De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 27 juli pagina 5

27 juli 1935 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Récht en wet '1-1 . * * '?? i' i'i Leden von de Delftscne Studenten Aeroc/ub brengen hun vliegtuig naar bulten voor de eerste proefvlucht Het lichte sportvliegtuig is er PROEFVLUCHT MET DE PH-DSA C. van Steenderen Jr. LANG hebben ze aan dat kistje gebouwd. De Delftsche studen ten, leden van de Delftsche ?Studenten Aero Club. In hun vrijen tijd, hebben ze geteekend en gerekend en getimmerd. Maar nu is hun" ma chine dan eindelijk klaar en een paar weken geleden heeft Dick Asjes er mee gevlogen. Heel voorzichtig eerst. Bij windstil weer een sprong, met de remklappen onder negatieven hoek, om de roeren te probceren. Daarna wat grootere sprongen, tot 20 meter hoogte en toen ook dat goed ging, de eerste werkelijke vlucht.. Met de klappen onder een kiemen positieven hoek was de machine in 9 seconden los. Op 400 meter hoogte werden in de eerste plaats de roeren grondig ge probeerd. Bochtjes links, bochtjes rechts. B omklappen vol positief, en de ailerons wat en nog behoorlijk actief, dus bij de landing in dit opzicht niets te vreezen. Bij minimum toeren van den motor bleef de DSA met den neus in den wind netjes hangen, zonder door te zakken en de landingssnelheid was niet meer dan 45 km/uur met een uit loop van nog geen 60 meter. Dick Asjes zeer enthousiast, en hoewel het verdere verlopp der proefvluchten met belasting nog moet worden afgewacht om een definitief oordeel tékunnen vormen over de waarde van dit Delft sche product, zoo hebben deze eerste vluchten toch wel getoond, dat het Lambach en zijn medestudenten ge lukt is een zeer bruikbaar'sport vlieg tuig te bouwen. ' Intusachen is de Heer Lambach ge slaagd voor zijn examen van Natuur kundig Ingenieur, zoodat ik hem het predicaat Ir. behoorde te geven. Ove rigens is het de bedoeling, de machine over te dragen aan de Delftsche Stu denten Aeroclub opdat de leden het kunnen gebruiken om hun vliegvaardigheid te onderhouden. De Nationale Luchtvaartschool zal voor het onder houd zorgen.en op deze manier zal het mogelijk zijn, dat.de Delftsche studen ten voor inderdaad zér weinig geld zullen kunnen vliegen. En zoo hebben wij dus eindelijk ook in Holland een licht sportvliegtuig, gebouwd n.b. door een groep enthou siaste jonge menschén en niet door een van onze vliegtuigfabrieken. Want ofschoon zoowel De Schelde" als Koolhoven met plannen rondloopen, voorloopig komen zij nog niét veel verder dan een scheta n vaneen werkelijken bouw van een prototype ?schijnt nog niet veel te komen. Mis schien tegen den tijd, dat wy over stroomd worden met goedkoope Amerikaansche ?sportvliegtuigen, zal men gaan inzien dat het bouwen van lichte machines een lucratieve bezigheid is. Die PH-DSA is een eendekkertje met laagliggenden vleugel, ingericht voor twee menschén, ieder in een open cockpit, en voorzien van een Amerikaanschen' Székely motor van 45 pk. Deze motor is afkomstig uit een Curtiss vliegtuigje waarmede een tijd ge leden een ongelukje gebeurde. Het kistje werd volgens de regelen van de kunst grondig gekraakt, doch de motor bleef intact. Met dit motortje, dat slechts 12 liter benzine per uur ver bruikt, bedraagt de maximum snel heid 136 km/uur en de kruissnelheid 125 km/uur, zoodat iedereen tevreden kan zijn. 10 km óp n liter benzine: alleen een kleine auto is in staat tot zoo'n prestatie, doch niet tot zoo'n hooge constante snelheid. In ongeveer anderhalfuur van Schiphol naar Eelde in een half uurtje van Waalhaven naar Haamstede, en dat alles voor een heel klein beetje geld en met meer comfort en minder kans op ongelukken dan met zoo'n laag-bij-den-grondsche auto. Het aardige van deze machine is, dat zij ontworpen en gebouwd is als een normale machine. Kleiner en lich ter dan de huidige sportvliegtuigen, maar overigens identiek. Heelemaal geen rare duigen eraan of eraf, zooals de Pou du Ciel zonder ailerons en met een boven vleugel die als hoogteroer fungeert. Een volkomen normaal vlieg tuig met twee ruime cockpits, bere kend op de dimensies van normale Hollandsche menschén, die over het algemeen, niet tot de lichtaten en kleinsten behooren. De ervaring, die Hein Schmidt Crans en Ir. Von Baumhauer met die Pou du Cicl opdeden, bewees wel Zeer defi nitief, dat dit ding als vliegtuig niet deugde. Eenigen tijd geleden heb ik een Amerikaansch sportvliegtuigje ge zien met een Ford motor. Het zag er goed uit, een beetje dunne stijltjes en nogal goedkoop afgewerkt, maar de algemeene indruk was vrij gunstig. Tot ik er in ging zitten. En toen bleek de twee-persoons cockpit niet bere kend te zijn vóór twee niet bepaald magere Hollanders. Wij zaten onge veer op elkanders schoot en ik kon den stuurknuppel niet voldoende achteruitkrijgen omdat mijn elleboog klem zat tegen een stijl in den romp. Een eventueele noodlanding zou dus een zeer hachelijk avontuur zijn geworden. Dit alles vinden wij niet ha de DSA. Cockpits waar je goed in zit, een sterk . onderstel, dat ook bij een beetje harde landing niet zoo gauw zal bezwijken, en alles behoorUJk afgewerkte En toch een motortje van niet meer dan 46 pk, terwyi de vliegcigenschappen zoo zijn, dat de amateur-piloot niet de minste moeite zal hebben. Als er n schaap over de brug is, komen er meer, zegt men wel eens. Laten wij hopen, dat het ook in dit geval waar is. Want wij hebben be hoefte aan goede, lichte, vliegtuigen, die het vliegen binnen het bereik bren gen van een heelen hoop menschén die niet in staat zijn de dure vlieglessen van thans te betalen, maar toch zoo graag zouden willen vliegen. VEILIG VLIEGEN BIJ VORST IEDERE automobilist kent wel het beslaan van de voorruit en, naeenigen tijd, de vorming van een laag MS, waardoor hij niets meer kan zien. De ruitenwisscher glijdt er rustig over heen en het eenige afdoende middel om die ijsvorming tegen te gaan is het monteeren van een z.g. warm ruitje", dat voorzien is van eenige draden, die door den electrischen stroom van de batterij licht worden .verwarmd en daardoor het ijs doen smelten. Die ij?vorming op de voorruit treedt des te eerder op naar mate men sneller rijdt en in den regel zal het ijs weer ver dwijnen als men een tijdje heeft stil gestaan. Bij vliegtuigen doet zich hetzelfde verschijnsel voor en onder bepaalde meteorologische omstandigheden zal zich ijs vormen op de stootkanten van den vleugel, staartvlakken en schroef. Ytoeger hadden wij daar niet zoo'n Jast van» omdat in de eerste plaats de vliegtuigen toen veel minder snel wa ren en ook omdat men niet vloog tenzij de weersomstandigheden absoluut goed waren. BU mist of zelfs maar kans' op mist bleef de machine aan den grond. Dit is de laatste jaren veranderd. Door de radio en de betere navigatieinstrumenten is het mogeljjk gewor den onder vrijwel alle weersomstandig heden door te vliegen, de snelheid der machines is sterk opgevoerd en het gevolg is geweest, dat men last begon te krijgen van ijsafzetting. Nu is het hierbrj van betrekkelijk ondergeschikt belai'g, dat het gewicht der machine door die ijsafzetting met eenige kilo's wordt verhoogd; het gróót o gevaar van ijsafzetting op den vleugel-voor kant is, dat hierdoor het vleugelpro fiel vervormd wordt, zich overal bob bels en opstaande kanten gaan vormen waardoor wervelingen ontstaan, die het draagvermogen van den vleugel sterk verminderen. BU de roeren be staat het gevaar, dat ze vastvriezen, terwijl natuurUjjk ook hier diébobbels en opstaande kanten een nadeeligen invloed zullen hebben op hun effi ciënte werking. Hen' heeft dan ook gezocht naar een apparaat, waardoor'die ijsvorming kon worden voorkomen, resp. teniet kon worden gedaan. Het insmeren met glycerine hielp al evenmin als bij de voorruit van onze auto. Het verwar men door middel van electriciteit der betreffende deelen bracht een appara tuur mede, die veel en veel te zwaar en te gecompliceerd was en bovendien niet buitengewoon betrouwbaar bleek te zijn. Het verwarmen door middel van de uitlaatgassen bleek volkomen onmogelijk, omdat bjj een beetje groote machine de uitlaatgassen nl lang waren afgekoeld voordat ze de vleugelpuntcn hadden bnreikt. Men heelt echter verder getocht en aan Dr. John Edwin Bomsbottom, in samer werking met Lockspeiser en Major J. Stewart. alle drie verbonden aan de Ruyal Aircraft Establishment te Farnborough, komt de eer toe een der wetoigen te zijn, die een apparaat heeft bedacht, dat ook inderdaad prakHsihe waarde heeft. Dit apparaat werd ons een poosje geleden gede monstreerd door het Nederlandache filiaal van de Dunlop Rubber & Tire Cbmpany, welke maatschappij de pateutrechten heeft aangekocht. Al hoewel het er nogal gecompliceerd uit ziet, is het toch vrij eenvoud!?. Ook het gewicht valt mee, ongeveer 14 kg voor het apparaat plus ongeveer 60 gr per meter vleugelspanning. De voorkanten van staartvlakken en vleugel worden eerst bedekt met een strook linnen dat aan n kant een laagje rubber heeft, en wel zoo, dat de rubber aan den buitenkant blijft». Op deze rubbcrlaag wordt een geperforeerde buis bevestigd en daar» over heen een poreuze strook linnen. Over deze poreuze strook komt dan een strook poreus leer. In de machine bevindt zich een groote tank, waarin lucht is tot een druk van 14 atmospheer. Verder heb ben wij een tweede tank waarin een mengsel van cthylene glycol en ethyl alcohol. Door luchtdruk nu wordt die vloeistof door een stel buisjes in die poreuze strook leer gespoten, waarbij de poreuze strook linnen alleen maar dient om de vloetetof snol te v repreiden. Binnen 15 seconden na het ope nen van de kraan is het -leer overal vochtig. En de eventueel reeds ge vormde Ijslaag zal aan den onderkant gaan smelten en loslaten. Nieuw ijs kan niet meer gevormd worden, daar ijsdeeltjes dit eet smelten zóodra y.y met de vochtige leeren strook In aan raking komen. Het is voldoende allén de stootkanten der betreffende vlak ken te beschermen, daar hier het ijs zich het eerst zal vormen en, indien wU dit voorkomen, achter die stoot kanten geen ijsafzetting zal optreden. Het verbruik aan vloeistof U gering" en bedraagt slechts ongeveer l liter per uur voor een groot verkcersvlieg. tuig, zoodat een behoorlijke tank voldoende is voor een vlucht van vier uur. Een kraan onder het bereik van den piloot maakt, dat het appa raat oogenblikkelrjk in werking kan worden gesteld, zoo spoedig eenig gevaar van ijsafzetting dreigt. C. v» S. UITLEGGING VAN TESTAMENTEN Een twistappel voor velen ALHOEWEL notarissen zooveel mogelijk alles zullen vermijden, wat tot onduidelijkheid aanlei ding kan geven, is een testament toch nu en dan een twistappel tusschen hen, die pretenties op een nalatenschap willen doen gelden. Onze Wet bepaalt, dat de rechter niet door uitlegging van de bewoordingen van een testa ment mag afwijken, indien deze dui delijk zijn. Slechts indien de Woorden voor verschillende uitleggingen vat baar zijn, mag naar de bedoeling van den erflater worden gevraagd. De moeilijkheid nu is déze, dat bewoor dingen op zichzelf bijna nimmer vol komen duidelijk zijn en zij meestal dienen te worden beschouwd in het ver band en onder de omstandigheden, waarin de erflater ze heeft gebezigd, zoodat dan toch naar de bedoeling moet worden gevraagd. In de rechts praktijk hebben eenige interessante gevallen de aandacht getrokken. *?* * Sinds 1023 is het Wettelijk erfrecht ?aldus geregeld, dat de langstlevende echtgenoot de geheele nalatenschap van den vóór-overleden echtgenoot erft, indien geen afstammelingen in de rechte lijn aanwezig zijn. Vóór 1923 echter erfde, bij gebreke van testament, de overgebleven echt genoot eerst, indien er geen bloedver wanten waren tot in den 12en graad. In 1019 had een erflaatster haar man tot erfgenaam benoemd voor de helit harer nalatenschap. Zonder haar tes tament veranderd te hebben, overleed zij in 1928, geen bloedverwanten in de rechte lijn achterlatende. Een broeder van de erflater maakte aanspraak op een deel van de nalatenschap, zich op hot standpunt stellende, dat de erflater haar echtgenoot slechts rech ten had toegekend op de helft der erfenis, zoodat de broers en zusters van de overledene tot déandere helft waren gerechtigd. De overgebleven echtgenoot verweerde zich evenwel met de stelling, dat de bewoordingen van het testament duidelijk waren, in dien zin, dat sinds 1923 bij gebreke van afstammelingen in de rechte lijn, hij» alleen de geheele nalatenschap erfde en broers en zusters niet in aan merking kwamen. Rechtbank en Hof beiden stelden den echtgenoot in het gelijk, overwegende, dat de woorden van het testament duidelijk waren en de erflaatster, indien zij had willen voorkomen, dat haar echtgenoot nig erfgenaam zoude zijn, alsnog over de andere helft harer nalatenschap een . beschikking had moeten treffen ten gunste van haar broers en zusters. Al acht ik gezegde beslissing te ver dedigen, op goede gronden zou men m.i. ook de opvatting kunnen huldi gen, dat de bewoordingen van het testament tengevolge van de laatste wetswijziging niet meer duidelijk zijn, PAG. l DE GROENE N*. 3034 AAN INZENDERS VAN MANUSCRIPTEN .wordt verzocht bij hun bij dragen een'gefrankeerd brief omslag met adres van den afzender. In te sluiten. Op het adres van stukken, voor de redactie bestemd, ver melde men gén namen van personen. zoodat naar de bedoeling der erflaat ster moet worden gevraagd. Als bedoeling kan men zeer wel aan nemen, dat de erflaatster haar echt genoot slechts heeft willen instellen tot erfgenaam van de helft der nalaten schap en haar broeders en zusters tot erfgenamen van de andere helft, daar zij anders na 1923 haar testament wel in overeenstemming met de nieuwe wetswijziging had veranderd. * * Overdrijving in de natuur Dr. K. KUIPER Directeur Rotterdamsche Diergaarde PAG. f DE GROENE No 3034 Hoc moeilijk soms de uitlegging van eon testament kan zijn, leert ook het volgende geval. Een erflaatster had in haar testa ment o.a. bepaald: Ik benoem mijn echtgenoot, den heer Jansen, tot eenig erfgenaam". Toen evenwel de erflaatster stierf, had zij, na van den heer Jansen gescheiden te zijn, als echtge noot achtergelaten den haar Cornolisse. De heer Jansen en de heer Cornelisse eischten ieder voor zich de zoozeer begeerde erfenis op. De be woordingen van dit testament zijn niet al te duidelijk en men komt tot ? verschillend resultaat naarmate men de klemtoon op het woord echtge noot" dan wel op den heer Jansen" legt. De rechter ging mitsdien de be doeling van de erflaatster na. Hij achtte het niet onmogelijk, dat de erf laatster bij het maken van het testa ment de bedoeling; had gehad slechts den heer Jansen te bevoordeolen, in dien deze bij haar overlijden nog haar, echtgenoot ware geweest, doch het was meer aannemelijk, dat de erflaat ster bij het maken van het testament aan echtscheiding niet heeft gedacht, zoodat alleen dan de heer Jansen ge acht moest worden geen erfgenaam te zijn, indien de bedoel'.ng, dezen heer uit te sluiten, positief uit de omstan digheden ware op te maken. Deze omstandigheden ontbraken volgens den rechter. Met goed recht is m.i. evenwel ook de opvatting van don heer Coinelisse te verdedigen, dat door de woorden mijn echtgenoot" de erflaatster blijkbaar slechts haar echtgenoot als zoodanig heeft willen bevoordeelen en de heer Jansen slechts een nadere, doch overbodige aandui ding is van dengeno, die ten tijde van het maken van het testament toeval lig haar echtgenoot was, zoodat als bedoeling moet worden aangenomen, hem, dio bij het overlijden van de erf laatster haar echtgenoot Was, als erf genaam te beschouwen. Nog een derde oplossing laat zich denken n.l. dat de persoon, aan wien de uitketring moest plaats vinden op het tijdstip van het overlijden der erflaagster, moet voldoen aan twee vereischten n.l. dat. hij n Jansen n haar echtgenoot .is. Waar noch Janben, noch Cornelisso aan deze, eisenen vol doen, krijgen geen van beiden recht op de nalatenschap. Uit gezegde voorbeelden blijkt, dat een erflater goed doet bij gewijzigde omstandigheden of veranderde wet geving zijn testament hiermede in overeenstemming te brengen, terwijl het evenzeer raadzaam is den erfge naam met name aan te duiden zonder een qualificatie als mijn echtgenoo'" van, onduidelijkheid zal dan niet spoe dig sprake zfyn. . .' ,,',.' ? Mr. B. 0,i G. Een charge op v/schgeb/ed, de schorpfoenv/tch (foto Dr. J. P. Treub). ALS we de verschillende klassen en orden van het dierenrijk zoo in gedachten eens de revue laten pasf eeren, zijn er dunkt me wei nig afdeelingen, die niet een aantal vor men bevatten, waarin de Natuur, zoo van nuchter menscheiyk standpunt be-. schouwd, een beetje den draak met zich zelf gestoken schijnt te hebbtn.We heb ben nu eenmaal een zekere voorstelling van wat we onder een zoogdier, een vogel, een reptiel verstaan, als we een visch of een insect moeten teekénen, dan kennen we aan ons onderwerp min of meer onbewust de gedaante toe, die met het schema dat we in ons hoofd hebbeu klopt; maar gaan we ons ver diepen in de individueele soorten, dan komen we een giraffe tegen, met een hals waarop we het bekende lamarck'istische mopje van de aanpassing aan de hoogte der acaciaboomeu kun-. nen'toepassen; olifanten, waarvan de neus aanleiding kan zijn om er met Cyrano vraiment il exagère" van te zeggen; walvisschen die gewoonweg met ieder fatsoenUjk begrip van een zoogdier spotten en vogels, zooals struisen, pinguïns en kolibries, waar van het ons moeite kost ons te realiseeren, dat ze werkelijk tct dezelfde klasse van het dierenrijk gerekend moeten worden. Die neiging om al zulke extreme vormen in de natuur schertsend als overdrijvingen te bestempelen moge tot zekere hoogte een gevolg zijn van onze schoolmeesterachtige behoefte tot schematiseeren: alles wat te ver van het grondplan afwijkt wekt de hilariteit aan den anderen kant zijn we ons heel goed bewust, dat iedere ontwikkeling van een diersoort ? , ui een bepaalde richting slechts zoo lang ongestraft kan doorgaan als zij' geen o vermat igen hinder geeft in den strijd om het bestaan. De studie van de levensvoorwaarden en -omstandig heden juist van extreme vormen zou ons misschien allerlei kunnen loeren over de oorzaken die tot het uitster ven van soorten hebben geleid, en daarmee zou aan diepzinnige of meer oppervlakkige bespiegelingen op dit terrein een deugdelijker grondslag gegeven worden. De leer van het milieu of oecologie is echter een gebied, dat ondank» het vele, dat er in de laatste . jaren op is verricht, nog maar bitter slecht verkend is en er zal nog een massa systematisch onderzoek moeten worden gedaan. Dat geldt zeker ook in hooge mate van het leven in het water, zoet zoowel als zout. Er zijn ook in dat milieu een gróót aantal van die uitersten, die doodgewone leeken op zoölogisch ge bied het meest pakken, omdat ze er zoo vreemd uit zien, en die liefhebbers van dieren sterk intrigeeren, omdat ze zoo graag zouden willen uitmaken, of die bizarre natuurproducten ook nog bijzondere eischen stellen aan hun milieu. Weinig takken van liefhebberijzoölogie bloeien tegenwoordig zoo als de aquariumliefhebberij. Bijna iedere stad, die zich eeriigszins respecteert, heeft een of meer vereenigingen van aquariumliefhebbers en het aantal van hen, die serieus studie maken van de gedragingen dier vischsoorten, die we gemakshalve samenvatten onder de uitdrukking tropische siervisschen", loopt in ons land in de duizenden, ter wijl het hl Duitachland naar verhou ding stellig nog grooter is. 'Intusschen zijn er onder die aquariumliefhebbers maar betrekkelijk weinigen, die weten schappelijk waardevolle waarnemin gen verrichten en het is stellig jammer, dat de officieele Aquariu niet mér op dit zuiver biologische gebied kunnen verrichten. Wat zou er b.v. door sa menwerking tusschen het universi taire centrum en den vaak verrassende connecties overzee bezittenden dieren tuin niet bereikt kunnen worden. Deze laatste krijgt de fraaiste en zeldzaam ste vormen in zijn bezit, zouals bijv. scborpioenvisscbeu, waarvan ik de zelfs voor een visch overdreven" vor men tot mijn vreugde nanr het leven kan afbeelden, of koraal v ischjes le vende in symbiose; met ? enorme zee anemonen doch slechts tastend (en vaak dus mistasiend) kan het vereischte milieu voor zulke vreemde gasten bepaald worden. Maar evenmin als het den toeschou wer in den bioscoop interesseert, welke technische moeilijkheden bij de opwune overwonnen moesten worden, zoomin zal de lezer zich willen ver-^ moeien met vragen over den meest gewenschten zuurgraad van het zee water, over zoutgehalte, temperatuur, filtratie en meer dergelijke factoren, die zulke wonderdieren uit de tropische koraalzeeën met den dood bedreigen. Het zal hem genoeg zijn zich over de extra vagances van de natuur te ver bazen en als hij dit wondere leven der Indische zee ziet, zal hij even stilstaan by het aanschouwen van de bliksem snelheid, waarmee de schorpioenvisch, geducht roover als hij is, de garnalen of steurkrabben, die in zijn buurt komen, weet te doen verdwijnen. HU zal hoogstens met halve aan dacht het bijschrift lezen, waarin ver teld wordt, dat 4e rugstekels van deze visch, zooals trouwens van alle ver' tegenwoordigers van de familie der schorpioenvisJchen of Scorpaenidae, door de visschers zeer gevreesd worden om het vergif dat ze bevatten, en daarna zal hij, lakoniek als hij is, over gaan tot het volgende punt van zijn levensagenda. f i. / i»1 > " \

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl