Historisch Archief 1877-1940
ZOO JUIST VERSCHENEn
Lyrische epiek
Top Xui'ff: Ken Huls in de HIJ (Van
Holkema A Warendorf, Amgterdaut}
DE titel zegt de bedoeling. Een huis
in de rij der precies eendere
huizen der precies eendere straten
der precies eendere stadsbuitenwijken.
Meest met een erker en een tuintje vóór en
achter. In die eendere huisjes wonen
gelijksoortige menschen, van aard, van
doen en denken nauwelijks meer ver
schillend dan absoluut noodig om hen
tot afzonderlijkheden temaken. En nu lijkt
het of de schrijfster n dier kleurlooze
bijzonderheden uitkoos, om er de algemeen
heid aan te demonstreeren, die immers
voor clle teven tragisch is.
Zij onderneemt de hachelijke taak nog
eens van den Hollandschen middenstand
te schrijven op het tegenwoordig niet
denkbeeldig gevaar af, dat men haar honen
zal als de verheerlijkster van de
Hollandsche kleinburgcrtijkheid, hooger als welke
een Hollandsche auteur blijkbaar niet
vermag te stijgen. Maar verre van zich
daaraan te storen, verdiept zij zich met
volkomen overgave in persoon en leven
van den half-artist Gustaaf Rippe, den
nederigen vioolleeraar aan een provinciale
muziekschool, die wellicht beter had gekund,
als het lot gewild had. Aan hem en aan
zijn gezin heeft zij alle kracht van haar
litterair vermogen gewijd. Allereerst in
haar taal, haar verwonderlijk elaslischen
volzin, die speelsch en ironisch kan zijn,
maar ook zwaar van gevoel, en zoo rijk
gevarieerd van rhythme, dat zij alle stem
mingen, alle acties en toestanden omvatten
kan tot volmaakte uitdrukking. En dan
ook in de beelding harer personages, die,
tenminste aanvankelijk, volkomen men
schen zijn. Gustaaf Rippe, de
man-onvader, die in gelatenheid en zelf ironie zijn
slaafsch bestaan van lesgeven verdraagt;
de reef, voortvarende, practische Toos,
zijn vrouw, belichaming van het gezin.en
tevens van onzen ganschen degelijken
middenstand; Hilde, het modcrn-grillige,
gemakkelijk, maar niet dicpvoeknde
pianoleeraresje, dat bestemd was het groote,
beslissende conflict in Rippe's leven te
brengen. Tenslotte de bijfiguren, kinderen
van Rippe, de sladsmcnschen, collega's,
autoriteiten, mevrouwen. Top Naeff kent
ze allen, van top tot teen, en stelt hen voor
ons in hun nogal gedrukte'provinciale
samenleving, met die luchtige en vaak
onzachte ironie, die wij van haar kennen,
hun feesten en bijeenkomsten vooral, die zij
misschien wat te breedvoerig uitmeet.
Doch de lezer gevoelt terstond wel, dat het
hier niet om klein-malerei te doen is en
niet om genre-beeldjes, als hij hel conf.ict
zich ziet ontvouwen. De gevoelige, vrouwe
lijk lijdzame kunstenaarsno'uur, Rippe,
hopeloos gekoppeld aan zijn voortreffelijke
egade, en die in de liefde voor de
brillante" Hilde nog eens de illusie beleven gaat
van een ruime, rije kunstenaarsloopbaan,
waarin zijn latente krachten zich glorieus
zouden ontplooien. Doch de stimuleerendc
liefde blijkt harerzijds een misverstand
en het latent genie een fata morgana. Zoo
t hol die Erde ihn wieder", en er is geen
reden meer voor den muziekmèester, den
huisvader, den geachten stadgenoot, zijn
zelfgekozen banden te verbreken, nu de
droom is uitgedroomd. Bittere zelfkennis,
trouw en onbaatzuchtig meegevoel staan
hier tégenover het nooit aflatend heimwee
van'den kunstenaar naar de hoogere sferen
waar hij zich zelf kan zijn, n het is indien
strijd gevoegd bij eenslavig leven onder
bekrompen omstandigheden dat. Gus
taaf Rippe ondergaat. Om die tegenstel
lingen te accentueer en maakt de schrijfster
van haar held" een op den duur al te
christelijken duider, van zijn vrouw een
wat te afstootelijk matter-of-fact-mensch,
bijna een haalbaat; van het meisje Hilde
een -»- te Groningen l .?niet geheel
waarschi.ini'*j[rtvool losgelaten kleine
' HF T' Moelijk blijken
|)i ik l UU*i$f in deze
' 'brijf ster
UV, PHILIPS' GLOEI*'-'taar
\vrouw, en, grooter dan Job, wanneer hem
\alles ontroofd is, looft hij, als 't ware, nog
\zijn lot. Dat is dan als de geliefde zijns
Iharten lang henen is en hij het leven moe
'geworden, tot verdwazing toe. Het boek
had toen uit kunnen en moeten zijn, als het
om epiek te doen was. Doch in laatste
instantie is het Top Naeff in haar verhalen
daarom nooit te doen. Altijd opnieuw breekt
uit haar epische kunstenqarsbeheerschtheid
een lyrische kreet los, een kreet van pijn
om het leven, dat zoo menigeen roept en
zoo weinigen heeft uitverkoren. Maar wie
heeft gelijk: die den dwazen roep van
zijn hart volgt naar het hachelijk avontuur
sur les grands flots bleus", of die, wijs en
voorzichtig, thuisblijft zitten bij de
vleeschpotten van Egypte? Het stellen van die
vraag in menig voortreffelijk gemodelleerd
beeld was Top Naeff smartelijk eigen, en
het lijkt ons nauwelijks een winst, dat zij
ditmaal een soort van antwoord vond, een
Bevestiging, een affirmatie des levens, die
het zelfgekozen bestaan in sleur en burger
lijkheid moet goedmaken en wettigen.
Want hetgeen dit Credo zou bewijzen
wortelt al lang niet meer in de levende
werkelijkheid, maar in het eigen hart der
schrijfster, dat een zoo uitkomstloos leven
als van Gustaaf Rippe niet meer verdraagt.
FRANS COENEN
Schoolmeesters in de'
litteratuur
H ET optreden van litteraire school
meesters, hoewel] blijkbaar on
vermijdelijk, is een zeer beden
kelijk verschijnsel. In de eerste plaats
zijn deze lieden uit hoofde van hun
ambt van een bijzonder erge soort
burgerlijkheid wat dit dan ook moge
zijn die onvereenigbaar is met
de echte letterkundige fijnproeverij, zoo
op het puntje van de tong. In de tweede
plaats bestaat er een pijnlijk economisch
verschil tusschen degenen die litteratuur
scheppen en degenen die ze doceeren:
de laatsten peuren uit de letteren een
behoorlijke boterham en de eersten
bijten op een houtje als zij niet met
verloochening van hun roeping en
scheppingsdrift een broodwinning aan
vaarden buiten de literatuur om. Als
de schoolmeester zich nu bovendien nog
schuldig maakt aan hst schrijven van
boeken die ten doel hebben school
knapen eenig letterkundig inzicht bij te
brengen, is het hopeloos met hem.
Zulk een driedubbel overgehaalde
litteraire schoolmeester is de heer W. L.
M. E. van Leeuwen, een produc
tief schrijver, die reeds een h.'d rijt j.'
boeken op zijn geweten heeft. Het be
gint met een beknopte Litteratuur
geschiedenis, het eerste boek van dien
aard waarin een poging wordt gedaan
aan onze tijdgenooten de plaats te geven
die hun toekomt en de huidige stroo
mingen uit te stippelen. Daarop volgt
Epiek en Lyriek", een bloemlezing
brr! met toelichtingen die be
oogen eenig inzicht te geven in de
belangrijkste litteraire ' verschijnselen,
een soort woordkunst dus. ,,Natuur en
Dichter" is een overzicht der letter
kunde'gezien uit een bepaalden ge
zichtshoek: de wijze waarop de dichter
zich verhoudt tot de natuur. Dan komt
De Nederlandsche dichtkunst sinds
1880" en als tegenhanger hiervan ver
scheen onlangs Naturalisme en Roman
tiek", een boek dat handelt over proza
en critiek in ons land sinds 1880.
Wij weten niet hoe de collega's van
den heer Van Leeuwen over deze boeken
denken; vermoedelijk vrij gunstig, anders
zou de firma Wolters ze niet allemaal
hebben uitgegeven. Voor een rechtbank
van letterkundigen zou dit zonden
register hem op niet minder dan levens
lang komen te staan. Maar gij, lezer, die
geen docent zijt en geen letterkundige,
die slechts" de literattuur mint om haar
zelf doch tijd noch geld hebt om geregeld
Forum te lezen en De Stem en dus nooit
goed begrepen, hebt waarom Menno ter
Braak zoo het land heeft aan'Dirk Coster
en Slauerhoff .zoo smalend schreef over
Schotman wat hebt gij aan een boek
als Naturalisme en Romantiek"?
Het is thans weer de tijd waarop de
uitgevers stroomen van litteratuur en
quasi-litteratuur over ons uitstorten.
Deze stroom zwelt van jaar tot jaar
en het is voor u, lezer als bovenbedoeld,
eenvoudig onmogelijk u zelfstandig
hierin ook maar eenigszins te
orifinteercn wat voor lieden die krachtens
hun letterkundigheid alles weten natuur
lijk maar een peuleschil is. Gij interes
seert u bovendien maar matig voor de
kringetjesliefhebberij die in ons litte
raire wereld je zoo ijverig wordt beoefend.
Gij wilt alleen graag een beetje wegwijs
worden in onze hedendaagsche letteren,
teneinde meer te genieten van dat deel
ervan dat gij wat men noemt zoo'n
beetje bij kunt houden".
Welnu, ga dan getroost naar meester
Van Leeuwen en laat u leeren. Geloof
niet alles wat hij zegt: gii hebt uw eigen
oogen gekregen om te kijken. Maar be
schouw hem als een prettige en betrouw
bare gids, die u genoeg laat zien om u
in staat te stellen verder uw eigen weg
te vinden. Hetgeen precies is wat gij
verlangt. ROELS
Bibliografie
Fransche boeken
Sacha Gultry: Mémoires d*un
Trlcheur" (ftalllmard. Parijs)
DE groote vermaardheid, welke
deze schrijver ook ten onzent
geniet, maakt een dringende
waarschuwing noodzakelijk. Wanneer
men, verleid door den naam en afgaande
op Guitry's reputatie van geestigaard,
zich dit werkje aanschaft, is men be
kocht. Trouwens de geheele roem van
den auteur is al aardig aan het tanen
en zijn genre is in discrediet geraakt.
Men is eindelijk gaan inzien hoe me
chanisch dit soort geest is. Wanneer
men de truc eenmaal te pakken heeft,
kan men met geringe middelen een
grooten indruk maken. Dit werkje
echter blijft nog verre beneden Guitry's
gemiddeld peil. Er staat met groote
letters buiten op roman". Dit is
boerenbedrog, het is niet eens een novelle.
Het is een verzameling causeriegn om
het thema hasardspal heen gegroe
peerd, conventioneel ontwikkeld, zonder
menschelijke materie en ook zonder die
zoogenaamde brillante' vondsten, welke
voor den export esprit francais"
geetiquetteerd worden. De teekeningen
in dit boekje (van de hand van den
schrijver) zijn een heel klein beetje
aardig, maar dit is dan ook al.
Marcel Grfaule: Les Flambeurs
jd'Hommes" (Calmann-Lévy, Parijs)
DIT boek,'verleden jaar verschenen,
heeft door de omstandigheden een
nieuwe actualiteit verkregen en is in
verband daarmee opnieuw gelanceerd.
Men kan de lectuur niet dringend genoeg
aanbevelen, aan een ieder die over
Ethopiëiets anders wil lezen dan vluch
tige dagbladpraatjes of de onverkwik
kelijke geschriften van propaganda en
tegenpropaganda. De beroemdste
ethnograaf van dezen tijd, prof. dr. Paul
Rivet, stelt Griaule au premier rang
des jeunes africanistes". Daarbij,is deze
schrijver een man wiens onbaatzuchtig
heid en karaktervastheid boven allen
twijfel verheven zijn, hetgeen bezwaar
lijk gezegd kan'worden van den heer
de Monfreid, voor wiens reportages
' over Oost-Afrika van Italiaansche zijde
zooveel propaganda gemaakt Wordt.
Les Flambeurs d'Hom.nes" is het
werk Van een door en door eerlijk
man der wetenschap, die bovendien een
nauwkeurig en boeiend stylist.is. Zijn
boek is du& niet slechts een betrouw
baar document over Ethiopië, maar
daarenboven een voortreffelijk stuk
nieuw Fransch proza.
Fernand Fleur et: La bolte a
Perruque (Le» Ecrlvains Asaoclés/
Parijs) '
?pLEURET neemt door zijn gedichten,
*? romans en novellen een bijzondere
plaats in de Fransche literatuur in.
Hij hield zich steeds verre van de'
kermis der ijdelheid, welke het litte
raire leven is en in de eenzaamheid vol
tooide hij zijn oeuvre, gevarieerd, ele
gant en bovenal beschaafd en dat
n roman bevat, ,,Les derniers
Plalsirs", die tot de beste van de moderne
Fransche litteratuur gerekend moet wor-.
den. Fernand Fleuret is geen man van
dezen.tijd. Hij schrijft langzaam, ge
duldig en met een zorg, welke de haas
tige jeugd belachelijk voorkomt. Ver
der is hij nieuwsgierig, belezen en door
drongen van een typisch Fransche cul
tuur. Hij houdt misschien wat te veel
van het ornament en heeft iets
rococoachtigs in zijn verschijning, maar dat is
in dezen tijd van slordigheid en opper
vlakkigheid veeleer een deugd en in eik
geval een verademing. In dit boekje
geeft hij kleine portretten uit zijn her
innering. Met een ironische verteedering
roept hij de figuren uit zijn jeugd op:
Bourges, Apallinaire, Du Plessys,
Salmon. In de drie uitgebreidere jeugd
herinneringen : Maman Perrin",
Granville" en Le Secrétaire" zien wij Fleuret
op zijn best.
Dit boekje sluit aan bij zijn bundel
De Gilles de Rais Guillaume
Apollinaire", waarin dat kostelijke verhaal
over Blasco Ibafiez staat.
Charles Danfélou t I*e vral vlsage
«l'Arlstlde Brland" (Eugène
Flgulere. Parijs)
ER is over Aristide Briand zooveel
menschonteerende lasterpraat ver
spreid dat het waarlijk niet overbodigwas
een zuiver beeld van zijn persoonlijkheid
te ontwerpen. Wat de oud-minister
Daniélou hier geeft is zeker geen volledige
biografie van Briand, noch een om
standige beschouwing van diens
politieken arbeid. Hij heeft alleen gepoogd
in een honderdvijftigtal zeer korte
hoofdstukjes den mensch Briand voor
ons te doen leven. Dit is hem gelukt.
Zijn boek, doordrenkt van een duur
zame genegenheid, is boeiend, waardig
en nuttig.
Aan 's schrijvers accent hooren wij
onmiskenbaar dat hij waarheid spreekt.
En wij nemen het hem geenszins kwalijk,
dat zijn vriendschappelijk gevoel er hem
toe drijft, de edele wezenstrekken van
Briand sterk te belichten en zijn men
schelijke zwakheden in het donker te
laten. Er zijn in het leven van iederen
politicus in Frankrijk (en dus ook in dat
van Briand) concessies, al te bruuske
overgangen, vergrijpen tegen de goede
trouw en den goeden smaak, welke er de
moreele waarde van aantasten. Maar
door twee krachtige eigenschappen
heeft Briand el zijn fouten goedgemaakt:
zijn onbaatzuchtigheid en zijn
waarachtigen vredeswil. Met alle lacunes
welke dit boek hebben mag, is het tot
nu toe wel het beste dat,er over Briand
verscheen. En mede door diens pitto
reske verschijning, is het bovendien
alleraardigste lectuur.
Vie de Jean de la Yllle de aiirniont
par sa Mère (La Cause, Carrières»
sous-Polsy) ' '
VAN de jonge schrijvers in den oor
log gevallen was Jean de la Vitle
de Mirmont een der aantrekkelijkste.
Hij schreef een bundel spiritueele
ge{lichten en eenige levendige, goed
gevonden novellen. Zijn werk werd
verzameld in n bundel en verscheen
bij den uitgever Grasset te Parijs. De ,
levensbeschrijving, welke thans zijn
moeder publiceert, versterkt ons in onze
genegenheid voor zijn persoon en zijn
'arbeid. Welk een geestdrift, welk een
levensliefde, welk een prachtige
eerlijk' held tegenover zich zelf, welk een dorst
naar kennis, welk een rijkdom van
'gevoel! En dan te denken dat er hon
derdduizenden en nog eens honderd
duizenden van zulke sterke en zuivere
jongemannen nutteloos geslacht zijn.
Ofschoon mevrouw de ia 'Ville geen.
schrijfster is en zij door haar uitvoerige
opsomming van de banaalste feitjes uit
haar zoons eerste jaren onze aandacht op
een zware proef stelt, heeft haar boek
ons toch, ontroerd door de gedeerde
.liefde, welke er aan ten grondslag ligt.
Bovendien bevat het vele bruikbare
.gegevens, onuitgegeven verzen en brie-1
ven, welke het tot ef n litterair-historisch
document maken. , ' J. G.
Scène uit Shokespeore's Midzomernochtsdroorn, verfilmd onder regie von Max Rcinhardt
WIEN,..
Stadt tmsrer Traume
Walter Relsch: Epl«ode '
(City Theater, Amsterdam)
IN de helle klatering der zoeklichten
ligt het Leidscha Plein. Niet het
Leidsche Plein van lijn 2, het
politiebureau en de Voedt-u-goed i"
reclame, maar een plein onzer
droomen .vrooUjk; feestelijk,
onwaarschijnUjk, Het plein waar in een tijd
van ontmoediging, slapte en malaise
een nieuw ontspanningspaleis ver
rees waar de auto's aanruischen
en een dappere luxe aan de goede
dagen van weleer herinnert.
En hi de onwerkelijke weelde van
een enorme zaalruimte dooven de
lichten vlamt een witte rechthoek,
op verrijst een pseudo-wereld,
onecht, fascineerend en bekoorlijk..
het Wien, unsrer Traume" l Een
fantastische geschiedenis van een
charmanten ouden heer, die aan een
schoone jonge beeldhouwster cheques
cadeau doet om met haar thee te
mogen drinken en op Pinksteren en
Paschen een kus te mcasseeren. Een
lichte, zwevende champagneroes met
wat sentimentaliteit, wat braafheid
en wat ondeugendheid maar door
trokken van het ick-en-weet-niet-wat
der Weensche sfeer. ?
Daar is Paula Wessely vol
temperament en geest maar onder de
welwillende regie van Walter Reisch
meer tooneelspeelster dan ooit;. En
de vele oude heeren in rok en witte
das, die van de film alleen haar
maximum-snelheid kennen, knikken
op dezen avond goedkeurend met ge
zichten van
Zie-je-wel-d'r-gaat-tp'chmaar-niks-boven-de-comedie J" en vul
den de bioscoop ditmaal een drage
lijk kwaad.' Daar is Carl-Ludwig
Diehl beschaafd en fijn acteur,
filmspeler tot in de toppen zijner
vingers. Daar is een prachtige, oude
kunstverzamelaar?zoo fijntjes en zoo
geestig op de been gebracht, dat wij
zonder aarzelen in zijn eerste en
laatste kus gelooveh. .Daar is
hoogstdeszelfs echtgenoote een beschei
den, sobere creatie vol ingehouden
kracht en voorname distinctie.
, Maar daar is, rondom dit alles, het
lichte, blije, on-serieuse Weenen da£
er niet is. De bekoring* en de vreugde
van Lanner en Strauss de roman
tiek van Schubert en ja! ook bijwijlen
Vooraracntskunst en -keuze
' * ? .? * ? * ? *
Eduard Verkade
"V- 7-OORDBAGEN is zoo oud als
y de nienachheid, in alle tijden en
? bij alle volken vindt men het
terug. De meest primitieve stammen
heden ten dage bezitten nog voordra
gers, een ambt meestal overgedragen
van vader op zoon. Wanneer de
stamgenooten in een wijden kring om het
vuur zitten, vertellen zij verhalen, niet
ontstaan in eigen fantasie, maar in den
stam levende geschiedenissen, van ge
neratie op generatie mondeling over
gedragen, in vasten vorm, in vast
staande bewoordingen. De voordrager
is veelal in het bezit van een bepaald
koord, waarop met knoopen, in ge
vlochten schelpen en kleurige touwt jes
wendingen in den gedacht engang,
keerpunten in de geschiedenis en hcog*
tepunten in bet dramatisch gebeuren
zijn vastgelegd, om zoo te zeggen te
boek gesteld. Het zijn en waren voor
dragers, geen dichters.
De tooneelspeler geeft een visie op
een karakter, de voordrager vertelt
een verhaal. Be eerste speelt aan de
hand van den dichter, de ander moet
zich zooveel mogelijk met den dichter
de noblesse en de fijnheid van Mozart,
het .Weenen, dat op geen landkaart
te vinden is, maar waarvan wij houden
omdat er maar n, ding echt aan is:
zijn sfeer!
Zoo werd deze avond als een schoone
droom met gemengde en wonderlijk
tegenstrijdige indrukken, ontsproten
aan het brein van enkele hardnekkige,
energieke optimisten. Waar een minis
ter der Kroon speecht onder de.'
fanfares van het concertorgel waar
een rustig n bescheiden man, die
naar den goed-Hollandschen ?naam
Terlinden luistert, van een arbeid
vertelt, die het buitenland ons mag
benijden waar een Nederlandsche
onderneming een miraculeus .staaltje
van snelle moderne reportage ver
richt. ',' ? ? '. ??? : " ' ;
Waar tenslotte de '?Stadt unsrer
Traume" verrijst terwijl een natte
herfatstorm door de verlaten straten
van Amsterdam giert.
Laat ons dankbaar djjn voor dezen
avond van warmte, 'licht en opti
misme l L. J. JORDAAN
vereenzelvigen, opdat ieder woord zijn
waarde, iedere zin zijn beteekenis be
houdt en ieder verhaal zijn fantasie.
Hij plaatst zich vlak bij den dichter,
verklankt vóór alles diens inhoud;
daarom moet hij met zorg de voor
dracht kiezen, meer nog dan een
too.neelleider het op te voeren stuk. Om
met een voordracht een publiek te
kunnen boeien, moet het onderwerp
leven, latent of bewust, in het verlan
gen van de aanwezigen, en de voor
dracht moet een dergelijk verlangen
stimuleeren en er aan kunnen voldoen.
De voordragers der primitieven
gaven krijgsliedereu in oorlogstijd,
fantastische avonturen in vredestijd;
de minstreelen, die in de'middeleeu
wen van kasteel naar kasteel trokken,
kenden hun publiek en bepaalden de
keuze van hun liederen naar de ge
moedsgesteldheid der burcht vrouwe,
den aard der ridders.
TUT EVROTJW Charlotte Kohier
ver?*???*? raste menigmaal niet alleen door
haar groote gaven als voordrachts
kunstenares en haar ontwikkelde tech
nische capaciteiten, maar tevens door
déjuiste keuze van voordrachten. Zij
toch bracht een hier te lande vrijwel
onbekende novelle van Dostojewski,
De Zachtmoedige", een verhaal van
ontroerende schoonheid. Ook met haar
latere voordrachten, Stervend Euro
pa", Carrière", en moderne gedich
ten wist zij een speciaal publiek te be
reiken, te boeien, te ontroeren.
Nu is haar keuze gevallen pp het
Oude Testament; zij draagt hieruit
voor den. Prediker, het Hooglied en
Psalmen. Het Oude Testament is'nog
voor vele gezinnen een heilig bezit'';
het wordt van vader op zoon overge
dragen. Iedere zin heeft zijn beteekenis,
ieder woord zijn, waarde. Noch voor
deze gelbovigen, noch voor
phUosophen kan een voordracht nieuwe ge
zichtspunten openen.
Charlotte Kohier behoort niet tot
deze groepen. Zij heeft het Oude Tes
tament, bij' wijze van spreken pas op
nieuw ontdekt, en het is haar een
openbaring geworden; z{j moet het.
hebben gelezen en herlezen en er waar
den in hebben gevonden, haar tot nu
toe onbekend. Dit is een uiterst be
langrijk verschijnsel en moot iemand
van haar talenten en capaciteiten in
staat stellen in het vervolg in voor
drachten en rollen (wij denken hier
aan den Bijbeltekst door haar als Souja
geciteerd in Schuld en Boete") diep
ten te vinder, die haar tot nu toe on
bekend schenen.
Het is niet onmogelijk, dat een deel
der menschheid in dezen weinig
stabielen tijd een steun zou vinden in een
lezing van het Oude Testament, juist
wanneer hun dit tot op heden behalve
in naam onbekend xvas, en deze men
schen zal Charlotte Kohier misschien
bereiken. In zooverre is de keuze
van haar voordracht- wellicht ju|st.
Inderdaad zou een voorlezing met pas
sieve, beheerschte, natuurlijke stem,
met gevarieerde intonatie, uit een ge
moed vol overgave, waarvan het
voorgclczene volkomen bezonken bezit is,
het Oude Testament dichter by ons
kunnen brengen. Charlotte Kohier
heeft zich de hiervoor noodzakelijke
innerlijke rust nog niet kunnen eigen
maken.
Haar Prediker, een voordracht, die
ver boven die van het Hooglied uit
gaat, kan men zich nobeler, milder
denken, minder intensief, muider hef
tig en minder subjectief beroerd, meer
beschouwend uit een zeker weten. Nu
hooren wij te duidelijk denafstaud van
een onuitgestreden persoonlijkheid uit
dezen tijd en het wezen van medita
tieve berusting en vrede, dat achter
deze woorden- moet schuilen. Nu ge
raken wij beklemd, niet tot innerlijke
harmonie en rust geleid. ?
? Het Hooglied is te beeldend om
uitbeelding te gedoogen. Beslist is het
wanneer uitgebeeld" ongeschikt voor
een vrouwestem alleen. Wil men het
op deze wijze doen hooren, dan zou
dit door een man n een vrouw moeten
geschieden. Een mannestem, zooals
men zich die van vrome Joodsche
zangers herinnert, en een vrouwestem,
die de .Verrukking der overgave kan
geven zonder gewild-naïef te moeten
zijn, met het oog op een contrast met
het mannelijke element. Toch is het de
vraag of ook dan nog het resultaat
niet meer hybridisch dan
Oud-Testamentarisch zou blijken, en of een voor,
zich zelf lezen in stilte qua indruk en
ontroering de volmaaktste voordracht
niet overtreffen zou. Er zijn gevoelens
en gedachten, die niet voor uitbeelding
bedoeld zijn, er de mogelijkheid niet
toe inhouden. Zij zijn te innig, te inner
lijk, en mogen daarom hoogstens WON
den aangeduid, willen zij ontroeren.
a DE GROENE No.
PAG. 9 DE GROENE N«. 3048