De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 7 september pagina 17

7 september 1935 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Si ? i *'» l*. l:'i t \ i B-1DRAAIORGEL - LITANIE Waarom moet het pierement van de gracht af? HET bericht, dat de draaiorgels voortaan van de grachten gaan verdwijnen, .veroorzaakt op schudding op de redactie. Wty huizen zelf op de Keizersgracht. (Een Am sterdammer woont op, niet aan een gracht. Zoo wil het ons hoofdstedelijk taaleigen.) Juist den vorigen middag hadden wij ons nog verheugd over een paar gezellige wtysjes, die een regenstemming kwamen wegspoelen; en vervolgens hadden wij eenige interessante beschouwingen uitge wisseld over pierementen" en derzelver repertoires. En nu dit alles plote voorbij? En voorgoed? Op de brug beneden staat agent 2783, zoo'n echte Amsterdamsen diender, gemoedelijk, een beetje onge schoren, zeer vatbaar voor een praatje,' kortom het tegendeel van de afgemetenHaagsche dienaren*Hermandads. Het is toch niet waar, agent, dat zénu de draaiprgels op de grach ten gaan verbieden ? Jawel meneer, ze zy'n al ver boden. Ziet u, 't mocht eigenlek al niet. In de vergunning, die de draai ers moeten hebben, staat, dat ze niet mogen spelen waar parkeer verbod is. Nou, dat is bijna overal op de grachten. Niet daarginder een handgebaar - daar by de Brou wersgracht, maar dezen kant uit overal wel. Tot nu toe deden we een oogje dicht: als er aan n van de kanten parkeerverbod was, lieten we hen aan den anderen kant van de gracht wel spelen. ??En nu is de toepassing van dat verbod verscherpt? Ja, er kwamen te veel klachten van de groote kantoren. Was het dan zoo erg? Och nee, meneer, 't is evengoed toch niet druk achter de meeste mooie kantoorgevels. Maar de malaisestemming, ziet u. Ze kijken nu zoo zwart op de kantoren. Uiteraard is de crteis ook van invloed geweest op de verdiensten der orgeldraaiers. Men hoort wel eens zeggen dat ze een dikke boterham ophalen, maar indien dat ooit het geval geweest mocht zijn is die tijd nu zeker al lang voorbij. Ingewijden, zooals onze diender, begrepen niet meer waar de pierementdalvers hun kostje opscharrelen. 's Zomer? vinden ze hier en daar nogal wat; maar winters moeten ze 't hebben van de orgels of het yenten. Met het venten is het tegenwoordig ook al niks gedaan. Er is haast niet aan een ventvergunning te komen. : Wij richten onze schreden naar een bevriend kantoor. De chef is van hot Keep smiling"-soort: Last van de draaiorgels, weineen, hoogstens een enkelen keer als zoo'n duig hier nu vlak voor de deur staat, en dan nog speciaal met telefonéereh, maar ove rigens, als het maar even verderop staat vind ik zoo'n deuntje eer ani?meerend voor he.t werk dan hinderlijk." De opvatting van haar chef wordt bevestigd door het typistje, dat wij b^ bet weggaan in de gang tegen komen en dat natuurlijk ook even over het draaiorgel-vraagstuk moet worden geïnterviewd: 'n Orgel? Fijn, even- zoo'n steppie pf walsje," de voetjes trippelen al?daar schep je weer een beetje moed van; en er door slabakken, welnee....: na zoo'n Draaien, altijd maar draaien zwaar werk voor schamel loon. Maar hij bracht alevel wat vreugde op de grachten! muziekje werk je weer eens zoo hard !" Men zou het soms haast vergeten, maar op de grachten staan 'ook nog wel woonhuizen met gewone moeders en kinderen. Onder hen schuilen misschien de felste tegenstanders van het orgel verbod. Ik zou het doodjammer vinden als er geen draai orgels meer waren on de stad," ver telt ons een jonge moeder. De kinderen zijn er dol op; ons droomstertje kan er met zoo'n volkomen overgave naar zitten luisteren; de jongen van drie vindt niets prachtiger dan den orgelman centjes aan te rijken, en zelfs de baby van anderhalf danst al in de tafelstoel als hij de orgel muziek hoort. Kan ik ze nu al dit pleizier alleen maar geven door ze mee te nemen op de gevaarlijke straten? Want in do veilige parken mogen de orgels ook al niet komen. Stads-' kinderen missen toch al zooveel.... En bovendien, ik zal ze zelf ook erg missen, met hun luchtige of de beerlijk-melancholieke wijsjes !" * HET wordt nu hoog tijd, het piere ment zelf op te zoeken. Wys ge worden door den agent, speur ik naar straathoéken waar de roode P.borden ontbreken, maar die zijn in de binnen stad niet dik gezaaid. Eindelijk, op den Voorburgwal, treffen we er een aan; 'eerst hooren we alleen de zware monotone bassen, weldra ook do watervalletjes der dunne pijpen, du bekkens en de trommels; onze vriend is zelfs zeer modern en heeft een inge bouwde trekharmonica. Het.pierement is volledig bemand: de baas staat met vuur in zijn hemdsmouwen te draaien, met de vereischte regelmaat, zonder een enketen keer te hikken"; de dalvere", die geen deelgenoot zijn maar wel eens een keertje mogen draai en hangen er omheen in pull-o vers, met de handen in de zakken en een cigaret schuin in een mondhoek ge zakt; de belangrijkste persoon, de mansemaker", schiet met zijn kope ren bakje van den eenen voorbij ganger naar den anderen, snel maar toch beleefd, met aandrang, maar toch niet onbescheiden; hy' kent ztyn maat door jarenlange ervaring; maar hij kan toch niet nalaten, achter den rug van de juffrouw, dié' hem met een .vinnig gezich't negeert, een spottend zegenend gebaar te maken. > De maneemaker" is natuurlijk in het geheel, niet te spreken over de inkrimping van het'jachtgebied: Och meheir, voor maan is 't nog niet so orreg; ik hib mabr een vergunning voor twei morgens in de weik; maor der saan d'r, die drie viermaol in de weik op de grachte kwaome dat vin ik nou overdreive, maor enfin en zullie zèn zwaor gedupeird." Werd daar veel opgehaald? Och dat lag d'r an. D'r waore d'r die de goeie kantore kende, maor die hebben 't ook geUjk voor zich zelf en anderen bedurve; want dan kwao me ze ? veuls te gauw weer terug. Maor ja, waor moet d t heem? We werke veul liever, maor sou jaoge se ons naor de steun. Ik: ken toch ook niet met mulder den de steun bai moeder de vrouw ankommen?" Ik merk, dat ik het bedrijf stoor, telkens schiet de geïnterviewde even weg, naar een open deur hier, naar een voorbijganger daar. Ik mag hem niet langer ophouden. Mijn -laatste bezoek geldt een verhuurder. Want men moet weten, dat b|jna geen orgeldraaiers zelf een instrument bezitten; er zijn groote exploitanten, die tientallen orgels ver huren en onderhouden. Adressen van opvolgers van Warnies en anderen doen w^j op in het Hanrlemmerdijksche caféVan ouds in de bloejende ramenas". Weldra vinden wij een verhuurder in de Haarlemmer Houttuinen, u weet wel, waarvan u'de achterkanten der huizen ziet als u met den trein naar Haarlem gaat. Do straat zelf is niet veel "beter dan die achterkanten, nauw, vervallen «n met voel onbewoonbaar verklaarde woningen. Een soort garagedeur staat open: de pierementen-stal. Er zy'n er slechts twee thuis. De eigenaar maakt den indruk van een kourigen schrijn werker* druk aan de reparatie van zyn orgel?. Persoonlijk merkt hij het verljod nog niet in zijn bedrijf: het geldt nog te kort, maar het woitit wel moeilijk voor de huurders, bevestigt hij, vooral voor de kantoor-specia listen (er zijn ook winlcelapeclallaten en woonbuurtepecialiaten), Het kost groote moeite een paar gulden per dag op te halen en daar móet dan de ?2 a ?2.75 voor de huur van het orgel air. ' ,,'»'. Maar wij zelf kunnen óók niet naar beneden, want de orgels warden steeds ingewikkelder en duurder. Er is zoo verschrikkelijk veel reparatie aan, en dan, de mensohen willen allemaal de laatste' slagers"' hebben ... .Vroeger was het heel wat andera, i toen zetitëje er een rol met tien deun tjes op, en dan na een half jaar weer i i tnilllMIIMUIHHIMIHIIIIHIIHMHHIHIHMIIIMIIIIIIMMIIIIHIIIHMIMHIlUllllliniinMIIIMIMIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIinillllllllUIIIIIIMi Pierementenschemering ET Pierement en de Amsterdammer, de Amsterdam mer en het Pierement, hoe zijn sij onafscheidelijk verbonden! UU de verte onzer jeugd, en dan nog uU de verte van een schemerige gracht drensl een orgel in den valen leegen namiddag en maakt voor een kinderziel hel leven zwaar van me lancholie. Maar ook in den louwen, laten zomeravond, van een even verre gracht klinken gedempt de slepende wijzen en droomen wij weg in een vagen, zoeten weemoed van onbe grepen verlangens. Zoo ia het Piere>ner\t verbonden aan de dagen onzer jonkheid door het gehoor en door het gezicht, als wij het rose-en-witte ge-. vaarte op straat passeerden. Het dreunde machtig en floot doordrin gend zoet en rinkelde fel met draaien de, bekoorlijke dames in zijn gevel, en vcij voelden onzen eigen arm vermoeid worden bij het zien van dien ander en, in hemdsmouw, die zoo vermoeid ijverig hel groote wiel om- en ommedraaide ; terwijl een tweede slungelige vent het koperen bakje ophield. Het leek ven moeizaam, niet zeer loonend bedrijf, maar het paste bij het straatdècor op vlle uren van den dag, hetzij in de drukke atraat, waar de klanken meest verloren gingen; of bij een brug met een klein pitbliek van melomane loopjongens", half van hun fietsen gezakt, en rondom?w, of op een stil grachtje in een l iterbuurt, waar bleeke kinderen er f idachtiglijk bij walsten, in on- | gratie. riet orgel hoorde bij het Amstermsche straatleven. Hoe lang al! nu wil men het doen verdwijnen, el en alleen, omdat er n over'iclig geslacht met hangooren -ia lekomen, dat heelemaal niet meer lawaai kan, .vanwege de ikke zenuwen. Of vanwege hun (ot ,-èt'kke ziel, die vergaat in de zwaar ??it'imenteele, ja, zelfs vette romantiil van den atraatorgeldreun. in elk geval, zij kunnen er niet ir tegen, de kantoorchefs en de deuren, die misschien ook be kten, hoe verzot hun personeel meisjes en jongens eigenlijk op ? zalige klankafleiding is. Zeer schade der efficiency, terwijl 'It nfcen toch al zoo beroerd slecht iianii. Zoo valt hun toorn dan op het <>v J-eerwaardig Pierement, erfenis 'la Vaderen, essentie van het straat/<T' n, en klagen zij bij het gemeentelK»!nur. Dat zich haast aan de klacht «/r-<rr krachligen gehoor te geven en </r/< nijveren orgelntannen hun brood (e ontnemen, dat zij hun vervolgens als ,#leun" en« zonder hartverroerende muziek toch weer moeten teruggeven. Kn bezitten al'die klagers geen ra,! h? l tl XI i . f ? l/« een andere rol; maar kom daar nu eens om, olke week weer andere kar tons !" Terug op de Keizersgracht. Een vrachtauto dendert voorbij, de claxon blaft ons aan. In de gracht roffelt een motorschuit. Een koopman vent bananen. Het gewone geroes. Heel deze geluidenchaos blijft, onver mijdelijk en geoorloofd. Alleen n ding zullen wy voortaan moeten missct). Het pierement. Het (orgel moet vn u de grachten af omdat er gewich tig- zakenlieden schijnen te zijn die g»-< a muziek kunnen verdragen.-... \\'ij weten niet wie van dezesuoode v- .-lianning de aanstichters zijn. Maar w.- weten wij, dat, kon een volksst« tnming onder de grachtbewoners er ov i- beslissen, het pierement hier zou iterugkeeren. Het Amsterdamschc draaiorgd PAG. 10-11 06 GRO :NE No'3041 vreugd der ^jeugd Louis de Bree en Cor Ruys in De Krlbbcbtjter" (Corso, Cinema Royol, A'dam) Bloscopy l n lacht L. J. JORDAAN G.W. Alexandroff: De heele wereld lacht" . (Cinema Palace, Haarlem) WAT is dit voor een vrooUjkheid, achter deze heftige, wilde, krampachtige, diabolieke lach? Alle duivelen van Dostojevski schijnen in dit soort humor van den band gebroken al de freneaie van den wervelenden steppendans stormt door deze wrange uitge latenheid al de melancholie van de komende reactie ligt er op den loer. Het is een vreemde vreugde, die zich slecht vermomd heeft onder het bonte harlekynspak der westersche civili satie een vreugde, die wij niet verstaan en die ons een soms wat on behaaglijk gevoel kan geven. Daar is een parafrase op Liszt's Tweede Bhapsodie, zoo grotesk dat zij bijna een satyre wordt. Daar is eer lijkwagen met een stoet muzikale clowns er achter. Daar is een muzikale vecht partij van repeteerende strijkers en blazers, die ons meer overdondert dan amuseert. Daar is een revue-finale, waarvan wij niet goed kunnen uit maken of zij naar de parodie dan wel naar de apotheose neigt. Daar is heel die ongewone, razende, dronken jolijt van don zwijmelenden trepak-dauser rondtollend om zijn eigen as .... Iwan lacht J ? Hoe na staat ons Henc Oloir'a cercbrolu geestigheid hoe innig verwant voelen wij ons aan den milden humor van Cluiplin, vergeleken niet deze primitieve en ongebreidelde nomadenscherts ! Wij lachen mee?o, zeker meegestlcop't door een zin voor het 'groteske, gedurfde en onverwachte, dio ons bijwijlen den adem beneemt. Maar er blijft bij dit alles een gevoel van verbazing achter over een menta liteit, die in haar vrooUjkheid Verder . van ons af blijkt te staan, dan in haar meest excessieven nationalen ernst. Wij voelen echter (tevens, hoe' dit exotisme niets vermag af te doen'aan de waarde en het peil van het werk.... ook als vorm van humor beschouwd. Want het is, m al zijn onverstaanbaarhcid, onmiskenbaar echt, gaaf en natuurlijk. Het is nooit ordinair het is nimmer goedkoop en , het is (hoe kan het anders bij dezen mede werker van Eisenstein 1) op phenomenale wijze: film. Iwan lacht.... en wij aanschouwen eindelijk dan weer dat rara avis in de filmwereld: den vroolijken" Rus. Het merkwaardige gebrek aan humor die frappante tekortkoming in het overigens zoo geniale werk dor Sovjetkunstenaars heeft van oudsher de verwondering en het commentaar van het Westen opgewekt. Toen Pudowkin zeven jaar geleden voor de Filmliga optrad werd hem de vraag gesteld, waarom de Bussische f Urn zoo weinig humoristisch werk produceerde en het categorische antwoord luidde: Wy hebben er geen tijd voor!" By een voordracht in de Pary*eche Sorboilne door Eisenstein werd dezen hetzelfde gevraagd in een meer agressieven vorm: On nous a dit" zei een der toehoorders ,,quc Ie rire est mort a Moscou. Est-ce vrai?" Maar de sarcastische en slagvaardige schepper der Potemkin", die een even gevreesd debater als ingenieus filmkunstenaar is, had zijn antwoord klaar: II y a tant de choses dont on peut se moquer que vous pouvez tre aura qu'on y rit encore. Et quand je ferai Ie récit de ma soiree ici, je pense qu'on rira beaucoup!" Men had n.l. denzelfden avond de voorstelling van zijn ,.Generallinie" verboden i... MAAR beter dan' uit deze ietwat orakelachtige replieken voelden wij de oorzaak na het zien van de komische (zwijgende) film: Drei Diebe". Zelfs in dit toch zoo aanzien lijk gematigder werk van Protozanof bleek het eigenaardige verschil in zin voor humor tueschen de Bussische en de Westersche mentaliteit. Wij schre ven het typische fanatisme ook in het komische destijds toe aan den sterken socialen tendenz der film maar het* karakteristieke wezensvreemde der op vatting ontging ons toch niet. Intusschen zweeg de Bussische film langen tijd en men heeft er zich in verdiept,wat wel de oorzaak mocht zijn. Het mocht inderdaad een zonderling?? verschijnsel heeten, na een tijdperk van zoo overweldigende en intensieve pro ductie. En het leek wel zeer onaanne melijk dat een creatief vermogen, zoo rijk en zoo origineel als de wereld nog niet aanschouwd had, eensklaps ver dord zou wezen. Óeheel opgeklaard is .het geval nog steeds niet en persoonlijk voel ik nog het meest voor de theorie van Hoyer' in zijn voortreffelijk boekje ? over Bussische, filmkunst, waar hij meent dat de zoo sterk met do ideologie van het revolutionnaire Busland ver groeide f i lru k mist ccnsklupt* vuur. een soort vacuüm stond, toen diu ideologie in den tot relatieve'rust en consolidatie gekomen .Sovjet-.Staat haar natuurlij ken stimulans miste. Hoe dit zij daar is weer eon Russisch filmwerk.... een arbeid van een der prominenten on wij voelen dadelijk, zelfs in deze groteske, d«adem van het groote en oorspronke lijke over ons heen gaan. Originaliteit. passie, formaat.... het waren ton allen-tijde de kwaliteiten waaraan men de goede Russische film herkende en zy blykt in dit geval'nog niets van dit alles te hebben ingeboet. Kr is hier een vorm van geluidsfilm ge vonden en met geniale zekerheid tcu uitvoer gebracht, waarvan wij zeil* bij de Amerikanen nog maar aarzelen de en halve pogingen hebben gezien. Behalve de toekenfilm ken ik geen werk, waar met zulk een weergaloos gevoel voor stijl eurhythnie niet een zoodanige harmonie van beeld e-u klank de geluidsfiuumatcrie werd be handeld, als in AlexandroflPs ,.!).« heele wereld lacht T'Het werkt evenals een verblindend licht: met ietwa!' pijnlijke verbazing merken wij linexwr \vy Weer gewoon zijn gemakt aan sprekende on gebarend? spelei-s. iJü; ons vertellen" hoo d«» vork in' d».» steel zit. Hoo wij in do film weer accep teerden oen aaneenschakeling van scènes" lange, stabiele, breed sprakige uiteenzettingen, die ons dr briljante oorspronkelijkheid van IIH wonder: film, deden vergeten.' Bij Alexandroff' echter is het Hweer: die schitterende kaleidoscoop van beold oiïgeluid dat mirneuleuso creëemi in een volkomen har monie. van klank en vorm. Een scène" met opkomende en afgaande acteurs bestaat hier niet er is alleen maar de film, die bouwt on schept. Er zijn gezichten, figuren, groepen met souvercino achteloosheid door elkaar gesmeten ? en weer samenge voegd. Er is een muzikale repetitie,>vaar alles meewerkt: maskers, gebroken ruiten, trombones, gescheurde/ pan talons en kapotte stoelen.... een bonte, schitterende mozaïek van hel onverwachte en groteske. Wij'-'ztfn het. ontwend deze overdadige,; bijna vermoeiende overvloed, die met de snelheid en don rijkdom der gedachte op ons af komt.... maar wij zien eens klaps, wat wij zoo langen tijd misten! Iwan heeft gelachen en. zijn lach vindt slechte een-beschroomden weer klank in ons gemoed. Maar zelfs Jn die zonderlinge, vreemde vrooUjkheid herkennen -wij de sterke, oorspronke lijke kracht, die Europa tien jaar geleden stormenderhand veroverde: de Bussische film. En wij durven opnieuw hopen! l ;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl