De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 27 juli pagina 6

27 juli 1935 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

GROENE HEL D K (iroene Hel" noemen do inboorlingen het oerwoud, dat een groot deel Van (Juatomala. Honduras. Chiapas, Tabascoen Yucntan bedekt, een hecht vergroeide, onuitroei bare massa van boomen. slingerplanton, varens en bloemen. Langs de rivieren, die zich traag er door kronkelen, liggen enkele Indianendorpen: groepen,simpele hutten, met wat bouwland erom. dat voortdurend tegen do voortwoekerende jungle verdedigd moet worden. Langs duistere boschpndon zoeken ehicleros hun" weg, om het sap van .supodillaboomon te verzamelen voor de agenten ? van Mr. Wrigley. New York. Maar verder mani festeert de mensch zich hier niet. Kvenols in andere moeilijk toegankelijke streken, breidde ook hier de waarneming uit de lucht onze geografische kennis in enkele jaren mér uit, dan eeuwen exploratie langs den grond. Lindbergh vloog er over, anderen volgden. Over afstanden van honderden kilometers zagen zij geen grond. Als een geweldige, groene spons lag Centraal Amerika tmder hen; het oerwoud vervaagde, als een dikke lang fluweelig mos, alle landschapscontouron. Xij konden vele nieuwe ontdekkingen in kaart brengen, zooals het verborgen meer Margnrita in Chiapas. zij fotografeerden de dichte jungle die het canyongebied der Usumacinto bedekt en vonden er nieuwe tempelruïnen, vlogen hoog over de wouden van Coba, Yucatan, en zngon. hoe de sporen van oude wegen nog als littoeki>iis het groene dok doorkerfden. rultiiurgt'Med wordt oerwoud WANT eens zetelde nier een hoogc- beschaving. Tientallen jaren archaoologisch onderzoek hebben vele geheimen van dit oerwoud ontsluierd . maar veol is nog onbekend of blijft raadselnelitig. ' . |n menig opzicht stond de kuituur der M^tyavolken vér boven die der Azteken. Hoe oud zij is, kan men niet met zekerheid zeggen, maar als de berekeningen van Morley. den Amerikaanschcn arclmeoloog. die er nog niet zoo lang geleden in slaagde, de Maya-tijdrekening met de onze te syrtchroniseeren,. juist zijn, wei-d het Oudste Mayagedonkteéken dat een datum draagt 00 .jaar v.Chr. opgorjcht. Als men daar den tyd bijrekent die' noodig was voor de ontwikkeling van het'geniale schrift- en cijfersysteem, moet men het begin van deze'hoogc Indiaansche beschaving toch minstens tusschen 1000 en 500 v. Chr. plaatsen. Omstreeks ? het begin van onze jaartelling bestonden er in het tegenwoordige «uatenmla en Britsch Honduras bloeiende/steden, met prachtige tempels, paleizen, tuinen, pleinen en arena's, een ver doorgevoerde arbeidsverdeeiing. een stelsel van openbare scholen, een hoog ontwikkelde politieke en militaire organi satie. < Maar spoedig na het jaar dl O zwijgen alle nsct-ipties. Tikal, Copan. Pa^lenque, Menche, ' u/rigua werden verlaten. De steden vervielen, de bevolking verhuisde naar het /uiden en hel N den. naar Yucatnn. Op dit schiereiland ontstaM in de zevende eeuw Het Nieuwe Kijk. dat van «:» tiende tot de twaalfde eeuw zijn bloei beleeft. U bouwkunst bereikt grooter hoogte dan ooit in li> l Xuiden. Chiehen Itza is langen tijd de metropool van Het Nieuwe Hyk. het Mekka van de Mny.-iwereld, waarheen uit verre, deelen van Midd< n Amerika pelgrims komen. De kuststeden drijvt ti handel met Cuba. door het geheele land leggen «N heerschers verharde wegen en breode kanalen aan. 'Maar wér gaan de Maya volken achteruit, komt n tijdelijk onder Tolteeksche heerschappij, weten zirh te bevrijden, doch zijn in de 15e eeuw politiek n verzwakt, dat zy na 1500 een gemakkelijke buit d-1 Spanjaarden worden. ????**..', * De opkomst en ondergang der Maynbesehavii.a vormt een uiterst belangrijk hoofdstuk in «!?? kultuurgepchiedenis der Nieuwe Wereld. Denculminatie van Indiaansch kunnen toont er» technisch en geestelijk vermogen, waarvan «:«> Amerikaansche autochthonen later, onder VOHhen zoo ongunstige verhoudingen, nooit meer bli.tk hebben gegeven. Het opmerkelijke is echter, d;-1 bij d© Maya's, anders dan bij de Azteken, de roo'en vernielzucht der Spanjaarden niet de direct?? oorzaak was van het verdwijnen der hooge be schaving. Toen Montejo door Yucatan trok. war» n vele groote steden reeds verlaten.' lagen half in puin; in andere, zooals Chiehen Itza. t'xmal «n Tuluurn, woonden nog slechts kleine groepet, resten der vroegere bevolking, luidden de pi-icste-s en edelen reeds lang de trotsche gebouwen .yerlnten. van waar uit gij eens over het volk hcergchton. Waarom die exodus uit het zuidelijk gebied in den loop der zevende eeuw? Welke waren de oor zaken van den opbloei en het verval van H«t Nieuwe Ryk? Dezelfde vragen lokken imposant overblijfselen in andere deelen der wereld uit V?< n ook hier kan men slechts vermoedens opperen, min of meer waarschijnlijke hypothesen toetsen. Vel schillende theorieën heeft men opgesteld om «K* volksverhuizing naar Yucatan te verklaren. Te.tonische veranderingen, .snel toenemende eros van het bouwland, gepaard gaande mét dichtslibbing dor bajos, de lage plekken waaruit <!»? stadsbevolking in den drogen tijd haar wat-r kreeg,'zoowel als klimaatsverandering heeft mm er verantwoordelijk voor geacht. Hoe later ei n bevolking van millioenen zich kon handhaven in deelen van Yucatan, waar nu ondoordringbn.tr oerwoud, sloopcnde klimaatsziokten, slecht wat «T en een overmaat van pijnigende insecten het zeifo voor archaeologen, voorzien van- alle modem*1 hulpmiddelen, gevaarlijk maken om lang te kat-.peeren, is een ander mysterie, volgens sommig< u slechte op te lossen 'door een belangrijke klimaat *? verandering in'historischen tijd aan te nemen. Pyramidenhouwern met uteenen werktuigen VELE bouwwerken der oude Mayavolken zijn nu bevrijd van do jungle die hen gehn-I bedekte, en nauwgezette opmetingen, zorgvuldig' excavatie stellen ons in staat, deze vergane kult uur nanr.waarde te schatten. Het aantal en do omvang der ruïnen wijzen op groote steden, gelegen. U' midden van dicht bevolkte, 'intensief bebouw.li'. landstreken. Chiehen Itza zal in haar bloeit ij»! PAG. 10 EN n o m een kwart en een half millioen inwonem "-?had hebben; Tikal. in haar tijd de gitiotste en n «-est indrukwekkende Maya stad, "moet van de (. rde tot de vijfde eeuw na Chr. nog veel volkrijker -??\vec»st zün. Wanneer dit slechts eunigszins mogelijk was. ktr/eii de Maya's voor Juin tempels, paleizen en (itulei-e groote gebouwen, den nfgeplatten top van .n natuurlijken heuvel. Xijn kanten werkt en zij liij tot een symmetrisch lichaam ontstond; dit beI* Bedden zij dan. na terrasseering. met gehouwen i-:-en of . metsel werk. Een steile trap. steeds met h -ugo. smalle treden, gaf toegang tot den top. Als d bouwmeesters geen gebruik konden maken vun ?- n natuurlijke verheffing, richtten zij zelf eerst ? ? n afgeknotte pyramide op, uit los materiaal, \-i-slerkt door lagen mortel, van buiten op dezelfde n mier bekleed als de bijgewerkte heuvels. Ken v.ii zulke steile, terrasvormige pyramiden van Tikal. bereikte, met liet gebouw er op, een hoogte v i n ruim zeventig meter. .De nrchitektonische prestaties der Maya's li -ffen ons vaak als zóó oorspronkelijk, zyn van een /? ?> grootsche conceptie, dat men zich te meer verw «miert over de vele onrijpe kanten van hun l> -uwkunst, over den durf en het lan van een volk, ?l. t op dit gebied nog lang niet volleerd was, maar ?/; !i door belangrijke tekorten in technische kennis ??f vaardigheid niet liet weerhouden, vér te grijpen. 1 1:*1! zelfde volk dat het reusachtige Terras van l. 'Imantan oprichtte, waarop, ruim vijftien meter l» .-ven den grond, een arena met ruimte voor l M 100 toeschouwer? was, een onneembare citadel, v -Ie andere gebouwen en amphitheatei«. onder# Miidsi-he voorraadkamei-s en wateweservoiw. l> kte de millioenen blokken harden kalksteen, die i-; yoor noodig waren, nauwkeurig op maat met li> mors van vuurstcen, maakten de kanten glad in'-t beitels van hooinsteen. Want hoewel do Maya's hut koper kenden nog niet het brons :~ ^ in-nikten zij het, evenals goud, alleen voor sti;nidpii: de werktuigen waren uitsluitend .van v -m.' Hiermee vervaardigden z'u pok de rijk vor*i«-rdo friezen langs de pyramide terrassen en i'-»iipeiwandon: de kunstenaars die do baa-i-cliefs Va n den Tempel «Ier Krijgslieden te Chiehen Itza iHiiepen, de zuileiipoorten van Oepluimde Slangen. «l- beroemde Schildpadden van Quirigua, de «tóteske nmskei-s van mythologische wc/cna, do n .ilist ischc afbeeldingen en geomotrische ornamentr..'iilon! de" bewerkte monolythen met hun hi ro«l> phonschrift en jaartallen Op de pleinen en open,.l>;ii-o sport plaatsen tusschea de groote gebouwen, tt'-iktcri ."niet gereedschap dat weinig verschilde van «l.-'t der Kuiopeeseho holbewoner uit' het NCOli'hicum. De strategen die Tuluum omringden met ?'??il hoógen muur waarop een gelid van vijf man k"H rnarchècreh, moesten het materiaal- hiervoor li'ten dragen of sleepen, want de Maya's kenden '/?«?min als eenig Indinansch volk, het wiel..'. T)e tempels, op den top der pyramiden hebben. «He oen i-èchthoekigen plattegrond. De muren zijn '"«itengetvoon zwaar, de vertrekken zijn smal eii 'l'Wker, want men kende het eigenlijke boogmet"??Ic'n niet, moest een afsluiting verkrijgen door, v*! n de kanten af, opeenvolgende lagen rneteolwerk dichter naar elkaar te brengen, tot het spits afgesloten was. Daardoor verbruikten No. 3034 " ? ,. :ift -e;?.?..-*???;:* *;*:/ do Maya architekton enorm veel materiaal in verhouding tot de ruimte die beschikbaar kwam: in rxmnl 10:1! Dit geeft allen grooten Mayagebouwen een eigenaardig gedrongen, massaal uiterlijk. ScluHirst oenen kende men niet. vensters komen weinig voor. Do zwakke dakconstructie beperkte ook do verticale mogelijkheden. Kr x.ijn betrekkelijk weinig gebouwen van-meer dan ri verdieping in Centraal Amerika, en als men. daar toch toe overging, steunde men de hoogere etages op een massieve kern. waaromheen de parterrevei'trekken gegroepeerd lagen, of wel. men bouwde tegen natuurlijke of kunstmatige heuvels aan, en liet elke volgende verdieping terugspringen. Hootre muur Momhert* iH'MelmvIntr . M AA H hoe onbeholpen en onrijp in sommige opzichten deze arehitoktuur ook was, zy heeft indrukwekkende scheppingen voortgebracht ! Ook aan onzen maatstaf gemeten, zijn zij niet slechts interessant, maar ook kunstzinnig. Het witte pleister der zalen was beschilderd met mytholo gische wezens, gobouulicnisscn uit het dngelijksch leven-en scherp waargenomen, uitnemend getroffen afbeeldingen van menschen en dieren. De handwerkers in de stad rond de wijk der pyramiden weefden katoenen doeken, zóó fijn. dat de .Span jaarden ze voor.zijde hielden, maakten prachtige vazen, houtsnijwerk, jnde-ornamenten. mozaïeken uit voeren, edelgesteenten en parelmoer, gouden beeldjes en sieraden van voornamen sniaak. De wanden en zuilen der groote tempels waren steeds versierd met een bacclmntischcn overvloed van dat vreemde, barokke 'beeldhouwwerk, met zijn onuitwnrbare, demonische symboliek, produkt van bandcloozo phantasio en ontiombareii schcppingsdrang., gevoed door een primitieve ruimtevrees waar'een vlak te vullen wos in zoo vreemde tegenstelling tot de grootscho nllure van elke ncfopolis als op zich zelf staand geheel. ' '..-.' ? ?? * *?? ? ' De priesters en geleerden teekenden de geschie denis van hun slad en hun volk op in kronieken van agave-papier, .bezaten meer dan tweeduizend jaar geleden- eeri uitgebreide astronomische kennis, wanrop een ingewikkelde kalender was gebaseerd, rekenden niet een getallensystcem, waarin de cijfers een plaatswaarde hadden, gebruikten i-eeds de nul wat Kuropa eerst ruim duizend jaar later, in de Middeleeuwen, van de Arabieren zou leeren. In het midden van elke stad stond een astronomisch observatorium, waar de geleerden de waarnemingen verrichtten die den dagelijkschen, maandeljjkschen en jaariljkschon offer-cyclus -bepaalden, het op richten van een nieuwe gedcnkzuil pp het markt plein geboden, de slachting van krijgsgevangenen ter .eere van Cuculcan pischten, liet begin en het einde van den zaaitijd vaststelden, de vijf onreine dagen markeerden waarop de ceremoniën plaats vonden die het naderend onheil moesten bezweren. .Want onheil dreigde steeds. Dit was geen vrien delijke, geen blijmoedige, optimistische beschaving. Niet slechts tegen aardsche vijanden, vooral ook tegen onberekenbare bovennatuurlijke rampen, de kwaadwilligheid der ovcrtalrijko demonen moesten de sterken on wijzen het volk beschermen. Kn daarom zagen de bewoner* der hutten van stroo . on leem met eerbied en verwachting op naar do verblindend witte tempels en paleizen, met hun jHIIIIIIIIMIHMIIIIIinillHlIIMI MIIIMMIIIIMMIIIIMII. IIHIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIIM. f Boven links: Oe metropool Chiehen Itzo, het Mekka | | der Mayawereld. De sporen van oude wegen zijn f | nog zichtbaar door het oerwoud. Boven midden: f | Tusschen /000 en 500 v. Chr. woonde hier ~ een | | half millioen menschen: links, de Costi//o-tempef en f rechts, de Tempel der'Krijgslieden in Chiehen Itza. f l Beneden links: Overblijfselen der Indiaansche 'be- f l schaving; het meters hooge beeld van een mytho/o- | l gische figuur. Rechts boven: Het gedee/te/ij'k in \ "l tact gebleven bas-relief van een der /Moya-tempe/s. | 7inilllMIIIIIIIIIMIIIIIinilllllllllllllllltlllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIS gekleurde dakkammcn. bestraald door de tropen zon. Hoog verhieven zich die gebouwen op hun steile, geterrassoerdo pyramidon van witten kalk steen boven do tienduizenden bruine hutten aan hun voet* omringd door oen zee van golvende maïsvelden. ' De Maya Indianen van nu loven nog in soort gelijke hutten, spreken nog dezelfde talon innar groote steden en machtige hceracherd zijn er niet meer in Yucatan en Chiapas, ? de kennis der ge leerden is verloren gegaan, jungle bedekt de oudo paleizen, tempels, schouwburgen en pleinen. Da snelle verweering der tropen heeft hun kleur dan die der omgeving gelijk gemaakt, mos. varen?. grootere planten en tenslotte boomen groeien op do daken en in de portalen. Hun wortels splijten de 'steenen. vaneen, de; daken storten in, verrotte . boomen vallen tegen beeldhouwwerk aan. ver brijzelen gedenkteekens. Het verwoestingswerk der natuur gaat Htceds verder. . Het oerwoud van Midden Amerika moet nog op vele plaatsen onbekende resten der oude Maya's bevatten. Nog altijd worden er ontdekkingen gedaan. Zij doen vreemd aan, die zwijgende ruïnen in de dichte jungle, getuigen van een rijk en vol .leven, waar nu slechts heb gekrijach van eeit papegaai overdag, de kreet van een jaguar 's nachts of de gillende lach der cliichalaca in den vroegen mopgen de stilte verbreekt. . ' Dr. A. N. J.'DES HUI.!.ANDER

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl