Historisch Archief 1877-1940
r
LATE WRAAK
De vrouw tegen den dichter
J. GRESHOFF
TELKENS opnieuw ? ryst midden in een
levendig debat de vraag of het pas geeft de
geheimste lovensbyzonderheden van kun
stenaars openbaar te maken. Er is hier, naar mijn
overtuiging, geen algemeene regel te stellen. Er
zyn, om ui de litteratuur te blijven, schavers,
wier werk men volkomen verstaan kan, ook al weet
men niets van hun bestaan in de wereld af. Het
kan, wanneer men het oeuvre van Verwey bestu
deert, geen kwaad te weten welke opleiding hij
genoot, in welk jaar hy huwde, welke reizen hij
ondernam; maar noodzakeujk is dezo wetenschap
geenszins. Alles wat wy werkeiyk noodig hebben
voor onze studie ligt, open en verborgen, in de
testen. Een al te nauwkeurige biografie is dus hier
een onbescheidenheid en moet verworpen worden.
Maar in vele gevallen zijn de testen zeer bepaald
niet voldoende, wanneer wy het beeld van een
persoonlijkheid en zijn ontwikkelingsgang zoeken.
Van Paul Verlaino moeten wy vele détails ver
nemen, willen wij van zyn poëzie het ware genot
ondervinden. Zyn persoonlijkheid is bovendien zoo
ryk aan tegenstellingen en zyn leven zoo tragisch,
dat zy ook buiten de letterkunde om boeiend zijn
en hun waarde hebben als exempel. Doch zelfs
in een zoo typisch geval als dat van' Verlaine,
moeten wy toch altyd den indruk behouden, dat de
intieme mededeelingen van wezeniyke waarde
zyn voor de kennis welke wy zoeken. En juist over
hem heeft men vele scabreuzc byzónderheden
openbaar gemaakt, zonder dat dezo met een
beroep op de litteratuur of de psychologie to
rechtvaardigen bleken.
Er ir nog al wat belangstelling gewekt door
de aankondiging van do publicatie der
dagboekbladen door de gescheiden vrouw van den dichter
nagelaten. Maar toen doze notities werkeiyk onder
de oogen der kenners kwamen, was de teleurstelling
des te grooter. De heer Fran9ois Porché, die zich
al meer op een nict-prettige wyze met Verlaine
bezig hield, heeft de uitgave van dezo
sensationeele" bekentenissen op zich genomen en hy heeft
getracht er door een uitvoerige en gewichtige
voorrede eenig reliëf en cenige betcekeuis aan te
geven. Dit is hem uiqt gelukt. Mémoires de ma
Vie" door Ex-Madame Paul Verlaine (uitgave van
Ernest Flammarion, Parys 1935) vormt een
vrywel waardeloos' geschrift. En ware het dat
allén maar. Het is echter een naftr en onwaardig
boek: de uiting van een opgewarmde rancune,
voortspruitende uit een huwelijksmislukking. Bo
vendien blijkt do vroegere mevrouw Verlaine,
behalve op een benepen wijze haatdragend, ook
nóg bezeten to zijn door een onïeschbaren dorst
naai* aanzien en mondanitcit. Wij zien haar m deze
aanteekeningen, nogwel als een zelfverdediging
bedoeld: ijdel, oppervlakkig, opgaande in
beuzelaryen en behopt niet een belacholyko
zelfovorscl\atting. Een groot deel van haar werkje wordt
in beslag genomen door een uitstalling van haar
deftige relaties en de adeliyke titels en klinkende
namen zyn niet van de lucht af. Met Verlaine heeft
dit alles al heel weinig te maken, het dient alleen
om goed te doen voelen, hoe mejuffrouw Maut
do Fleurville, die een halfbroer had die markies
van Sivry waf, een mésalliancc deed, toen zy een
burgerjongen als Paul Verlaine trouwde. Alles
wat hier kleurloos en zonder overtuiging verteld
wordt over het kosteelleven is onbelangrijk en
waardeloos.
