Historisch Archief 1877-1940
l
3 ?',
u
'3
\
il
9- l
'« j.
t J
j t
n
U
zoo JHST
Kunst voor allen?
J. W. F. WerumeuB Bunlngt Negen
balladen «fcuerldo, Amsterdam)
DE ballade, oorspronkelijk een dans
lied, in de XVe eeuw een
Rederijkersvorm geworden met een vast
rijmschema, kriigt in den tijd der Roman'
tiek haar eplsch-lyrlsch karakter, waarbij
men gaat onderscheiden: de volksballade,
die op gevoelige doch onverzorgde wijze
verhaalt van avontuurlijk leven, zonder
dat ook maar een poging werd
ondernomen de intensiteit van de taal te
verhoogen, en de litteraire ballade, die
tallooze dichters met het gemak hunner
virtuositeit hebben beoefend, den eenvoud
en de lieftalligheid niet beneden hun
waardigheid achtend.
Haar populariteit dankt de ballade
aan omstandigheden, die met het litte
rair of poëtisch gehalte van het gedicht
niets uitstaande hebben: aan den
duidelijken rijmenden vorm, aan haar toon
die niet dieper gaat dan de.klank, aan het
1 simpel verhaal van krijgsbedrijf of
edelmoedigheid. Men zoekt in de ballade niet
het gedicht maar de anecdote, of den
toon, die zich beweegt buiten een gecom
pliceerde syntaxis. Grijpt het geheime
leven der taal de stof van het gedicht aan,
verzadigt het haar van een myslerieuse
daemonle, wordt de ballade duister en
noodlottig of helder en stralend,.... zij is
. dan geen genre meer, doch louter een ge
dicht. De taak van den dichter, die boven
volk en volksgunst de Muze dient met de
bezieling, die niet door de liefde van en
voor eenige collectiviteit,-doch uitsluitend
door die van den eenyoor de ander" kan
worden verwekt, is derhalve: de motieven
der ballade, eenvoudig, kinderlijk en liefe
lijk als zij zijn, te behoeden voor de ramp
zaligste ontaarding, waaraan men het
edele ambacht bloot kan stellen: de
onnoozelheid. Een ballade verdient geenszins
de voorkeur boven een goed gedicht. Als
het publiek balladen vraagt, dan geeft dit
te denken. Want deze wensch vindt zijn
voedsel in de bekende gemakzucht van
,,het lezend volk", in het onvermogen zich
? te verdiepen, in afkeer van al wat niet
de merkteekenen der banaliteit draagt.
meesleepende verrukking om wereld en
natuur, en geteekend door een dichter
schap, dat zijn trots slechts inruilt voor
de vurige gelukzaligheid van hen, die zich
aan de eeuwig verleidende schoonheid
dezer aarde, die Gods aarde is, met grooten
deemoed overgeven. Voor dit prachtige
gedicht kan Buning zelfs de Ballade
van het berouw" vergeven worden. Het is
duidelijk, dat ook hij niet een gansche
poëtische cultuur afbreekt, zonder dat de
straf erop volgt: een misdaad" te plegen,
die men in hoovaardig verachten veraf
schuwt. D. A. M. BINNENDIJK
V'
r I ER van de negen balladen, door
* Werumeus Buning in dezen bundel
vereenigd, maken aanspraak op onze
warme waardeer ing of onze bewondering:
door de naïeve trouwhartigheid, door den
brutalen verteltrant, de onbarmhartige
levensvisie of den verrukkelijk stijgenden
toon. Het zijn die van de zeven dooden,
van de gehangenen, van den grooten
dorst (verder de reeds eer in een bundel
opgenomen Ballade van Kapitein Jan
van Oordt) en die van den merel. De
Ballade van de zeven dooden" (de bii
Purmerend verdronken visschers) bezit
vooral in het middendeel een sterk en
aangrijpend accent, als, bij de begrafenis,
deze door den dood verraste visschers
met de nabestaande vrienden worden
samengebracht: een waarlijk ook door
het volk te ervaren tegenstelling tusschen
dood en leven, voelbaar gemaakt in het
motief van den verraderlijken dood.
Wellicht juist door de onversierde non
chalance, waarmee deze ballade is verteld,
heeft zich in dit bijna bruut relaas de
echte volksernst n de, op den rand der
sentimentaliteit verwijlende, hartelijke ge
voeligheid weten baan te breken. n
uitnemend staal van poëtisch vertalen,
waarbij niets van de barbaarsch-oprechte,
uitdagende kracht van het origineel ver
loren is gegaan, vindt men In de Ballade
van de gehangenen" van Vlllon. Heeft
zulk een gedicht het vermogen van een
gebedt of stijgt zulk bidden als vanzelf tot
de sfeer van het gedicht? In de Ballade
van den grooten dorst", die aan Villon
doet denken en ook aan hem is
opge? dragen, erkent Buning, dat het leven
ons, ondanks allen uitgelaten overmoed,
onverzadlgd en ongelescht achterlaat:
En dorst is alles wat men overhoudt".
Of Buning propaganda zal blijven
maken voor de ballade als Kunst voor
het volk" zal mij onverschillig laten,
wanneer hij zoo nu en dan nog eens een
gedicht schrijft als de Ballade van den
merel". Uit een diep en wijs levensgevoel,
gevoed door oprecht en mannelijk geloof,
is dit gedicht ontstaan, gegroeid uit een
J. W. F. Werumeus Buhfng
Plagiaat?
ER is eenige onrust ontstaan
rondom Vrouw Jacob" die
wel altijd bestemd scheen onrust
te wekken. Maar nu is de commotie
achter Jacoba om, toch meer mevr. Ina
Boudier betreffende, sedert de heer
Ter Braak, in Het Vaderland, ontdekt
heeft, hoe sommige passages uit een
vertaald boek van een Duitschen histo
ricus verdacht veel op gedeelten van
haar boek gelijken. Hij noemde dat
rondweg plagiaat en bracht er ettelijke
bewijzen voor.
Nu kan er, mijns bedunkens, van
plagiaat geen sprake zijn, wijl onge
twijfeld ontbreekt wat in de Gehoorzalen
der Rechtsgeleerdheid de a n i m u s
plag ia n d i geheeten wordt. Maar
desniettemin kregen wij door dit inci
dent wel een ietwat pijnlijk besef van
dent wei een ietwat H.j....j.. . _
de manier, waarop de roman Vrouw
Jacob" werd samengesteld. Waarschijn
lijk was de belangstelling in de hoofd
figuur zoo overheerschend bij de schrijf
ster, dat zij het onvermijdelijk relaas
rondom als een hinderlijke bijkomstig
heid beschouwde, die zoo summier
mogelijk moest worden afgedaan. Dies
lijmde zij het gebeuren, waarbij Jacoba
niet zelf optrad, vaak maar uit eenige
citaten samen, in welke zij, nieren daar
de flauwst mogelijke eigen visie aan
bracht, wijl haar beeldende drang tóch
eenige voldoening begeerde.
Maar intusschen zitten wij met de
gebakken peren, ai begrijpen wij nu
beter waarom het verhaal vaak zoo mat
klinkt. Mevr. Boudier had ons moeten
waarschuwen wat wij wel en wat wij
niet behoefden te lezen in haar dikken
roman en verder een theoretische uiteen
zetting geven waarom zij haar eigen
aardige methode aanvaardde.
Zonder zulk een handleiding blijft
.dat moeilijk voor ons en verlangen wij
hartelijk naar een nieuw boek, dat
integraal van Ina Boudier?Bakker
zal zijn. . F. C.
Vertaalde boeken
Kogels en kruisen
KOGELS en Kruisen" is de
titel van een roman door
Humphrey Cobb, levendig ver
taald door Eva Raedt?De Canter uit
een taal, welke door den uitgever
E. M. Querido (Amsterdam 1935) geheim
gehouden wordt. Dit is tegenwoordig
weer iets nieuws van H.H. Uitgevers.
Ik heb een stapel vertaalde romans
nagekeken. Slechts in enkele wordt de
oorspronkelijke taal aangeduid. Het
gaat ons lezers blijkbaar niet meer aan
of het boek oorspronkelijk in Amerika,
Engeland, Frankrijk, Duitschland of
Spanje verschenen is. Wellicht ook ver
slijten de heeren ons voor zóó dom,
dat dit ons niet schelen kan. Het lijkt
mij nuttig deze verkeerde gewoonte
nadrukkelijk te signaleeren. Dit ge
schiedt zijnde, komen wij tot het boek
zelf.
Indien ik millionnair ware, zou ik er
tien duizend exemplaren van koopen
en aan alle openbare leeszalen en
schoolbibliotheken cadeau geven. Het is een
verschrikkelijk, maar heilzaam boek.
Nog nimmer werd de stompzinnige,
blinde wreedheid van den oorlog zóó
levend voor ons hart gemaakt als thans
door Cobb. Hij neemt een onderwerp
dat bij mijn weten, al bestaat er een
uitvoerige documentatie over, nog
nooit in Htterairen vorm behandeld
werd. Dit onderwerp heet met een
teennischenterm: Les Fusill
spourl'Exemple". In alle oorlogvoerende legers was
het namelijk gewoonte bij tegenslag een
aantal van de eigen manschappen, om
er den schrik in te houden, te laten dood
schieten. Wat Cobb hier verteld lijkt te
afgrijselijk om waar te zijn en toch
blijft zijn beschrijving nog ver beneden
de werkelijkheid. Hij vertelt ons hoe een
generaal, eerzuchtig en ijdel als geen
ander, de opdracht krijgt een
onneembaren heuvel op de Duitschers te ver
overen. Men stelt een van de beste regi
menten tot zijn beschikking, dat echter
zeer vermoeid is. Niettemin verrichten
de mannen met een ongoloofelijke zelf
verloochening hun onmenschelijke taak.
Op het vastgestelde oogenblik wordt de
aanval begonnen; maar het vijandelijk
vuur is zoo ondoordringbaar/dat er geen
sprake van is vooruit te komen. Generaal
Assolant begint met zijn artillerie te
bevelen op de eigen troepen te schieten.
Als ook dat niet helpt en de mannen
toch in de loópgraaf teruggeslagen
worden, wil hij eerst een hcele compagnie
doen executeeren. Met de grootste
moeite slagen zijn officieren er in hem
daar van te doen afzien. Dan draagt hij
aan vier compagniescommandanten óp
n man aan te wijzen. Kapitein
Renouart weigert en zoo komt het, dat
volkomen willekeurig drie dappere,
eenvoudige kerels, zonder eenige grond
of reden, pour l'exemple", worden
doodgeschoten.
Laat men in de onschuld des harten
toch vooral niet denken dat dit boek
overdreven is. Alle feiten hier beschreven
zijn waar. Generaal. Assolant zou in
werkelijkheid generaal Réveilhac kunnen
heeten. Deze gaf namelijk ook last op
zijn eigen mannen te schieten. Kolonel
Bérubé(die in het boek Pcllctier heet)
weigerde zulks zonder schriftelijke op
dracht. Bij het mislukken van den
aanval deed Réveilhac zes korporaals
dood schieten: Maupas, Girard,
Lcfoulon, Lechat, Lorin en Gosselin. De
hartverscheurende brief' die Maupas
(onderwijzer) aan zijn vrouw schreef,
heeft in het boek een tegenhanger in den
brief van Langlois. Ook generaal
Delétoile heeft zijn naam geschandvlekt
.door een beroemde executie pour
l'exemple". Eerst eischte hij vijf en
zeventig man, toen vijftlg,vteri slotte
sloeg hif af tot vijf en twintig en eindelijk ?
na een weerzinwekkend marchandeeren
nam hij genoegen met zes. Ook deze
moesten door de compagniescomman
danten aangewezen worden. Eén
weierde (als in het boek Renouart deed)
e anderen lieten door het lot een man
kiezen*
Het is niet mogelijk alle martelaren
op te sommen, in alle strijdende legers
net slachtoffer geworden van een
bloeddronken generaal, die zich voor zijn te
leurstelling op zijn eigen menschen wilde
wreken. Het dossier van hen, die als
voorbeeld" neergeschoten zijn, is waar
schijnlijk het onteerendste dossier uit
den gansenen onteerenden oorlogstijd.
Kogels en Kruisen", gebaseerd op
onweerlegbare, authentieke gegevens,
is bovendien door het talent van Cobb
een grootsch werk geworden. De ver
schrikking komt langzaam, met een
diabolische zekerheid op ons af. Met
iedere bladzijde stijgen spanning en
angst en als dan het ontzettende ge
beurd is en de martelaren zijn geslacht,
worden wij veroverd door een machtige
verontwaardiging. Wie dit boek on
aangedaan en met droge oogen kan
lezen, is een beest. En wie, met deze
danteske martelingen voor oogen, den
oorlog verheerlijkt of goedpraat is een
misdadiger.
Leest dit boek. Met de verspreiding
er van dient men de menschheid.
J. GRESIIOFF
Bibliografie
Nederlandsche boeken
Ben van Eysselstcyn, Chateau de
Bersac 'l* (Leopold, Don Haag)
fHATEAU de Bersac '12 is" een
kop.^-*pig wijntje, dat de bewoner van
het kasteel Bersac en zijn gasten noodig
hebben om een ouden droom: dien van
het verleden, te laten voortbestaan en
er niet uit te ontwaken. De Comtc de
Bersac speelt met zijn vriend den cur
schaak in den wijnkelder, waar het koel
is op den heeten dag. Maar de Comte de
Bersac heeft een nichtje, dat naar Ame
rika gegaan is om te studeeren: Ameri
kanen zijn zulke proleten, dat een gebo
ren Comtesse de Bersac er veiliger is dan
in het verdorven kwasi-democratischc
Parijs; Maar de jonge dame komt op
een dag als een-volslagen American girl
terug, niet alleen in den slechten zin
van het woord: verzot op jazz en dansen
en loslippige jovialiteiten met jonge
mannen, maar ook in den
praktischzakelijken zin van niet droomen, en aan
pakken als er aangepakt moet worden.
Zoo redt zij haar oom, die Louis Quinze
speelt op zijn tuinfeest en van geldzaken
geen benul blijkt te hebben, uit den
valstrik, dien zijn jonge notaris, kwaad
om de afwijzende houding van het meisje
jegens zijn avances, hem wil leggen en
weet, door zich met een Amerikaanschen
Franschman, dien zij op de boot naar
Europa ontmoette, te associeeren,den
f inancieelen ondergang van Oom te voor
komen.
Dit alles draagt Ben van Eysselsteyn
ons voor in een tooneelstuk, Chateau
de Bersac '12", dat zich vlot en aange
naam laat lezen, en niet zonder vernuft
in elkaar is gezet.
12 BLADEN IN 6 KLEUREN
; F. 2.50
Een verraMinft - deze even fijn
zinnige .als $e«tige kalender van
den populairen kunstenaar Jo Spier.
Reserveert in verband met de-vraafc
NU een exemplaar bij Uw boek
handelaar of bij
C09TACV - A'JKIJI
HEERKNGRM'HT Ml - IBI.EfOON 3644»
Japansche pensee/teekenfngen
Ware grootte
Schilderkunst
Ja
?L
\ Bioscopy
pansche teekeningen
r o
ALBERT PLASSCHAERT
BIJ van liter te A m* t er dam.
Japan?ene teekenineen ± 1800
IEDEREEN, die bekend is met
eenigszins aesthetisch-fatsoenlijke
lieden, weet hoe moeielijk het is
hun een geschenk te geven, dat niet
onfatsoeniyk-veel geld kost en vooral
als ge zelf eenigszins uw fatsoen hebt
op te houden en niet later met be
schaamde kaken wilt staan bij uw
eigen geschenk. Mijn vriend
Kalmvisscher (een zalm is een zeer fatsoen
lijke visch) verkeert in dat geval: ge
schenken te moeten geven,
fatsoenltfkaesthetische lieden te kennen, en niet
o n-fatsoenlij k veel geld uit te kunnen
geven. Hij verkeert dan ook aan het
? eind van het jaar steeds in een onbe
haaglijke n staat en ge zoudt, wanneer
ge dat niet wist, in staat kunnen
komen een geschil met hem te krijgen;
hij is dan ongerust, wat zich uit door
onrustigheid; hij is niet ver van de
quaerulantie (een niet ongewone
Hollandsche eigenschap, ja, een calvi
nistische eigenschap!) en hij is op
onbehoorlijke w^js, gelijkhcbborig. Hij
is met andere woorden lastig en als
ik vermoed, dat hij in de Kalverstraat.
wandelt, neem ik het Rokin; als hij
naar American trekt, vind ik American
vervelend en ik drink met Hynckes
in een doodstille bar, op een onge
woon uur een kopje koffie. Zóó ver
mijden wij de moeiten, of liever ik,
die ik niet met hem wil hebben. Want
hy is in staat op zoo'ri dag te vragen,
waarom ik Sluyters' schilderij waar
deer met de vrouw, die aan tafel (wie
doet dat nu, zegt hij'
moreel-argwanend) met de vrouw dus, die daar
haar hemd uittrekt; hij heeft een
onbekeerde lust dat schilderij leelijk
te vinden en de fluitist met de te
lange fluit van Kaspar (niet n' der
drie koningen!) te verwerpen; hoe
kan een kritikus, bijna naakt, alleen
met een lapje om de lendehen en met
gcsolgneerden baard onder en over die
fluit, zoo arkadisch zich aanstellen,
na Pu vis' arkadische voorstellingen,'
die ten minste het hemelsche der
echtheid hadden en een gewaand
Orieksch- geluk maken tot een onweer
staanbaar geluk. Hij is in staat dan
te vragen of ik Kaspar zóó zie, en
ik' antwoord dan uit respect Voor
geest, verborgen in iedereen on dus
ook in Kaspar, dat ik hem, die zich
mijn collega gevoelt, niet af kan
vallen ??alsof ik hem op den kop zat.
Hy heeft ns een keer in arren
moede beweerd, dat Willem van
Konijnenburg een vooruitgaande
schilder was en dat je dat juist kondt
zien aan zijn laatste postzegels. Het
was te erg duidelijk, en ik ben,
bruskeerend, scheermesjes gaan koo
pen, om Iets wreeds te doen; hij was,
gelukkig! mij ook bruskeerend
doorgeloopen en ik zocht hem niet; hij
kan naar Schoorl loopen mijnentwege.
Maar goede vriendschappen, die be
rusten op een verschil van karakter
en vrienden, die deze vriendschappen
bezitten, zien elkaar steeds weer op
het Leidsche Plein, al komt do eenc
van Grenoble en d'andere van den
Dam. Ik zag Zalmvisscher dus plot
seling weer, nu, in den gevaarlijken tijd
'van November en van den aanstaanden
December. Uit de verte zag ik: hij is
knorrig: zijn ecnc broekspijp zit dan
altijd opgestroopt, in rijn rechter
molière, en ik weet. dat hij dan altijd,
als eens Steenhoff. naar de kroegjes
wil, waar de drank vijf cent
goedkooper is dan elders omdat de
glaasjes kleiner zijn (zaken zijn zaken!)
Maar ik was onvervaard, te gelukkig
en ik dacht: ik lap hem aan mijn
laars ofschoon mijn schoenen juist
waren vcrzoold. Leef je nog zei hij,
alsof ik dood over de straten zou
loopen om hem te ontmoeten. Ik ant
woordde en rechtstreeks: ga eens mee
naar van Lier. Dat scheen hem een
onverwacht antwoord en geest el ij
komvcr (hij bleef echter rechtstandig.
vertikaal!) volgde hij mij, de broek
j, steeds in de molière. Ik zei: ik heb
wat voor je gevonden en je hoeft je
humeur niet te verliezen. Van Lier
heeft wat voor je. Hij schrok; hij
dacht nu moet ik een Quiryn koopen,
dat is te duur en ik houd niet van
protestantschc boeren, die een schil
derij vullen. Ik Kei niets en drentelde
voort, alsof ik van den prins geen
kwaad wist; ik had juist van den prins
veel goed gehoord. We veegden eerst
onze voeten voor van Lier's deur,
traden binnen, en de dame der zaak,
zwarte klceren, blond haar. begroette
ons als vertrouwden. Wij groetten
.hoofsch haar terug; ik zei kortaf
tegen hem: 'Oa mee naar boven.
Boven zei ik in een kamertje: hier is
je goed humeur tot Januari. Hij vond
zijn goed humeur, zelfs toen hij ter-'
loops vóór dat. kamertje, den, fluitist
Kaspar in een koel paradijs zag staan.
In dat kleine kamertje toch lagen de
Sinterklaas- en Kerstra isgeschenken,
die Zalmvisscher noodig had voor zijn
nabestaanden en nastaanden. De Ja
panners cm 1800 hadden geteekend, op
allerlei formaat, en wat hij maar wou;
legenden (voor de gévoeligen) bloemen,
kreeften, dieren, vogels- en stilleven
achtige voorwerpen, soms voortref
felijk, soms minder goed, maar altijd
met een puntige realiteit of met
een breed penseel, maar altyd gekund
en lenig.... Ik zweeg; toen wij er
uit gingen, wonder na wonder, zat
zijn broekspijp niet meer in zijn
molière. ? .
OPBOU
JL. J. J ord
aan
Kurt Gerron: Het mysterie van de
MondscheJn-sonate" (Toschlnskl,
Amsterdam)
EEN Kamerlid heeft zicb dezer
dagen de vrijheid veroorloofd
openlijk te snoeren op onze
fameuse »,Filmstad" onder verwijzing
naar (ik meen) de twijfelachtigheid
der belegging". Kennelijk had deze
gedeputeerde behoefte een domper
te zetten op het beruchte Neder
landsche laaiende enthousiasme, dat
bijzonderlijk ten overstaan van het
eigen product immers tot zulk een
gevaarlijk paroxysme kan leiden,
Men kan als schrijver dezes
van beleggingen niet het minste ver
stand hebben en nochtans den lust
tot een wrevelig verzet tegen een
dergelijke houding in zich voelen
opkomen. Ware het dan niet, dat
de ervaring heeft geleerd, hoe iedere
'polemiek met een lid der
StatenGeneraal over zoo iets onparlemen
taire als de film (zelfs als de
Nederlandsche film!) tot de volslagen
hopeloosheden behoort.
Intusschen groeit dat wonderlijke,
onwaarschijnlijke instituut: de Ne
derlandsche filmproductie, tegen allo
verwachtingen in. Hoevelen hebben
bij het debuut van De Jantjes"
niet het wijze hoofd geschud van
een gok" en een eendagsvlieg"
gesproken en niet dozijnen theo
rieën, de een al vcrpletterender dan
de andere, dit groote avontuur"
veroordeeld! Hoeveleu hebben niet
gemeend uit de vele zwakke producten
de juistheid dezer sceptische beschou
wing te moeten afleiden! Maar de
filmindustrie zet door.... Met een
(de hemel weet waardoor ontstane)
koppigheid en hardnekkigheid gaan
de vastberaden hackers" van deze
fantastische onderneming huns weegs
en stampen een fonkelnieuw Neder
landsen bedrijf uit den grond, waar
bijna overal elders het vadcrlandsch
initiatief faalt. Misschien ligt het
wel weer aan de notoire fatale eigen
schappen der film, dat deze tegen
natuurlijkheid zoo maar geschieden
kan-?misschien Valt er uit het ve
lmisbruikte Schaduwen van morgen"
wel weer ? n these op te diepen,
waarmee bewezen wordt, dat deze
opbouw van een nieuwe nationale
activiteit eigenlijk een bewijs van
decadentie en verval is....
Maar ondertusschen is daar een
nieuw element in onze nationale
huishouding aan hét groeien, dat in
dezen tijd van Verslapping en> moede
loosheid een generator van energie
en ondernemingslust bltfkt en non- (
derden handen werk biedt. En zonder
iet* af to weten van den finantieelen
ondergrond dezer onderneming, krijgt
het Nederlandsen publiek een gevoel
van respect en blijde hoop.... al
ware het alleen maar omdat er
eindflijk eens niet afgebroken, doch
gebouwd wordt!
"p\IE opbouw gaat langzaam en
'?*~* volgt aldus de wetten eener
geruststellende logica. In een werk
zaamheid waarvan wij het A-B-C nog
moeten leeren, was niets anders denk
baar en misschien zou een plotse
linge, irrationeele vlucht
alarmeeretider zijn dan dit systematische proces
van zich vergissen herstellen en
langzaam terrein winnen. Zoo te men
dan met Het mysterie der
Mondschein-Sonate" weer een kleine schre
de voorwaarts gekomen. Men heeft
het veilige, maar spoedig afgegraasde
gebied der typisch-nat-ionale" pro
ductie verlaten. Men heeft zelfs den
dankbaren steun van een populair
tooneelstuk versmaad en het bestaan.
iets .zoo griezelig ongcwi* als een
oorspronkelijk Nederlandsen boek tot
basis te kiezen.
De detective-film !
Wat al ? voetangels en klemmen!
Wat al risico! Wat al moordende
concurrentie met v irtuose
buitenlandsche voorbeelden ! De detective
film?- die contradictio in terminis.
welke het gebied van liet
denkpi-obleom bestrijkt en voor.de actieve.
handelende film a priori reeds uit
den booze is. werd met moed geatta
queerd en.... met succes! Want
het is geen kleinigheid van een onder
werp, dat meer dan welk ander ook
met het gevaar ,van dilettantisme
on technische stunteligheid dreigt
een presentabel stuk werk vooi- den
dag te brengen. Het valt nk»t te
pntkennen, dat hier het eerst de
quacstic der outillage doorslag
gevend was. Zulk ccn sujet aan te
durven zonder de, vereischte 'royaal-'
held in bouw en monteering T?zon
der do onmisbare gemakkelijkheid in
technische behandeling zonder
een ' voldoende vakmanschap, moet
(wij nebben het reeds eerder kunnen
cpnstateeren)'tot een .pijnlijke teleur
stelling leiden. Het mysterie, der
Mondschein-Sonate" werd dan ook
vóór alles een testproef van de capa
citeiten der nieuwe studio en wie
den gelukkigen uitslag van dit zuiver
technische >examen wil, minachten,
die móet het zelf weten. Tenslotte
was het niemand minder dan Bela
B^lasz, die constateerde: In der
Kunst sind zuorst die Mittel da.. t.
erat der Lpffel dann die Supp« J"
Amen J t
i En zop Iteuft de ..M«mdschoin-8o<
PAG. f DE GROEN E No. 3050
PAG. 8 DE GROENENo. 3050