Historisch Archief 1877-1940
Récht en wet
'1-1
. * * '??
i'
i'i
Leden von de Delftscne Studenten Aeroc/ub brengen hun vliegtuig naar bulten voor de eerste proefvlucht
Het lichte sportvliegtuig is er
PROEFVLUCHT MET DE PH-DSA
C. van Steenderen Jr.
LANG hebben ze aan dat kistje
gebouwd. De Delftsche studen
ten, leden van de Delftsche
?Studenten Aero Club. In hun vrijen
tijd, hebben ze geteekend en gerekend
en getimmerd. Maar nu is hun" ma
chine dan eindelijk klaar en een paar
weken geleden heeft Dick Asjes er mee
gevlogen. Heel voorzichtig eerst. Bij
windstil weer een sprong, met de
remklappen onder negatieven hoek, om
de roeren te probceren. Daarna wat
grootere sprongen, tot 20 meter hoogte
en toen ook dat goed ging, de eerste
werkelijke vlucht.. Met de klappen
onder een kiemen positieven hoek was
de machine in 9 seconden los.
Op 400 meter hoogte werden in de
eerste plaats de roeren grondig ge
probeerd. Bochtjes links, bochtjes
rechts. B omklappen vol positief, en
de ailerons wat en nog behoorlijk actief,
dus bij de landing in dit opzicht niets
te vreezen. Bij minimum toeren van
den motor bleef de DSA met den neus
in den wind netjes hangen, zonder door
te zakken en de landingssnelheid was
niet meer dan 45 km/uur met een uit
loop van nog geen 60 meter. Dick
Asjes zeer enthousiast, en hoewel het
verdere verlopp der proefvluchten met
belasting nog moet worden afgewacht
om een definitief oordeel tékunnen
vormen over de waarde van dit Delft
sche product, zoo hebben deze eerste
vluchten toch wel getoond, dat het
Lambach en zijn medestudenten ge
lukt is een zeer bruikbaar'sport vlieg
tuig te bouwen. '
Intusachen is de Heer Lambach ge
slaagd voor zijn examen van Natuur
kundig Ingenieur, zoodat ik hem het
predicaat Ir. behoorde te geven. Ove
rigens is het de bedoeling, de machine
over te dragen aan de Delftsche Stu
denten Aeroclub opdat de leden het
kunnen gebruiken om hun
vliegvaardigheid te onderhouden. De Nationale
Luchtvaartschool zal voor het onder
houd zorgen.en op deze manier zal het
mogelijk zijn, dat.de Delftsche studen
ten voor inderdaad zér weinig geld
zullen kunnen vliegen.
En zoo hebben wij dus eindelijk ook
in Holland een licht sportvliegtuig,
gebouwd n.b. door een groep enthou
siaste jonge menschén en niet door
een van onze vliegtuigfabrieken. Want
ofschoon zoowel De Schelde" als
Koolhoven met plannen rondloopen,
voorloopig komen zij nog niét veel
verder dan een scheta n vaneen
werkelijken bouw van een prototype
?schijnt nog niet veel te komen. Mis
schien tegen den tijd, dat wy over
stroomd worden met goedkoope
Amerikaansche ?sportvliegtuigen, zal men
gaan inzien dat het bouwen van lichte
machines een lucratieve bezigheid is.
Die PH-DSA is een eendekkertje
met laagliggenden vleugel, ingericht
voor twee menschén, ieder in een open
cockpit, en voorzien van een
Amerikaanschen' Székely motor van 45 pk.
Deze motor is afkomstig uit een
Curtiss vliegtuigje waarmede een tijd ge
leden een ongelukje gebeurde. Het
kistje werd volgens de regelen van de
kunst grondig gekraakt, doch de motor
bleef intact. Met dit motortje, dat
slechts 12 liter benzine per uur ver
bruikt, bedraagt de maximum snel
heid 136 km/uur en de kruissnelheid
125 km/uur, zoodat iedereen tevreden
kan zijn. 10 km óp n liter benzine:
alleen een kleine auto is in staat tot
zoo'n prestatie, doch niet tot zoo'n
hooge constante snelheid. In ongeveer
anderhalfuur van Schiphol naar Eelde
in een half uurtje van Waalhaven naar
Haamstede, en dat alles voor een heel
klein beetje geld en met meer comfort
en minder kans op ongelukken dan
met zoo'n laag-bij-den-grondsche auto.
Het aardige van deze machine is,
dat zij ontworpen en gebouwd is als
een normale machine. Kleiner en lich
ter dan de huidige sportvliegtuigen,
maar overigens identiek. Heelemaal
geen rare duigen eraan of eraf, zooals
de Pou du Ciel zonder ailerons en met
een boven vleugel die als hoogteroer
fungeert. Een volkomen normaal vlieg
tuig met twee ruime cockpits, bere
kend op de dimensies van normale
Hollandsche menschén, die over het
algemeen, niet tot de lichtaten en
kleinsten behooren.
De ervaring, die Hein Schmidt Crans
en Ir. Von Baumhauer met die Pou
du Cicl opdeden, bewees wel Zeer defi
nitief, dat dit ding als vliegtuig niet
deugde. Eenigen tijd geleden heb ik
een Amerikaansch sportvliegtuigje ge
zien met een Ford motor. Het zag er
goed uit, een beetje dunne stijltjes en
nogal goedkoop afgewerkt, maar de
algemeene indruk was vrij gunstig.
Tot ik er in ging zitten. En toen bleek
de twee-persoons cockpit niet bere
kend te zijn vóór twee niet bepaald
magere Hollanders. Wij zaten onge
veer op elkanders schoot en ik kon den
stuurknuppel niet voldoende
achteruitkrijgen omdat mijn elleboog klem
zat tegen een stijl in den romp. Een
eventueele noodlanding zou dus een
zeer hachelijk avontuur zijn geworden.
Dit alles vinden wij niet ha de DSA.
Cockpits waar je goed in zit, een sterk .
onderstel, dat ook bij een beetje harde
landing niet zoo gauw zal bezwijken,
en alles behoorUJk afgewerkte En toch
een motortje van niet meer dan 46 pk,
terwyi de vliegcigenschappen zoo zijn,
dat de amateur-piloot niet de minste
moeite zal hebben.
Als er n schaap over de brug is,
komen er meer, zegt men wel eens.
Laten wij hopen, dat het ook in dit
geval waar is. Want wij hebben be
hoefte aan goede, lichte, vliegtuigen,
die het vliegen binnen het bereik bren
gen van een heelen hoop menschén die
niet in staat zijn de dure vlieglessen
van thans te betalen, maar toch zoo
graag zouden willen vliegen.
VEILIG VLIEGEN
BIJ VORST
IEDERE automobilist kent wel het
beslaan van de voorruit en,
naeenigen tijd, de vorming van een laag
MS, waardoor hij niets meer kan zien.
De ruitenwisscher glijdt er rustig over
heen en het eenige afdoende middel
om die ijsvorming tegen te gaan is het
monteeren van een z.g. warm ruitje",
dat voorzien is van eenige draden, die
door den electrischen stroom van de
batterij licht worden .verwarmd en
daardoor het ijs doen smelten. Die
ij?vorming op de voorruit treedt des te
eerder op naar mate men sneller rijdt
en in den regel zal het ijs weer ver
dwijnen als men een tijdje heeft stil
gestaan.
Bij vliegtuigen doet zich hetzelfde
verschijnsel voor en onder bepaalde
meteorologische omstandigheden zal
zich ijs vormen op de stootkanten van
den vleugel, staartvlakken en schroef.
Ytoeger hadden wij daar niet zoo'n
Jast van» omdat in de eerste plaats de
vliegtuigen toen veel minder snel wa
ren en ook omdat men niet vloog tenzij
de weersomstandigheden absoluut goed
waren. BU mist of zelfs maar kans' op
mist bleef de machine aan den grond.
Dit is de laatste jaren veranderd.
Door de radio en de betere
navigatieinstrumenten is het mogeljjk gewor
den onder vrijwel alle weersomstandig
heden door te vliegen, de snelheid der
machines is sterk opgevoerd en het
gevolg is geweest, dat men last begon
te krijgen van ijsafzetting. Nu is het
hierbrj van betrekkelijk ondergeschikt
belai'g, dat het gewicht der machine
door die ijsafzetting met eenige kilo's
wordt verhoogd; het gróót o gevaar
van ijsafzetting op den vleugel-voor
kant is, dat hierdoor het vleugelpro
fiel vervormd wordt, zich overal bob
bels en opstaande kanten gaan vormen
waardoor wervelingen ontstaan, die
het draagvermogen van den vleugel
sterk verminderen. BU de roeren be
staat het gevaar, dat ze vastvriezen,
terwijl natuurUjjk ook hier diébobbels
en opstaande kanten een nadeeligen
invloed zullen hebben op hun effi
ciënte werking.
Hen' heeft dan ook gezocht naar een
apparaat, waardoor'die ijsvorming kon
worden voorkomen, resp. teniet kon
worden gedaan. Het insmeren met
glycerine hielp al evenmin als bij de
voorruit van onze auto. Het verwar
men door middel van electriciteit der
betreffende deelen bracht een appara
tuur mede, die veel en veel te zwaar
en te gecompliceerd was en bovendien
niet buitengewoon betrouwbaar bleek
te zijn. Het verwarmen door middel
van de uitlaatgassen bleek volkomen
onmogelijk, omdat bjj een beetje
groote machine de uitlaatgassen nl
lang waren afgekoeld voordat ze de
vleugelpuntcn hadden bnreikt.
Men heelt echter verder getocht en
aan Dr. John Edwin Bomsbottom,
in samer werking met Lockspeiser en
Major J. Stewart. alle drie verbonden
aan de Ruyal Aircraft Establishment
te Farnborough, komt de eer toe een
der wetoigen te zijn, die een apparaat
heeft bedacht, dat ook inderdaad
prakHsihe waarde heeft. Dit apparaat
werd ons een poosje geleden gede
monstreerd door het Nederlandache
filiaal van de Dunlop Rubber &
Tire Cbmpany, welke maatschappij de
pateutrechten heeft aangekocht. Al
hoewel het er nogal gecompliceerd uit
ziet, is het toch vrij eenvoud!?. Ook
het gewicht valt mee, ongeveer 14
kg voor het apparaat plus ongeveer 60
gr per meter vleugelspanning.
De voorkanten van staartvlakken
en vleugel worden eerst bedekt met
een strook linnen dat aan n kant
een laagje rubber heeft, en wel zoo,
dat de rubber aan den buitenkant
blijft». Op deze rubbcrlaag wordt een
geperforeerde buis bevestigd en daar»
over heen een poreuze strook linnen.
Over deze poreuze strook komt dan
een strook poreus leer.
In de machine bevindt zich een
groote tank, waarin lucht is tot een
druk van 14 atmospheer. Verder heb
ben wij een tweede tank waarin een
mengsel van cthylene glycol en ethyl
alcohol. Door luchtdruk nu wordt die
vloeistof door een stel buisjes in die
poreuze strook leer gespoten, waarbij
de poreuze strook linnen alleen maar
dient om de vloetetof snol te v
repreiden. Binnen 15 seconden na het ope
nen van de kraan is het -leer overal
vochtig. En de eventueel reeds ge
vormde Ijslaag zal aan den onderkant
gaan smelten en loslaten. Nieuw ijs
kan niet meer gevormd worden, daar
ijsdeeltjes dit eet smelten zóodra y.y
met de vochtige leeren strook In aan
raking komen. Het is voldoende allén
de stootkanten der betreffende vlak
ken te beschermen, daar hier het ijs
zich het eerst zal vormen en, indien
wU dit voorkomen, achter die stoot
kanten geen ijsafzetting zal optreden.
Het verbruik aan vloeistof U gering"
en bedraagt slechts ongeveer l liter
per uur voor een groot
verkcersvlieg. tuig, zoodat een behoorlijke tank
voldoende is voor een vlucht van
vier uur. Een kraan onder het bereik
van den piloot maakt, dat het appa
raat oogenblikkelrjk in werking kan
worden gesteld, zoo spoedig eenig
gevaar van ijsafzetting dreigt. C. v» S.
UITLEGGING VAN
TESTAMENTEN
Een twistappel voor velen
ALHOEWEL notarissen zooveel
mogelijk alles zullen vermijden,
wat tot onduidelijkheid aanlei
ding kan geven, is een testament toch
nu en dan een twistappel tusschen
hen, die pretenties op een nalatenschap
willen doen gelden. Onze Wet bepaalt,
dat de rechter niet door uitlegging
van de bewoordingen van een testa
ment mag afwijken, indien deze dui
delijk zijn. Slechts indien de Woorden
voor verschillende uitleggingen vat
baar zijn, mag naar de bedoeling van
den erflater worden gevraagd. De
moeilijkheid nu is déze, dat bewoor
dingen op zichzelf bijna nimmer vol
komen duidelijk zijn en zij meestal
dienen te worden beschouwd in het ver
band en onder de omstandigheden,
waarin de erflater ze heeft gebezigd,
zoodat dan toch naar de bedoeling
moet worden gevraagd. In de rechts
praktijk hebben eenige interessante
gevallen de aandacht getrokken.
*?* *
Sinds 1023 is het Wettelijk erfrecht
?aldus geregeld, dat de langstlevende
echtgenoot de geheele nalatenschap
van den vóór-overleden echtgenoot
erft, indien geen afstammelingen in
de rechte lijn aanwezig zijn.
Vóór 1923 echter erfde, bij gebreke
van testament, de overgebleven echt
genoot eerst, indien er geen bloedver
wanten waren tot in den 12en graad.
In 1019 had een erflaatster haar man
tot erfgenaam benoemd voor de helit
harer nalatenschap. Zonder haar tes
tament veranderd te hebben, overleed
zij in 1928, geen bloedverwanten in de
rechte lijn achterlatende. Een broeder
van de erflater maakte aanspraak op
een deel van de nalatenschap, zich
op hot standpunt stellende, dat de
erflater haar echtgenoot slechts rech
ten had toegekend op de helft der
erfenis, zoodat de broers en zusters
van de overledene tot déandere helft
waren gerechtigd. De overgebleven
echtgenoot verweerde zich evenwel
met de stelling, dat de bewoordingen
van het testament duidelijk waren, in
dien zin, dat sinds 1923 bij gebreke
van afstammelingen in de rechte lijn,
hij» alleen de geheele nalatenschap
erfde en broers en zusters niet in aan
merking kwamen. Rechtbank en Hof
beiden stelden den echtgenoot in het
gelijk, overwegende, dat de woorden
van het testament duidelijk waren en
de erflaatster, indien zij had willen
voorkomen, dat haar echtgenoot nig
erfgenaam zoude zijn, alsnog over de
andere helft harer nalatenschap een
. beschikking had moeten treffen ten
gunste van haar broers en zusters.
Al acht ik gezegde beslissing te ver
dedigen, op goede gronden zou men
m.i. ook de opvatting kunnen huldi
gen, dat de bewoordingen van het
testament tengevolge van de laatste
wetswijziging niet meer duidelijk zijn,
PAG. l DE GROENE N*. 3034
AAN INZENDERS VAN
MANUSCRIPTEN
.wordt verzocht bij hun bij
dragen een'gefrankeerd brief
omslag met adres van den
afzender. In te sluiten. Op
het adres van stukken, voor
de redactie bestemd, ver
melde men gén namen van
personen.
zoodat naar de bedoeling der erflaat
ster moet worden gevraagd.
Als bedoeling kan men zeer wel aan
nemen, dat de erflaatster haar echt
genoot slechts heeft willen instellen
tot erfgenaam van de helft der nalaten
schap en haar broeders en zusters tot
erfgenamen van de andere helft, daar
zij anders na 1923 haar testament wel
in overeenstemming met de nieuwe
wetswijziging had veranderd.
* *
Overdrijving in de natuur
Dr. K. KUIPER
Directeur Rotterdamsche Diergaarde
PAG. f DE GROENE No 3034
Hoc moeilijk soms de uitlegging van
eon testament kan zijn, leert ook het
volgende geval.
Een erflaatster had in haar testa
ment o.a. bepaald: Ik benoem mijn
echtgenoot, den heer Jansen, tot eenig
erfgenaam". Toen evenwel de
erflaatster stierf, had zij, na van den heer
Jansen gescheiden te zijn, als echtge
noot achtergelaten den haar
Cornolisse. De heer Jansen en de heer
Cornelisse eischten ieder voor zich de
zoozeer begeerde erfenis op. De be
woordingen van dit testament zijn
niet al te duidelijk en men komt tot ?
verschillend resultaat naarmate men
de klemtoon op het woord echtge
noot" dan wel op den heer Jansen"
legt. De rechter ging mitsdien de be
doeling van de erflaatster na. Hij
achtte het niet onmogelijk, dat de erf
laatster bij het maken van het testa
ment de bedoeling; had gehad slechts
den heer Jansen te bevoordeolen, in
dien deze bij haar overlijden nog haar,
echtgenoot ware geweest, doch het
was meer aannemelijk, dat de erflaat
ster bij het maken van het testament
aan echtscheiding niet heeft gedacht,
zoodat alleen dan de heer Jansen ge
acht moest worden geen erfgenaam
te zijn, indien de bedoel'.ng, dezen heer
uit te sluiten, positief uit de omstan
digheden ware op te maken. Deze
omstandigheden ontbraken volgens
den rechter. Met goed recht is m.i.
evenwel ook de opvatting van don
heer Coinelisse te verdedigen, dat
door de woorden mijn echtgenoot"
de erflaatster blijkbaar slechts haar
echtgenoot als zoodanig heeft willen
bevoordeelen en de heer Jansen slechts
een nadere, doch overbodige aandui
ding is van dengeno, die ten tijde van
het maken van het testament toeval
lig haar echtgenoot was, zoodat als
bedoeling moet worden aangenomen,
hem, dio bij het overlijden van de erf
laatster haar echtgenoot Was, als erf
genaam te beschouwen.
Nog een derde oplossing laat zich
denken n.l. dat de persoon, aan wien
de uitketring moest plaats vinden op
het tijdstip van het overlijden der
erflaagster, moet voldoen aan twee
vereischten n.l. dat. hij n Jansen n haar
echtgenoot .is. Waar noch Janben,
noch Cornelisso aan deze, eisenen vol
doen, krijgen geen van beiden recht
op de nalatenschap.
Uit gezegde voorbeelden blijkt, dat
een erflater goed doet bij gewijzigde
omstandigheden of veranderde wet
geving zijn testament hiermede in
overeenstemming te brengen, terwijl
het evenzeer raadzaam is den erfge
naam met name aan te duiden zonder
een qualificatie als mijn echtgenoo'"
van, onduidelijkheid zal dan niet spoe
dig sprake zfyn. . .'
,,',.' ? Mr. B. 0,i G.
Een charge op v/schgeb/ed, de
schorpfoenv/tch (foto Dr. J. P. Treub).
ALS we de verschillende klassen
en orden van het dierenrijk zoo
in gedachten eens de revue
laten pasf eeren, zijn er dunkt me wei
nig afdeelingen, die niet een aantal vor
men bevatten, waarin de Natuur, zoo
van nuchter menscheiyk standpunt be-.
schouwd, een beetje den draak met zich
zelf gestoken schijnt te hebbtn.We heb
ben nu eenmaal een zekere voorstelling
van wat we onder een zoogdier, een
vogel, een reptiel verstaan, als we een
visch of een insect moeten teekénen,
dan kennen we aan ons onderwerp min
of meer onbewust de gedaante toe, die
met het schema dat we in ons hoofd
hebbeu klopt; maar gaan we ons ver
diepen in de individueele soorten, dan
komen we een giraffe tegen, met een
hals waarop we het bekende
lamarck'istische mopje van de aanpassing
aan de hoogte der acaciaboomeu kun-.
nen'toepassen; olifanten, waarvan de
neus aanleiding kan zijn om er met
Cyrano vraiment il exagère" van te
zeggen; walvisschen die gewoonweg
met ieder fatsoenUjk begrip van een
zoogdier spotten en vogels, zooals
struisen, pinguïns en kolibries, waar
van het ons moeite kost ons te
realiseeren, dat ze werkelijk tct dezelfde
klasse van het dierenrijk gerekend
moeten worden.
Die neiging om al zulke extreme
vormen in de natuur schertsend als
overdrijvingen te bestempelen moge
tot zekere hoogte een gevolg zijn van
onze schoolmeesterachtige behoefte
tot schematiseeren: alles wat te ver
van het grondplan afwijkt wekt de
hilariteit aan den anderen kant
zijn we ons heel goed bewust, dat
iedere ontwikkeling van een diersoort ?
, ui een bepaalde richting slechts zoo
lang ongestraft kan doorgaan als zij'
geen o vermat igen hinder geeft in den
strijd om het bestaan. De studie van
de levensvoorwaarden en -omstandig
heden juist van extreme vormen zou
ons misschien allerlei kunnen loeren
over de oorzaken die tot het uitster
ven van soorten hebben geleid, en
daarmee zou aan diepzinnige of
meer oppervlakkige bespiegelingen op
dit terrein een deugdelijker grondslag
gegeven worden. De leer van het milieu
of oecologie is echter een gebied, dat
ondank» het vele, dat er in de laatste
. jaren op is verricht, nog maar bitter
slecht verkend is en er zal nog een
massa systematisch onderzoek moeten
worden gedaan.
Dat geldt zeker ook in hooge mate
van het leven in het water, zoet zoowel
als zout. Er zijn ook in dat milieu een
gróót aantal van die uitersten, die
doodgewone leeken op zoölogisch ge
bied het meest pakken, omdat ze er
zoo vreemd uit zien, en die liefhebbers
van dieren sterk intrigeeren, omdat ze
zoo graag zouden willen uitmaken, of
die bizarre natuurproducten ook nog
bijzondere eischen stellen aan hun
milieu.
Weinig takken van
liefhebberijzoölogie bloeien tegenwoordig zoo als
de aquariumliefhebberij. Bijna iedere
stad, die zich eeriigszins respecteert,
heeft een of meer vereenigingen van
aquariumliefhebbers en het aantal
van hen, die serieus studie maken van
de gedragingen dier vischsoorten, die
we gemakshalve samenvatten onder de
uitdrukking tropische siervisschen",
loopt in ons land in de duizenden, ter
wijl het hl Duitachland naar verhou
ding stellig nog grooter is. 'Intusschen
zijn er onder die aquariumliefhebbers
maar betrekkelijk weinigen, die weten
schappelijk waardevolle waarnemin
gen verrichten en het is stellig jammer,
dat de officieele Aquariu niet mér op
dit zuiver biologische gebied kunnen
verrichten. Wat zou er b.v. door sa
menwerking tusschen het universi
taire centrum en den vaak verrassende
connecties overzee bezittenden dieren
tuin niet bereikt kunnen worden. Deze
laatste krijgt de fraaiste en zeldzaam
ste vormen in zijn bezit, zouals bijv.
scborpioenvisscbeu, waarvan ik de
zelfs voor een visch overdreven" vor
men tot mijn vreugde nanr het leven
kan afbeelden, of koraal v ischjes le
vende in symbiose; met ? enorme zee
anemonen doch slechts tastend (en
vaak dus mistasiend) kan het
vereischte milieu voor zulke vreemde
gasten bepaald worden.
Maar evenmin als het den toeschou
wer in den bioscoop interesseert, welke
technische moeilijkheden bij de
opwune overwonnen moesten worden,
zoomin zal de lezer zich willen ver-^
moeien met vragen over den meest
gewenschten zuurgraad van het zee
water, over zoutgehalte, temperatuur,
filtratie en meer dergelijke factoren,
die zulke wonderdieren uit de tropische
koraalzeeën met den dood bedreigen.
Het zal hem genoeg zijn zich over de
extra vagances van de natuur te ver
bazen en als hij dit wondere leven der
Indische zee ziet, zal hij even stilstaan
by het aanschouwen van de bliksem
snelheid, waarmee de
schorpioenvisch, geducht roover als hij is, de
garnalen of steurkrabben, die in zijn
buurt komen, weet te doen
verdwijnen. HU zal hoogstens met halve aan
dacht het bijschrift lezen, waarin ver
teld wordt, dat 4e rugstekels van deze
visch, zooals trouwens van alle
ver' tegenwoordigers van de familie der
schorpioenvisJchen of Scorpaenidae,
door de visschers zeer gevreesd worden
om het vergif dat ze bevatten, en
daarna zal hij, lakoniek als hij is, over
gaan tot het volgende punt van zijn
levensagenda.
f i. /
i»1 >
" \