Zoodra Verlaine zelf ten tooncelo verschynt
wordt de lectuur echter pijnlyk. Deze futiclc freule
heeft van den beginne af niets, in den meest
volstrekten zin niets, van den dichter en zyn werk
begrepen. Zij interesseerde zich noch voor de
waarde noch voor het wezen van zijn poëzie. Het
cenige'waar zij gevoelig voor bleek te zyn, was de
roem, omdat daarop een honorabele maatschappe
lijke positie gebouwd kan worden. Wie dit ziel- en
geestloos gebazel volgt, begrijpt heel goed, dat
Verlaine zyn vrouw en haar huis ontloopen is.
Wy vinden in zyn brieven n zyn gedichten tal
van uitlatingen, welke aantooncn hoe hij hunkerde
naar een liefde gebouwd op wederzydsch begrijpen.
En horhaaldelyk en tot het laatste toe heeft hij
nog gepoogd zijn vrouw tot eenig wezenlijk mede
leven te wekken. Het was alles vergeefsch. Poëzie
en menschelijkc téederheid kwamen by haar pas
heel ver na het fatsoen en de achting van de buren.
De verbittering, waarmede Verlaine later zyn
vrouw achtervolgd heeft, is een maat voor den
omvang en de diepte van zijn teleurstelling.
Het is weerzinwekkend (ik kan geen ander
woord kiezen) hier to lezen hoe een vrouw smalend
spreekt over het noodlottig bestaan van een
dichter, waar zij hem, door haar domheid, in
gedreven heeft. Verlaino zelf wist heel goed, dat
zyn levensellendo voortsproot uit zijn huwelijks
mislukking. Zwak van huis uit, had hij n kans
tot redding. Die kans hoeft'zyn vrouw in korten
tijd en onherroepelijk verknoeid en in dit feit
vindt zij dan ten plotte aanleiding om zichzelf als,
slachtoffer voor to stellen J
In dit huwelijk bracht Vcrlaine een geëxalteerde
liofdc en een bijna bovemnenscholijke hoop mede
on daar stelde Mathilde Mautéde Fleurville het
verlangen naar een vaste positie, een cerbarcn
staat in do maatschappy on welvaart gepaard
aan confort, tegenover. In zulke gevallen legt
de dichter hot inderdaad altijd tegen den burger
lijken *tand nf. Een Verlaine is in de oogen vnn
allo degelijke mertschen oen lyrische nonvaleur;
terwijl zijn gade een keurige clnma bleef, die hot
ongelukkig getroffen heeft.
De publicatie van dit dagboek is verpletterend
voor de nagedachtenis van haar die te dor en te
koud was om do vrouw van een dichter to zijn.
Allo Verlainianen wisten dat al. Het boekje, een
compendium van burgerlijke vooroordéelen, heeft
op zichzelf beschouwd geen enkele bctéekcnis en
in verband mot do kennis van Verlaine's loven en
persoonlijkheid slechts een zér geringe.-Bewon
deraars van'den grooten dichter zouden zich wel- '
licht door den titel kunnen laten verlokken. Ik
raad hun aan dat geld beter to gebruiken door
er voor zakgebruik de nieuwe, goedgemaakte ?
bloemlezing uit Verlaine's werk voor te koopen.
Het boekje bevat uitsluitend mooie verzen en
ziet er prettig uit. Men noteere den titel! Les
Plus Belles Pages déPaul Verlaine" (uitgave van
Albert Messein, Porijp 1035).' Deze nieuwe keuze
vervangt de overbekende Choix de'Poésies" van
Fasquelle. i
Men leert ten slotte tóch mér over Verlaine
wanneer men n dag het bosch ingaat?* met dit
boek, dan door de onverkwikkeiyke lectuur van
de levensherinneringen eéner vrouw, die de kans
zag door haar benepenheid noodlottig te worden.
ZEIST
Paul Verlaine
BOUWTERREINEN en HUIZEN ?
te koop Vin het Centrum! der Gemeente.
Inlichtingen: PARK KERSBERGEN
' Kantoor:, Montaubanstraat 4, ZEIST
Rembrandt; en Vermeer
ALBERT PLASSCHAERT
PAG. ? DE GROENE No.30M
VOORDAT ik in een uitvoerig artikel de
schilderijen van Vermeer, nu verzameld te
Rotterdam en die van Rembrandt, in een
.eigenaardige keuze te zien te Amsterdam, bespreek,
wilde ik toch nog wat algemeene zaken" hier
duidelyk naar voren brengen. En dan is n dier
algemeene zaken en voor mij de 'gewichtigste, .dat
wij in' Rembrandt. en in Vermeer twee tegen
standers zien, die steeds in de kunsten aanwezig
zullen z^n, de twee tegenstanders: de Romanticus,
de Realist. Ik heb u hierover reeds meermalen
geschreven, en hoewel ik soms even vrees u on
willig to maken, besta ik het toch u nogmaals te
zeggen, want werd het u ooit voldoende duidelyk?,
dat voor den romanticus Rembrandt de wereld
n levende gemeenschap was en voor den innigen
Vermeer diezelfde wereld n bloeiende ver
scheidenheid. Zóó waren hun naturen, zóó schil
derden zy wat op een vruchtbaar oogenblik hen
beving l En daar dit voor mij zóó zeer zeker is.
liet mij het verhaal van Corinth, dat Rembrandjt
? figuren naar de natuur" wel eens schilderde,
toen hu Rembrandt reeds was (langzaam groeien
de Romantici naar het hun eigen licht) daarom
liet dit verhaal, waarmee Corinth Rembrandt
verkeerdeUjk tot een realist wilde hermaken, nuj
onverschillig, want de schilder schildert, zelfs als
hij naar de natuur" schildert, dat is dus met het
voorwerp zijner afbeelding in levenden Ujve voo
de oogen, toch b.v. dezen geschilderden mensch
overeenkomstig schilders eigen natuur, dat is by
Rembrandt dus: romantisch t En 'wat deed
Vermeer wanneer hij naar de natuur schilderde
zooals hij deed? HU schilderde een stülc^oluur in
verscheidenheid van gelen en blauwen en witten
(en van rooden, de zeldzamer tesaamkomstl).
En hij schilderde nooit dezo stille" natuur dra
matisch noch vol van een psychologische
bevangenis, Rembrandt, eenmaal Rembrandt,
onomgaanbaar eigen; hij, Vermeer schilderde in kleuren of
liever in een verrijkend stil licht, totdat zijn
innigheid het stilleven" zoo niet overwon dan
toch rustig als een eeuwigheid deed glanzen, en
wat hyt Vermeer, voor zich zag staan, bloeide in
een steeds levende, vóór de oogen van de toe
schouwers altijd zaliger wordende rust. En dat is
misschien nog zeldzamer dan wat Rembrandt
deed, hoewel het door deze zeldzaamheid,dd&rom
niet grooter is l Rembrandt is (hoc gaarne meten
de menschen toch de verschillende gestalten
hunner vereering!) Rembrandt is grooter dan
Vermeer, grooter van uit een psychologie, grooter
van uit e«n omvattender Idee. Rembrandt is een
Xoordsch gezel van Onovertroffenen, die den
Mcnach vcrmeesterden tot do meest geheime
spraak toe; hij is inderdaad een Eenige bij ons in
Holland en altijd treft mij, dat hij in dien anderen
Noordelijke, in Shakespeare, een gaansgenoot
, vond, diémet meer schakeering nog (hij bezat ook
het komische en de zwerfsche phantaisie) den
mensch de mijn vond voor telkens nieuwe ex
ploratie". Maar is dat zóó, is Rembrandt daar
verwant en verschilt Rembrandt in ander opzicht
met Titiaan, doordat hij den schuldigen toorn
/schilderde, waar de Italiaan den toorn souverein
kon schilderen vooral de letterkunde heeft hem
ons vertrouwder gemaakt dan Vermeer. In Ver
meer vmden wij, in den wellicht roomschen Ver
meer, een genegenheid ons, Noordelijken,
huiszittcnden, pp de beste dagen natuurlijk en dierbaar;
do genegenheid tot stille dingen, waarin wij ons
niet heroïsch, maar klaar weerspiegelen en waar
uren lang vertier in ons is voor een vruchtbare
eenzaamheid en waar de geest een geluk kent, dat
zeer zeldzaam is, zeer ongewoon en zeer verheu
gend. Rembrandt's figuur woont op een grooter
domein dan waar ooit Vermeer's figuur ommeging.
Feller gevecht van feller hartstocht vindt ge bij
Rembrandt en in een man óf in een vrouw soms
verterend zeer, Vermeer steeds onbekend. Bij
Rembrandt is Tiet drama van den Mensch de Tcern
van het werk, bij Vermeer, zelfs in het portret,
'zelfs als het staren daarin haast wordt tot een
verlangen, is de neiging tot de rust toch de
byblijvende wensen; is steeds er de neiging niet te
vér te raken van stille voorwerpen af, opdat geen
qnkel der geheime, klare stralen ons Voorbij zou
gaan n niet op ons zou zijgen, die óns het vlieten
van het. uur niet.'meer doen '.gevoelen noch
verstaan.
Ik meen, wanneer wij zóó Rembrandt verstaan
i«n zon Vermeer ervaren, dnt wij nooit in pen slop
belanden, waaruit wij weer terug moeten koeren
om opnieuw een beetren weg te zoeken. Geen van
beide schilders, zoo zuiver volgden zy hun natuur
lijken drang, jaagt ons naar noodelooze spits
vondigheden van den geest; hun verschillend
gevoel, by don ecnen voor klaarten, by den
anderen voor het zee wij d rumoer van den harts
tocht, veri-ykt ons nooit door subtiliteiten, die
cigentlyk omwegen zyn; rechtstreeks zyn wjj
met hen verbonden; rechtstreeks kunnen wy naar
hun kern gaan; by beiden was de nood ter
vertolking onweerstaanbaar een bewijs van hun
grootheid. Het omvcerstaanbre en het
nietweerstane is altyd het begin van het wezenlijke
kunstwerk, al moet daarna, apollynsch, rangschik
king het eeuwig maken, maar, ik wil dit herhalen,
een apoliynsch, dat na hdt dkmysischc, zelfs na
het bacchantische soms komt en dit altijd blyft
laten vermoeden.... Wat wy blijven vermoeden,
een ander woord is dit voor gevoelen, geeft toch
de gemeenzaamheid met de toeschouwers, geeft
telkens do gemeenzaamheid opnieuw met den
toeschouwer; het geeft aan het werk het zeldzame
(weet ge wel hoe zeldzaam het is?) dat wij met
atumperigen naam het leven" heeten.
Rembrandt on Vermeer zyn van do Zeldzamen,
'evend, en gmsch verschillend, ongeiyk, geen Paar
Jioar Tweetal.
Redding van een kunst?
Een school voor iicgcrplagtlek
SEDERT inonig tiental jaren zijn de grote engel
se musea, zoals het British Museum te Londen
en het Pree Public Museum te Li verpool, in het
bezit geweest van fraaie collecties maskers, zit
banken, panelen en beeldjes, afkomstig uit
WestAfrika. De belangstelling dio men-voor dezo voor'-**
werpen had, was van' zuiver etlmologische aard.
Men beschouwde ze als uitingen van een primi
tieve, ietwat kinderlijke geest, en verbaasde zich
enkel over het feit dat een volk hetwelk over zo
weinig technische middelen beschikte, mot handig
heid on geduld hot nog tot zulk een resultaat kon
brengen. Het is echter een vraag of dezo waar
dering ook niet thans nog even eenzijdig zou ge
bleven zijn. wanneer men niet in de jaren kort
voor de wereldoorlog was gaan ontdekken, dat do
meeste van deze artikelen niet slechts curieus
waren, maar' bovenal mooi"; dat zo beant
woordden aan volstrekt eigen aesthctisehe normen,
n dat ze, daaraan getoetst, beschikten over uit
muntende eigenschappen gelijk harmonie, expres
siviteit, soberheid en de consequente behandeling
van het materiaal dio men constructief" of
stijlvol" pleegt te noemen. ?
Het is zeker dat dit nieuwe inzicht uit Parijs
stamde, waar do atmosfeer gunstig schijnt te zijn
voor het ..ontdekken" van nieuwe
schoonheidcanons, al U het niet zo zeker dat het juist Picasso
geweest is, die in do 'hiëratischo lijnen en de
magische expressiviteit Van do negerplastiek het
eerst het puur-aesthetische moment onderkende.
Hoo hot ook zij, het duurde'niet lang of heel do
..beschaafde" wereld was overtuigd van do
schoonlieidswaarde van dezo primitieve" uitingen. Voor
uitstrevende kunstenaars gingen er zelfs prat op
/.e na te bootsen, zodat menig hypermodern isme"
/.ijn oorsprong to danken had aan de fantasie on
de handigheid van een paar naakte negers uit een
vervuilde, nauwelijks. bewoonbare kraal in do
Iiinnenlanden van Afrika.
Toon - kwamen er 'ambtenaren .dio met parijse
noties door do engclso musea hadden gewandeld,
? n dio zich afvroegen waarom zoveel prachtige
u:;gerkunst als daar voorhanden was, niet langer
«oprodüceerd werd 'in do koloniën. Ze stelden zich
'l« vraag of een min of moor geforceerde aanvoer
van niouwe-;geestelijke waarden noodzakelijk het
.verlies van oude handigheid moest teweegbrengen.
-Met andere woorden: of de kerstening en bescha
ving van West-Afrika noodzakelijk met zich mee
dacht, dat daar niet meer zulke mooie zetels en
iaaskers.cn beelden werden vervaardigd. Do be
schaving" begon juist deze dingen zo ontzaglyk te
appreciëren, allerwcgo doken lief hebbers'en
collectióneurs op dio grote prijzen betaalden, oen ge
animeerde echte" productie van dezo artikelen
zou een bron van koloniale rijkdom kunnen
worden. Was het oude vakmanschap dan geheel
verdwenen? Afrika kende nooit ..kunstenaars",
het was nooit zoals Europa overdekt door oen
leger van dezo vreemdsoortige, parasictachtige
langharigen, het kende slechts vaklieden die een
voudig maar produceerden zonder verdere pre
tenties. En wat ze voortbrachten was vanzelf
kunst." 'Welnu, ? waarvoor had men anders
ambachtscholen opgericht ? De leerlingen van dezo
instellingen moesten op een of andere wijze terug
gebracht worden tot de oude kunst hunner vaderen.
Van doze recente poging om een bijna-verloren
kunst woer te doen. herleven, vertelt het boek
Arts of West-Africa," dat onlangs bij de Oxford
Univcrsity Press verschenen is en werd uitgegeven
vanwege het International Instituto of African
Languages en Cultures, dat onder de kundige
leiding van don linguïst Westermann reeds in
weinige jaren zo ontzaglijk veel gedaan heeft voor het
wetenschappelijk onderzoek van de zwarte cultuur.
Men stiet vooral op tegenstand bij de oudere
leerlingen, die zich allerlei curopesc begrippen en
handigheden reeds zozeer hadden eigen gemaakt,
dat ze er geen afstand van kon U n doen, en niet,
meer begrypon konden, hoo men nog waardering
moest voelen voor dingen uit het bos." Ze waren
nooit zeer sterk geweest in perspectief (de negers
schijnen dut niet zoo licht te ktnuv-n leren) maar
weigerden los te laten wat ze eenmaal daarvan te
pakken hadden. Zo hadden zelfs een aversie van
het boetseren dat men ze uu liet doen, omdat zo
het vies" vonden net als bosmenscu in de klei
te wroeten.
Do heer O'. A. Stevens, een .dor leraren die in
bovengenoemd boek van zijn ervaringen vertelt,
gebruikte toen eens n list. Hij liet door een
vrouw uit een der naburige dorpen oon vuurpot
maken, on stond erbij hoc zéhet ding vormde
zonder meten, zonder draaischijf, vóór zich op de
grond, alleen maar met de hand.
Hij vertelde zyn leerlingen hoe de vrouw tp
werk was gegaan, hield toen opeens de vuurpot
tégen het schoolbord en trok met krijt een cirkel
om de rand. Daarna trok hy'.een ongeveer oven
grote cirkel met dd passer. Hij was zelf verbaasd
o Ver hot geringe verschil tussen de beide cirkels.
Maar voor zijn leerlingen was de proef beslissend.
Ze zaten met open mond te kijken naar deze
kunst" van de rimboe.
In een later stadium liet men een van de bcs;to
.houtsnijders uit het binnenland komen en eerst
eens'ecu voorstelling" van zyn handwerk geven
voor de klasse. Hy werkte mot do wciuigo primi
tieve gereedschappen die daar sinds eeuwen lang
PAG. 9 pE GROENE Ne. 3038
Twee houten negerp/ostieken: links een zetel voor een opper
hoofd (eoM. Kunstzaal Van Lier); rechts een voorvodcrbecld
uit Gabon (co//. Boron von der Hcydt, Boymans Mus.)
de enige hulpmiddelen zijn. en op hun beurt de
producten van het vakmanschap van de
dorpssinid. Met verwonderlijke snelheid en handigheid
liet de mnn de spaanders van het houtblok springen,
en weldra was het beeld gereed.
De resultaten van dit. en dergelijk aanschou
welijk onderwijs gaven de leeraars reden tot
optimisme. Er kwamen ongeveer tweehonderd
jongens en enige meisjes in de houtsnijklasse, en
de school is vandaag reeds in het bezit van een
collectie statiezwaardc-n, banken, bekers, vijzels
en lepels, die volgens het zeggen van de leeraars
voortreffelijk moeten zijn....
Het-is een begin. Misschien lukt het experiment,
misschien zal hot product ook net niet dat blijken
te zijn.... liet verslag bevat vele foto's van
prachtige oude voorwerpen, maar geen enkele*
afbeelding van een recent voortbrengsel, en niets
van een leerling uit de school van Aehimotn.
Maar dit begin is stellig ook cru eind. Waar zijn
de maskers die met hun oogspleten van de halfslaap
der goden vertellen: waar zijn do maskers die met
hun verstarde mond de laatste kreet slaken van
de grote eeuwige angst.... Waar zijn nog de
godinnen met hun slanke ruggen en gerekte
bovohiyven. de onbewogen symbolen van eeuwige
vruchtbaarheid on eeuwige ntonsi nnood ? Waai
de f ijn-getatoueerdo guden met hoekige schouders
die de hemel trotseren, en züilvormigc benen dio
zwaar op do. aarde geplant staan, waar ze eens
gingen als lieer en moester....
Zal déze negerplnstiek ooit nog uit een
ambachtschool komen?. Zullen.de tweehonderd yverige
leerlingen ooit gelijke inspiratie vinden in hun
Holy Bible" en ,.Tho history of the British'
Empire" als hun. voorvaderen in do mythen van
Antilope en Spin, in het heldenverhaal van de
zwarte heiland Edsjoe-of van de grote vorsten uit
Wagadóegoe? De engclso -ambtenaren die met
zoveel geestdrift en hoop aan hun experiment
begonnen zijn, .beantwoorden deze vraag niet. Zy
stollen hem . niet eens. Zy geloven, niet zonder
naïveteit, dat het alles een kwestie is van orde
ning'** van leiding. Ik betwijfel het zeer* Met het
verdwijnen van het' geloof aan dé^ oude goden,
mot het verbleken der magische' aanschouwing
gaat ook de voorstelling, het vermogen tot be
levend uitbeelden, het vermogen tot magische,"
dat is: op deze speciale wijze kunstvolle" schep
ping, onherroepelijk verloren.
Wat wij krijgen als het experiment slaagt, zal
op zijn best een bast aard vorm van negerkunst zyn.
Dio wellicht beantwoorden zal nan de aesthctische
normen van een nieuwe tijd, wellicht óók mode
wordt. Maar die zeker niets over zal hebben van
de grootse, aangrijpende hiöratiek der klassieke"
negorplastiek. Loy LICHTVELD
k
4\
lp