bloed door de fijne vingers loopen, door v fijne huid de gedachten leven. Wijnants1 figuret} W levend, zij zijn bezig, zij gdaniets doen. De oosterftN figuren zijn in hunne houding versteend, zij 7t«Mfj «en strak eeuwigheidsgebaar, waarbij men zich w kan voorstellen dat het anders was of anders word** » " - , PAG. 10 EN II DE GROENE No. X* w/. Zij zijn in 't Nirvana, in hel rijk der dooden. Er is geen bloed meer in hun teedere vingeren. l>e vrouwenfiguren van Wijnants behouden in al me kuischheid en puurheid van houding en jerf -chten de bekoorlijke schoonheid der levende 'tc. Zij leven. Zij leven met denyoesterschen vorm tn den oosterschen geest. Die mengeling, dit ineenmctten van twee kuituren is een der raadselachtige xkoringen van Wijnants' werkt . Zie hoekloeken reëel die handen, die spieren achter .'cnie, het leven in diéruggen, daar is onderscheid wm vleesch en gebeente, dat is louter werkelijkheid. Maar een mysterieus licht verlicht van binnen uit die wrwén en vergeestelijkt ze. Die vormen zijn als rond *n vlam,gegoten. Ze zijn ook niet naief of primitief van vorm, deze /Vuren, wel'naar het hart, daarvoor houdt hij te veel het schoone werkelijke uitzicht der dingen. En naief. doen is voor hem een vloek. Hij kent zijn el en béheerschi df stof als geen andere. £>? gaat een wijding uit van dit werk. Zijn figuren kuisch in hun kinderlijke naaktheid. Geen klank, geen erotische, gefaizandeerde geur *? er uit waar te nemen. Zooals hunne houding vertelt *>* bidden, liefde, offeren, dank, betcondering, con» , is ook hun leven van binnen: zieleleveh. Set gevoel streeft naar, schoonheid n stilte en'de naar tucht n sereriüeiL ff eerlijk werk doordrenkt van geestelijke muziek. Wijnants heeft hard gewerkt, veel zorg en moeite maar heeft zich door het harde leven heen' zooals hij zijn beelden zelf uit hout en "tonner beitelt. En hij kapt immer verder altijd diepert T de kern van elke groote kunst: stilte n heiligheid. Oslas Beet: St//leven (Tentoonste//fng Oe floer) Tentoonstelling bij P. de Boer, Amsterdam DEZE tentoonstelling van bloemstukken is er ne van werken van oude óf vroegere meesters. De tentoonstelling is, ter vermyding van eentonigheid? verlevendigd met een aantal landschappen, ook uit vroeger tijd. De aanwezigheid van deze geschilderde landschappen is een voorzorg tegen te veel van het goede en zij 'doet hier deu juisten dienst. De Grimmer's, een der specialiteiten van de De Boer's, zijn inderdaad landschappen, aangenaam om te hervinden, om' terug te zien; deze studies enz., bedrijvig van veel volk en van velerlei bezigheid, zijn den gemiddelde goed verstaanbaar en voor den gemiddelde, omdat zij onwillekeurig? meer verhalends hebben dan dikwijls het moderne landschap, meer boeiend juist om die hoedanigheid van een verhaal.... Maar ia deze toevoeging te loven, het bloem stuk is hoofdzaak; daar gaat het om t En dadelijk komt dan de vraag op: waarom erkent ge dadelijk, dat deze bloemstukken uit een vroeger, soms lang geleden tijdvak zijn? Ter wille van de nauwkeurig heid moet onmiddellijk worden toegevoegd, dat ook in de perioden, na de perioden hier vertoond, bloemen werden geschilderd van uit eenzelfde voornemen (zie b.v. in Holland die van Van der Velden thans), maar zóó zeer zijn deze verwekt door of nagebootst op wat lang geleden was, dat zij ons dikwijls vervreemd lijken uit een anderen voorraad dan wat ge den voorraad van onzen tijd zoudt moeten noemen.... Zien wij dus dadelijk, ter minste In de meeste gevallen, dat een bloemstuk uit vroeger eeuw is en in het algemeen kunnen wij zeker .zeggen, dat de 18de eeuw nog tot deze periode gerekend kan worden, dan moet voor dit zien een reden zijn; er moet tusschen het 10de en 20ste eeuwsche bloem stuk en dat andere, dat Wij hier vinden, een groot verschil zijn. Dat verschil