De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 24 augustus pagina 5

24 augustus 1935 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Meesters van de Delftsche School C. Fftbrittas, Vermeer van Delft en P. de Hooeh te Rotterdam ZOOALS ik reeds geschreven heb was deze tentoonstelling, met als centrum het werk van den Delftechen Vermeer, een tentoon stelling, die reeds lang werd verbeid en waarbij alleen te betreuren is, dat het gansche werk van een zeldzamen meester als Vermeer er niet aan* wezig is. Toch is er alle reden om voor wat ge er vindt dankbaar te zijn en is een herhaald bezoek aan deze verzameling niet alleen een telkens hervonden genot, maar ook voor den Hollander een noodzakelijkheid. Hy vindt toch hier niet alleen wat ge typisch de Delitsche Meesters zoudt moeten noemen, maar ook die, welke volgens Hannemia hen bobben beïnvloed, naast degenen, die hen hebben gevolgd. Deze tentoonstellig is dus een soort kunsthistorisch betoog tevens, dat met beperkingen is te aanvaarden, evenals ge niet alle schilderyen hier dadelijk moet aan nemen als juist-toegeschreven en onwrikbaar bepaald, en ook niet alle als meesterwerken moet laten gelden. Laten wy, om dadeUJk schoon schip te maken, beginnen met te zeggen, dat wy geen verband zien tusschen de Magdalena bij het kruis (dit werk lijkt' ons eerder fransch) n Vermeer, noch dat wy ook de gemakkeiyke, winstgevende toeschrijving aanvaarden van den heer Bremmer, die een kinderkopje (eerder Vlaamsen of iets ander nog) zóó maar aan Vermeer toekent. Dit zijn de onmiddellijke bezwaren, die wij hebben tegen deze tentoonstelling. Wat het kunsthistorisch betoog aangaat der beïnvloeding, enz., ook daar is volgens ons nog wel wat aan toe te voegen en wat van af te nemen; op den vermoedelijk Roomschen Vermeer kunnen nog andere invloeden hebben ingewerkt en andere weer minder dan al* hier gemeend werd. Tevens?- het is altyd goed het hoofd en bijna schreef ik het oog koel te houden p moeten wij niet alles klakkeloos be wonderen; zelfs onder de Vermeers zijn schilde rijen, die ik niet voortreffelijk vind en ik zou liever gewacht hebben dan sommige aan te kpopen en ze bij myn verzameling, als ik zóó eene bezat, te voegen. Dit is natuurlijk niets bizonders; niet altyd is by welken meester ook, de spanning even groot, de ontroering even diepgaand, het werk dus even voortreffeUJk. Maar, ik herhaal, er is veel ver' vukkeiyks, veel dat tot durende bewondering opwekt en er is verrassends.... Carel Fabriiiua (1622?1654) is ongetwijfeld «?en merkwaardig en belangrijk schilder. Ge vindt tusschen zyn werken hier schilderkunst van de beste soort, al vindt ge er ook werk tusschen van matter geaardheid, iets dat hy zeer gemeen heeft met vele der Delftenaars".Ge kunt onmiddellijk bij hem zeggen, dat de nabuurschap van Reinbraridt onmiskenbaar is ??en toch is er inderdaad een groot verschil met Rembrandt te conrtateeren. Het is het natuurlijk verschil tusschen den roman-' ticus Rembrandt en den realist Fabritius. Bij Rem brandt is, als wezenlijk romanticus, een neiging onmiskenbaar naar het monochrome, naar het nkleurige; by Fabritius, daarom een realist (een coloriat!) is de lust tot de kleur, tot de kleuren veel sterker aanwezig; is de lust vast te stellen niet tot het diepzinnig accent'van licht en schaduw maar tot het alle* als kleur ondervinden; ook de schaduw als kleur te zien. Vindt ge dus Rembrandtsche reflexen bij dezen Fabritius (én der drie Fabritii) zyn wezen is toch anders en het is een spel van den geest, dóarover nadenkend, zich af te vragen, wat by een niet plotseling-afgebroken leven wij later bij Carel Fabritius nog zouden hebben gevonden. Maar wy vinden hier reeds genoeg l Wy vinden hier het fameuze zelfportret uit Rotterdam (Boymans) den kop betrekkeUJk laag geplaatst in het vierkant; het portret van Abraham de Potter, van diens kinderen, en i verwantschap en toch verschil, het portret, naar Rembrandt. Wy vuiden hier Vermeer, den Delftschen (,1632 1676). Wat,is het, dat ons, Tegenwoordlgen, bij hem» zoo ontroerend, verrukt? Vermeer ia ongetwyfeld een der grootste coloristen, die wij ooit hebben bezeten. Zelden heeft bij ons kleur zulke kracht, licht zulke innigheid bevat, terwijl zelden by de realisten défiguur tot zulke grootechheld, tot zulke volumen op zulk klein oppervlak werd gebracht. Vermeer is de groote. eenvoudige, flonkerende schilder van het innige licht n zelden heeft een stillevenschilder zoo vol stemming de eeuwigheid, het niet-vergaande of vergankelijke uitgedrukt in 'landschap, figuur en. stilleven. Zooals ik zeide; hij is niet overal even rijk, rijp en krachtig en vol. Het straatje is zeker .niet de fAO. l Dl GROENE Na. Ni» beste Vermeer, noch ia dat het Meisjeskopje (No. 88) met het onzuiver-gekleurd dasje op den witten halskraag en met een vorm van gezicht (de gezichtsvorm is zeer kenmerkend by Vermeer I), die zelfs zou kunnen doen aarzelen; noch is het Portret van een jong meisje (No. 80) van de aller beste hoedanigheid (ik zou het niet opnemen als volledig); maar daar staat tegenover, dat ge hier vindt den curieuzen Christus in het huis van Martha en Maria; de Melkmeid, het Meisje aan het Venster, de Kantwerkstor, de Brieflezende Vrouw (zoo groot van gestalte tegen den witten muur) te Amsterdam. En dan zyn er nog' de twee portretten van de Vrouw en van den Man, die van wie .ze ook zyn, vooral in het vrouwsportret zulken soberen rykdom vertoonen, dat ze vol doende zyn om de maker dadelijk tot de onsterfelyke te rekenen. (We missen hier het blauw, het geel en het rood en het wit, in kerkeschilderyen. van Vermeer ons ook vertrouwd). Een vraag ten slotte: zyn het soms de portretten van den (een) schilder en zyn vrouw? Pïetei de Hooch (1659 zeker 1683) is onmiddeliyk van kleiner statuur en van minder persooniyke gewiebeld; hy is wanneer hy het gelukkigst werkt, een Vermeersche navolger. Dat was O. Metsu ook, maar bedenk diens zieke kind l Alles is by Pieter de Hooch kleiner, zelfs als hy op zQn best is. Hy heeft nooit iete geheven tot de groote innigheid van Vermeer en hy, de volgeling, is volgens ons, en wordt dat nu in Rotterdam niet bewezen? in menig schilderij overschat. De eeuwigheid" Is minder in hem; de enkele voorstelling is hem belangrijker. Hy is daarin een typisch Hollandsen schilder van het. binnenhuis en soms van den achtertuin. De figuur by hem is smaller, ook het gezicht, dan by Vermeer; de houding drukt minder leven uit, of liever heeft minder leven in zich (zie zijn profielen); hij is burgeriyker, ook pronkzieker als hy zwak is; hy ontaardt gemakkeUJker al zyn er interieurs van hem te Rotterdam, ons bekend uit musea enz., waar blijkt hoezeer Ver meer'» invloed hem voor goed verrykte! en een kleur zuiver hield, die troebel kon wezen on hard kon worden! Brengt deze tentoonstelling OIIB dus nu en dan een rectificatie op niet geheel zuivere, voorbarige oordcelon of vult zij onze kennis aan of versterkt die (zie Emanuel de Witte, 1617?-1092) zij brengt ook verrassingen, door onbckends of weinig be kends; zy doet bekends als nieuw ondervinden, doordat wy in een passend gezelschap schilderyen vhiden, die wy zelden zagen in zoo vertrouweiyke omgeving. Dat was te verwachten; de rykdom der zeventiende eeuw is zeer groot, en weinigbekende schilders uit dezen overvollen tyd biyken nu en dan iets gemaakt te hebben wat op een meesterwerk zeer gelijkt. Een Elinga (midden zeventiende eeuw) brengt een goed binnenhuis (60); een Nouts (midden zeventiende eeuw) schilderde een sterk-gemodelleerd vrouwsportret; het noemen van Cornelis de Man by Vermeer treft daarentegen als overdreven; een Daniël Vosmaer (zeventiende eeuw) verrast werkelijk door zyn gezicht op Delft (No. 95), stelt ons eer te leur door een gezicht op Den Briel (No. 97); vertoont zich wat mat in een Delft na het springen vanhetkruithuis"; een EsaiasBoursse (1631?1762) is ons teneenenmale vertrouwd in het waschvrouwtje (No. 7); Jacobus Vrell (midden zeven tiende eeuw) is ons het persoonlijkst in de ver trekken met de hoogopgaande ramen (No. 101) in een afzonderUjk schilderijtje (No. 103), in een wever? terwijl hy in andere schraler is en styver.... Met dit alles UJkt mij deze tentoonstelling ge waardeerd on gekenschetst in haar afzonderlykheid en wat zy in het algemeen nogmaals verduidelijkt. Zij is opwekkend en leerzaam. ? PLASSCHABRT J,^;^:;.-^:1:^^'! """?v&ïn^i' ^ns^i^fe^l Onder: Gabrlël Metsu, Jong meisje ontvangt een liefdesbrief (Lady Belt, Londen). Rechts van boven naar onderen: C. Fabritius, Abraham de Potter (1648); P. de Hooch, Buitenhuis; Vermeer van Delft, Meisje aan het venster (Metropolitan Museum! New-York); Vermeer van Delft, De kantwerkster, (Louvre, Parijs) Een Italiaan leest onze letteren ALBERT HELMAN Prampolini's Storia universale" TERWIJL de dichter Oabriele D'Annunzlo in Italiëzyn volksgenoten opzweept om ten strijde te trekken tegen Abessyniöen de smaad te wreken van vroegere nederlagen, terwyi de dramaturg Pirandello In Amerika voor drachten houdt, waarin hy beweert dat het de taak van Italiëis, te vuur en te zwaard de westerse beschaving in Afrika te brengen, zyn terzelider tyd gelukkig ook vreedzamer kunstenaars te vhiden, die op minder chauvinistische wyze trachten het hunne by te dragen tot de roem van hun vaderland. Een van dezulken is Oiacomo Prampolini, een man van enorme eruditie en veelomvattende kennis, en daarby een zuiver literatuurproever en een uiterst gecultiveerd mens. HJJ is in ons land geen onbekende, want hy ia een dier zeldzame buitenlandse letterkundigen, die niet slechts het nederlands tot in zyn finesses beheersen, maar die ook het middelnederlands en het zeventiendeeeuws machtig zyn. En Prampolini kent dit alles geiyk maar weinige hollandse collega's. Zyn Storia universale della letteratura", waar van thans drie reusachtige delen In een prachtige uitvoering verschenen zyn 1) is zo geweldig van opzet en zo persoonlijk van uitwerking, dat de voorbereiding en ten uit voorlegging ervan zeker een belangryk deel van Prampolini's leven moet gevuld hebben en nog moet vullen. Behalve het strikt-persooniyke en van alle dergeiyke werken geheel afwykende karakter heeft de Storia Universale ook de grote verdienste van waariyk universeel te zyn, dat wil zeggen: ieder land, iedere belangrijke literaire kuituuruiting volkomen recht te doen wedervaren, en de verschillende groeperingen en nationaliteiten in een juiste vet houding naast elkaar te stellen. De geslotenheid en eenheid die Prampolini op deze wyze bereikt, vormen een heel aparte winst. Het valt niet te verwonderen dat een buiten lander die zelfstandig en nauwkeurig kennis neemt van onze .schryversproducten, daarby tot geheel andere waarderingen komt dan onze officiële literatuurgeleerden en die essayisten welke hun roem danken aan hun getrouweiyk voortborduren op de traditie. De buitenstaander" geeft ons onwillekeurig een eerlijker beeld, en zeker een dat gevoeliger van proportie is, scherp de hoofdzaken belicht en de byzaken achterwege laat. En het is interessant te zien wat voor een competent be schouwer die over zulk ontzagUJk vergeiykingsmateriaal beschikt als Prampolini, in onze letter kunde belangrijk is, en wat hem koud laat. Het ligt byvoorbeeld voor de hand, dat van de talrijke middelnederlandse literatuurdocuxnenten, die voor zulk een groot deel onoorspronkeUJk werk zijn,?vertalingen, bewerkingen ol compila ties, maar zeer weinig waardering vindt. Van onze ridderromans vindt alleen ,.Karel ende Elegast", meer om der curiositeit wille dan om de eventuele originaliteit, een nadere bespreking. Van de vele hagiografische geschriften alleen de fantastische Reis van Sint Brandaen." Maar dan komt Prampolini by Zuster Hadewych, en raakt eerst recht in geestdrift. Daar hij in geheel zyn werk de voortreffelijke methode volgt dat hy niet alleen spreekt óver literatuur, maar zyn lezers ook zo sterk mogelijke staaltjes voorzet. zowel in het origineel als in knappe, woordelijktrouwe vertalingen, krijgt men evenzeer van klankwaarde, taaleigenaardigheden en vorm n idee, als van de verbeeldingswereld en inhoud der diverse werken. Deze methode volgt.de schry ver nu ook ten opzichte van Hadewych, en het wordt een verrassing een gedicht als ,iVan minne en clagic ghene piné" in het Italiaans te lezen: Non mi lamento delTamore se ml fa soffrire: a me. spetta essergli sempre sottomessa, dove comanda a voce alta ed in silenzio." Prampolini's grote liefde heeft echter de ,3&atrys", die door hem genoemd wordt een juweel in heel de middeleeuwse europeséliteratuur." Hoe gedrongen hy anders ook. schrijft, en uiteraard moet schrijven, aan de Beatrys" wijdt hij meer dan drie volle bladzijden, en zyn concluderende waardering luidt: Het zijn weinig meer dan duizend verzen, maar zonder n valse toon, zonder de minste 1n»<"M"g; met schuchter ge murmel vervloeien ze...." Terwyi de Reinaert" in een voetnoot wordt afgehandeld, krijgt Maerlant het volle pond PAG. t DE GROENE Ne, 3019 evenals zyn geestverwanten, die dan toch in ieder geval een voor het Europa van die dagen merkwaardig-geavanceerd democratisme vertonen. Van de middelnederlandse lyriek worden enkele der beste voorbeelden eveneens uitvoerig be handeld. Heer Halewyn, Van twee conincksklnderen, Het daghet in het Oosten, Ie stond op hoghen berghen en Egidius. Men ziet, de keus had niet geraffineerder en smaakvoller kunnen zyn. Meer dan vier grote bladzyden wijdt Pram polini ook aan Ruusbroec, van wiens oeuvre hy een betere uiteenzetting geeft dan menig neder lands literatuurhistoricus van naam. Het is alsof de natuuriyke katholiciteit van de Italiaan hem een dieper begrip geeft van deze soort mystiek, dan ooit voor een protestants professor bereik baar is'.... Na ook voor het geesteUJke lied aandacht ge vraagd te hebben, laat hy onze oudste dramatische werken aan de beurt komen, en van deze wordt vooral Lanseloet" gewaardeerd om de aan pathos rijke intrige en de gelukkige verscheiden heid van scherp-geteekende karakters." De 10de eeuw behandelt hy by wyze van in leiding op de 17de, en vestigt de aandacht op il tono austero e gnomico", die al de dichte» van deze tyd gemeen hebben. Als dan de eigenlijke Renaissance aan de orde komt, is het Hooft, die als baar zuiverste vertegenwoordiger wordt voor gesteld. Onze drossaart stelt zyn inspiratie onder een te strenge verstandscontrole, vandaar de betrekkelijke schaarste aan echte lyriek in zyn omvangrijk oeuvre, zegt Prampolini. In Bredero is het de volksman die hem het meeste aantrekt, en in Vondel ziet hy de enige nederlandse dichter van europesébetekenis". Maar het zyn de kleinere gedichten en niet de dramatische werken waarop de Italiaan nader ingaat. Wel stelt hy sommige reien zeer hoog (?zij behoren tot de meest verheven religieuze poëzie, die ooit door het christendom werd voortgebracht"), doch hy verklaart er tevens by, dat ze uiterst moeilijk te vertalen zyn. HU geeft slechts een enkel voorbeeld in het oorspronkeiyk, onder byvoeging van een prozavertaling. Karakteristiek voorbeeld van Pram polini's respect voor de waarde van het poëtische origineel tevens! Cats en Huygens ziet hij in hun zeer relatieve betekenis; de eerste als rijmer vóór het volk, de laatste als rijmer voor de intellectuelen van die dagen. Hij voelt meer voor Revius en Camphuysen. voor Decker en Dullaert en vooral voor Luykeu, van wie hy een paar mooie vertalingen geeft. En door zyn mooi overzicht, n door zyn wel gekozen fragmentarische vertalingen, heelt Pram polini zich in hoge mate verdienstelijk - gemaakt voor onze letterkunde. Waar hy de toets in dit onderdeel zo glansryk doorstaat, mag men erop vertrouwen dat hy ook in de andere sectoren van de universele letterkunde een vertrouwbare en gevoelige gids is. 1) Torino. Untone Tinografico-Editrice Torineêe, 1935. DE VEENSOLDATEN Dit document werd tot nu toe door 31 hollandsche dagbladen en tijdschriften gerecenseerd. 20 Bladen Wijdden er waardeerende en geest driftige besprekingen aan, 1« hiervan plaat sten hun over meer dan 2 kolommen ver deelde recensie op de voorpagina of als literaire kroniek van de week, terwijl 9 bladen bovendien een hoofdstuk overnamen. Slechts 2 bladen bespraken dit document mis prijzend: een socialistisch" blad noemde het teleurstellend, terwijl een neutraal" blad het diskwalificeerde als prikkellectuür.... LAATSTE NIEUWS: Van , .D f" V eensoldaten" zijn thans een hollandsche, deensche, engelsche, fransche en xweedsche uitgave verschenen. Een amerikaansche, italiaansche, .noorsche. russischéen tsjechische uitgave zijn ter perse. De Telegraaf van 18 Aug. jl. seinde, dat de fransche uitgave (Les Soldats du Marais) een best-seller is en groote opgang beleeft.... Van de oorspronkelijke uitgave verschenen reeds 81 herdrukken, terwijl van De Veensoldaten" in 6 weken tljds een, herdruk verscheen. Prijs geb. f 2.90, verkrijgbaar in elke boekhandel.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl