Historisch Archief 1877-1940
?
f
WO JV/ST VERSCHEmtl
De Nieuwe Gids 50 jaar
jubileum is bovenal een feest
ter herdenking en zoo gedenken
-wij bij den soen verjaardag van
De Nieuwe Gids" dan vanzelf en aller
eerst wat het tijdschrift zijn aanzijn gaf:
de Beweging van Tachtig. Eigenlijk
hebben wij die al zeer herdacht, toen Kloos
het feest zijner zeventig jaren vierde, want
Kloos was ten minste voor de helft de
Beweging zelf en het tijdschrift bijna
geheel. Maar hel is altijd der moeite
waard, en het schijnt bijna plicht, een
lichtzinnig en gruwzaam ondankbaar
nageslacht de grootheid en verstrekkende
beteekenis dier geestelijke
beweging-vantachtig voor te houden, opdat zij in dee
moed die grootheid en hun eigen kleinheid
beseffen zullen.
Altijd weer.... tot wrvelens toe, want
het helpt zoo weinig. Wie geen oogen
heeft om te zien en geen ooren om te
hooren, zal de sclioonheid dez'er wereld
niet deelachtig worden, maar daartegen
tot stijving der eigen persoonlijkheid stok
stijf beweren, dat al dat moois maar
fictie is. En zij hebben gelijk, wat hen
betreft, zooals blinden en dooven gelijk
hebben. De wereld gaat voor ons allen
zoover als wij haar beseffen, begrijpen
kunnen en het meerdere heeft voor ons
zin noch bestand.
Maar intusschen lag de Tachtiger
grootheid voor een aanzienlijk deel in
hetgeen twintig jaar na dato het nage
slacht al niet meer voelen en zeker
niet genieten kon: de zinlijke ontvanke
lijkheid, het innige contact mei de
zintuigelijke wereld, dat ganschelijk onverwacht
en plotseling ontstond, om even snel weer
te verdwijnen. Men heeft er van gesproken,
dat de Beweging van Tachtig eigenlijk
het Romantisme beteekent, dat hier
ten laatste, honderd jaar na zijn eerste
verschijnen in de landen rondom door
brak. Doch deze bewering, hoewel ten
deele juist, is reeds uit een tijd, die het
zintuig voor hel wezenlijke in Tachtig
miste. De Romantiek immers, zoowel de
Duitsche, als de Fransche en Engclsche,
toont wel die meerdere ontvankelijkheid
des gemocds, dat diepere gevoel voor wat
uit de geestelijke, wereld tot haar kwam,
maar de gevoeligheid der zinnen ging
daarmee gansch niet gflijk-op en dat
was het ook wat haar bijwijlen zoo onge
lukkig maakte: De Romantiek kon vaak
de taal der natuur niet verstaan en
luisterde vergeefs naar wat de. dingen
toch zoo dringend schenen te zegden.
En dat dompelde de kunstenaars in diepe
rampzaligheid, dat zij, uitverkoren kin
deren Gods, toch nooit tot den Vader
vermochten dóór te dringen. .
Maar de Tachtigers hebben dit wél ver
mocht.... voor een heel korte spanne
tijds. Tot hun heil en ook tot hun onheil.
want het is den stervelingen niet gegeven
midden in de zware dniisching van het
kosmische leven te staan, den wervelstorm
van krachten en tegenkrachten, te onder
gaan, zonder dat tenminste het leven van
hun geest wordt gedoofd en zij eindigen
in waanzin of In volledige apathie. Zoo
is het bijna hun allen vergaan.
Uit den roes. van zinnen en gevoel
ontwaakten zij als Perk's 'Mathilde,
nauwelijks meer wetend wat hen zoo diep
had beroerd. En zoo was hun kracht van
verweer tegen de zoo spoedig volgende
ont; kenning pok niet groot. Zelf schenen zij
eenigsztns beschaamd over dat geweld hun
ner zinnen en 'haastten zich tot het meer
.geestelijke over te gaan dat hen voor de
degelijke wereld kon verantwoorden. Al
brachten zij het in dat geestelijke dok mee
rendeels niet ver, wijl zij toch eigenlijk
DE GROENE
3 MAANDEN
GR ATlS!
ZIE DEN BON OP
P A G. 1 9
niet anders waren dan ontvankelijke
kinderzielen, enkel geboren om devoot
naar het leven te luisteren, niet om het te
critiseeren, al wisten zij in de literatuur
drommels goed echt van onecht te onder
scheiden. Maar het schijnt wel des
menschen onveranderlijk eigen te zijn, dat hij
meent met het ouder worden in wijsheid
en begrip toe te nemen en zijn klankvolle
jeugd waarin hij zoo weinig begreep en
zooveel voelde, te verloochenen voor een
latere schamele levenswijsheid, ten koste
van een wereld van gevoel.
Aldus bleef van die gansche
wijdstrekkende levensverhefjing een verhoogde
levensspanning, waaraan het gansche
volk deel had na tien, vijftien jaar niets
meer over in de literatuur dan vermoeid
heid en een wrevele critiek, meerendeels uit
onbegrip geboren. De latere generaties
vonden alleen asch en sintels van een
vuur, dat zij niet hadden gezien en een
taalontreddering, die hun was opgedragen
weer terecht te brengen. Zoo gingen zij aan
den arbeid om die taal weer op het redelijk
peil te brengen, die roekeloos en
onbeheerscht voor enkel sensaties was mis
bruikt, en deden wat hun na die orgie der
zinnen eigenlijk alleen overbleef. Zij schre
ven vooral vertogen om te bctoogen, dat de
Beweging van Tachtig toch niet zooveel
zaaks was geweest. Maar dat is een gru
welijk misverstand, al schijnt ook De
Nieuwe Gids op zijn vijftigste jaar niet
meer wat hij in zijn jeugd geweest is.
FRANS COENEN
Afrikaanse
literatuur
VERGELEKE bij die Nederlandse,
is die Afrikaanse literatuur heel
jonk ongeveer sewentig jaar.
Maar ten spijte daarvan het dit al mooi
hoogtes bereik, slaan sommige romans
en veral die pofisie na 1910 'n goeie
figuur n aas die beste Nederlandse, en
ons durf dit se sonder enige chauvinisme.
Met hierdie artikel wil ons probeer om
die Afrikaanse boek onder u aandag te
bring, asook die Afrikaanse boeketen
toonstelling wat in Amsterdam vanaf
7 tot 12 Oktober saam met die Paul
Krugertentoonstelling plaasvind in die
A.M.V.J. gebpu. Die tijd het
aangebreek dat die Nederlandse leser ook die
Afrikaanse letterkunde kan waardeer
en genieten hom nie bekommer oor die
afgesaagde 'en sogenaamde
kinderlikheid" van die Afrikaanse taal nie.
Die Anglo-Boere-odrlog (1899?1902)
het die Afrikaner tot geestelike ont
waking gebring. Uit die skijnbare neder
laag is 'n nuwe nasie gebore met 'n eie
letterkunde. Daar ontstaan
begrijplikerwijse 'n oorlo'gspoësie wat klae oor
verijdelde hoop en weer in
lewensmoegheid, en tog hoopvol na die toe
kom s wijs, na die herrijsenis van 'n
nuwe volk. As die Unie van Suidafrika
in 1910 tot stand kom is ons reeds 'n
entjie .weg van die oorlog-atmosfeer,
maar die oorlog is nog nie vergeet nie.
Leipoldt se Oom Gert Vertel/' Totius
se ,,Wilgerboombogles," Celliers se
Vlaktebundel" het in n atmosfeer
ontstaan, soseer is die digter kind van
sij tijd, en so kragtig het die volks
gevoel van verdriet en lijding die
digters se werk deurstroom. Daardie
gees word suiwer weergegee in die
Winternag". van E. Marais:
O, koud is die windjie
en skraal!
En blink in die d of lig
en kaal ? ?."
So wijd as die Heer se genade
Lêdie velde in sterlig en skade ...."
Maar die tije het verander, en die tijd
genees alle wonde. Die .'eerste voort
stuwing, gedra deur die diep deining
van 'n geweldig ontroerde volksgemoed,
het sij kulminasie reeds in die
digterlike uiting van Celliers, Totius en
Leipoldt bereik, om daarna in sagte
glooiing na die tweede groep van die
eerste geslag, Langenhoven, Visser en
Malherbe te verloop.
Omstreeks 1920 kom 'n aantal
jongeres op die voorgrond, en in hul werk
kan 'n nuwe klank gehoor word. Ook
die toon van die ouer digters se werk
verander en laat al meer die persoonlike
klank hoor wat hulle digterlike motiewe
betref. Toon van der Heever se
bundeltiie ,,Gedigte" (1919) was 'n ver
rassing, want hier het die indiwiduele
gevoel in wonderlike subtiele,
fijnafgewerkte verse 'n uitdrukking gevind.
So is die poesie van Dr. J. R. L. van
Bruggen, Wassenaar, Fagan b.v. 'n
uitdrukking van die nuwe gees, 'n
gretige genieting van die weelde van
natuurskoon heid en sinnelike skoonheid.
Omstreeks 1929 krij ons die jongste
geslag in die Afrikaanse digkuns, C. M.
v. d. Heever, en 'n paar jaar later,
Mocke, I. D. Du Plessis, Eitemal, en
dan die jongstes: W. E. G. Louw en
Uys Krige. Hulle poesie wijs in die
rigting van vergeesteliking,.. van 'n
dieper delwing in die innerlike fijnhede
van die gees waar die lig van die
uiterlike lewc tot simboolwaarde aangetoon
word.
Malherbe is ook een van ons beste
stiliste en romanskrijwers. Hij het
skool gemaak in ons prosakuns, en
langs sij lijn vind ons in die eerste plek
C. M. v. d. Heever wat in die ontwik
kelingsgang van sij romans 'n
geleidelike emanslpasie van Malherbe vertoon
en mettertijd sij eie weg vind.
Jochem van Bruggen, goed bekend
in Nederland, het die Afrikaanse prosa
hoog vooruit gestoot. Hij begin met
die meesterlike ,,Ampie," met sij ver
volgverhaal Die Meisiekind." Maar
daarmee was hij ongelukkig
uitgeskrijwe, en het die uitbeelding van die
armblankedom kragtens sij voorbeeld
'n liter ere manie geword.
In 1922 verskijn ,,Onder die Olijf
boom" van Fichardt en Japie" van
J. R. L. van Bruggen met die
mensbeelding voorop. Bijna gelijktijdig met
-Ampie" verskijn Marie Linde se
Onder bevoorregte Mense" (1925),
waarin o.a. die botsing tussen uit
heemse idees en voorvadcrlike sedes
sterk beklemtoon word.
Verder is daar die unieke figuur,
Langenhoven, met sij Doppers en
Filistijne," Sonde met die Bure."
In ons prosakuns moet 'n besondere
plek aan die skrijwers van diereverhalv
toegewijs word, meer bepaald aan
Sangiro, die gebroeders Hobson en
E. Marais. Hierdie werk van Sangiro
Uit Oerwoud en Vlakte" het vir ons
land, ons taal en ons literatuur in die
buitenland bekendheid verwerf.
Kragtens die omvang van die
produksie op die gebied van die
kortverhaal staan hierdie kunsvorm seker
vooraan onder ons prosalit;ratuur van
die afgelope dekade. Ons noem slcgs
die name van Van Bruggen, Leipoldt,
Jonker, Van den Heever en Marie Linde..
Die Afrikaanse letterkunde is jonk,*
maar dit is mooi, 'n weerspiegeling van
'n jong volk in Suid-Afrika, 'n jong
volk en literatuur wat verwant is aan
die Nederlandse!
P. J. NIENABER
Rembrandt voor den Middenstand
DE elementaire waarheid, dat men
nu eenmaal nooit mér kan ver
strekken dan men bezit, leidt in
kunst en letteren nog dagelijks tot
ernstige ongevallen. Telkens wanneer
een man met geringe middelen, gedreven
door de ijdelheid die een onverbiddelijk
meesteresse is, zich aan een substan
tieel onderwerp te buiten gaat, zien wij
dat onder zijn handen op een pijnlijke
en beangstigende wijze ineenschrom
pelen tot het volkomen onherkenbaar
geworden is. Op deze wijze heeft H. S.
Ashton Rembrandt tot een
melodramatischen bohémien gereduceerd in een
historischen roman, welke tot de ver
velendste stalen van dat genre behoort
mij bekend. Het is, eerlijk gezegd, niet
meer dan een dom jongensboek. Maar
aangezien de heer H. S. Ashton niet de
opzet had een jongensboek te schrijven,
heeft hij, met een losse hand, een flink
aantal ondeugende of onbehoorlijke
termen over de bladzijden uitgestrooid.
Daardoor is zijn historische roman naar
zijn opvatting een grootemenschenboek
geworden. Wij kunnen die opvatting
niet deelen. Deze Rembrandt" (uitge
geven door Van Holkema & Warendorf,
Amsterdam, 1935) is geen boek voor
jongens en evenmin voor volwassen
menschen; het is echter geknipt voor
breede massa der halfontwikkelden, die
met hun kinderachtige zelfoverschatting
zich heele pieten achten, omdat zij weten
wie Rembrandt is en deswege een
ostentatieve belangstelling voor zijn doen en
laten-aan den dag leggen. Kortom, die is
de best denkbare lectuur voor den
geestelijken middenstand, voor den
heelen kleinen man van de artistieke
wereld, waarin de heer H. S. Ashton
détaak van C. & A. op zich genomen
heeft.
Het valt waarlijk niet weer tégeVen
hoe de arme Rembrandt onder de
handen van dien,H. S. Ashton vandaan
komt! Hij is ten eenenmalc onherken
baar geworden. Een der verhevenste
gestalten uit d« geschiedenis der mensch*
heid, zien wij voor onze verbaasde en
; verontwaardigde blikken in elkaar frum
melen tot een groezelige, vulgaire en
smakelooze rapin. Van de tragedie zijns
levens is niets overgebleven dan wat
conventioneele anecdoten en de heer
H. S. Ashton blijkt niet in staat ons ook
maar bij benadering een indruk te geven
van zijn beteekenis als kunstenaar of
van de wezenlijke waarde van zijn werk.
De schrijfwijze van den heer H. S.
Ashton is echter zeer afwisselend. Van
de vetste platheden, vervalt hij zonder
overgang in den verhevensten bombast.
De zonden tegen den goeden smaak
vindt men echter eerlijk over alle blad
zijden verdeeld.
Nu eens worden wij onthaald op de
poëtische symboliek van een gouden
bal die zich niet bezoedelen laat" en dan'
lezen wij: de heer Bleker verwees met
een wegwerpend gebaar Kapitein Ban
ning Cock naar de plee." Ook ontdekken
wij cosmische krachten in dit proza:
en toen was het alsof de ingewanden
van de aarde zelf vuiligheid uitbraak
ten"; terwijl wij een andermaal er woord
spelingen uit opdiepen, welke in sommige
kringen wellicht tot lachen dwingen:
,,Saar, die rijkgeschakeerde paradijs
vogel had al haar mooie veeren uitge
schud en was nu slechts een leelijke en
allerminst begeerlijke kip." Ook op
medisch gebied is de heer H. S. Ashton
geen vreemde en hij ontleent er boeiende
en treffende vergelijkingen aan: Hij
sloeg zijn eigen hoofd met vuisten als
om de klomp moedeloosheid los te
stooten die als een kanker zich heen vrat
tot in lederen uithoek van zijn hersenen."
Ik heb nog vele volzinnen op mijn
lijstje staan; maar de hier aangehaalde
zijn mér dan voldoende om een indruk
te geven van vaardigheid en het kunste
naarschap des heeren H. S. Ashton.
Ik vind het uitgeven van een boek
als dit, waarin de hoogste en edelste
mensen, die ooit in Nederland tot leven
en arbeid gewekt werd, als een burger
lijke kwiebus wordt voorgesteld/een
slechte daad. Het is al erg genoeg, dat
men in het buitenland met zulke banale
verhaaltjes genoegen neemt, maar ik
vraag mij met verontwaardiging af wat
wij er mee te maken hebben?
Zouden uitgevers eigenlijk de boeken,
welke zij in den handel brengen, van te
voren wel eens inzien? Zij, die dit boek
een Nederlandsche vertaling waardig
keurden, hebben in elk geval geen
hoogen dunk van het ethische en esthe
tische peil van het Nederlandsche
publiek.- '
J. GRESHOFF
Aanloop der Nieuwe Gidsers
Uit hun eerste
critieken
NU Do Nieuwe Gids" deze
week den respectabolen leeftijd
van vijftig jaar hooft bereikt,
en door dit jubileum de Beweging
van Tachtig opnieuw in de gedachten
is van allen, die zich vuur de
Hollaiidsche letteren en haar ontwikkeling
intercsseeren, leek het ons merkwaardig
nog eens te herdenken en aan te halen.
wat de heel vroege jaargangen van
De Groene" ons melden van de
aanvangen der Beweging in de woor
den der jonge letterkundigen die
haar belichaamden.
Men weet uu wel, dat juist De
Groene" in die nu verre jaren het
blad is geweest, waar zij .zich nog het
meest en het eerst uiten konden, toen
overigen» do deftige tijdschriften voor
hen gesloten waren. En hot mag hier
nog wel eens herinnerd worden, dat
zij, die toen de litteraire leiding van
het blad in handen hadden mr. Van
Loghem, Justus van Maurik, De Koo,
Dr. Pyzel ??tenminste' do ruimheid
van denken bezaten om een kans te
geven aan hetgeen hun aanvankelijk
zeer tegen den vleug moet zijn gegaan.
Want zoo iets ons treft bij het door
bladeren dier couruntonnummers van
lang geleden, dan is hot do andere
toon. de geheel andere
beschomyingswijze dier oude* litteratoren. zoowel
in hun critiek als in hun eigen werk.
Dat zekere zwak gemoedelijke,
onhevige, conventioneel formoele en
bijna familiale.dat de beoordeel ingon
kenmerkt, vindt men in de poëzie der
Van Loghems, Boelens, Waalners
precies zoo terug.
De gave der poëzie, zei Busken
Huet destijds, was lift i-ernioyen sijn
gedachten in rijmende strofen t f uiten.
Niets meer en niets minder. "
De gedachten" waren primair en
de rijmende strofen" blijkbaar zeer
secundair, want het schijnt er vol
strekt niet op aan te komen wat
voor strofen, drie-, vier-, zes- of
meerregelige, er komen zullen en hoe hun
verhouding tot de gedachte" zal
zijn. Om van f ythme heclemaaf maar
niet te spreken.
Dit alles beduidt klanrlijk. dat de
inhoud" alles en de vorm" niet
veel was in de, kunst leer dezer oude
hoeren. En hiertegen ging van aan
vang aC hot principieel verzot der
Tachtigers. .
fJelijkt het citaat uit- oen artikel
Frtderlk van Eeden, d/e met Kloos, Verwey
en Paap De Nieuwe Gids oprichtte
van Willom Paap, medeoprichter van
Do X. G., naar aanleiding van
Vosmaers Nanno". Het artikel is uit
het jaar 1883 en verscheen in De
Groene".
Vorm en inhoud «l J n n
FURM on inhoud waren dus onaf*
schcidelijk verbonden: zij zijn n,
Toch willen dergelijke menschen,
gelijk Boisscvain b.v. niets hooren
van den vorm, en smeeken zij al
de kraterondo talenten van Nederland
om gedachten". In het vervolg van
ons artikel zullen wij een onderzoek
in loco. d.w.z. in de boeken van de
heeren, instellen, ten einde to loeren
begrijpen, wat zulk oeno gedachte"
is. Als ach tor oenen schnnskorf ga
ik voorloopig achter de woorden
zitten van don zoór -zuiveren donker
Geel: styl on godachto zijncón."
Niettemin wil ik reeds nu oeno
vergelijking geven: dat mooi vindon
van gedachten" hooft voel van oene
bijzondere voorliefde nnar skeletten
in stee, van voor jonge, mn|sche,sap
pige, meisjes.
Wil ik je 's oen mooi meisje laten
zien ?"?Waar is ze ?" Daar !"
Och heden, dnt is oon skolot J"
Kon skolot, zog je? Maar gevoel
jo dan niets voor dien ruggegraat?
En voor die ribbon en dat kakebeen'/
Kn kijk nu die houpon: zuu hard
als stoon: jo kunt er oou inos op
slijpen!"
Kvenzcor als in poëzie zijn in proza
vorm on inhoud onafscheidelijk
verbondon. WILT.EM PAAP
In vele latoro artikelen zou nog
vaak gehandeld worden over dit
princiep der eenheid van inhoud on
vorm, want het ging dozen jongeren
zoozeer tor harte, dat zij got-n kunst
erkondon. die niet van deze formule
uitging.
En dan was er dit beginsel, dat
zij in wezen geen onderscheid erkenden
tusschon kunst en critiek.
Dat was door ouderen al meer ge
zegd, maar zij maakt on er ernst van.
Gritiek had niet te zijn een luchtig.
welwillend, beleefd, desnoods geestig
babbeltje van oen kunstwerk, maar
do zuivere, nauwkeurige wedorgave
van oen reactie door het kunstwerk
veroorzaakt.
In dit beginsel is reeds alle hevig
heid, extravagant ie., rauwheid vervat,
die de Tachtiger critiek zoo beroemd
en berucht heeft gemaakt. Zie hier
de aanvangen ervan door Kloos in
Maart 1883 geponeerd in oen artikel
in De Groene" ovor twee nu vergeten
dichtbundels. .
Hot begint zoo:
Iets over kritiek en let» over poëzie
ER zijn verschillende soorten van
dichters.eh er zijn ook verschillen
de soorten van kritiek. Dit zal ieder
wel willen toestemmen, maar ik heb
er nog eene eigene opinie bij, dat voor
ieder bepaald soort van dichters ook
een bepaald soort van critiek past,
en geen ander. Koo zou men de dich
ters kunnen verdeolen in goede on
slechte dichters, en de critiek f doch
neen, zóó komen wij er niet. Want
de critiek moet altijd goed zijn. en hoe
een dichter ons, arme recensenten,
ook moge pijnigen... .omdat hij gén
dichter is, toch blijft het onze plicht,
hun -voorbeeld niet te volgen, maar
in waarheid te wezen datgene, waar
voor wij ons uitgeven, critici. En als
wij ons aan dien plicht getrouw weten
vast te houden steeds on overal, zal
ons loon, dat is onze zelfvoldoening,
grooter zijn dan van hem, die de ver
zoeking kon wedorstaan, om zijne
onrijpe gccstesproducten onder de
oogen van het publiek te brengen.
De dichter toch, die twijfelt of zijn
werk wel goed zal worden opgenomen,
is een nieuweling of een brekebeen.
In het eerste geval kan er van over
winning geen sprake wezen. Jonge
dichters zijn als kuikens; wie in den
dop zit, eindigt altijd met er uit te
stappen, hetzij dan, op aandrang
van vele vrienden" mot hot schuiflen
der bescheidenheid, hetzij met den
trotschen tred van hem. die de wereld
veroveren wil in nen sprong.
SEUASTIAAX SENIOR (W. KLOOS)
Kloos vooral hoeft later dit thema
uitgewerkt en niet opgehouden in
tolkons andere termen te zoggen wat
een criticus on wat een dichter was.
En in het volgend curieuse citaat
van Albert Verwey (?De Amster
dammer" van 14 Moi 1882) naar
aanloiding eenor vertaling van Byron's
Manfred". komt dan do derde leuze
der Tachtiger Beweging te blijken,
het princiep. dat al genoomd word en
haar zoo fundamenteel van de voor
gaande generaties verschillon dood.
VW/fem Kloos
Hft was dat by.de Tachtigers de
kunst hot eerst. kwam. en de zedelijk
heid, de weldenkendheid, hot fatsoen,
hét vaderland, de familie enz. enz.
pas oen heelen tijd later. Of heolemaal
niet. Voorzichtig gozegd^ geeft Verwey
dit alvast te kennoit, als hij over
Byron spreekt. '.-'...
'fi Manired. door HY
(ros/or. li' Hemden bij /?.
irwijfttfr.
TOEN omstreeks 1840. geestdrift
vbor.de Romantiek de jongeren
van Nederland bezielde, scheen het
een pooze of ook Byron's poëzie hier
voortaan die eere genieten zou, welke
haar elders sinds lang te beurt viel.
De snel ontvlamde passie mocht een
standvastige liefde blijken en wie kon
zeggen, wat later daaruit geboren
werd. Zoo hoopte men; doch die hoop
was ijdel. De bewonderaars van
Byron waren vereerders van Bilderdyk
en zy schrikten vaji eigen streven toen
voor den zonderling, die hen aantrok,
vóór den vrijheidsheld, op wien zij
staarden, de zanger van Caïn in de
plaats trad. Zij hadden zich mee
laten sleepen. Byron had hen
betooyord; maar ze wierpen dien topver
van zich nu de tijd des onderachcids
gekomen was. Toon Boots dan ook
Albert Verwey
[J
dankte dat zijn onbezonnen jeugd'!
zich niet verder had gowaagd Op
hot spoor dos dicht ors, zonder wien
hij, wie zal het ontkennen min
gevleis en meor goschrois" hadt'e
vernomen, stemde heel zijn richting
in met die ontboezeming en was Byron
verbannen uit Nederland. .
En hier ook slechts kon zulk oen
vonnis voorlig jaren van kracht zyn:
hier ook. nieor dan dit elders nood»g
ware. komt oon woord van dank toe
aan hem. die het zijne bijbracht om
don versmade woer to geven aan onze
literatuur. ALBERT VERWEY
Het is doze zelfde gedachte van
het 'eerstgeboorterecht. der kunst,
zelfs geleerd in haar Zoln-iaansch
dógmatischcn voim. die Lod. van
Doyssel tenslotte uitwerkt in etn
artikel (in ..Do Groene" van 7 Mei
1S82):
Over het laatste werk van Zola
TOEN Zola voor 17. 18 jaar zijne
letterkundige, loopbaan intrad.
stond hot systeem, hot letterkundig,
hot aosthetisch stelsel, door hc-rn voor
het ware gehoudon. door hom 't eerst
als oen afgerond goheol onder theore
tische foimuien gebracht, lum klaar
voor den geest. In oon zoveütal
boeken, van kritischen inhoud, zijn
de .regelen.' waarnaar hij werken wilde
en dooi' anderen gewerkt wilde zien.
neergeschreven: wel niet saiimgovr.t
in een regelmatig en streng logisch
elkaar opvolgend aantal hoofdstukken,
maar toch met .-buitengewone
redeneer-kracht en duidelijkheid van zin
opgegeven. Zijn groot plan is. die
regelen in reusachtige schaal in toe
passing te brengen: lnj wil in twintig
óp zich zelf staande romans het loven
schilderen om hom hoon. in alle stan
den dor maatschappij. De serie draaft
don* naam van< Les
Rougon-Macquart". Met Pot-Bouillo", hot laatste
werk. is de serie ten halve voltooid,
tien. der twintig verdiepingen van
het grootscho gebouw staan daar
onwankelbaar vast getimmerd. ?
LODEWIJK VAX DEYSEL
Dat de jonge letterkundige hier
hot \vcrk en welk werk! van
den berucht on Franschman inleidde
en aanbeval, ging ten minste evenzeer
tegen do toen heérschende ideeën en
smaken in .als het stellen , Van die
andere beginselen. Heel' spoedig, in
De Nieuwe Gids", zou dit geweldig
blijken. Maar een goed luisteraar
moet er ook uit deze ??on andere
artikelen van hun hand al iets van
hebben verstaan. Juist om hun nog
aarzelend en betrekkelijk zwak geluid
zijn zij. uiterst merkwaardig.
J
PAG. ? DE GROENE N* 3044
PAG. 9 DE GROENE Ne. 3044