De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 19 oktober pagina 5

19 oktober 1935 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

zoo JUIST VERSCHELEN Geesten en waanzin The Collected O host Stories of OHver Oalons (Nlcholsoa * Watson, Londen) 7-\E gemiddelde productie van de ?! Engelsch-Amerikaansche littera*~*? tuur is tegenwoordig zeker niet minder dan die van andere landen en beter dan de Duitsche, ten minste de in Duitschland zelj uitkomende. Altijd weer kan men opmerken en waardeeren, hoe deze auteurs licht en gemakkelijk en zelfs geestig schrijven kunnen, hoe zij allen een zeker vermogen tot typeeren bezitten, mitsgaders de bijzondere gave der compositie verdeeling van licht en schaduw, opvoering naar een hoogtepunt en wat men noemt t,gezonden zin voor de werkelijkheid". Kortom, wat met een enkelen term talent kan heden. Waar dan tegenover staat, hetgeen tevens de oorzaak is, dat deze schrijverij ons tenslotte zoo weinig kan schelen, de plat conventioneel, goednoop romantische opvatting der dingen, min of meer bewust en op het commercieel*, aangelegd. Of anders gezegd: zij kennen alten de tech niek van het vak, zij maken zeer b, uikbare boeken, welke nu juist het eene missen, dat hen werkelijk genietbaar doet zijn: het leven zelf. Die verhalen zijn bedacht, cerebraal gearrangeerd, zelfs ai zouden zij er spontaan en hartstochtelijk uitzien. Zij zijn niet uit het leven zelf, uit de wissel werking van individu en onderwereld, ' opgekomen. Zij moesten niet geschreven worden, wijl de kunstenaar het tumult zijner gewaarwordingen te objectiveeren ge drongen werd. Maar het oeroep, de nu eenmaal vakmatig gekozen levensjezigheid bracht het zoo mee, dat om het jaar of de twee jaar er een boek verschijnen zou, liefst over een pakkend onderwerp van etnischen aard. Dit, deze sterititelt, kleeft hen aan en wordt dadelijk bij het lezen onderkend. Het is knap knutselwerk, Verdienstelijke kunstnijverheid, die hier wordt voortgebracht op een terrein, dat in wezen geen1 gebruiksgoed verdraagt. En evenmin als men kruidenierswaren open lijk en eenigszins plechtig recenseeren gaat, heeft ook de litteraire crttiek met de aagelijksche productie van letter-verbruiKSartikelen te doen. Hun eenig criterium bestaat daarin, of zij verkocht en gebruikt, dat is gelezen worden, In den grootst mogelijken afzet. Maar om al deze dingen stemt het zoo verheugend en ondervindt men iets als een trilling van innerlijke herkenning en dankbaarheid, zoodra ir in dien stroom van verkoopslectuur iets opduikt dat meer blijkt dan oppervlakkige onderhou ding en kinderlijke spanning. Het boek wordt dan terstond wat anders en meer dan zoomaar een boek. Het wordt een verrukt ontvangen teeken van gemeenschap, een blijk van geestesverwantschap, een ont hulling van onvermoede levensperspec tieven, voor welke verruiming wij een oogenbllk zeer dankbaar zijn. De bundel van Olivier Onions Mybest Ghost stories" is zoo een onverwachte gave te midden van overstelpend veel onbelangrijks. Men zou het in'den titel zoo niet zoeken* die wel naar een heel futiel genre wijst, niet beter dan detective stories. Des te verrassender daarom iets gansch anders in dit boek te vinden, al zit het nominaal wel aan dat andere onnoozel soort je vast. Maar eigenlijk is de naam toch een mis leiding, want wat hier gaande is en tot een hoogen staat van perfectie opgevoerd, kan men alles tot beginnende psychosen oftewel krankztnnlgheden terugbrengen. Beginnende waanzin in een omgeving, . die de ziekte stimuleert en ontwikkelt, zie daar, wat hier in diverse gevallen wordt uitgewerkt. Maar zooals de kunstenaar, niet zooals de dokter doet. Dat wil zeggen, zóó, dat wij met eenige huivering onze verwantschap voelen en de wankelbaarheid van ons Ik, als wij in gelijke omstandig heden zouden verdwalen. Het eerste verhaal, dat waarmee hét boek opent, is misschien wel het meest Indrukwekkende, vanwege de-sfeer, die tegelijk doodgewoon n metaphyslsch is. .?Ineen geestig voorwoord heeft de schrijver aangekondigd, dat' hij niet van de "grove middelen der geestbeschrijving houdt, zijnde spookige nevelgestalten, steunen en gillen ? en kfttinggerammel. Hij stelt zich, alsof hij dit vieux jeu" flf/if en de ware spookerij wil benaderen, die in de geheim zinnigheid van het alledaagsche zonder onderscheid gelegen is. En die wij allen zullen ondervinden, zoodra onze geest zijn gezonde evenwicht kwijt raakt, dat wil zeggen: de van geboorte af aangenomen gewoonte de omwereld te ondervinden. Doch dit is tenslotte conventionallteit, die breken kan, als onze geest, willens of onwillens, de tot eigen heil gestelde perken doorbreekt en het eigen Ik in het Andere vervluchtigen gaat, meest zonder dat wij. dit proces duidelijk onderkennen. De jonge man, wiens sensüieviteit in dat oude huis aan allerlei teekenen een presentie aanvoelt, onderkent dat tenminste niet en gaat onder in de gruwelijke spanning van zijn aandacht naar dat eene, vermoede, materieel ontastbare, dat hij echter weet te zijn. Het eindigt natuurlijk in volkomen waanzin. Maar wie zal zeggen of deze zoogen, zieke geest niet verhoudingen en verwantschappen heeft aangevoeld, die den nuchteren verborgen blijven, maar inder daad een onzegbare verdieping des levens beduiden? Alleen kan men er maar niet bij leven.... al Is dat misschien ook, tenminste voor den patiënt" en geestenziener, van heel weinig beteekenis. De overige verhalen reiken daar niet alle tot deze hoogte, maar geen zijn er ba naal en sommige geven een stiller menschelijk tilden, dat daarom niet minder ontroerend is. Dat zoo een bundel ghost stories kan zijn! FRANSCOENEN Vartaaide boeken MUZIEK IN DEN MEINACHT DE Nederlandsche uitgevers zijn over het algemeen een beetje kleinzeerig. Wanneer men tuu een beleefde vraag voorlegt, of een aan merking maakt op hun doen en laten, onts+eken zij in toom en werpen u voor de voe*en: Wat gaat die u aan; dit is onze zaak". Pardon, heeren, uw vak betreft de schoone letteren en is dus mijn zaak,-oneindig meer dan de uwe. Een uitgever, die onbelangrijke buitenlandsche teksten importeert en ze in een slechte verta.ing op de Nederlandsche markt brengt, helpt mede den smaak van het pub.iek te bederven en het oor deel te vervalsenen. Door de vele onbe langrijke buitenlandsche boeken (om nog te zwijgen van de minderwaardige) wordt de verkoop van het oorspronkelijke Nederlandsche boek aanzienlijk belem merd. Verder vraag ik mij af, waaróm tal van uitgevers met zulke zwakke of slechte vertalingen voor den dag komen. Als ik uitgever was, zou ik in de onschuld mijns harten aldus redeneeren: wanneer een boek de eer van een Nederlandsche vertaling waard is, behoort het ook goed vertaald te worden. Een slechte vertaling is een ? verraad aan den schrijver, een aanslag op de Nederlandsche taal en een bewijs van minachting voor het publiek. Als ik dus een belangrijken roman in handen kreeg, zou ik niet rusten voor ik den besten vertaler daarvoor vond. In Frankrijk vertaalde Oide Conrad en ? Larbaud Butler. Ook ten, onzent treft men soms een belangrijke vertalersnaam aan. Maar van de honderd vertaalde boeken zijn er toch ten minste tachtig door beunhazen bewerkt. En het al Ierdomste is nog, dat de uitgevers niet inzien, hoe een goede vertaling de waar de, de leesbaarheid en dus de kans óp succes verhoogt. ' Madame Orpha" van de Antwerpsche schrijfster Marie Gevers is in het Nederlandsch vertaald door dr. M. J. .Premsela, onder den titel Muziek in den Meinacht" (Zuid-Hollandsche Uit-' geversmij., Den Haag). Ik heb het boek eerst, omdat het boeiend is, in n trek uitgelezen en werd daarbij reeds getrof fen door de sierlijkheid en de puurheid van het Nederlandsch proza. Daarna heb ik een nauwkeurige vergelijking mét het oorspronkelijk ondernomen en ik aarzel niet te zeggen, dat we hier tédoen hebben met een meesterstukje van vertaalkunst. Dat Premsela met zijn gron dige kennis van het Fransch een vlekkelooze vertaling zou leveren stond na tuurlijk a priori vast. Maar hij bleek ook in staat de atmosfeer van het boek vol komen te behouden. En een aantal taal kundige moeilijkheden, woordspelingen, toespelingen, kleine karakteristieke trek jes, heeft hij op een ongelooflijk knappe manier getransponeerd. Er doet zich hier een merkwaardig geval voor. Dit boek speelt in een ZuidNederlandsche' omgeving en komt uit een "Zuid-Nederlandsche geestesgesteld heid voort. Daar de schrijfster zich 'ot Fransche lezers wendt, is zij verplicht telkens van kleine omschrijvingen ge bruik te maken. Premsela heeft hier echter de directe expressie hen.teld en zoo werd het mogelijk dat Muziek in den Meinacht" in zijn Nederlandsche uitgave zuiverder, inniger en mooier klinkt, dan in de Fransche. Wat het boek zelf betreft, het is zon der twijfel een van de beste Belgische boeken uit de laatste jaren. Eri al sta ik zelf een beetje vreemd tegen dat al te opgepoetst poëtische, ik kan mij toch voorstellen dat er voor velen een groote en duurzame bekoring van uitgaat. De Mor/e Gevers tragische liefdesgeschiedenis van Mme Orpha en een boereknecht is wél de anecdote maar. toch eigenlijk niet de hoofdzaak. Het is Marie Gevers te doen een wisselend beeld van landelijke heer lijkheid op te roepen en dat is haar gelukt. Het is te hopen dat een boek op dit litteraire peil, mér-dan-volmaakt ver taald, een succes wordt. Al was het al lén maar om aan te toonen hoe het goede ook ten onzent erkend en gewaar deerd kan wordin. J. GRESHOFF BIBLIOGRAFIE Nederlandsche boeken Henrlëtte van EIJk: Gabrlt'l, de ge schiedenis van een mager mannetje (Querldo, Amsterdam) EEN boek van Henriëtte van Ei j k is altijd een verrassing, ook voor hen die meenen dat zij het werk van deze schrijfster langzamerhand wel kennen. Wat men kent is haar genre een genre waarmee zij onder onze hedendaagsche schrijvers en schrijf sters een eenige plaats inneemt en een paar litteraire maniertjes die zij veelvuldig gebruikt om humoristische effecten te bereiken. Wat men niet kent is haar geest, die onuitputtelijk is en steeds nieuwe wendingen vindt. ? Wanneer wij, na. lezing van dit boek ons afvragen waarmee dit werk te vergelijken is, vinden wij inde litera tuur eigenlijk geen passende voorbeel den.. Doch de vergelijking die zich telkens opdringt is: Walt Disney. Dit boek is als een geteekende film in zijn vaart en zijn vrpolijkheid, in de zorge loosheid waarmee het eene dolle avon tuur aan het andere wordt gerijd: een zonnestraal wordt mensch (bijn mensch), hij belandt in een kazerne en wordt sergeant, hij moet een bood schap doen in een paleis en wordt koning, van koning wordt hij landlooper.... dieren spreken en een vlam gaat zelfstandig op stap en sticht onheil.... kortom, wij zijn in een wereld waar alles mogelijk is en steeds het onverwachte gebeurt. Doch een wereld die toch genoeg verwantschap met, de werkelijkheid blijft behouden om ons te doen zien dat zij onze eigen wereld is, gezien in een lachspiegel die ons echter soms de onvolmaaktheden dezer wereld doet zien op een wijze, die een wrange ontroering wekt. Alle vanWlJhe-Sraedlng. Tussclten twro droomen (Sljthoff, Lelden) ?yUSSCHEN twee droomen, die *' van te willen schrijven en die van een goede vrouw voor haar man te willen zijn, leeft de i k-persoon van Alie van Wijhe-Smeding's nieuwen ro man, waarin ons vertelt wordt van een jong meisje, Elmle Soedijn, vol schrijf stersaspiraties, maar ook vbl verliefd- ? held op haar H.B.S.-leeraar Peter Hesse, met wien zij dan trouwt. Het schrijven krijgt haar echter danig te pakken, maakt haar verstrooid, laat haar haar dagelijksche plichten vergeten en ook haar man. Fantaseerend en werkend aan een Bijbelsch drama, aan een historlschen roman met den Prins van Oran je en Charlotte van Engeland als hoofd personen, dwaalt zij met haar verbeel ding al, verderen verder weg. Een ver bazend interessant auteur, wiens boeken haar lievelingslectuur uitmaken, ont hult zich dan bij nadere kennismaking als de kwibus van het gebruikelijke soort, en de echtgenoot, die van de droomen van zijn vrouw genoeg krijgt, trekt er in zijn vacanties alleen op uit. Met het gevolg, dat de droomende schrijfster . toch nog echt regel wantrouwend en jaloersch gaat worden en naar haar man terug verlangt. Die dan ook opeens weer . verschijnt en heelemaal niet het edel» moedige aanbod van zijn vrouw: niet meer te willen schrijven, aanneemt. Het mag wel, maar dan moet er geschreven worden over het eigen leven, over ons, niet meer zoo ver weg". En de echtgenoote-schrijfster besluit: Ikzal mijn pen in mijn hart doopen en schrijven..." Erasmus Parvus, De nieuwe lof der zotheid (Servlrc, Den Haag) HIER blijkt, volgens de voorrede, die onderteekend is P. A. Dietz, met behulp van generzijds" een ma nuscript vervaardigd te zijn, dat ons als het onderhavige ter lezing wordt voorgelegd. De groote Erasmus van Rotterdam leidt een kleineren collega, die zich bescheidenlijk Erasmus Parvus, den kleinen, noemt, met zich mee door het 'hedendaagsche zooais eenmaal de schim van Vergilius Dante door de Hel leidde. En het resultaat is een nieuwe lof der zotheid, waarin met veel een loopje genomen wordt, waarin wij den Wereldleeraar meemaken en het berei den van de communisten-soep (waarin paleizen, tempels en goden als de klont jes gesmeten worden) en wat er meer bij ons aan de orde is. De humor is niet .steeds van voornaam gehalte; zonder den naam van Erasmus had men aan dit boekje een onschuldiger genoegen beleefd. W. M. Ebbink, Batanella (Schnyt, Velsen) ' BART's moeder zegt het al van haar aanstaande schoondochter: die twee hielden niet van elkaar, en de lezer ver keert na de eerste bladzijden van het boek ook niet in twijfel erover, wat Bart, als hij getrouwd is, te wachten staat. En het bekende, overbekende drama van menschen, die niet in een huw.-lijk bij elkaar hooren, passeert ons nogmaals in dit boek', dat met zijn titel Satanella" een al te weidschen naam geeft aan een kleinburgerlijk vrouwtje, dat ruziet om een te hard gestookten haard en meer van die kinderachtigheden, waarmee zij alles, alles voor hem verwoest", doch die alleen maar belachelijk en verre van duivelsch" zijn. En ook met zijn zelf moord, aan het eind van het boek, be wijst haar echtgenoot haar al te veel eer. Bloscopy La bonne humeur L. ?. Jotdaan Rythme of Tempo? W, 8. van Dyke: Forsaking all othera" (Tuschtnskf, Amsterdam) \X7AT is rythme"??zouden wij met een variant op Pilatus kun nen vragen.... om vervolgens desgewenscht, naar het illustere voorbeeld Robert Slodmak: La orlse est flnlc" (Alhambra, Amsterdam) MISSCHIEN was wel het groot ste succes van (moet ik zeggen: wijlen?) RenéClair, zijn karak teristieke Gallische vroolijkheid dat bonne humeur", hetwelk van den lach houdt als van de zonneschijn of een goed wijntje.... zonder bij gedachten. Wio de Fransche plaisanterie" kent weet dat dit begrip in wezen onvertaalbaar is het is argcloozer dan de satyre of do ironie on fijner dan do grap. Maar het is vóór alles blijmoediger dan welke andere vroolijkheid ter wereld ook. Hot behoeft ons intusschen maar matig te verwonderen, dat in ..La criso est finic" de nieuwe fabrikant van Gallische vrooljjkhcid heelemaal geen Franschman is, doch de geemigreerde Duitscher Siodmak. Het is een der verwonderlijkste eigenschap pen van-de film, dat zij haar dienaren als kameleons do kleur doet aannemen van lederen nationalen bodem. En zoo komt dan Siodmak met La crise est finic" en het is Parijs zelf, dat gij achter deze dolle beeldenreeks hoort lachen. Het verhaal is (evenals bij Clair trouwens) moeilijk na te vertellen. De belevenissen van dezen provin cialen troop rcvue-artisten, die op goed geluk naar Parijs trekt met niets don een grap en een liedje plus dan dat fameuse bonne-humeur" leencn zich niet tot na-vertellen. Zij moeten als alles, wat waarlijk film is, gezien worden. Men dient dit wonderlijke gezelschap te aanschouwen: deze girls" in profond négligé(men ziet ze de heele film door in chemise en directoirtje), deze dappere nimmerversagende chef-d'-orchestre (een voor treffelijke rol voor Préjean!), deze by-de-hand-te veterane met haar overgespaarde vijf mille, deze galante pianohandelaar.... kortom hooi dit bestel van rare menschelijke parodieën die alleen maar leven bij de gratie van hun bly moedigheid. Maar deze blijmoedigheid dit prachtige bonne humeur" zit in iedere maat van de muziek, in iedere scène, in ieder woord van den soms zeer dwazen tekst. Het sleepf den beschouwer mee op de vleugelen van een zeer aparte vroolykheld, die Hem waarachtig tien pond lichter het theater doet verlaten. Ik heb Ainerikaansche comedieën gezien als b.v.' de Phantom President" of de MarxBrothers", die oneindig dwazer en on eindig sneller waren.... echte orkanen van een bijna hysterische vröoUJkheid. Doch zij misten het aanstekelijk opti misme, dat Siodmak's La- crise est f mie" tot humor van een geheel ander karakter maakt.... en dat hij, wy moeten het met alle waardeering voor Siodmak's uitstekend werk erkennen, rechtstreeks erfde van RenéClair. Dit neemt evenwel niet weg,, dat La crise est finie" een prachtig voorbeeld van Fransche filmkunst is geworden: dank zij heb specifieke filmtalent van den buitenlander van alle theatrale smetten vry' en door den invloed van Frankrijk zelve, moussee rend in bly'moedigheid en ;,bonne humeur". . Wie aan Couégelooft, ga deze film zien. Voor hem is de crisis dan inderdaad voorbij I onze handen in onschuld te wasschen. Het geval klinkt n.l. huiveringwek kend geleerd en de hemel weet, dat wjj al diepzinnig genoeg zijn geweest ten aanzien van de bioscoop. Toch zou ik de quaestie hier nog eens willen entameeren, waar zich zulk een frap pant object voordoet als Van Dkye's Forsaking all others". Ziehier dan een film, waarover men zeer verschillend kan oordeelen. Dat we te doen hebben met een uiterst knap stuk werk, zal niemand willen ontkennen. Dat de film bovendien gedragen wordt door twee uitmunten de sujetten in de personen van Clark Gable en Joan Crawford is een uit gesproken voordeel. Men kan daarnaast zijn bezwaren hebben tegen de bedenkelijke analogie met It happened one night" alsmede tegen den ietwat handtastelijken humor van hceren-in-damesjurken en diverse valen smijt-episoden. Maar het wil mij voorkomen dat een zekere onvoldaan heid na de aanschouwing toch een andere en minder incideuteele oorzaak heeft een oorzaak, die wij wel eens meer achter Amerikaansche films (met alle respect voor hun onmisken bare qualitciton !) hebben te zoeken: n.I. de verwarring tusschen rythme" en tempo". Er is geen twijfel mogelijk of deze film heeft in hooge mate de nationale verdienste van tempo".... van vaart" te bezitten. De handeling vol trekt zich snel en zonder aarzelen de meest gewaagde hiaten tusschen de verschillende episoden worden met een nonchalant overblenden der beel den afgedaan. Dat er dus voldoende schot" in de zaak zit, valt moeilijk te loochenen.... en wy werden op dit stuk zoo door Hollywood verwend, dat wij hoe langer hoe meer geneigd zijn hiermee genoegen te nemen. En te vergeten dat er nog iets boven tempo" gaat.... te weten rythmc"! ' Rythme dat geheimzinnige pro ces van aanzwelling en af-ebben die afwisselen van stuwing en ont spanning die rijzing en daling van bewogenheid naar rust.... kortom: dit ademen" van ieder levensver? schijnsel, dat men in ieder kunstwerk vindt ook in iedere goede film, van Chaplin tot Lubitach en Long. Maar dat men mist in Van Dyke's Forsaking all others" I Er is hier een onophoudelijke davering van geluid van radde, ononderbroken dialogen, die verdooft en vermoeit. Er is bier een tuimeling van gebeurtenissen een storm van actie die ons,wanhopig het hoofd doen vasthouden. Bij den aan hef ligt Crawford op de massagetafel eer. pakkend en goedgevonden begin. Maar onophoudelijk ratelt de dialoog - zonder rust komen luide en drukke personages binnenvallen. Don arriveert de held der historie alweer in een orkaan van doening en geluid. Zy*n aankomst ten huize van de aanstaande bruid is opnieuw een orgie van gelach en geschreeuw...., en zoo gaat het feitelijk de heele film door. Het kostelijke, onmisbare effect van de stilte.... van de ontspanning ....van het rythmisch contrast, ont breekt. En dat is, naar ik meen, het typisch-Amerikaansche gebrek dat dize film tenslotte ondanks al haar verdiensten, ernstig schaadt. Het is een fout, des te onbegrijpelijker, waar van Dyke in zijn semi-documeritaire werk als Eskimo1', White Shadows" e.d. wel degeUjk toont het instinct voor rhythmische nuancee ring te bezitten. Niemand beter dan deze geraffineerde filmer weet wat het langzame opblendén van eei> wijd De groote operatiescène in To e/ery women" (Uitkijk, Amsterdam) en zwijgend landschap waard is, na het tumultueuse conflict, dat eraan voorafging. Niemand beter dan hij toont te beseffen hoe zulk een afwisse ling van bewogenheid on rust een film eerst doen leven! Het schijnt of achter dit werk de demon Tempo" onophoudelijk zijn zweep deed knallen.... de handeling opjaagde tot een steeple-chase van onrust en luidheid en een overigens knappe en verdienstelijke film den vitalen factor van het rythme ont nam. Vrouwen in het wit Lambert Hillyer Toevery woman" (I»e Uitkijk, Amsterdam) Alweer het hospitaal-gegeven met zijn wit-trieste sfeer, zijn f luister stemmen en zyu carbollucht... .facineerend en huiveringwekkend te gelijkertijd. Ditmaal behandelt de (mij nog onbekende) Lambert Hillyer het geval en hy doet het voortreffelyk! Ondanks de wat zwakke fraai heid van Fat Wray ondanks de niet bepaald briljante figuren van den doktoren-staf.... met uitzondering van Conolly, die een prachtigen menschelyken Dr. Sëlby" op de been zet. Waar men echter deze film om moet gaan zien is de adembenemende ope ratie-scène. ... een beklemmende ob sessie met de filmische kracht van een Eisenstein! Wie Hillyer moge zijn dit stuk film doet van. hem veel verwachten J Schilderkunst Artfs jaarfestijn Tentoonstelling ArtI et Amlcltlae te Amsterdam ? * ? ' ? ' * ? IK zou gaarne, zeer gaarne eens weten, hoe de leden van Artizelf zoo'n tentoonstelling vinden, maar dat zal me wel nooit geschieden; zij houden zich gedekt. Een van de eerste eisenen van het vereenigingsleven blijkt me steeds met de lippen elkan der te bewonderen; het is merkwaardig hoe snel dat went en hoe snel ge aan elkaar ztft gewend, zoo er toevallig .niet een groot talent als Breitner door de zalen rondwandelt, die tegelijk niet op z|jn mondje" is gevallen. Het wordt zeer spoedig en uiterlijk al pais en vree; ge gevoelt straks zelfs geen innerlijke opstandigheid meer, zooals ge dat ook kunt hebben in uw huis, al weet ge, dat het een of ander meubel daar verfoeilijk leelijk is; ge zegt weldra, het heeft toch zijn verdiensten: het zit gemakkelijk en de stof er op is sterk. Ik denk daarom, dat de leden van de ledententoon stelling de anderen ten 'slotte zien als lang-gekende meubels, die gemikkeUJk zitten. Zoo'n cm^ang verdiept de vriendschap niet, miar het voorkomt storingen in de verhoudingen wederzydsch. Stel u toch voor, dat opeens te midden dezer gezellige onverant woordelijkheid een schilder binnen komt, begint te vloeken, te schelden en al de tevredenen uitscheldt voor leelyke meubels. Het kan niet, het kan niet meer, noch in Ar t i noch in Pulchri; het zou on*ms«end lijken en ze zijn allen zoo goed met mekaar en bij elkaar gaan passen; kunst is immers een rustig handwerk tegen woordig; ns was het iets, dat lijf en ziel opvrat! Lijf en ziel, onmaat schappelijke dingen nu! Ket kreeg de gouden medaille van de Koningin; hij zit ver weg anders stoorde hij misschien het zoet tesamen zitten: Er gebeurt in hem toch nu en dan iets niet alledaagsch. Beeldhouwer Wezelaar Tentoonstelling bij D'Audretscb, Den Haag T") E eenvoudigste, ik bedoel daarom J^ niet de gemakkelijkste voor stellingen, lukken Wezelaar het best. Wanneer wij uitgaan van het begrip, dat een beeldhouwer een voortbrenger is van rythmische stapelingen van volumina en dat deze volrnvna ons vói men doen herinneren onmiddellijk verwant met den mensch en in den kring zt'ner beschouwingen; daardoor ons vertrouwd; ddardoor een aantal associaties in ons wekkend, maar daardoor ook alleen, en niet half ver want met litteratuur of b.v.met een sen timenteel christendom, dan is u dade lijk uitgeduid, naaf welke dezer kleine beelden onze voorkeur gaat! En ten eerste is dat n vrouwennaakt (tot de knieën) uit gebakken aard, No. 17, ?.vaar we wel zeer de natuurlijkheid van een vleeschelijk lichaam ont moeten en dat, door een drietal even wijdige lijnen (bij den hals. onder de borsten, ter hoogte van den navel) een zekere vastheid, toch een als van zelf gekomen styleering verwierf. Het. is dat beeld; dat me het meest ver trouwen omtrent Wezelaar geeft en gaf. Daarbij komen dan het beeld No. 14, als een die door water waadt; een zeer breed gebeiteld (de steen was te klein van inhoud) vrouwennaakt, een portret van zijn vrouw in brons, en een beeld als No. 4, dat vermoe delijk meer door de UJkenis van het Vlaazroche model met een model van Bik Wouters, ons aan dezen doet denken. Dat zijn de beste beelden van Wezelaar; de andere, waarin de beeldhouwkunst niet alleen werd onder gebracht, z^n tegenover deze voor mij de zwakkere. ' . PLASSCHAERT r \ i l FAG. l DE GROENE Ne. 3047 PAG. 9 DE GROENE N». XH7

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl