De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 17 augustus pagina 5

17 augustus 1935 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

r LATE WRAAK De vrouw tegen den dichter J. GRESHOFF TELKENS opnieuw ? ryst midden in een levendig debat de vraag of het pas geeft de geheimste lovensbyzonderheden van kun stenaars openbaar te maken. Er is hier, naar mijn overtuiging, geen algemeene regel te stellen. Er zyn, om ui de litteratuur te blijven, schavers, wier werk men volkomen verstaan kan, ook al weet men niets van hun bestaan in de wereld af. Het kan, wanneer men het oeuvre van Verwey bestu deert, geen kwaad te weten welke opleiding hij genoot, in welk jaar hy huwde, welke reizen hij ondernam; maar noodzakeujk is dezo wetenschap geenszins. Alles wat wy werkeiyk noodig hebben voor onze studie ligt, open en verborgen, in de testen. Een al te nauwkeurige biografie is dus hier een onbescheidenheid en moet verworpen worden. Maar in vele gevallen zijn de testen zeer bepaald niet voldoende, wanneer wy het beeld van een persoonlijkheid en zijn ontwikkelingsgang zoeken. Van Paul Verlaino moeten wy vele détails ver nemen, willen wij van zyn poëzie het ware genot ondervinden. Zyn persoonlijkheid is bovendien zoo ryk aan tegenstellingen en zyn leven zoo tragisch, dat zy ook buiten de letterkunde om boeiend zijn en hun waarde hebben als exempel. Doch zelfs in een zoo typisch geval als dat van' Verlaine, moeten wy toch altyd den indruk behouden, dat de intieme mededeelingen van wezeniyke waarde zyn voor de kennis welke wy zoeken. En juist over hem heeft men vele scabreuzc byzónderheden openbaar gemaakt, zonder dat dezo met een beroep op de litteratuur of de psychologie to rechtvaardigen bleken. Er ir nog al wat belangstelling gewekt door de aankondiging van do publicatie der dagboekbladen door de gescheiden vrouw van den dichter nagelaten. Maar toen doze notities werkeiyk onder de oogen der kenners kwamen, was de teleurstelling des te grooter. De heer Fran9ois Porché, die zich al meer op een nict-prettige wyze met Verlaine bezig hield, heeft de uitgave van dezo sensationeele" bekentenissen op zich genomen en hy heeft getracht er door een uitvoerige en gewichtige voorrede eenig reliëf en cenige betcekeuis aan te geven. Dit is hem uiqt gelukt. Mémoires de ma Vie" door Ex-Madame Paul Verlaine (uitgave van Ernest Flammarion, Parys 1935) vormt een vrywel waardeloos' geschrift. En ware het dat allén maar. Het is echter een naftr en onwaardig boek: de uiting van een opgewarmde rancune, voortspruitende uit een huwelijksmislukking. Bo vendien blijkt do vroegere mevrouw Verlaine, behalve op een benepen wijze haatdragend, ook nóg bezeten to zijn door een onïeschbaren dorst naai* aanzien en mondanitcit. Wij zien haar m deze aanteekeningen, nogwel als een zelfverdediging bedoeld: ijdel, oppervlakkig, opgaande in beuzelaryen en behopt niet een belacholyko zelfovorscl\atting. Een groot deel van haar werkje wordt in beslag genomen door een uitstalling van haar deftige relaties en de adeliyke titels en klinkende namen zyn niet van de lucht af. Met Verlaine heeft dit alles al heel weinig te maken, het dient alleen om goed te doen voelen, hoe mejuffrouw Maut do Fleurville, die een halfbroer had die markies van Sivry waf, een mésalliancc deed, toen zy een burgerjongen als Paul Verlaine trouwde. Alles wat hier kleurloos en zonder overtuiging verteld wordt over het kosteelleven is onbelangrijk en waardeloos. Zoodra Verlaine zelf ten tooncelo verschynt wordt de lectuur echter pijnlyk. Deze futiclc freule heeft van den beginne af niets, in den meest volstrekten zin niets, van den dichter en zyn werk begrepen. Zij interesseerde zich noch voor de waarde noch voor het wezen van zijn poëzie. Het cenige'waar zij gevoelig voor bleek te zyn, was de roem, omdat daarop een honorabele maatschappe lijke positie gebouwd kan worden. Wie dit ziel- en geestloos gebazel volgt, begrijpt heel goed, dat Verlaine zyn vrouw en haar huis ontloopen is. Wy vinden in zyn brieven n zyn gedichten tal van uitlatingen, welke aantooncn hoe hij hunkerde naar een liefde gebouwd op wederzydsch begrijpen. En horhaaldelyk en tot het laatste toe heeft hij nog gepoogd zijn vrouw tot eenig wezenlijk mede leven te wekken. Het was alles vergeefsch. Poëzie en menschelijkc téederheid kwamen by haar pas heel ver na het fatsoen en de achting van de buren. De verbittering, waarmede Verlaine later zyn vrouw achtervolgd heeft, is een maat voor den omvang en de diepte van zijn teleurstelling. Het is weerzinwekkend (ik kan geen ander woord kiezen) hier to lezen hoe een vrouw smalend spreekt over het noodlottig bestaan van een dichter, waar zij hem, door haar domheid, in gedreven heeft. Verlaino zelf wist heel goed, dat zyn levensellendo voortsproot uit zijn huwelijks mislukking. Zwak van huis uit, had hij n kans tot redding. Die kans hoeft'zyn vrouw in korten tijd en onherroepelijk verknoeid en in dit feit vindt zij dan ten plotte aanleiding om zichzelf als, slachtoffer voor to stellen J In dit huwelijk bracht Vcrlaine een geëxalteerde liofdc en een bijna bovemnenscholijke hoop mede on daar stelde Mathilde Mautéde Fleurville het verlangen naar een vaste positie, een cerbarcn staat in do maatschappy on welvaart gepaard aan confort, tegenover. In zulke gevallen legt de dichter hot inderdaad altijd tegen den burger lijken *tand nf. Een Verlaine is in de oogen vnn allo degelijke mertschen oen lyrische nonvaleur; terwijl zijn gade een keurige clnma bleef, die hot ongelukkig getroffen heeft. De publicatie van dit dagboek is verpletterend voor de nagedachtenis van haar die te dor en te koud was om do vrouw van een dichter to zijn. Allo Verlainianen wisten dat al. Het boekje, een compendium van burgerlijke vooroordéelen, heeft op zichzelf beschouwd geen enkele bctéekcnis en in verband mot do kennis van Verlaine's loven en persoonlijkheid slechts een zér geringe.-Bewon deraars van'den grooten dichter zouden zich wel- ' licht door den titel kunnen laten verlokken. Ik raad hun aan dat geld beter to gebruiken door er voor zakgebruik de nieuwe, goedgemaakte ? bloemlezing uit Verlaine's werk voor te koopen. Het boekje bevat uitsluitend mooie verzen en ziet er prettig uit. Men noteere den titel! Les Plus Belles Pages déPaul Verlaine" (uitgave van Albert Messein, Porijp 1035).' Deze nieuwe keuze vervangt de overbekende Choix de'Poésies" van Fasquelle. i Men leert ten slotte tóch mér over Verlaine wanneer men n dag het bosch ingaat?* met dit boek, dan door de onverkwikkeiyke lectuur van de levensherinneringen eéner vrouw, die de kans zag door haar benepenheid noodlottig te worden. ZEIST Paul Verlaine BOUWTERREINEN en HUIZEN ? te koop Vin het Centrum! der Gemeente. Inlichtingen: PARK KERSBERGEN ' Kantoor:, Montaubanstraat 4, ZEIST Rembrandt; en Vermeer ALBERT PLASSCHAERT PAG. ? DE GROENE No.30M VOORDAT ik in een uitvoerig artikel de schilderijen van Vermeer, nu verzameld te Rotterdam en die van Rembrandt, in een .eigenaardige keuze te zien te Amsterdam, bespreek, wilde ik toch nog wat algemeene zaken" hier duidelyk naar voren brengen. En dan is n dier algemeene zaken en voor mij de 'gewichtigste, .dat wij in' Rembrandt. en in Vermeer twee tegen standers zien, die steeds in de kunsten aanwezig zullen z^n, de twee tegenstanders: de Romanticus, de Realist. Ik heb u hierover reeds meermalen geschreven, en hoewel ik soms even vrees u on willig to maken, besta ik het toch u nogmaals te zeggen, want werd het u ooit voldoende duidelyk?, dat voor den romanticus Rembrandt de wereld n levende gemeenschap was en voor den innigen Vermeer diezelfde wereld n bloeiende ver scheidenheid. Zóó waren hun naturen, zóó schil derden zy wat op een vruchtbaar oogenblik hen beving l En daar dit voor mij zóó zeer zeker is. liet mij het verhaal van Corinth, dat Rembrandjt ? figuren naar de natuur" wel eens schilderde, toen hu Rembrandt reeds was (langzaam groeien de Romantici naar het hun eigen licht) daarom liet dit verhaal, waarmee Corinth Rembrandt verkeerdeUjk tot een realist wilde hermaken, nuj onverschillig, want de schilder schildert, zelfs als hij naar de natuur" schildert, dat is dus met het voorwerp zijner afbeelding in levenden Ujve voo de oogen, toch b.v. dezen geschilderden mensch overeenkomstig schilders eigen natuur, dat is by Rembrandt dus: romantisch t En 'wat deed Vermeer wanneer hij naar de natuur schilderde zooals hij deed? HU schilderde een stülc^oluur in verscheidenheid van gelen en blauwen en witten (en van rooden, de zeldzamer tesaamkomstl). En hij schilderde nooit dezo stille" natuur dra matisch noch vol van een psychologische bevangenis, Rembrandt, eenmaal Rembrandt, onomgaanbaar eigen; hij, Vermeer schilderde in kleuren of liever in een verrijkend stil licht, totdat zijn innigheid het stilleven" zoo niet overwon dan toch rustig als een eeuwigheid deed glanzen, en wat hyt Vermeer, voor zich zag staan, bloeide in een steeds levende, vóór de oogen van de toe schouwers altijd zaliger wordende rust. En dat is misschien nog zeldzamer dan wat Rembrandt deed, hoewel het door deze zeldzaamheid,dd&rom niet grooter is l Rembrandt is (hoc gaarne meten de menschen toch de verschillende gestalten hunner vereering!) Rembrandt is grooter dan Vermeer, grooter van uit een psychologie, grooter van uit e«n omvattender Idee. Rembrandt is een Xoordsch gezel van Onovertroffenen, die den Mcnach vcrmeesterden tot do meest geheime spraak toe; hij is inderdaad een Eenige bij ons in Holland en altijd treft mij, dat hij in dien anderen Noordelijke, in Shakespeare, een gaansgenoot , vond, diémet meer schakeering nog (hij bezat ook het komische en de zwerfsche phantaisie) den mensch de mijn vond voor telkens nieuwe ex ploratie". Maar is dat zóó, is Rembrandt daar verwant en verschilt Rembrandt in ander opzicht met Titiaan, doordat hij den schuldigen toorn /schilderde, waar de Italiaan den toorn souverein kon schilderen vooral de letterkunde heeft hem ons vertrouwder gemaakt dan Vermeer. In Ver meer vmden wij, in den wellicht roomschen Ver meer, een genegenheid ons, Noordelijken, huiszittcnden, pp de beste dagen natuurlijk en dierbaar; do genegenheid tot stille dingen, waarin wij ons niet heroïsch, maar klaar weerspiegelen en waar uren lang vertier in ons is voor een vruchtbare eenzaamheid en waar de geest een geluk kent, dat zeer zeldzaam is, zeer ongewoon en zeer verheu gend. Rembrandt's figuur woont op een grooter domein dan waar ooit Vermeer's figuur ommeging. Feller gevecht van feller hartstocht vindt ge bij Rembrandt en in een man óf in een vrouw soms verterend zeer, Vermeer steeds onbekend. Bij Rembrandt is Tiet drama van den Mensch de Tcern van het werk, bij Vermeer, zelfs in het portret, 'zelfs als het staren daarin haast wordt tot een verlangen, is de neiging tot de rust toch de byblijvende wensen; is steeds er de neiging niet te vér te raken van stille voorwerpen af, opdat geen qnkel der geheime, klare stralen ons Voorbij zou gaan n niet op ons zou zijgen, die óns het vlieten van het. uur niet.'meer doen '.gevoelen noch verstaan. Ik meen, wanneer wij zóó Rembrandt verstaan i«n zon Vermeer ervaren, dnt wij nooit in pen slop belanden, waaruit wij weer terug moeten koeren om opnieuw een beetren weg te zoeken. Geen van beide schilders, zoo zuiver volgden zy hun natuur lijken drang, jaagt ons naar noodelooze spits vondigheden van den geest; hun verschillend gevoel, by don ecnen voor klaarten, by den anderen voor het zee wij d rumoer van den harts tocht, veri-ykt ons nooit door subtiliteiten, die cigentlyk omwegen zyn; rechtstreeks zyn wjj met hen verbonden; rechtstreeks kunnen wy naar hun kern gaan; by beiden was de nood ter vertolking onweerstaanbaar een bewijs van hun grootheid. Het omvcerstaanbre en het nietweerstane is altyd het begin van het wezenlijke kunstwerk, al moet daarna, apollynsch, rangschik king het eeuwig maken, maar, ik wil dit herhalen, een apoliynsch, dat na hdt dkmysischc, zelfs na het bacchantische soms komt en dit altijd blyft laten vermoeden.... Wat wy blijven vermoeden, een ander woord is dit voor gevoelen, geeft toch de gemeenzaamheid met de toeschouwers, geeft telkens do gemeenzaamheid opnieuw met den toeschouwer; het geeft aan het werk het zeldzame (weet ge wel hoe zeldzaam het is?) dat wij met atumperigen naam het leven" heeten. Rembrandt on Vermeer zyn van do Zeldzamen, 'evend, en gmsch verschillend, ongeiyk, geen Paar Jioar Tweetal. Redding van een kunst? Een school voor iicgcrplagtlek SEDERT inonig tiental jaren zijn de grote engel se musea, zoals het British Museum te Londen en het Pree Public Museum te Li verpool, in het bezit geweest van fraaie collecties maskers, zit banken, panelen en beeldjes, afkomstig uit WestAfrika. De belangstelling dio men-voor dezo voor'-** werpen had, was van' zuiver etlmologische aard. Men beschouwde ze als uitingen van een primi tieve, ietwat kinderlijke geest, en verbaasde zich enkel over het feit dat een volk hetwelk over zo weinig technische middelen beschikte, mot handig heid on geduld hot nog tot zulk een resultaat kon brengen. Het is echter een vraag of dezo waar dering ook niet thans nog even eenzijdig zou ge bleven zijn. wanneer men niet in de jaren kort voor de wereldoorlog was gaan ontdekken, dat do meeste van deze artikelen niet slechts curieus waren, maar' bovenal mooi"; dat zo beant woordden aan volstrekt eigen aesthctisehe normen, n dat ze, daaraan getoetst, beschikten over uit muntende eigenschappen gelijk harmonie, expres siviteit, soberheid en de consequente behandeling van het materiaal dio men constructief" of stijlvol" pleegt te noemen. ? Het is zeker dat dit nieuwe inzicht uit Parijs stamde, waar do atmosfeer gunstig schijnt te zijn voor het ..ontdekken" van nieuwe schoonheidcanons, al U het niet zo zeker dat het juist Picasso geweest is, die in do 'hiëratischo lijnen en de magische expressiviteit Van do negerplastiek het eerst het puur-aesthetische moment onderkende. Hoo hot ook zij, het duurde'niet lang of heel do ..beschaafde" wereld was overtuigd van do schoonlieidswaarde van dezo primitieve" uitingen. Voor uitstrevende kunstenaars gingen er zelfs prat op /.e na te bootsen, zodat menig hypermodern isme" /.ijn oorsprong to danken had aan de fantasie on de handigheid van een paar naakte negers uit een vervuilde, nauwelijks. bewoonbare kraal in do Iiinnenlanden van Afrika. Toon - kwamen er 'ambtenaren .dio met parijse noties door do engclso musea hadden gewandeld, ? n dio zich afvroegen waarom zoveel prachtige u:;gerkunst als daar voorhanden was, niet langer «oprodüceerd werd 'in do koloniën. Ze stelden zich 'l« vraag of een min of moor geforceerde aanvoer van niouwe-;geestelijke waarden noodzakelijk het .verlies van oude handigheid moest teweegbrengen. -Met andere woorden: of de kerstening en bescha ving van West-Afrika noodzakelijk met zich mee dacht, dat daar niet meer zulke mooie zetels en iaaskers.cn beelden werden vervaardigd. Do be schaving" begon juist deze dingen zo ontzaglyk te appreciëren, allerwcgo doken lief hebbers'en collectióneurs op dio grote prijzen betaalden, oen ge animeerde echte" productie van dezo artikelen zou een bron van koloniale rijkdom kunnen worden. Was het oude vakmanschap dan geheel verdwenen? Afrika kende nooit ..kunstenaars", het was nooit zoals Europa overdekt door oen leger van dezo vreemdsoortige, parasictachtige langharigen, het kende slechts vaklieden die een voudig maar produceerden zonder verdere pre tenties. En wat ze voortbrachten was vanzelf kunst." 'Welnu, ? waarvoor had men anders ambachtscholen opgericht ? De leerlingen van dezo instellingen moesten op een of andere wijze terug gebracht worden tot de oude kunst hunner vaderen. Van doze recente poging om een bijna-verloren kunst woer te doen. herleven, vertelt het boek Arts of West-Africa," dat onlangs bij de Oxford Univcrsity Press verschenen is en werd uitgegeven vanwege het International Instituto of African Languages en Cultures, dat onder de kundige leiding van don linguïst Westermann reeds in weinige jaren zo ontzaglijk veel gedaan heeft voor het wetenschappelijk onderzoek van de zwarte cultuur. Men stiet vooral op tegenstand bij de oudere leerlingen, die zich allerlei curopesc begrippen en handigheden reeds zozeer hadden eigen gemaakt, dat ze er geen afstand van kon U n doen, en niet, meer begrypon konden, hoo men nog waardering moest voelen voor dingen uit het bos." Ze waren nooit zeer sterk geweest in perspectief (de negers schijnen dut niet zoo licht te ktnuv-n leren) maar weigerden los te laten wat ze eenmaal daarvan te pakken hadden. Zo hadden zelfs een aversie van het boetseren dat men ze uu liet doen, omdat zo het vies" vonden net als bosmenscu in de klei te wroeten. Do heer O'. A. Stevens, een .dor leraren die in bovengenoemd boek van zijn ervaringen vertelt, gebruikte toen eens n list. Hij liet door een vrouw uit een der naburige dorpen oon vuurpot maken, on stond erbij hoc zéhet ding vormde zonder meten, zonder draaischijf, vóór zich op de grond, alleen maar met de hand. Hij vertelde zyn leerlingen hoe de vrouw tp werk was gegaan, hield toen opeens de vuurpot tégen het schoolbord en trok met krijt een cirkel om de rand. Daarna trok hy'.een ongeveer oven grote cirkel met dd passer. Hij was zelf verbaasd o Ver hot geringe verschil tussen de beide cirkels. Maar voor zijn leerlingen was de proef beslissend. Ze zaten met open mond te kijken naar deze kunst" van de rimboe. In een later stadium liet men een van de bcs;to .houtsnijders uit het binnenland komen en eerst eens'ecu voorstelling" van zyn handwerk geven voor de klasse. Hy werkte mot do wciuigo primi tieve gereedschappen die daar sinds eeuwen lang PAG. 9 pE GROENE Ne. 3038 Twee houten negerp/ostieken: links een zetel voor een opper hoofd (eoM. Kunstzaal Van Lier); rechts een voorvodcrbecld uit Gabon (co//. Boron von der Hcydt, Boymans Mus.) de enige hulpmiddelen zijn. en op hun beurt de producten van het vakmanschap van de dorpssinid. Met verwonderlijke snelheid en handigheid liet de mnn de spaanders van het houtblok springen, en weldra was het beeld gereed. De resultaten van dit. en dergelijk aanschou welijk onderwijs gaven de leeraars reden tot optimisme. Er kwamen ongeveer tweehonderd jongens en enige meisjes in de houtsnijklasse, en de school is vandaag reeds in het bezit van een collectie statiezwaardc-n, banken, bekers, vijzels en lepels, die volgens het zeggen van de leeraars voortreffelijk moeten zijn.... Het-is een begin. Misschien lukt het experiment, misschien zal hot product ook net niet dat blijken te zijn.... liet verslag bevat vele foto's van prachtige oude voorwerpen, maar geen enkele* afbeelding van een recent voortbrengsel, en niets van een leerling uit de school van Aehimotn. Maar dit begin is stellig ook cru eind. Waar zijn de maskers die met hun oogspleten van de halfslaap der goden vertellen: waar zijn do maskers die met hun verstarde mond de laatste kreet slaken van de grote eeuwige angst.... Waar zijn nog de godinnen met hun slanke ruggen en gerekte bovohiyven. de onbewogen symbolen van eeuwige vruchtbaarheid on eeuwige ntonsi nnood ? Waai de f ijn-getatoueerdo guden met hoekige schouders die de hemel trotseren, en züilvormigc benen dio zwaar op do. aarde geplant staan, waar ze eens gingen als lieer en moester.... Zal déze negerplnstiek ooit nog uit een ambachtschool komen?. Zullen.de tweehonderd yverige leerlingen ooit gelijke inspiratie vinden in hun Holy Bible" en ,.Tho history of the British' Empire" als hun. voorvaderen in do mythen van Antilope en Spin, in het heldenverhaal van de zwarte heiland Edsjoe-of van de grote vorsten uit Wagadóegoe? De engclso -ambtenaren die met zoveel geestdrift en hoop aan hun experiment begonnen zijn, .beantwoorden deze vraag niet. Zy stollen hem . niet eens. Zy geloven, niet zonder naïveteit, dat het alles een kwestie is van orde ning'** van leiding. Ik betwijfel het zeer* Met het verdwijnen van het' geloof aan dé^ oude goden, mot het verbleken der magische' aanschouwing gaat ook de voorstelling, het vermogen tot be levend uitbeelden, het vermogen tot magische," dat is: op deze speciale wijze kunstvolle" schep ping, onherroepelijk verloren. Wat wij krijgen als het experiment slaagt, zal op zijn best een bast aard vorm van negerkunst zyn. Dio wellicht beantwoorden zal nan de aesthctische normen van een nieuwe tijd, wellicht óók mode wordt. Maar die zeker niets over zal hebben van de grootse, aangrijpende hiöratiek der klassieke" negorplastiek. Loy LICHTVELD k 4\ lp

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl