De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 13 juli pagina 6

13 juli 1935 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

Rembrandt: Jozef en de vrouw van Potlfar (1655) Bezit M. Knoedler & Co. te New York, vroeger In de Hermitage te 5t. Petersburg) Rem brandt inde hoofdstad EEN ONDERHOUD MET DEN DIRECTEUR VAN HET RIJKSMUSEUM OOK een Rembrandt-tentoonstelling heeft zijn achter de coulissen". Van de tienduizenden, die van Zaterdag 13 Juli af in de gelegenheid worden gesteld de kleine, maar uiterst belangrijke jubileumtentoonstelling van ons Rijksmuseum te bezoeken, zullen maar heel weinigen beseffen door welk een con glomeraat Van moeilijkheden, teleurstellingen en verwikkelingen een museumdirectie zich heen moet werken om het publiek een dergelijk resultaat voor te kunnen zetten. Bij het organiseeren van een dergelijke tentoon stelling", vertelde ons dr. Schmidt Degener, laat men natuurlijk datgene wat men van Rembrandt beschikbaar weet opnieuw de revue passeeren en de eerste sensatie die men hierbij krijgt is: hoe ongelooflijk veel is er voor ons land verloren gegaan! Het aanvragen van dergelijke zeldzame stukken brengt voor den Hollander altijd een armelijk gevoel mee?het bedelen om voortbrengselen van onze eigen beschaving is werkelijk hoogst penibel. Het levenswerk van Rembrandt is een van de rijkste, die de kunstgeschiedenis kent en het vaderland heeft daar weinig meer van behouden dan datgene wat om toevallige redenen onver vreemdbaar was." . ' Staan de eigenaars hun Rembrandts ongaarne af?" .'. ? ? . ? ?' ?'??..? .' . .-.',. . ,.De verzamelaars en de publieke collecties schijnen meer.dan ooit gehecht te zijn aan hun Rembrandt-bezit. Men heeft den indruk, dat de eigenaars sneller afstand doen van Jan Steen of Frans Hals dan van Rembrandt. Heel veel van wat zich thans nog, in particuliere handen bevindt, is reeds tijdens het leven van de eigenaars bestemd voor verzamelingen van hun vaderstad of woon plaats. Niet alleen de groote waarde van het object, maar bovenal de groote liefde voor den Rem brandt, dien, zij hun eigendom kunnen noemen, is de. oorzaak van de weigeringen of weifelende toezeggingen der verzamelaars." Treffend is ook," vertelde ons dr. Schmidt Degener, ,»dat ztf, die lange jaren met een schilderij van Rembrandt hebben samengewoond, dit op een eigenaardige wijze gaan beschouwen. Herhaaldelijk heeft mem mij gezegd: Het schilderij blijft altijd nieuw. Het is lederen dag weer anders. Komen we van de reis terug, dan denken we met vreugde aan het oogenblik, dat we de Pelgrim" of Titus" weer zullen zien. Wij zijn er zoo aan gehecht, dat we ons het leven zonder dat schilderij niet meer. kunnen denken." Komt het vaak voor, dat de gedane toezeg gingen weer worden ingetrokken?" Ja. zeker l De te nemen decisie maakt bij den eigenaar- allereerst n punt van lange overwegin gen uit» En als alles dan eenmaal is toegezegd en vastgesteld, dan gebeurt het nog vaak, dat er op het laatste moment een telegram komt met de médedeeling, dat men van het schilderij toch niet denkt te scheiden l Kon van'het geweigerde alleen een tentoonstelling worden gemaakt, dan zou deze n in omvang n in qualiteit zonder twijfel de meeste vroegere tentoonstellingen overtreffen. Toch valt er o'ver de medewerking in het algemeen DE ROEM VAN ROTTERDAM Interieur van het 'Museum Boymans ALBERT PLASSCHAERT NATUURLIJK was ik benieuwd hoe vooral het inwendige van dit museum zich gedroeg tegenover wat er tentoongesteld is, de schil deryen, de beeldhouwwerken, de kunstnijverheid. En deze benieuwdheid, deze nieuwsgierigheid was niet zonder lust tot vergelijken; want het pasgeopende museum in Den Haag was er om mee te vergelijken; het zeldzame geval doet zich toch voor in ons land, dat zoo goed als tegelijk twee musea .j gereed waren voor hun doel. Ik zal mij hier beper ken, zooals de titel van de kritiek ook aanwijst tot het inwendige van het Boymans-museum, maar ik zal dit niet doen zonder ook over de wijze van hangen te spreken. Het architectonische bUjv.e dus voor eens, later, bewaard.... Onmiddellijk moet dan gezegd worden, en dat is toch architektonisch, dat beide gebouwen omgeven ztyn door huizen en door water; dat dus natuur of wat uit de natuur gepeurd werd en weer tot natuur zal worden dan enkel kunstwerk zal blijven, beide gebouwen omgeeft. Beide geheelen hebben dus een samenstelling, die mij zér gewenscht toeschijnt; beide gebouwen ontkennen de boomen, de bloesem en het spiegelend water niet. De architektuur, zooals mij steeds de groote bekoring van White was, is niet enkel maat en abstractie maar z^j zoekt in een dubbelspel: natuur vol wisseling en archi tektuur, vol vastheid den rijkdom van het leven te. evenaren, die bestaat uit wat ik prees: spel en zekerheid.... . ' Het gebouw is de stelligheid dus van de twee factoren, het onveranderlijke, het stellige met het doel: schilderijen enz. te herbergen en goed te Het nieuwe Museum vwtnons te Rotterdam niette klagen. En doordat de eischen zeer hoog zijn gesteld is de qualiteit van het tentoongestelde dan ook op een zeer hoog peil gebleven." Zullen er op de tentoonstelling ook nog nieuwe ontdekkingen te zien zijn?" Het aantal nieuwe vondsten van beteekenis is de laatste jaren zeer afgenomen, zoodat er onder het tentoongestelde op n uitzondering na geen bepaald nieuw ontdekt werk te zien zal zijn. D i" eene uitzondering is een betrekkelijk klein schilderij, een hoogepriester, en dateert uit ± 1657." Dr, Schmidt Degener zeide ons dan verder,. dat de te vervullen taak bovendien nog zeer ver zwaard was door de omstandigheid, dat vermeden moest worden werken van Rembrandt, die al te zien waren op de twee laatste Rembrandt tentoonstellingen te Amsterdam, opnieuw voor do oogen van het publiek te brengen. Het meeste,, dat thans vertoond wordt, is aan het overgroote deel onzer landgenooten slechts uit reproducties bekend, b .v.: Het Meisje uit Chicago, de Geschie denis van Jozef en Potifar, déportretten van Titus, de.laudschappên van den meester, de groote Rabbijn" uit de verzameling van graaf Nostitz uit Praag e.d. De grootste moeilijkheid bij dit alles is verspreid heid van Rembrandt's enorme oeuvre. ? Naar alle kanten van de wereld hebben de groote verzamelaars het weggesleept: naar Australir, Canada, de Vereenigde Staten.... Deze ver spreidheid maakt het ook zoo moeilijk een samenhangenden indruk van hem te vormen. Maar juist het bijeenbrengen van dergelijke werken, al is het ook maar voor" tijdelijk, kak het publiek iocli een glimp verschaffen van dit zoo veelzijdige' en buitengewoon samengestelde levenswerk. Eeu groot positief resultaat, dat ik u nog wil noemen is, dat er veel werken te zien zullen zijn, die voor de vorige tentoonstelling geweigerd waren." Als vanzelf kwam het gesprek op die andere belangrijke tentoonstelling, die op het oogenblik in Rotterdam wordt gehouden ter gelegenheid van de openstelling van hej> niéuwe museum: de tentoonstelling van Delfteche meesters, onder | welke Vermeer de centrale figuur is. Bij Vermeer en dus ook bij een Vermeer-tentoonstelling is alles anders.Bij de Rembrandts is de grootste moeilijkheid gelegen in den overvloed .en de verspreidheid; b,ij de Vermeers is het juist,de schaarschte en de zeldZullen de twee tentoonstellingen elkaar niet schaden?" t ' Natuurlijk niet l Het is een merkwaardig toeval, dat in onze twee volkrijkste steden juist op dit oogenblik, deze zoo geheel verschillende kunstenaars-karakters nader tot het publiek worden gebracht: Vermeer, die een groot kunstenaar blijft, ondanks het feit, dat hij zich telkens en telkens Weer herhaalt als het ware berustend in de gevonden schoonheid, en Rembrandt, die zijn',uitsluitend heil zoekt in onuitputtelijke zelfvernieuwing en w^ens zoeken naar nieuwe kleurensamenstéllingen en nieuw(e technieken nooit een einde neemt. Het is^zeker een der treffendste eigen aardigheden van Holland, dat het terzelfder tijd deze, zoo geheel verschillende kunstenaars kon voortbrengen." T. S. Joh. Vermeer:; Jezus bij Martha en Maria (Bezit van het Museum téEdlnburg) , verlichten. Onmiddellijk bij het binnenkomen ble ken ons twee duigen verworven in dit gebouw, die niet gelukkig gevonden in Den Haag, ons bezwaar den tegenover dat Haagsche Museum. In Rotter dam is de grond van Travertijnsche steen rustiger dan in Den Haag, positiever voor den voet, geluidloozer toch, hoewel in Den Haag waarschijnlijk meer, maar verkeerder wijze naar rust was gezocht (niet alle zoeken brengt baeti). Dit hechtere en meer rustige wordt in Rotterdam niet verminderd door de kleur der opstaande muren, waartegen de schilderijen zullen hangen en reeds hangen. Inte gendeel, de eenvoudige, witte muren, die ik in Den Haag wenschte maar die daar afwezig zijn, vond ik hier. En onmiddellijk herkende ik in Boymans de juistheid van den witten muur, die een onophoude lijke kritiek is of het schilderij zuiver van kleur is en. haast zou ik zeggen, nog een kritiek is of een schilderij geschilderd is, gulwcg geschilderd. De beweeglijk heid van het wit geeft verwantschap met de gevoe ligheid der schildering. Dat dit juist is bewezen bij het voorloopig-bezicn der verzamelingen, reeds een paar schilderijen, die of onzuiver-van-kleur bleken tegen dat wit of die meer ingevuld leken, zooals een teekening kan worden ingevuld, maar die de onmiddellijkheid van de schilderende hand ver toonden; het effen wit was, ik herhaal, daar levend tegenover een toch immer dood geduld. Hoe is echter de verhouding der zalen of hoe is een factor daar bovenal ha Rotterdam? Ik heb in een artikel over Den Haag geschreven, dat de hoogte der schilderijenzalen te gering was en dat door deze te geringe hoogte de opgaande gang in de schildering gebroken werd, dat de schilderijen dus naar de hoogte, te gedrukt werden, dat de inner lijke maten van de schilderijen geweld werd aan gedaan en dat dit in de kapelletjes" nog erger waf dan in de zalen. Ik was bevreesd, zoo, iets kan in de lucht zitten, dat ik hetzelfde zou vinden te Rotterdam. Maar^dat is nitst het geval. De zalen f te Rotterdam zijn ongetwijfeld beter dan die in Den Haag wat het hier behandeld aangaat; ze zijn ranker, ze drukken het schilderij niet. Vanzelf is daardoor ook het licht in Rotterdam te verkiezen; vanzelf wordt het gevaar vermeden, wat in Den Haag aanwezig is, dat het licht, dat van boven komt te eenzijdig, boven bij groote schilderijen b.v. te veel daar heerscht, dat het bovendeel van het schilderij veel sterker wordt verlicht, dan het overige. Do lichtval in Rotterdam overtreft ver dien in Den Haag; het schilderij is zuiverder ver licht. Dat is bij iets, dat het van -het licht moet hebben, een voortreffelijke eigenschap. Maar er is nog iets beter in Rotterdam dan in Den Haag, en dat is het hangen. Natuurlijk is'ook hier het hangen nog niet volledig af, maar de smaak van Hannema, ik wist dit vooruit wel is veel ? verfijnder dan die van Van Gelder en van Knuttel! Er is veel meer en veel eergevoel voor het werk bij Hannema dan bij de Haagsche heeren ! Dat was mij duidelijk by den eersten, vanzelf nog eenigszins ongewissen ommegang door het Museum. Dat kwam door een gevoelige rangschik king, die ook het besef vertoonde, dat schilderijen zooveel mogelijk een ruimte rond zich moeten hebben, waarin hun kleurwerking zich uitleeft" en niet over het daarnaast hangend schilderij stroomt, vloeit. , Dit zijn dus wezenlijke genoegens voor den be schouwer van schilderyen, genoegens die in rijke mate tot werkelijkheid kwamen in de zaal waar liet werk van Vermeer hangt, een tentoonstelling, die menige tocht naar Boymans" noodzakelijk zal maken; een tentoonstelling, die ik altijd ergens hoopte te vinden, niet verwachtend zoo dicht bij huis in dit opzicht te worden verzaad. Daarvoor ben ik den heer Hannema alleen al tot diepen dank verplicht. PLASSCH.VERT i i i PAG. 10'EN II DE GROENE Ne. 3032

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl