Historisch Archief 1877-1940
Meesters van de Delftsche School
C. Fftbrittas, Vermeer van Delft
en P. de Hooeh te Rotterdam
ZOOALS ik reeds geschreven heb was deze
tentoonstelling, met als centrum het werk
van den Delftechen Vermeer, een tentoon
stelling, die reeds lang werd verbeid en waarbij
alleen te betreuren is, dat het gansche werk van
een zeldzamen meester als Vermeer er niet aan*
wezig is. Toch is er alle reden om voor wat ge er
vindt dankbaar te zijn en is een herhaald bezoek
aan deze verzameling niet alleen een telkens
hervonden genot, maar ook voor den Hollander
een noodzakelijkheid. Hy vindt toch hier niet
alleen wat ge typisch de Delitsche Meesters zoudt
moeten noemen, maar ook die, welke volgens
Hannemia hen bobben beïnvloed, naast degenen,
die hen hebben gevolgd. Deze tentoonstellig is
dus een soort kunsthistorisch betoog tevens, dat
met beperkingen is te aanvaarden, evenals
ge niet alle schilderyen hier dadelijk moet aan
nemen als juist-toegeschreven en onwrikbaar
bepaald, en ook niet alle als meesterwerken moet
laten gelden. Laten wy, om dadeUJk schoon schip
te maken, beginnen met te zeggen, dat wy geen
verband zien tusschen de Magdalena bij het kruis
(dit werk lijkt' ons eerder fransch) n Vermeer,
noch dat wy ook de gemakkeiyke, winstgevende
toeschrijving aanvaarden van den heer Bremmer,
die een kinderkopje (eerder Vlaamsen of iets ander
nog) zóó maar aan Vermeer toekent. Dit zijn
de onmiddellijke bezwaren, die wij hebben tegen
deze tentoonstelling. Wat het kunsthistorisch
betoog aangaat der beïnvloeding, enz., ook daar
is volgens ons nog wel wat aan toe te voegen en
wat van af te nemen; op den vermoedelijk
Roomschen Vermeer kunnen nog andere invloeden
hebben ingewerkt en andere weer minder dan al*
hier gemeend werd. Tevens?- het is altyd goed
het hoofd en bijna schreef ik het oog koel te
houden p moeten wij niet alles klakkeloos be
wonderen; zelfs onder de Vermeers zijn schilde
rijen, die ik niet voortreffelijk vind en ik zou liever
gewacht hebben dan sommige aan te kpopen en
ze bij myn verzameling, als ik zóó eene bezat, te
voegen. Dit is natuurlijk niets bizonders; niet altyd
is by welken meester ook, de spanning even groot,
de ontroering even diepgaand, het werk dus even
voortreffeUJk. Maar, ik herhaal, er is veel
ver' vukkeiyks, veel dat tot durende bewondering
opwekt en er is verrassends....
Carel Fabriiiua (1622?1654) is ongetwijfeld
«?en merkwaardig en belangrijk schilder. Ge vindt
tusschen zyn werken hier schilderkunst van de
beste soort, al vindt ge er ook werk tusschen van
matter geaardheid, iets dat hy zeer gemeen heeft
met vele der Delftenaars".Ge kunt onmiddellijk bij
hem zeggen, dat de nabuurschap van Reinbraridt
onmiskenbaar is ??en toch is er inderdaad een
groot verschil met Rembrandt te conrtateeren.
Het is het natuurlijk verschil tusschen den roman-'
ticus Rembrandt en den realist Fabritius. Bij Rem
brandt is, als wezenlijk romanticus, een neiging
onmiskenbaar naar het monochrome, naar het
nkleurige; by Fabritius, daarom een realist (een
coloriat!) is de lust tot de kleur, tot de kleuren veel
sterker aanwezig; is de lust vast te stellen niet
tot het diepzinnig accent'van licht en schaduw
maar tot het alle* als kleur ondervinden; ook de
schaduw als kleur te zien. Vindt ge dus
Rembrandtsche reflexen bij dezen Fabritius (én der
drie Fabritii) zyn wezen is toch anders en het is
een spel van den geest, dóarover nadenkend, zich
af te vragen, wat by een niet plotseling-afgebroken
leven wij later bij Carel Fabritius nog zouden
hebben gevonden. Maar wy vinden hier reeds
genoeg l Wy vinden hier het fameuze zelfportret uit
Rotterdam (Boymans) den kop betrekkeUJk laag
geplaatst in het vierkant; het portret van Abraham
de Potter, van diens kinderen, en i verwantschap
en toch verschil, het portret, naar Rembrandt.
Wy vuiden hier Vermeer, den Delftschen (,1632
1676). Wat,is het, dat ons, Tegenwoordlgen, bij
hem» zoo ontroerend, verrukt? Vermeer ia
ongetwyfeld een der grootste coloristen, die wij ooit
hebben bezeten. Zelden heeft bij ons kleur zulke
kracht, licht zulke innigheid bevat, terwijl zelden
by de realisten défiguur tot zulke grootechheld,
tot zulke volumen op zulk klein oppervlak werd
gebracht. Vermeer is de groote. eenvoudige,
flonkerende schilder van het innige licht n zelden
heeft een stillevenschilder zoo vol stemming de
eeuwigheid, het niet-vergaande of vergankelijke
uitgedrukt in 'landschap, figuur en. stilleven.
Zooals ik zeide; hij is niet overal even rijk, rijp
en krachtig en vol. Het straatje is zeker .niet de
fAO. l Dl GROENE Na. Ni»
beste Vermeer, noch ia dat het Meisjeskopje
(No. 88) met het onzuiver-gekleurd dasje op den
witten halskraag en met een vorm van gezicht
(de gezichtsvorm is zeer kenmerkend by Vermeer I),
die zelfs zou kunnen doen aarzelen; noch is het
Portret van een jong meisje (No. 80) van de aller
beste hoedanigheid (ik zou het niet opnemen als
volledig); maar daar staat tegenover, dat ge hier
vindt den curieuzen Christus in het huis van
Martha en Maria; de Melkmeid, het Meisje aan
het Venster, de Kantwerkstor, de Brieflezende
Vrouw (zoo groot van gestalte tegen den witten
muur) te Amsterdam. En dan zyn er nog' de twee
portretten van de Vrouw en van den Man, die
van wie .ze ook zyn, vooral in het vrouwsportret
zulken soberen rykdom vertoonen, dat ze vol
doende zyn om de maker dadelijk tot de
onsterfelyke te rekenen. (We missen hier het blauw, het
geel en het rood en het wit, in kerkeschilderyen.
van Vermeer ons ook vertrouwd). Een vraag ten
slotte: zyn het soms de portretten van den (een)
schilder en zyn vrouw?
Pïetei de Hooch (1659 zeker 1683) is
onmiddeliyk van kleiner statuur en van minder persooniyke
gewiebeld; hy is wanneer hy het gelukkigst werkt,
een Vermeersche navolger. Dat was O. Metsu ook,
maar bedenk diens zieke kind l Alles is by Pieter
de Hooch kleiner, zelfs als hy op zQn best is. Hy
heeft nooit iete geheven tot de groote innigheid
van Vermeer en hy, de volgeling, is volgens ons,
en wordt dat nu in Rotterdam niet bewezen? in
menig schilderij overschat. De eeuwigheid" Is
minder in hem; de enkele voorstelling is hem
belangrijker. Hy is daarin een typisch Hollandsen
schilder van het. binnenhuis en soms van den
achtertuin. De figuur by hem is smaller, ook het
gezicht, dan by Vermeer; de houding drukt minder
leven uit, of liever heeft minder leven in zich (zie
zijn profielen); hij is burgeriyker, ook pronkzieker
als hy zwak is; hy ontaardt gemakkeUJker al
zyn er interieurs van hem te Rotterdam, ons
bekend uit musea enz., waar blijkt hoezeer Ver
meer'» invloed hem voor goed verrykte! en een
kleur zuiver hield, die troebel kon wezen on hard
kon worden!
Brengt deze tentoonstelling OIIB dus nu en dan
een rectificatie op niet geheel zuivere, voorbarige
oordcelon of vult zij onze kennis aan of versterkt
die (zie Emanuel de Witte, 1617?-1092) zij brengt
ook verrassingen, door onbckends of weinig be
kends; zy doet bekends als nieuw ondervinden,
doordat wy in een passend gezelschap schilderyen
vhiden, die wy zelden zagen in zoo vertrouweiyke
omgeving. Dat was te verwachten; de rykdom
der zeventiende eeuw is zeer groot, en
weinigbekende schilders uit dezen overvollen tyd biyken
nu en dan iets gemaakt te hebben wat op een
meesterwerk zeer gelijkt. Een Elinga (midden
zeventiende eeuw) brengt een goed binnenhuis
(60); een Nouts (midden zeventiende eeuw)
schilderde een sterk-gemodelleerd vrouwsportret;
het noemen van Cornelis de Man by Vermeer
treft daarentegen als overdreven; een Daniël
Vosmaer (zeventiende eeuw) verrast werkelijk
door zyn gezicht op Delft (No. 95), stelt ons eer
te leur door een gezicht op Den Briel (No. 97);
vertoont zich wat mat in een Delft na het springen
vanhetkruithuis"; een EsaiasBoursse (1631?1762)
is ons teneenenmale vertrouwd in het
waschvrouwtje (No. 7); Jacobus Vrell (midden zeven
tiende eeuw) is ons het persoonlijkst in de ver
trekken met de hoogopgaande ramen (No. 101)
in een afzonderUjk schilderijtje (No. 103), in een
wever? terwijl hy in andere schraler is en styver....
Met dit alles UJkt mij deze tentoonstelling ge
waardeerd on gekenschetst in haar afzonderlykheid
en wat zy in het algemeen nogmaals verduidelijkt.
Zij is opwekkend en leerzaam. ?
PLASSCHABRT
J,^;^:;.-^:1:^^'!
"""?v&ïn^i'
^ns^i^fe^l
Onder: Gabrlël Metsu, Jong meisje ontvangt een
liefdesbrief (Lady Belt, Londen). Rechts van boven
naar onderen: C. Fabritius, Abraham de Potter
(1648); P. de Hooch, Buitenhuis; Vermeer van
Delft, Meisje aan het venster (Metropolitan Museum!
New-York); Vermeer van Delft, De kantwerkster,
(Louvre, Parijs)
Een Italiaan leest onze letteren
ALBERT HELMAN
Prampolini's Storia universale"
TERWIJL de dichter Oabriele D'Annunzlo
in Italiëzyn volksgenoten opzweept om ten
strijde te trekken tegen Abessyniöen de
smaad te wreken van vroegere nederlagen,
terwyi de dramaturg Pirandello In Amerika voor
drachten houdt, waarin hy beweert dat het de
taak van Italiëis, te vuur en te zwaard de westerse
beschaving in Afrika te brengen, zyn terzelider
tyd gelukkig ook vreedzamer kunstenaars te
vhiden, die op minder chauvinistische wyze
trachten het hunne by te dragen tot de roem van
hun vaderland.
Een van dezulken is Oiacomo Prampolini, een
man van enorme eruditie en veelomvattende
kennis, en daarby een zuiver literatuurproever
en een uiterst gecultiveerd mens. HJJ is in ons land
geen onbekende, want hy ia een dier zeldzame
buitenlandse letterkundigen, die niet slechts het
nederlands tot in zyn finesses beheersen, maar
die ook het middelnederlands en het
zeventiendeeeuws machtig zyn. En Prampolini kent dit alles
geiyk maar weinige hollandse collega's.
Zyn Storia universale della letteratura", waar
van thans drie reusachtige delen In een prachtige
uitvoering verschenen zyn 1) is zo geweldig van
opzet en zo persoonlijk van uitwerking, dat de
voorbereiding en ten uit voorlegging ervan zeker
een belangryk deel van Prampolini's leven moet
gevuld hebben en nog moet vullen.
Behalve het strikt-persooniyke en van alle
dergeiyke werken geheel afwykende karakter
heeft de Storia Universale ook de grote verdienste
van waariyk universeel te zyn, dat wil zeggen:
ieder land, iedere belangrijke literaire
kuituuruiting volkomen recht te doen wedervaren, en de
verschillende groeperingen en nationaliteiten in
een juiste vet houding naast elkaar te stellen. De
geslotenheid en eenheid die Prampolini op deze
wyze bereikt, vormen een heel aparte winst.
Het valt niet te verwonderen dat een buiten
lander die zelfstandig en nauwkeurig kennis neemt
van onze .schryversproducten, daarby tot geheel
andere waarderingen komt dan onze officiële
literatuurgeleerden en die essayisten welke hun
roem danken aan hun getrouweiyk voortborduren
op de traditie. De buitenstaander" geeft ons
onwillekeurig een eerlijker beeld, en zeker een dat
gevoeliger van proportie is, scherp de hoofdzaken
belicht en de byzaken achterwege laat. En het is
interessant te zien wat voor een competent be
schouwer die over zulk ontzagUJk
vergeiykingsmateriaal beschikt als Prampolini, in onze letter
kunde belangrijk is, en wat hem koud laat.
Het ligt byvoorbeeld voor de hand, dat van de
talrijke middelnederlandse literatuurdocuxnenten,
die voor zulk een groot deel onoorspronkeUJk
werk zijn,?vertalingen, bewerkingen ol compila
ties, maar zeer weinig waardering vindt. Van
onze ridderromans vindt alleen ,.Karel ende
Elegast", meer om der curiositeit wille dan om
de eventuele originaliteit, een nadere bespreking.
Van de vele hagiografische geschriften alleen de
fantastische Reis van Sint Brandaen."
Maar dan komt Prampolini by Zuster Hadewych,
en raakt eerst recht in geestdrift. Daar hij in geheel
zyn werk de voortreffelijke methode volgt dat
hy niet alleen spreekt óver literatuur, maar zyn
lezers ook zo sterk mogelijke staaltjes voorzet.
zowel in het origineel als in knappe,
woordelijktrouwe vertalingen, krijgt men evenzeer van
klankwaarde, taaleigenaardigheden en vorm n
idee, als van de verbeeldingswereld en inhoud der
diverse werken. Deze methode volgt.de schry ver
nu ook ten opzichte van Hadewych, en het wordt
een verrassing een gedicht als ,iVan minne en
clagic ghene piné" in het Italiaans te lezen:
Non mi lamento delTamore se ml fa soffrire:
a me. spetta essergli sempre sottomessa,
dove comanda a voce alta ed in silenzio."
Prampolini's grote liefde heeft echter de
,3&atrys", die door hem genoemd wordt een juweel
in heel de middeleeuwse europeséliteratuur." Hoe
gedrongen hy anders ook. schrijft, en uiteraard
moet schrijven, aan de Beatrys" wijdt hij meer
dan drie volle bladzijden, en zyn concluderende
waardering luidt: Het zijn weinig meer dan
duizend verzen, maar zonder n valse toon,
zonder de minste 1n»<"M"g; met schuchter ge
murmel vervloeien ze...."
Terwyi de Reinaert" in een voetnoot wordt
afgehandeld, krijgt Maerlant het volle pond
PAG. t DE GROENE Ne, 3019
evenals zyn geestverwanten, die dan toch in ieder
geval een voor het Europa van die dagen
merkwaardig-geavanceerd democratisme vertonen.
Van de middelnederlandse lyriek worden enkele
der beste voorbeelden eveneens uitvoerig be
handeld. Heer Halewyn, Van twee
conincksklnderen, Het daghet in het Oosten, Ie stond op
hoghen berghen en Egidius. Men ziet, de keus
had niet geraffineerder en smaakvoller kunnen zyn.
Meer dan vier grote bladzyden wijdt Pram
polini ook aan Ruusbroec, van wiens oeuvre hy
een betere uiteenzetting geeft dan menig neder
lands literatuurhistoricus van naam. Het is alsof
de natuuriyke katholiciteit van de Italiaan hem
een dieper begrip geeft van deze soort mystiek,
dan ooit voor een protestants professor bereik
baar is'....
Na ook voor het geesteUJke lied aandacht ge
vraagd te hebben, laat hy onze oudste dramatische
werken aan de beurt komen, en van deze wordt
vooral Lanseloet" gewaardeerd om de aan
pathos rijke intrige en de gelukkige verscheiden
heid van scherp-geteekende karakters."
De 10de eeuw behandelt hy by wyze van in
leiding op de 17de, en vestigt de aandacht op il
tono austero e gnomico", die al de dichte» van
deze tyd gemeen hebben. Als dan de eigenlijke
Renaissance aan de orde komt, is het Hooft, die
als baar zuiverste vertegenwoordiger wordt voor
gesteld. Onze drossaart stelt zyn inspiratie onder
een te strenge verstandscontrole, vandaar de
betrekkelijke schaarste aan echte lyriek in zyn
omvangrijk oeuvre, zegt Prampolini. In Bredero
is het de volksman die hem het meeste aantrekt,
en in Vondel ziet hy de enige nederlandse dichter
van europesébetekenis". Maar het zyn de kleinere
gedichten en niet de dramatische werken waarop
de Italiaan nader ingaat. Wel stelt hy sommige
reien zeer hoog (?zij behoren tot de meest verheven
religieuze poëzie, die ooit door het christendom
werd voortgebracht"), doch hy verklaart er tevens
by, dat ze uiterst moeilijk te vertalen zyn. HU
geeft slechts een enkel voorbeeld in het
oorspronkeiyk, onder byvoeging van een
prozavertaling. Karakteristiek voorbeeld van Pram
polini's respect voor de waarde van het poëtische
origineel tevens!
Cats en Huygens ziet hij in hun zeer relatieve
betekenis; de eerste als rijmer vóór het volk, de
laatste als rijmer voor de intellectuelen van die
dagen. Hij voelt meer voor Revius en Camphuysen.
voor Decker en Dullaert en vooral voor Luykeu,
van wie hy een paar mooie vertalingen geeft.
En door zyn mooi overzicht, n door zyn wel
gekozen fragmentarische vertalingen, heelt Pram
polini zich in hoge mate verdienstelijk - gemaakt
voor onze letterkunde. Waar hy de toets in dit
onderdeel zo glansryk doorstaat, mag men erop
vertrouwen dat hy ook in de andere sectoren van
de universele letterkunde een vertrouwbare en
gevoelige gids is.
1) Torino. Untone Tinografico-Editrice Torineêe,
1935.
DE VEENSOLDATEN
Dit document werd tot nu toe door 31
hollandsche dagbladen en tijdschriften gerecenseerd.
20 Bladen Wijdden er waardeerende en geest
driftige besprekingen aan, 1« hiervan plaat
sten hun over meer dan 2 kolommen ver
deelde recensie op de voorpagina of als
literaire kroniek van de week, terwijl 9 bladen
bovendien een hoofdstuk overnamen.
Slechts 2 bladen bespraken dit document mis
prijzend: een socialistisch" blad noemde het
teleurstellend, terwijl een neutraal" blad het
diskwalificeerde als prikkellectuür....
LAATSTE NIEUWS:
Van , .D f" V eensoldaten" zijn thans een
hollandsche, deensche, engelsche, fransche en
xweedsche uitgave verschenen. Een
amerikaansche, italiaansche, .noorsche. russischéen
tsjechische uitgave zijn ter perse.
De Telegraaf van 18 Aug. jl. seinde, dat de
fransche uitgave (Les Soldats du Marais) een
best-seller is en groote opgang beleeft....
Van de oorspronkelijke uitgave verschenen
reeds 81 herdrukken, terwijl van De
Veensoldaten" in 6 weken tljds een, herdruk
verscheen. Prijs geb. f 2.90, verkrijgbaar in
elke boekhandel.