is er en het is duidelijk! Ten eerste zijn beide schilderijen, en dat is het gemeen schappelijke ! het zou toch te boud zijn te zeggen, dat het vroegere schilderstuk om andere redenen ten eerste ontstond dan om de kleur. Daarna komt het verschil. Het latere ?bloemstuk is stemmig van kleur ten eerste; de kleur is het element, dat de schilder van zulk bloemstuk hanteert en hanteert; het vroegere bloemstuk is, strak daartegenover gesteld, waarneming bovenal, stipte waarneming van vorm en kleur teuaam; het is een schilderen van bloem na bloem, meer dan het schilderen van den ruiker of van heb boeket. HetmenscheUjke, de mensch eltfke stemming is'm het oude bloemstuk meer naar achter gedrongen. Het doet daardoorvoor het gemoed soms koeler aan, maar het verrukt anderszins en het doet soms .verbaasd staan door kleur-complexen, door'kennis van het vak, door bekwaamheid, door een' ambacht, dat geen tekortkomingjscheen^te kennen;jBoms zelfs^Ujkt-jjns die kennis, die bekwaamheid, te voeren tot een koele pronkzucht of tot een afwezigheid van adem", waarop een driftiger en persoonlijker tjjd ons op verzot heeft gemaakt. Juistheid is bjj het vroeger bloemstuk hoofdzaak evenals onwankelbaarheid in het vak, evenals geduld. Dit geduld wordt tegenwoordig door ous van de vroegere techniek afgekeurd, zoo goed als zeker overschat door ons gevoel! Die waardeering van het geduld is dus gedeeltelijk een fout, tenminste natf is het zoo; zij is .gedeeltelijk ook een erkenning van wat de tijd om ons heen verlangt I en wel ook, dat wy, verzadigd van spheer en persoonlijke spheer, aan het meer objectieve dringender aandacht w{jden. In elke felle waardecring van een tijdvak, erkent ge den nood van een tijdvak ten eerste, zooals in eiken afkeer een niet verdragen verzadiging l Bloemen zjjn duigen, die wij genieten en die vroeger eeuw meer als zeldzaamheid ondervond dan wij, die soms rariteit waren, a(zonderlg*kheid; bij ons, bij den bloemenschilder, thans gelegenheid tot gemoedsuiting. In het algemeen en vroeger waren wij, de redenen heb ik reeds dikwijls u gegeven, waren de Hollanders stillevenschilders; ? hot bloemstuk is een deel van het stilleven en wellicht zijn de Hollanders daarom tuk op het bloemstuk geweest, kundige makers van zulk bloemstuk. Wij moeten daarom niet meenen, dat wij alleen meesters hier vinden. Deze tentoon stelling kan dienen, en dat is reeds iet* ! ter nadere bepaling van persoonlijkheden, wat nu dikwijls reeds moeieUjk, in verleden tijden zeer bezwaarlijk kan zfln, waar de persoonlijkheid toch zelden, zooals tijden lang ons eigen was, werd geforceerd,. Ztf kan dus dienen tot waardebepaling, tot d begrenzing van de verhouding onderling van een aantal schilders, die zoo goed als nooit tot de grootsten behoorden. Zij is een verpoozing bij het zoeken naar de grootsten ! Een tentoonstelling als deze is needriger, maar dat sluit geen verrassingen uit ook nu en dan, geen teleurstelling. Zij kan ook sommigen genezen van het bijgeloof, dat vroegere schilderkunst een onafgebroken reeks is van meesterwerken en dat vertrouwde, latere tijden daarmee vergeleken, mislukkingen waren; zij bewijst, dat naast voortreffelijks altijd veel bestond dat niet verzaadt. Waarom zou dat ook niet zyn? Maar begrijp mij goed, w\jd en breed-gezien is dat juist een reden om ook deze aangename tentoonstelling van schil derijen van stout of klein formaat naar den geest en naar het oppervlak niet te mijden. Zij geeft een gedeeltelijk overzicht, dat wy niet altgd te zien krijgen. Namen noem ik niet; verwantschappen zijn duidelijk de inspanning van het beschouwen kan iedereen bestaan. Geen werk zal u dus teisteren en vermoeien; menig werkje uw geduld oefenen en uw toewijding voldoende beloonen. PLASSCHAERI

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl