Historisch Archief 1877-1940
fcj
J v
Van idealisme en nog wat
Mr. M. KANN
Antwoord aan X. J. C. M,
den Volkenbond en Abesaynlfc
MET genoegen, waarde vriend, grijp ik in
deze kolommen de gelegenheid aan om
de bezwaren te weerleggen, waarmee ge
kwaamt aandragen, en zal ik trachten mij
schoon te wasschen van de critiek, die ditmaal
(naar ik heel zeker weet) niet verdiend is.
Uw verwijt was, heb ik U wel begrepen, dat
ik in mijn beschouwingen over de wereldpolitiek
de zaken bezien zou hebben door een veel te
realistische bril en dat ik geheel onvoldoende
plaats zou hebben ingeruimd aan het idealisme
dat een groot deel van Europa en vooral Enge
land bezielt, waaraan het dan toch maar te
danken is dat er voor 't eerst in de
wereld? geschiedenis ernstige maatregelen worden ge
nomen om een oorlog te beteugelen.
Ik moet direct beginnen met te erkennen,
dat ik aan het idealisme" als primaire factor
der tegen Italiëgerichte internationale maat
regelen een kleine plaats toemeet. Over datgene,
waarover onze controverse loopt, zijn wij het
dus volmaakt eens. Verkeerde interpretatie is
uitgesloten. Inderdaad heb ik steeds in mijn
beschouwingen over Engeland's verweer tegen
het optreden van Italiëin Abessyniëde eerste
plaats toegekend aan de motieven die voort
spruiten uit imperiale belangen en de tweede
plaats aan den politieken wensch en de practische
noodzakelijkheid (veeleer dan aan ae idealis
tische behoefte) om het Volkenbondsverdrag
te handhaven. Met die imperiale belangen be
doel ik geenszins z.g. botsingen van het impe
rialistisch" streven van Engeland en Italië, want
, dat is een goedkpope term waarmee men maar
al te gemakkelijk het krantenlezend publiek
kan afschepen zonder op de zaak zelf in te gaan.
Tracht mij goed te verstaan: ik stel slechts twee
heel concrete zaken voorop, de onvermijdelijke
activeering van het instinctief verzet van net
zwarte ras en de flank-bedreiging in de Roode
? Zee tegen den voornaamsten verbindingsweg
van het Britsche Rijk. Twee gevaren, die Enge
land duidelijk ziet.
Tegenover deze gevaren gedraagt Londen
zich precies eender als de directie van een of
ander groot concern doen zou, dat zich in zijn
levensbelangen bedreigd ziet door
degewetenlooze praktijken van een arroganten en als
uiterst lastig bekend staanden winkelier. Wat
de heer en doen, dat is in de allereerste plaats
hun rechtsgeleerden adviseur raadplegen om te
zien op welke wijze zij den snoever mores kun
nen leeren en hem het voortzetten van zijn
onwettige praktijken kunnen beletten. De wet
wordt er pp nageslagen, en ziet, op de meest
ondubbelzinnige manier staat daar te lezen dat
de gewraakte praktijken indruischen tegen de
wet. Een actie wordt aanhangig gemaakt in
naam der Wet".
Vrees nu niet, dat ik hierbij blijf stilstaan.
Zóó simplistisch is de zaak ook al weer niet.
Handhaving van de wet is nog niet een voor
wendsel om eigen belangen te beveiligen. Wan
neer gij morgen de hulp van den kantonrechter
inroept om uw huisbaas tot rede te brengen die
door U steeds op een zilveren blaadje bediend .
? werd en nu weigert uw verzakte voordeur te
repareeren, dan is uw aanroeping van het
Recht niet een voorwendsel maar een gerecht
vaardigde gebruikmaking van de wet. Dat ge
zoudt handelen uit de innerlijke behoefte om
het Burgerlijk Wetboek onverkort te doen
toe? passen, zult ge zelf niet beweren. En dat zal
ook niemand van. U eischen. ' . .
Laat ons echter alle suppositioneele gevallen
buiten beschouwing laten want de houding van
Engeland en den volkenbond ten opzichte van
den Italiaanschen overvalin Abessyniëis
opzich? ' zelf kleurrijk genoeg om voorbeelden voor be
spiegelingen te leveren. Een verdere verklaring
hebben dézoo juist genoemde imperiale be
langen ook niet rioodig, wier bescherming ik de
. eerste plaats toekende in het complex van mo
tieven waardoor de Britsche politiek bepaald
wordt. . '
. Nu moet ik beginnen met U (schijnbaar) iets
toe te geven. Verheug U niet, want ik zal het
U weer ontnemen. Détweede plaats had ik im
mers, onvoorzichtigerwijze, toegekend aan den
wensch en de noodzakelijkheid om het Volken
bondspact te handhaven.
Zoo ge het pacifistisch idealisme al niet de
eerste plaats wilt inruimen, de tweede plaats
keurt ge haar toch waardig", hoor ik U
triumfeerend uitroepen. Ik moet terstond erkennen,
dat ik hier verder wil reiken dan het zooeven
genoemde voorbeeld van den commercieelen
leider, die de wet er eens op na wil slaan. Want
in dit geval heeft door het historische verband
de handhaving van de wet een zelfstandige be
teekenis. In zooverre gaan dus alle vergelij
kingen mank: terwijl in net gewone leven de wet
onpartijdig en automatisch gehandhaafd wordt,
was er m dit geval initiatief en vastheid van wil
noodig om tot wetshandhaving te- geraken.
Werd die wil nu gedragen door puur idealisme
of door zeer concrete motieyen, door overwe
gingen en consequenties die onontkoombaar
waren, die niet meer te omzeilen waren, die
onmogelijk uit den weg gegaan konden worden?
Deze vraag zullen wij eerst moeten beant
woorden, voordat ik U kan toevoegen dat wij
hét idealistisch streven naar Vrede door Recht
tenminste de tweede plaats kunnen inruimen.
Historisch bekeken was het met de supre
matie van het internationale recht bedenkelijk
gesteld. Drie maal was daarop den laatsten tijd
een ernstige inbreuk gepleegd. Door Japan,
door het Gran-Chaco-confhct en door de
Duitsche bewapeningen. Laat ons dit laatste punt
uitschakelen, dat een inbreuk was op het Ver
drag van Versailles en dat dus slechts den be
trokken staten aanging. Hoe vaak deze verdrag
schennis ook door Frankrijk naar voren is ge
bracht en nu door Mussolini wordt aangevoerd:
als precedent dat het met de stipte handhaving
van het Pact nooit zoo ernstig gemeend was,
is het onbruikbaar. Maar het is wél het cruciale
punt geweest van de Europeesche politiek van
net laatste halve jaar, het punt waaromheen zich
een samenstel van defensieve verdragen, van
collectieve vredeswaarborgen heeft uitgekris
talliseerd.
Wanneer men nu, inzake de politiek van
sancties, een zekere tegenstelling meent te zien
tusschen het «««nrtimistische Frankrijk en
enerc icgcuawuu», ...?.._
...v.. opportunistische Frankrijk
het idealistische Engeland, dan wil dat niets
* ? * * J- - l-n«t Vran
net laeaiisuscue ,i^«ig«K.>.u, ......
anders zeggen, dan dat de eene kant van de
redeneering meer naar voren komt in het eene
land» de andere kant meer aan de andere zijde.
Maar bij beiden is het een voortdurend rede
neeren van dit kan toch eigenlijk niet" en ja.
maar".... In werkelijkheid is de tegenstelling
tusschen Frankrijk en Engeland volstrekt niet
zoo root.
Juist omdat men begrijpelijkerwijs het heele
samenstel van collectieve vredeswaarborgen in
het kader van den Volkenbond gevat heeft, kón
men,niet binnen een Bond, die ten doel had
iedere agressie te keeren, een daad van agressie
zoomaar laten passeeren.
Men heeft gedaan wat men kon. Men heeft
Italiëeen compromis aangeboden, dat al moeilijk
met het ware pacifistische idealisme was te
vereenigen. Zelfs dat heeft Mussolini niet van
zijn lust tot den aanval kunnen afbrengen. Men
.heeft dreigementen gebruikt. Niets hielp. Toen
kon men niet anders dan het Pact handhaven,
wilde men niet zoowel het Volkenbondsverdrag
als de collectieve waarborgverdragen voorgoed
tot een dqode letter maken. Dit was de schrik
wekkende' conclusie waartoe men kwam toen
men de wet ging opslaan.
Het is, zooals wij in deze kolommen reeds
eerder hebben uiteengezet, de onvermijdelijke
logica, de consequentie van vroegere daden,
die den staatsman ijzeren directieven opleggen.
Komt er dan heelemaal geen idealisme bij te
E as? Dat zou ik niet gaarne durven beweren.
aat ons het idealisme een derde plaats inrui
men.' Na de andere motieven speelt het zeureen
.rol. Het wordt er door gewekt. Dan brengt het
zelf weer. krachten in beweging, die het nage
streefde helpen bereiken. Dit idealisme, aV staat
het op de derde plaats, is daarom nog niet
onecht. Zeker niet. Maar het is een bijkom
stige, een na-gekomen factor. .". '
Voorop zou het gestaan hebben, wanneer
niet de Volkenbond gewacht zou hebben tot
dat hij absoluut niet anders kón handelen;
maar wanneer Genève zich tegen de
anti-pacifistische en anti-humanitaire excessen, die niet
minder ernstig den Vrede bedreigen, zou hebben
verzet. Maar dan zou de Volkenbond zich niet
in de allereerste plaats tot Italiëhebben moeten
wenden. ' ?
PAG. 2 DE GROEN E No. 3<M4
i'
ti,
PIERRE LAVAI*
8IR AXTIIONY EDEN
IN DE SCHADUWAN MORGEN
AC Josephus\
w
IJ leven in een bezeten wereld. En wij welen
het. Het zou voor niemand onverwacht
komen, als de waanzin eensklaps uitbrak
in een razernij, waaruit déze arme Europceschc
mcnschheid achterbleef in vcrstomping en verdwazing, de
motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende
maar de geest geweken.
Alom de twijfel aan de hcchtheld van het maat
schappelijk bestel, waarin wij leven, een vage angst
voor de naaste toekomst, gevoelens van.daling en onder
gang der beschaving. Het zijn niel louter benauwingen
die ons overvallen in de ijle uren van den nacht, als
de levensvlam laag brandt. Het zijn weloverwogen
verwachtingen, op waarnemingen en oordeel gegrond.
De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogcn, hoc
bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen
wankel zijn geworden: waarde en mcnschelijkheid, rede
en recht. Wij zien staatsvormen, die niet mee;:
functieneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij
zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige
doorwerken. De dreunende machine van dezen gewel
digen tijd schijnt op het punt vast te loopen."
Met deze woorden teekent prof. dr. J. Hulzinga in
het enkele dagen geleden verschenen boek, waarvan ik
den titel aan het hoofd van deze beschouwingen stelde,
op pijnlijk treffende wijze de moreele crisis, waarin
wij leven.
Hij meent, dat deze crisis het kernvraagstuk is van
de talrijke problemen, waarvoor wij in dezen tijd gesteld
worden, en dat deze moreele crisis ernstiger is dan
eenige crisis, die ooit de beschaving van Europa heeft
bedreigd. '
Nooit, niet tijdens de renaissance en de hervorming,
niet In het tijdperk van de revolutie en van Napoleon,
zelfs niet In het tijdperk van het vervat van het
Romeinsche rijk, werden de grondslagen der samenleving
ernstiger geschokt dan In onzen tijd. Van een princi
? - ?' - J?-«.- :~t.t:n,._ *j,W*
litta
perken in de wereldgeschiedenis leidt tot den dlgemeenen
indruk, dat de wereld thans een intensiever en grondiger
^roces van ontwrichting doormaakt dan in vroegere
rijden. .
Men leze de analyse van de kenteekenen van het
verval in de hoofdstukken uit Huizinga's boek over de
algemeene verzwakking van hel oordeel en de daling
van de kritische behoefte, over het verval der moreele
normen, over hel heroïsme, hel pucrilisme en het bijge
loof, over het slijlverlics en de irrationaliseering.
Hij wijst op de karakteristieke verschijnselen, hoe
i>p een philologencongres in Tricr werd betoogd, dal
i'icn van de wetenschap geen waarheid moest verlangen,
?'och veeleer ,,geslepe.n zwaarden" en hoe een spreker
? p datzelfde wetenschappelijke congres sprekende over
< V nationale interpretatie van de geschiedenis door den
voorzitter werd berispt wegens gebrek aan subjectivi
teit". .
Tusschen een overtuigd cultuurpessimisme en de
ver:<'kerdheid van een aanstaand heil op aarde, zegt
Huizinga, staan al degenen, die de ernstige euvelen en
preken van het heden zien, die niet weten, hoe ze te
'velen of te keeren zullen zijn, maar die -werken en
i'tpcn, die zoeken te begrijpen en bereid zijn te
dragen.
Wie dit boek, dat voor iemand, die de teekenen van
ili'zen tijd verstaat, boeiender is dan eenige roman,
lif.na ten einde heeft gelezen, grijpt naar hel laatste
Mofdstuk, hopende daar den weg tot zuivering
aangeMzen te vinden. In dat opzicht zal hij misschien
teleurgesteld worden. Wie het panacee tegen de ziekte,
waarvan de verschijnselen met meesterhand in het boek
warden aangewezen, in n enkel woord meent te kunnen
tanwijzen, is veelal zelf het ernstigst door de ziekte
vangetast. .
Wet boek eindigt met een hartstochtelijk vertrouwen
fa de feued. die den uttwev uit hét lattvrint mi w*tort
ernstiger gescaoKi uu« ?« »«*«? ???«?? * ?- r-- . « \-inuen. wanneer ae jeu
pleele en beredeneerde aantasting der christelijke .üde-mêt nauwkeurig bestudeert,
leer was vroeger (behoudens fantastische uitspattingen)^,.^ wordt bizidd) zc
nooit in zoo ernstige mate sprake als thans. Van stelsel-liaatst blijken fe zijn
KWH ... ««/ ernstige mate sprake
matige ondermijning der maatschappelijke orde en
eenheid door een leer als die van ktasscntêgenstellini
en klassenstrijd weet noch-de zestiende noch de be
ginnende negentiende eeuw. Vroegere revoluties hebben
het beginsel van privaten eigendom en famüle-erfrecht
intact gelaten. Nimmer kenmerkte eenig tijdperk van
verval een zoo algemeene krampachtige stremming van
het handelsverkeer of de delireerende valutakoortsen, als
het tijdperk, waarin wij het voorrecht hebben te leven.
?? De vergelijking van onzen tijd met gelijksoortige tijd'
vv...» i»,»»gi «MEI tc/i nuiinuLiiieiijK vertrouwen
. _. jeugd, die den uitweg uit het labyrint zal welen
k vinden.. Wanneer de Jeugd dit boek ter hand neemt,
W nauwkeurie bestiiiitfrt, en door'den geest van den,
.?.- , zal dal vertrouwen niet
mis'laatst blijken te zijn.
WEEKTRDMPET
VAN DEN WIJZEN OLIFANT
KORT na den oorlog scheen het, of het
koningschap gedoemd was, een uitstervend
instituut te worden in de organisatie der
wereld. De koningskronen vielen b|j dozijnen in
het slijk, en alleen in de landen met een hechte,
democratische basis bleven de tronen overeind
staan en werden hun dragers hechter aan hun
volken verbonden dan ooit het geval was geweest.
Men kan zeggen dat landen als Nederland, Enge*
land, de Skandinavischo landen tot de
gelukslanden behooren, waar het koningschap de beves
tiging beteekent van de nationale vrijheden, de
hooge, onpartijdige instantie, welker aanwezig*
heid een volk tegen roekelooze avonturen behoedt.
De beteekenis van het koningschap in deze landen
is, dat het niet kijkt naar links en niet kijkt naar
rechts, dat het zich in het midden bevindt, de
vertegenwoordiger is van do natuurlijke eenheid
des volks.
Sedert hebben wij den ruk naar rechts gekregen,
dit* in de historisch-democratische landen het
centraal geplaatste koningschap kon vorwrikken,
maar die in landen met rumoeriger en ongewisser
voorgeschiedenis het koningschap wilde mee
sleuren en voor bepaalde doeleinden gebruiken.
Eenige jaren na de Roemeensche tragi-comcdie,
beleven w|j het huidige, Grieksche avontuur. Het
heeft een bedenkelijken kant voor de beteekenis
van het koningschap in het algemeen, omdat wie
het koningschap uit zijn e ven wichtspositie licht,
dat koningschap van zijn aard vervreemdt, maar
voor Griekenland in het bizonder, dat land van
party schappen, waar de troon, zoo als men hem
thans weer wil oprichten, het karakter mist, dat
een koninklijk gezag standvastig maakt. De dicta
toren, die hun positie willen dekken met hcnnclijn.
zij konden niet wachten, geen dag en geen nacht.
zij lieten zelfs de wettiging door een volks-stemming
na. Op het oogenblik waarin deze regelen worden
geschreven betoont de geroepene nog de wijsheid
der aarzeling.
* ? , *
Ook de Volkenbond wilde niet wachten, geen '
dag en geen nacht. Hu is er zich terdege van bewust.
dat zijn rechtsgrond on zijn waardigheid op het
spel staan bij de toepassing der politiek van
sancties tegenover Italië. Het zijn de oeconomische
sancties, die men thans overweegt, en waarvan
de eerste reeks al op l November in werking moet
zijn. . .
Dat ziet er voor Italiëniet vroolijk uit, en vergis
ik m]j, wanneer ik onderstel, dat deze ijver al
bezig is, zijn goede werking te toonen? Men krijgt
den indruk dat Mussolini, in het bezit van de
noodzakelijke militaire successen, die hem be
schermen tegen de droevige figuur, achter de scher
men z|jn eervolle terugtocht voorbereidt. De
missie naar Londen van den drager van den be
roemden naam Garibaldi geeft hoop. En
ondertusschen blijven de pogingen, tot verzoening van
de staten van don Volkenbond niet uit. Het valt
te wenschen, dat dit bloedig conflict in zijn eersten
aanloop wordt gestuit.
Ook Nederland bereidt medewerking aan du
sanctie-politiek voor. Overeenkomstig de door de
Coördinatie-commissie te Genève aangenomen
resolutie omtrent finantieele sanctie-maatregelen
tegen Italië, doet hot Ministerie van Financiën
in overleg met de Ncderlandsche Bank reeds de
noodige stappen. Reeds confereerden de hèeren
Oud en Trip. .
Met deze medewerking van Nederland aan d
sanctie-politiek van den Volkenbond zijn de heer
Mussett en de zijnen het niet eens. De heer Mussert
wijdde een groot deel van de rede, die hij op den
nationaal-socialistischen Landdag verleden Zater
dag hield, aan een kritiek op onze buitenlandsche
politiek. Nu wil ik niet zeggen, dat ik voor de
politiek, die door bet Ministerie van Buitenlandsche
Zaken in den loop der jaren is bedreven, zulk een
ongeveinsde bewondering koester. Maar ik acht het
bedenkelijk dab van een Nederlandsche tribune zoo
onvoorwaardelijk . party gekozen wbrdt 'voor de
positie der dictaturen. Er is de vraag te stellen,
of de medewerking van Nederland niet een'logiscbe
consequentie is van het veilig stellen van onze
rechtspositie in en door den Volkenbond?
Er z|jn meer vragen te stellen naar aanleiding van
's hèeren Mussert's rede. Waarom er altijd
fascistisch-gezinde Nederlanders uit Duiischland op
zettelijk de landdagen der N.S.B, komen bijwonen,
PAG. 3 DE GROENE No. 3046
en nooit uit andere landen ? En: wat de
GouverneurGeneraal zal denken over de annexatie van z|jn
persoon door den N.S.B., die men kan waarnemen
in ieder nummer van Volk en Vaderland"?
* ^
Behalve het wel uiterst Duitsch of Italiaansch
gekleurd nationalisme van den heer Mussert is er
nog het nationalisme van den heer de Savornin
Lohman. Dit Eerste Kamerlid stelde aan den
Minister van Sociale Zaken vragen omtrent een
redevoering van den heer Van Geelen, den Direc
teur-Generaal van de Werkverschaffing bij het
openen van de werkkampen voor jeugdige
werkloozen van de A.J.C. De heer Van Geelen had
twee vlaggen zien wapperen, de nationale drie
kleur en de roode vaan, en zag daarin een
bewijs, dat men zich hier beschouwt als deel
van het geheel". Ik heb het voorrecht den
heer Van Geelen te kennen. H|j is een goedaar
dig en vaderlandslievend man, en hij kan o iet
anders bedoeld hebben, dan dat hij er zich
over verheugde de rood en zich te zien bekeeren
tot het rood-wit-blauw.
Maar de olifant gluurt ondeugend door zijn kleine
spleet-oogen. Hij denkt, in alle stilte die bij het
Octpber-loover past, dat hem omringt: zou het niet
goed zijn, als Regeeringspersonen zoo over het
algemeen wat minder redevoeringen hielden. Ook
vél rustiger. Maar dan overweegt h|j weer:
op die manier had ik minder kaakjes.
* ?
De redevoeringen die Minister Gelissen en Prof.
Lieftinck tot elkaar hebben gehouden bij de in
stallatie der commissie voor de verbindend- en
onverbindend-verklaring van overeenkomsten wa
ren ook al niet zonder voetangels en klemmen.
De Minister indachtig aan wat er in den boezem der
R.K. Staatspartij leeft, deed krampachtig uit
komen, dat de wet op de bindendverklaring der
ondernemersovereenkomsten geen crisis-wet was,
maar een gevolg van de wijziging in de stuctuur
van ons economisch leven. Maar.... een buiging
naar den anderen kant: ook in een organische volks
huishouding dient gewaakt te worden voor het
behoud van persoonlijke zelfstandigheid. De heer
Lieftinck toonde zich in zijn antwoord wel uiter
mate lauwtjes ten aanzien van het beginsel dezer
veel bestreden wet.
* »
? ? ' *
Aan daverende feiten had ook de ufgeloopen
week geen gebrek. Er werd een generale afrekening
gehouden met de misdadigersbende te Oss. Het
Rotterdnmsche stadhuis vlagde om het nieuw te
bouwen schip, dat in overleg met de Regeering en
de Holland-Amerika-Lijn op Nederlandsche werven
zal worden gebouwd. Het was een waardig ant
woord op de vrij sombere beschouwingen, die in
het prae-advies van mr. A. Dclprat over de
depressie in de zee-scheep vaart waren neergelegd.
Verder vergaderden de arbeidsinspecties van alle
landen in het gastvrije Nederland, en kregen de
Indische gepensionneerdeu adem, bij het bericht,
dat de verhooging met 7 procent van de korting
op déIndische pensioenen tot 1037 is uitgesteld.
Uitgesteld is niet: afgesteld, maar wij leven tegen
woordig bij den dag, en dit uitstel is toch in ieder
geval: iets gewonnen. Met de warenwet biyft de
Regeering een slechte pers oogsten. Het voorloopig
verslag van de Tweede Kamer was verre van vrien
delijk, en mg heeft daarin vooral de zeer juiste
vraag getroffen, of het wel goed gezien is, de contro
le op de waren te verminderen, nu cursussen worden
geopend, om vrouwen te leeren,* hoe zij haar ge
zinnen voor weinig geld zoo goed mogelijk kunnen
vooden. Het Regeeringsschip blijft angstig ge
vangen tusschen de Scylla der'tekorten en de
Charibdis der volksverarming.
?' . ?'. ' :,,/**.*! .. - ? ? -.-."
Nog meer, altijd weer meer volt er te vermelden:
de huldiging van den heer Lumière den uitvinder
der cinematografie, de opening van de filmstad
op het oude Oosterbeek te Wassenaar; de overheid
heeft zich b|j al die gelegenheden allerminst film*
vijandig getoond. En tenslotte de schaakworsteling
.die ons het genoegen verschafte, in iedere courant
die wij opensloegen het minzaam-glimlachende
gelaat van dr. Euwe te aanschouwen. Niet
somberder aspecten (als de behandeling van de
fraude b|j het Paleis voor Volksvlijt voor de
Amsterdarasche rechtbank) maar deze glimlach bltfve
ons voor oogen zweven. Keep smilingl is het
moeilijk te vervullen, moor niettemin noodzakelijke
gebod van onzen tijd l .
'
i
i.d
?t
ik
ik
je
m
lt
«n
id
ito
jt
ie
se
te
Bie
k
t
t
i
Aa'
m