De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 12 oktober pagina 2

12 oktober 1935 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

fcj J v Van idealisme en nog wat Mr. M. KANN Antwoord aan X. J. C. M, den Volkenbond en Abesaynlfc MET genoegen, waarde vriend, grijp ik in deze kolommen de gelegenheid aan om de bezwaren te weerleggen, waarmee ge kwaamt aandragen, en zal ik trachten mij schoon te wasschen van de critiek, die ditmaal (naar ik heel zeker weet) niet verdiend is. Uw verwijt was, heb ik U wel begrepen, dat ik in mijn beschouwingen over de wereldpolitiek de zaken bezien zou hebben door een veel te realistische bril en dat ik geheel onvoldoende plaats zou hebben ingeruimd aan het idealisme dat een groot deel van Europa en vooral Enge land bezielt, waaraan het dan toch maar te danken is dat er voor 't eerst in de wereld? geschiedenis ernstige maatregelen worden ge nomen om een oorlog te beteugelen. Ik moet direct beginnen met te erkennen, dat ik aan het idealisme" als primaire factor der tegen Italiëgerichte internationale maat regelen een kleine plaats toemeet. Over datgene, waarover onze controverse loopt, zijn wij het dus volmaakt eens. Verkeerde interpretatie is uitgesloten. Inderdaad heb ik steeds in mijn beschouwingen over Engeland's verweer tegen het optreden van Italiëin Abessyniëde eerste plaats toegekend aan de motieven die voort spruiten uit imperiale belangen en de tweede plaats aan den politieken wensch en de practische noodzakelijkheid (veeleer dan aan ae idealis tische behoefte) om het Volkenbondsverdrag te handhaven. Met die imperiale belangen be doel ik geenszins z.g. botsingen van het impe rialistisch" streven van Engeland en Italië, want , dat is een goedkpope term waarmee men maar al te gemakkelijk het krantenlezend publiek kan afschepen zonder op de zaak zelf in te gaan. Tracht mij goed te verstaan: ik stel slechts twee heel concrete zaken voorop, de onvermijdelijke activeering van het instinctief verzet van net zwarte ras en de flank-bedreiging in de Roode ? Zee tegen den voornaamsten verbindingsweg van het Britsche Rijk. Twee gevaren, die Enge land duidelijk ziet. Tegenover deze gevaren gedraagt Londen zich precies eender als de directie van een of ander groot concern doen zou, dat zich in zijn levensbelangen bedreigd ziet door degewetenlooze praktijken van een arroganten en als uiterst lastig bekend staanden winkelier. Wat de heer en doen, dat is in de allereerste plaats hun rechtsgeleerden adviseur raadplegen om te zien op welke wijze zij den snoever mores kun nen leeren en hem het voortzetten van zijn onwettige praktijken kunnen beletten. De wet wordt er pp nageslagen, en ziet, op de meest ondubbelzinnige manier staat daar te lezen dat de gewraakte praktijken indruischen tegen de wet. Een actie wordt aanhangig gemaakt in naam der Wet". Vrees nu niet, dat ik hierbij blijf stilstaan. Zóó simplistisch is de zaak ook al weer niet. Handhaving van de wet is nog niet een voor wendsel om eigen belangen te beveiligen. Wan neer gij morgen de hulp van den kantonrechter inroept om uw huisbaas tot rede te brengen die door U steeds op een zilveren blaadje bediend . ? werd en nu weigert uw verzakte voordeur te repareeren, dan is uw aanroeping van het Recht niet een voorwendsel maar een gerecht vaardigde gebruikmaking van de wet. Dat ge zoudt handelen uit de innerlijke behoefte om het Burgerlijk Wetboek onverkort te doen toe? passen, zult ge zelf niet beweren. En dat zal ook niemand van. U eischen. ' . . Laat ons echter alle suppositioneele gevallen buiten beschouwing laten want de houding van Engeland en den volkenbond ten opzichte van den Italiaanschen overvalin Abessyniëis opzich? ' zelf kleurrijk genoeg om voorbeelden voor be spiegelingen te leveren. Een verdere verklaring hebben dézoo juist genoemde imperiale be langen ook niet rioodig, wier bescherming ik de . eerste plaats toekende in het complex van mo tieven waardoor de Britsche politiek bepaald wordt. . ' . Nu moet ik beginnen met U (schijnbaar) iets toe te geven. Verheug U niet, want ik zal het U weer ontnemen. Détweede plaats had ik im mers, onvoorzichtigerwijze, toegekend aan den wensch en de noodzakelijkheid om het Volken bondspact te handhaven. Zoo ge het pacifistisch idealisme al niet de eerste plaats wilt inruimen, de tweede plaats keurt ge haar toch waardig", hoor ik U triumfeerend uitroepen. Ik moet terstond erkennen, dat ik hier verder wil reiken dan het zooeven genoemde voorbeeld van den commercieelen leider, die de wet er eens op na wil slaan. Want in dit geval heeft door het historische verband de handhaving van de wet een zelfstandige be teekenis. In zooverre gaan dus alle vergelij kingen mank: terwijl in net gewone leven de wet onpartijdig en automatisch gehandhaafd wordt, was er m dit geval initiatief en vastheid van wil noodig om tot wetshandhaving te- geraken. Werd die wil nu gedragen door puur idealisme of door zeer concrete motieyen, door overwe gingen en consequenties die onontkoombaar waren, die niet meer te omzeilen waren, die onmogelijk uit den weg gegaan konden worden? Deze vraag zullen wij eerst moeten beant woorden, voordat ik U kan toevoegen dat wij hét idealistisch streven naar Vrede door Recht tenminste de tweede plaats kunnen inruimen. Historisch bekeken was het met de supre matie van het internationale recht bedenkelijk gesteld. Drie maal was daarop den laatsten tijd een ernstige inbreuk gepleegd. Door Japan, door het Gran-Chaco-confhct en door de Duitsche bewapeningen. Laat ons dit laatste punt uitschakelen, dat een inbreuk was op het Ver drag van Versailles en dat dus slechts den be trokken staten aanging. Hoe vaak deze verdrag schennis ook door Frankrijk naar voren is ge bracht en nu door Mussolini wordt aangevoerd: als precedent dat het met de stipte handhaving van het Pact nooit zoo ernstig gemeend was, is het onbruikbaar. Maar het is wél het cruciale punt geweest van de Europeesche politiek van net laatste halve jaar, het punt waaromheen zich een samenstel van defensieve verdragen, van collectieve vredeswaarborgen heeft uitgekris talliseerd. Wanneer men nu, inzake de politiek van sancties, een zekere tegenstelling meent te zien tusschen het «««nrtimistische Frankrijk en enerc icgcuawuu», ...?.._ ...v.. opportunistische Frankrijk het idealistische Engeland, dan wil dat niets * ? * * J- - l-n«t Vran net laeaiisuscue ,i^«ig«K.>.u, ...... anders zeggen, dan dat de eene kant van de redeneering meer naar voren komt in het eene land» de andere kant meer aan de andere zijde. Maar bij beiden is het een voortdurend rede neeren van dit kan toch eigenlijk niet" en ja. maar".... In werkelijkheid is de tegenstelling tusschen Frankrijk en Engeland volstrekt niet zoo root. Juist omdat men begrijpelijkerwijs het heele samenstel van collectieve vredeswaarborgen in het kader van den Volkenbond gevat heeft, kón men,niet binnen een Bond, die ten doel had iedere agressie te keeren, een daad van agressie zoomaar laten passeeren. Men heeft gedaan wat men kon. Men heeft Italiëeen compromis aangeboden, dat al moeilijk met het ware pacifistische idealisme was te vereenigen. Zelfs dat heeft Mussolini niet van zijn lust tot den aanval kunnen afbrengen. Men .heeft dreigementen gebruikt. Niets hielp. Toen kon men niet anders dan het Pact handhaven, wilde men niet zoowel het Volkenbondsverdrag als de collectieve waarborgverdragen voorgoed tot een dqode letter maken. Dit was de schrik wekkende' conclusie waartoe men kwam toen men de wet ging opslaan. Het is, zooals wij in deze kolommen reeds eerder hebben uiteengezet, de onvermijdelijke logica, de consequentie van vroegere daden, die den staatsman ijzeren directieven opleggen. Komt er dan heelemaal geen idealisme bij te E as? Dat zou ik niet gaarne durven beweren. aat ons het idealisme een derde plaats inrui men.' Na de andere motieven speelt het zeureen .rol. Het wordt er door gewekt. Dan brengt het zelf weer. krachten in beweging, die het nage streefde helpen bereiken. Dit idealisme, aV staat het op de derde plaats, is daarom nog niet onecht. Zeker niet. Maar het is een bijkom stige, een na-gekomen factor. .". ' Voorop zou het gestaan hebben, wanneer niet de Volkenbond gewacht zou hebben tot dat hij absoluut niet anders kón handelen; maar wanneer Genève zich tegen de anti-pacifistische en anti-humanitaire excessen, die niet minder ernstig den Vrede bedreigen, zou hebben verzet. Maar dan zou de Volkenbond zich niet in de allereerste plaats tot Italiëhebben moeten wenden. ' ? PAG. 2 DE GROEN E No. 3<M4 i' ti, PIERRE LAVAI* 8IR AXTIIONY EDEN IN DE SCHADUWAN MORGEN AC Josephus\ w IJ leven in een bezeten wereld. En wij welen het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit déze arme Europceschc mcnschheid achterbleef in vcrstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende maar de geest geweken. Alom de twijfel aan de hcchtheld van het maat schappelijk bestel, waarin wij leven, een vage angst voor de naaste toekomst, gevoelens van.daling en onder gang der beschaving. Het zijn niel louter benauwingen die ons overvallen in de ijle uren van den nacht, als de levensvlam laag brandt. Het zijn weloverwogen verwachtingen, op waarnemingen en oordeel gegrond. De feiten overstelpen ons. Wij zien voor oogcn, hoc bijna alle dingen, die eenmaal vast en heilig schenen wankel zijn geworden: waarde en mcnschelijkheid, rede en recht. Wij zien staatsvormen, die niet mee;: functieneeren, productiestelsels, die op bezwijken staan. Wij zien maatschappelijke krachten, die in het dolzinnige doorwerken. De dreunende machine van dezen gewel digen tijd schijnt op het punt vast te loopen." Met deze woorden teekent prof. dr. J. Hulzinga in het enkele dagen geleden verschenen boek, waarvan ik den titel aan het hoofd van deze beschouwingen stelde, op pijnlijk treffende wijze de moreele crisis, waarin wij leven. Hij meent, dat deze crisis het kernvraagstuk is van de talrijke problemen, waarvoor wij in dezen tijd gesteld worden, en dat deze moreele crisis ernstiger is dan eenige crisis, die ooit de beschaving van Europa heeft bedreigd. ' Nooit, niet tijdens de renaissance en de hervorming, niet In het tijdperk van de revolutie en van Napoleon, zelfs niet In het tijdperk van het vervat van het Romeinsche rijk, werden de grondslagen der samenleving ernstiger geschokt dan In onzen tijd. Van een princi ? - ?' - J?-«.- :~t.t:n,._ *j,W* litta perken in de wereldgeschiedenis leidt tot den dlgemeenen indruk, dat de wereld thans een intensiever en grondiger ^roces van ontwrichting doormaakt dan in vroegere rijden. . Men leze de analyse van de kenteekenen van het verval in de hoofdstukken uit Huizinga's boek over de algemeene verzwakking van hel oordeel en de daling van de kritische behoefte, over het verval der moreele normen, over hel heroïsme, hel pucrilisme en het bijge loof, over het slijlverlics en de irrationaliseering. Hij wijst op de karakteristieke verschijnselen, hoe i>p een philologencongres in Tricr werd betoogd, dal i'icn van de wetenschap geen waarheid moest verlangen, ?'och veeleer ,,geslepe.n zwaarden" en hoe een spreker ? p datzelfde wetenschappelijke congres sprekende over < V nationale interpretatie van de geschiedenis door den voorzitter werd berispt wegens gebrek aan subjectivi teit". . Tusschen een overtuigd cultuurpessimisme en de ver:<'kerdheid van een aanstaand heil op aarde, zegt Huizinga, staan al degenen, die de ernstige euvelen en preken van het heden zien, die niet weten, hoe ze te 'velen of te keeren zullen zijn, maar die -werken en i'tpcn, die zoeken te begrijpen en bereid zijn te dragen. Wie dit boek, dat voor iemand, die de teekenen van ili'zen tijd verstaat, boeiender is dan eenige roman, lif.na ten einde heeft gelezen, grijpt naar hel laatste Mofdstuk, hopende daar den weg tot zuivering aangeMzen te vinden. In dat opzicht zal hij misschien teleurgesteld worden. Wie het panacee tegen de ziekte, waarvan de verschijnselen met meesterhand in het boek warden aangewezen, in n enkel woord meent te kunnen tanwijzen, is veelal zelf het ernstigst door de ziekte vangetast. . Wet boek eindigt met een hartstochtelijk vertrouwen fa de feued. die den uttwev uit hét lattvrint mi w*tort ernstiger gescaoKi uu« ?« »«*«? ???«?? * ?- r-- . « \-inuen. wanneer ae jeu pleele en beredeneerde aantasting der christelijke .üde-mêt nauwkeurig bestudeert, leer was vroeger (behoudens fantastische uitspattingen)^,.^ wordt bizidd) zc nooit in zoo ernstige mate sprake als thans. Van stelsel-liaatst blijken fe zijn KWH ... ««/ ernstige mate sprake matige ondermijning der maatschappelijke orde en eenheid door een leer als die van ktasscntêgenstellini en klassenstrijd weet noch-de zestiende noch de be ginnende negentiende eeuw. Vroegere revoluties hebben het beginsel van privaten eigendom en famüle-erfrecht intact gelaten. Nimmer kenmerkte eenig tijdperk van verval een zoo algemeene krampachtige stremming van het handelsverkeer of de delireerende valutakoortsen, als het tijdperk, waarin wij het voorrecht hebben te leven. ?? De vergelijking van onzen tijd met gelijksoortige tijd' vv...» i»,»»gi «MEI tc/i nuiinuLiiieiijK vertrouwen . _. jeugd, die den uitweg uit het labyrint zal welen k vinden.. Wanneer de Jeugd dit boek ter hand neemt, W nauwkeurie bestiiiitfrt, en door'den geest van den, .?.- , zal dal vertrouwen niet mis'laatst blijken te zijn. WEEKTRDMPET VAN DEN WIJZEN OLIFANT KORT na den oorlog scheen het, of het koningschap gedoemd was, een uitstervend instituut te worden in de organisatie der wereld. De koningskronen vielen b|j dozijnen in het slijk, en alleen in de landen met een hechte, democratische basis bleven de tronen overeind staan en werden hun dragers hechter aan hun volken verbonden dan ooit het geval was geweest. Men kan zeggen dat landen als Nederland, Enge* land, de Skandinavischo landen tot de gelukslanden behooren, waar het koningschap de beves tiging beteekent van de nationale vrijheden, de hooge, onpartijdige instantie, welker aanwezig* heid een volk tegen roekelooze avonturen behoedt. De beteekenis van het koningschap in deze landen is, dat het niet kijkt naar links en niet kijkt naar rechts, dat het zich in het midden bevindt, de vertegenwoordiger is van do natuurlijke eenheid des volks. Sedert hebben wij den ruk naar rechts gekregen, dit* in de historisch-democratische landen het centraal geplaatste koningschap kon vorwrikken, maar die in landen met rumoeriger en ongewisser voorgeschiedenis het koningschap wilde mee sleuren en voor bepaalde doeleinden gebruiken. Eenige jaren na de Roemeensche tragi-comcdie, beleven w|j het huidige, Grieksche avontuur. Het heeft een bedenkelijken kant voor de beteekenis van het koningschap in het algemeen, omdat wie het koningschap uit zijn e ven wichtspositie licht, dat koningschap van zijn aard vervreemdt, maar voor Griekenland in het bizonder, dat land van party schappen, waar de troon, zoo als men hem thans weer wil oprichten, het karakter mist, dat een koninklijk gezag standvastig maakt. De dicta toren, die hun positie willen dekken met hcnnclijn. zij konden niet wachten, geen dag en geen nacht. zij lieten zelfs de wettiging door een volks-stemming na. Op het oogenblik waarin deze regelen worden geschreven betoont de geroepene nog de wijsheid der aarzeling. * ? , * Ook de Volkenbond wilde niet wachten, geen ' dag en geen nacht. Hu is er zich terdege van bewust. dat zijn rechtsgrond on zijn waardigheid op het spel staan bij de toepassing der politiek van sancties tegenover Italië. Het zijn de oeconomische sancties, die men thans overweegt, en waarvan de eerste reeks al op l November in werking moet zijn. . . Dat ziet er voor Italiëniet vroolijk uit, en vergis ik m]j, wanneer ik onderstel, dat deze ijver al bezig is, zijn goede werking te toonen? Men krijgt den indruk dat Mussolini, in het bezit van de noodzakelijke militaire successen, die hem be schermen tegen de droevige figuur, achter de scher men z|jn eervolle terugtocht voorbereidt. De missie naar Londen van den drager van den be roemden naam Garibaldi geeft hoop. En ondertusschen blijven de pogingen, tot verzoening van de staten van don Volkenbond niet uit. Het valt te wenschen, dat dit bloedig conflict in zijn eersten aanloop wordt gestuit. Ook Nederland bereidt medewerking aan du sanctie-politiek voor. Overeenkomstig de door de Coördinatie-commissie te Genève aangenomen resolutie omtrent finantieele sanctie-maatregelen tegen Italië, doet hot Ministerie van Financiën in overleg met de Ncderlandsche Bank reeds de noodige stappen. Reeds confereerden de hèeren Oud en Trip. . Met deze medewerking van Nederland aan d sanctie-politiek van den Volkenbond zijn de heer Mussett en de zijnen het niet eens. De heer Mussert wijdde een groot deel van de rede, die hij op den nationaal-socialistischen Landdag verleden Zater dag hield, aan een kritiek op onze buitenlandsche politiek. Nu wil ik niet zeggen, dat ik voor de politiek, die door bet Ministerie van Buitenlandsche Zaken in den loop der jaren is bedreven, zulk een ongeveinsde bewondering koester. Maar ik acht het bedenkelijk dab van een Nederlandsche tribune zoo onvoorwaardelijk . party gekozen wbrdt 'voor de positie der dictaturen. Er is de vraag te stellen, of de medewerking van Nederland niet een'logiscbe consequentie is van het veilig stellen van onze rechtspositie in en door den Volkenbond? Er z|jn meer vragen te stellen naar aanleiding van 's hèeren Mussert's rede. Waarom er altijd fascistisch-gezinde Nederlanders uit Duiischland op zettelijk de landdagen der N.S.B, komen bijwonen, PAG. 3 DE GROENE No. 3046 en nooit uit andere landen ? En: wat de GouverneurGeneraal zal denken over de annexatie van z|jn persoon door den N.S.B., die men kan waarnemen in ieder nummer van Volk en Vaderland"? * ^ Behalve het wel uiterst Duitsch of Italiaansch gekleurd nationalisme van den heer Mussert is er nog het nationalisme van den heer de Savornin Lohman. Dit Eerste Kamerlid stelde aan den Minister van Sociale Zaken vragen omtrent een redevoering van den heer Van Geelen, den Direc teur-Generaal van de Werkverschaffing bij het openen van de werkkampen voor jeugdige werkloozen van de A.J.C. De heer Van Geelen had twee vlaggen zien wapperen, de nationale drie kleur en de roode vaan, en zag daarin een bewijs, dat men zich hier beschouwt als deel van het geheel". Ik heb het voorrecht den heer Van Geelen te kennen. H|j is een goedaar dig en vaderlandslievend man, en hij kan o iet anders bedoeld hebben, dan dat hij er zich over verheugde de rood en zich te zien bekeeren tot het rood-wit-blauw. Maar de olifant gluurt ondeugend door zijn kleine spleet-oogen. Hij denkt, in alle stilte die bij het Octpber-loover past, dat hem omringt: zou het niet goed zijn, als Regeeringspersonen zoo over het algemeen wat minder redevoeringen hielden. Ook vél rustiger. Maar dan overweegt h|j weer: op die manier had ik minder kaakjes. * ? De redevoeringen die Minister Gelissen en Prof. Lieftinck tot elkaar hebben gehouden bij de in stallatie der commissie voor de verbindend- en onverbindend-verklaring van overeenkomsten wa ren ook al niet zonder voetangels en klemmen. De Minister indachtig aan wat er in den boezem der R.K. Staatspartij leeft, deed krampachtig uit komen, dat de wet op de bindendverklaring der ondernemersovereenkomsten geen crisis-wet was, maar een gevolg van de wijziging in de stuctuur van ons economisch leven. Maar.... een buiging naar den anderen kant: ook in een organische volks huishouding dient gewaakt te worden voor het behoud van persoonlijke zelfstandigheid. De heer Lieftinck toonde zich in zijn antwoord wel uiter mate lauwtjes ten aanzien van het beginsel dezer veel bestreden wet. * » ? ? ' * Aan daverende feiten had ook de ufgeloopen week geen gebrek. Er werd een generale afrekening gehouden met de misdadigersbende te Oss. Het Rotterdnmsche stadhuis vlagde om het nieuw te bouwen schip, dat in overleg met de Regeering en de Holland-Amerika-Lijn op Nederlandsche werven zal worden gebouwd. Het was een waardig ant woord op de vrij sombere beschouwingen, die in het prae-advies van mr. A. Dclprat over de depressie in de zee-scheep vaart waren neergelegd. Verder vergaderden de arbeidsinspecties van alle landen in het gastvrije Nederland, en kregen de Indische gepensionneerdeu adem, bij het bericht, dat de verhooging met 7 procent van de korting op déIndische pensioenen tot 1037 is uitgesteld. Uitgesteld is niet: afgesteld, maar wij leven tegen woordig bij den dag, en dit uitstel is toch in ieder geval: iets gewonnen. Met de warenwet biyft de Regeering een slechte pers oogsten. Het voorloopig verslag van de Tweede Kamer was verre van vrien delijk, en mg heeft daarin vooral de zeer juiste vraag getroffen, of het wel goed gezien is, de contro le op de waren te verminderen, nu cursussen worden geopend, om vrouwen te leeren,* hoe zij haar ge zinnen voor weinig geld zoo goed mogelijk kunnen vooden. Het Regeeringsschip blijft angstig ge vangen tusschen de Scylla der'tekorten en de Charibdis der volksverarming. ?' . ?'. ' :,,/**.*! .. - ? ? -.-." Nog meer, altijd weer meer volt er te vermelden: de huldiging van den heer Lumière den uitvinder der cinematografie, de opening van de filmstad op het oude Oosterbeek te Wassenaar; de overheid heeft zich b|j al die gelegenheden allerminst film* vijandig getoond. En tenslotte de schaakworsteling .die ons het genoegen verschafte, in iedere courant die wij opensloegen het minzaam-glimlachende gelaat van dr. Euwe te aanschouwen. Niet somberder aspecten (als de behandeling van de fraude b|j het Paleis voor Volksvlijt voor de Amsterdarasche rechtbank) maar deze glimlach bltfve ons voor oogen zweven. Keep smilingl is het moeilijk te vervullen, moor niettemin noodzakelijke gebod van onzen tijd l . ' i i.d ?t ik ik je m lt «n id ito jt ie se te Bie k t t i Aa' m

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl