Historisch Archief 1877-1940
ZOO JWST VERSCHEÜEN
De benauwenis der vroomheid
Arthur van Schendel: Een
Hollandach Drama (J. M. Meulenhoff,
Amsterdam)
ER Is veel veranderd sedert lang
geleden Arthur van Schendel over
zijn Verliefden Zwerver schreef
en zijn verbeelding Het spelen gaan in
dien tijd van menschelijke volheid en
warmte, de Italiaansche Renaissance. Veel
veranderd in Arthur van Schendel zelven,
niet zoozeer in den vorm, maar in zijn
aanvoelen van het leven, in wat hij zich
verbeeldt en hoe, in zijn onderwerp en
aanschouwing.
Tamalone scheen ons wel de complete
gevoelsmensch, amoreel en gewetensvol,
dierlijk egoïst en volmaakt zelfopofferend,
een levensgenieter en levcnsontkenrikr
alles tezamen. En altijd de ongedurig
levensdriftige, wiens honger der zinnen
onverzadelijk bleek tot doodelijkc melan
cholie toe, maar die den dood zelf, als
bij het leven behoorend; niet schuwde.
Een zuivere Rcnaissancc-mensch.
Maar de Van Schendel van thans
vertelt over gansch andere menschcn in
een anderen tijd, die den lust des levens
niet meer kennen en het geluk niet meer
zoeken. In ziin laatste boeken is hij tot
den meest donkeren en bcklemmenden
geestesstaat gegaan, waartoe de mensch
zinken kan voor hij den waanzin ver
valt: het helsch'dorrc,
vreugdcloozc,doodelijk verstarde Calvinisme van den
Hollandschcn klcinburgerstand. En hij ver
diept zich in hun haar kleverige dogma
tiek, in hun gcwetensbcnauwingen, hun
martelwellustigc ontberingen en fanatiek
idealisme als vroeger in de wisselende
kleurigheid van landschap en leven in
het oude Italië. Het is een sinister ver
haal van dit Hollandsch Drama, dat wel
ongeveer in het laatst der vorige eeuw
spelen" zal en een voorbeeld schijnt te
geven van wat het geloof op zijn ergst
voor onheil stichten kan. Een goedwillende
jongen, zoon van een zwakke moeder en
een misdadigen vader, gaat hier ten
onder, trots de uiterste christelijke braaf
heid en voortdurende zorg zijner ver
wanten, die zich opofferen om hem van
dien vaderlijken smet weer rein te
wasschen.
Trots die zorgen of tengevolge
dier zorgen? Men weet het niet en de
schrijver zegt zijn meening niet. Was de
jongen inderdaad erfelijk belast, zooals
wij tegenwoordig zouden zeggen? Of bleek
hij gepraedestineerd tot de zonde en kon
alle zorg en bidden hem niet verlossen?
Het ts de kunst van den schrijver, dat
beide opvattingen mogelijk zijn en hij,
zonder eenige bovennatuurlijkheid, enkel
de reacties van den jongen geeft en zijn
toenemend verval. Maar wordt dit ver
val tegengehouden of versneld in deze
omgeving? Dit durende verdieptzijn in
zichzelf en eigen zondigheid, de zware
druk van berouw en toch weer de duizelige
aantrekking naar de zonde van liegen
nstelen vormen de obsessie, waardoor deze
geest allengs zijn evenwicht verliest.
. Was hij niét door zijn vader voorbestemd,
rust de zonde niet onontkoombaar op
hem? Wat baat het dan te strijden?
En hoe haat hij de braven, die hem in
zijn strijd niet helpen, maar van te vofen
zijn machteloosheid schijnen te weten.
Hij moest, maar hij kan niet béter-willen.
Die onmacht is zijn zondigheid, maar
tegelijk zijn erfelijk menschelijk deeL
Met die twee, door die twee tegenstrijdige
tendenzen gaat hij al meer verloren te
midden van een menschènkring, die niet
anders doet dan hem eeuwig op ziiti
schuld te wijzen en toch aan zijn erfelijke
verdoemenis gelooft. En gemengd met
die onwrikbaar harde overtuiging als
achtergrond van dien kring voelt de jongen
hét oude, wrakke huls met zijn geheim
zinnige leven van kraken en scheuren
In den nacht.
De druk van dit alles is te zwaar,
dit leven maakt hem gek. Maar toch Is de
bandeloosheid daarbuiten hem geen be
vrijding en verlangt hij terug naar wat
hij haat. En sterft er aan. Zooals ook
een Tamalone bezweken zou zijn aan
een ethischen elsch, die zijn luchtigen
levenszin op zlchzelven had teruggeworpen
en In een domplge omgeving gesmoord.
Van Schendel verhaalt van deze dingen
in een eenvoudige zegging, die nauwelijks
rijst of daalt, als In zichzelf verzonken,
en nooit tot een climax komt. Zijn
menschen gaan om in een sfeer van beklem
mend, broeiend zwijgen, levend naar
vaste conventie, waarin de persoonlijk
heid geen eigen uitdrukking vindt. Zoo
begrijpen de gewonen, de kleurloozen
elkaar altijd, maar een uitzonderlijke
blijft eer hopeloos alleen en breekt uit
of gaat onder, al naar zijn kracht en aard.
Het lustte den schrijver ons dit onopge
loste, onbegrepene, In zich beslotene
voor te stellen in deze gruwelijk benauwde
deugdmenschen, ?? en te zeggen, dat dit
speciaal Hollandsche dramatiek is, niet
zonder kracht en zelfs niet zonder zekere
fanatische grootheid. Gelijk ook dit boek
Van Schendels kunst in zijn aan
houdende, doffe rimpeling niet nalaat,
al lijkt het iets te gerekt, een wanhopigen
indruk van verzinkende menschelijkheld te
maken. Maar waarom moest Tamalone
daartoe komen ? FRANS COENEN
Arthur van Schendel
men een willekeurige bladzijde neemt, |
vindt men tientallen bewijzen voor deze
vervlakking. Als de schrijver zegt:
quelle raison de me confronter & tout
cela", maakt zijn vertaier daar van:
waarom word ik tegenover dat alles
geplaatst". Als Guéhenno het. woord
tragique" gebruikt, spreekt Schoup
van roerend"; van désolé" maakt hij
droevig", van s'attarderen soi même"
tot zich zelf inkeeren".
Guéhenno: mêlés a la respiration
du monde": Schoup: afgestemd op
den adem der wereld". Guéhenno:
pendant lesquelles il commence de se
dire que Ie temps est venu oüsa vie
devralt enfin trouver sa justification";
Schoup: waarin hij zichzelf begint af te
vragen, of het oogenblik nu niet ge
komen is, dat het leven bewaarheid zou
moeten worden"; Guéhenno: une assez
longue prat i que des livres"; Schoup:
een tamelijk lange praktijk in de boe
ken".
Men ziet het: overal blijft de heer
Schoup eenige graden onder zijn ori
gineel. Populair uitgedrukt zou men
kunnen zeggen, dat hij er met de pet
naar gooit. Vlij heeft blijkbaar niet
begrepen, dat de vertaling van een boek
als :, Journal d'un Homme de quarante
Ans", iets principieel anders is, dan de
vertaling van een detectiveroman van
Simenon. In het laatste geval kan men
er mee volstaan, vlot en levendig Neder
landsen te schrijven, ook al wijkt het
hier en daar wat van den eersten tekst af.
Maar in het tweede geval ligt de waarde
van het werk in de strenge nauwkeurig
heid en bovenal in de weergave van kleur
en val. Hierin is de heer Schoup ten
eenenmale te kort geschoten. Hij heeft
Guéhenno vertaald als Simenon. Als de
heer Schoup Simenon zoo vertaalt,
verdient hij een pluimpje; nu hij Gu
henno zoo behandelt, verdient hij blaam.
J. GRESHOFF
Vertaaide boeken
? , . '? *
Een man van veertig
HET is niet noodig lang uit te
wijden over jean Guéhenno's
Journal d'un Hotnme de qua
rante Ans", omdat het indertijd op deze
plaats naar verdienste gewaardeerd is.
Het is een van die boeken, welke een
dubbele beteekenis bezitten: als kunst
werk op zich zelf beschouwd en als
document voor de kennis van den tijd,
waarin wij leven. Het is niet mogelijk
zich op de hoogte te achten van de
ontwikkeling van het geestelijke en
sociale leven in Frankrijk, wanneer men
dit boek niet grondig bestudeerd heeft.
Kortom het Ts een. van die boeken
welke men met den naam van mijl
palen" aanduidt. Het spreekt dus van
zelf dat een Nederlandsche vertaling
met vreugde ontvangen moet worden.
Deze verscheen onderden titel: Nuik
veertig ben" bij de uitgeverij DéSteenuil
(Amsterdam 1935). Van de vertaling
wordt vermeld, dat hij geautoriseerd
en door J. G. Schoup gemaakt is. De
naam van de oorspronkelijke taal werd,
evenals de oorspronkelijke titel, geheim
gehouden. ?
Het is met die vertaling een wonder
lijke geschiedenis. Ik heb bladzijde na
bladzijde nauwkeurig vergeleken en
nergens hemeltergende fouten ontdekt,
maar ook nergens een nauwkeurige
weergave. Dit is wat men noemt: een
vrije vertaling. En het gevolg van die
vrijheid is dat men er Guéhenno niet
meer in terugvindt en dat er van zijn
stijl niets over blijft. De heer Schoup,.
tevreden met te naastenbij, heeft aan
dit boek een gansch ander accent ge
geven. In de Nederlandsche vertaling
Is het vlakker, banaler, gemoedelijker en
vooral veel kalmer geworden. Wanneer
Bibliografie
Engelsche boeken
The First Time I...., Edited and
illuatrated by Tbeodora Bénson
(Chapman & Hall, Londen)
THEODORA Bénson heeft een
aantal beroemde schrijfsters en
schrijvers gevraagd hun eerste
ondervinding te beschrijven in some
memorable field of actlvity or of ordeal".
En zij hebben aldus gedaan en het
resultaat is dit boek.... met min of
meer geestige verhalen. Waarom the
Honorable" Theodora Benston juist deze
13 beroemdheden:?behalve haarzelve
heeft gevraagd en waarom juist 13,
blijkt niet. Misschien moeten er ook,
nog meerdere deeten volgen. Behalve
den opzet, bemerkt men echter niet
dat deze bundel tales" van andere
dergelijke verschilt. Of toch: Theodora
Bénson heeft bij de vertaling niet zeer
opmerkelijke krabbels gemaakt. Onder
de verhalers zijn Golding, Gerhardi,
Beverley Nichols, Hugh Kingswill, Dorea
Stanhope, Rose Macaulay, behalve dan
The Hon. Theodora Bénson.
The Best Short Storles 1985,
Engllsh and American, edited by E. J.
O'Brlen~(Jonathan Cape, Londen)
DE verzamelaar O'Brien schrijft:
,,What has interested me,.... |s the
fresh living current which flows through
the best contemporary work, and the
psychological and imaglnative reality
which writers have conferred upon it.
Dit is alzoo de maatstaf en het beduidt
veel van wat wij realisme noemen,'soms
niet heel belangrijke scènetjes, maar ook
bekorend eenvoudige genre-beeldjes, zou
men zeggen. Bijv. wat er in een nachte
lijke straat te beleven valt van een
venster uit gezien.Of, dieper en ernstiger,
de mijmerijgen half bitter, half gelaten,
van een meisje met verlamde beenen,
dat bij een poging zichzelve te helpen
uitgleed en nu rustig wacht tot iemand
komt, die haar bijstaat.
Er is een directe dramatiek m deze
verhalen, die treft door voornaamheid
en sobere waarachtigheid en men erkent,
dat deze fiction writirig" op hoog peil
staat. Tenminste in haar beste exem
plaren.
The Jewtsh Caravan, Great Storlea
of Twenty-flve Centnrlev, elected
and edited by Leo W. Schwar»
(Arthur Barker Ltd., Londen)
DE Joodsche historie in letterkundige
ontwikkeling door de eeuwen tot
heden wordt in dit zware boekdeel van
bijna 800 blz. voorgesteld en geresumeerd
in fragmenten en voorbeelden uit gewijde
en ongewijde schriften. Te bejinnen met
het Oude Testament tot Golding en
Feuchtwanger toe. Na het O.T. wordt
geciteerd uit de Apocriefe Boeken,
de geschriften van Flavius Josephus,
het Nieuwe Testament, en de Torah.
Dan volgen stories" uit de middel
eeuwen en den nieuweren tijd, ook uit
Sovjet Rusland en uit Palestina.
Wie in vogelvlucht al vliegt men
niet snel over dit wijde veld van de
Joodsche litteraire en religieuse be
schaving iets wenscht te weten, kan
hier, blijkbaar voor 't eerst encyclo
pedisch, zijn honger stillen. De uitgave
van zulk een boek in dezen tijd lijkt niet
ongeschikt.
Suoan Erts: Woman allve (Hodder
A Stoughton, Londen)
HET boekje is niet meer zoo gansch
nieuw, maar wel zeer geestig, van
feilen feministischen geest. Een
toe' komstbeeld van een wereld, waarin alle
vrouwen gestorven zouden zijn tenge
volge van een oorlog met gifgassen, die
alleen de vrouwen dooden. Een is er nog
over, die, in de uiterste benauwdheid
van het mannendom over de toekomst
der wereld aangebeden, koningin wordt
gemaakt. Maar, half onwillig tot den
duur dezer verdorven maatschappij mee
te werken, stemt zij ten laatste in de
vervulling harer vrouwelijke functie
alleen toe op voorwaarde, dat haar nieuw
geslacht, levend op een uitgestorven
aarde, de kans zal krijgen een betere
samenleving op te bouwen, waar de
zonden des mans niet meer den toon
aangeven". Zoo is de fantasie geestig,
vindingrijk en hevig tegen den man
gekeerd, Een satirisch toekomstbeeld,
op emstigen ondergrond.
Victoria Lincoln: February HUI
(Faber and Faber, Londen)
DIT !s een heel aardig boek. Het
herinnert even aan Die in het
donker" van Campert. Eigenlijk alleen,
omdat we ook hier worden ingevoerd in
een milieu van outcasts, die in hét
minst niet?zooals de traditie dat wil
er naar hunkeren te worden opgeheven
tot maatschappelijke eer en deugd.
Integendeel, ze voelen zich in hun.
gevallen staat zeer wel of liever nog,
ze besteden er nauwelijks eenige aan
dacht aan. Het is voor hen niet uit
zonderlijk, maar gewoon te leven zooals
ze leven.
' En bij lezing van het boek vragen we
ons af, of hun moraal niet zoo goed is
als de onze.
Het boek heeft geen sociale tendenzen.
Het is zoo maar een vlot en vooral
dank zij Grandma" met haar earrings,
haar paint en haar onbedwingbare passie
voor onfatsoenlijke liedjes een dol
amusant en fleurig verhaal van deze
wonderlijke Harris-familie.
jro JPIEMK
. tl BLADEN IN 6 KLEUREN
£2.50
Reserveert NU «en ex. bij
. Uw boekhandelaar of bij
CONTACT - A'WAM
HKEKENGRACHT 291 PO8TG1RO 138128
Bouwkunst
Tentoonstelling van
een tachtigjarige
OFFICIEEL zou het waarschijn
lijk moeten hcoten: tentoon
stelling van architectuur en
aanverwante vakken, ingericht dooi
den teutoonstellingsraad ter gelegen
heid van het tachtigjarig bestaan der
vereeniging Architect ura et Amicitia,
in het Stedelijk Museum te Amsterdam.
Dit is echter veel te lang om boven
een artikel te zetten, terwijl het
bovendien uitermate onduidelijk is,
althans voor do lezers die niet met het
bouwkunstig leven" van Amsterdam
op de hoogte zijn.
Deze tentoonstelling welke lieden
(23 November) geopend wordt, zou
hier onderbesproken kunnen blijven,
zoo hieraan niet een eeretentoonstel
ling verbonden was, welke tevens als
herdenkingstcntoonstelling is bedoeld
van de architecten Bcrlage. de Bazel.
de Klerk, Hanrath en Duiker.
Door de nagedachtenis van deze
architecten te willen ceren, nemen
«enerzijds do inrichters van «leze
tentoonstelling de verantwoording op
zich, zorg te diagen dut het overige
tentoongestelde materiaal waard is
naast het werk van deze architecten
geëxposeerd te worden, terwijl ze
anderzijds hierdoor de tentoonstelling
buiten het verenigingsverband bren
gen en van meer algemeen belang
maken, althans trachten te maken.
De vereeniging A. et A. tachtig
jaar! Een ieder van de architecten, die
nog een herinnering aan deze
vereeniging uit haar glorietijd van do
Amsterdamschc school bewaard hoeft. zal
hnar een lang 'en gelukkig leven
gewenscht hebben, en met spanning
tegemoet zien in welke richt ing de
vereeniging zich zou ontwikkelen.
Men kan echter bij de herinnering
alleen niet leven; een opgroeiende
architect genera! ie verdraagt dit toren
op ouden roem niet, en verlangt
daden die van hernieuwde kracht ge
tuigen !
We zullen afwachten tot de ten
toonstelling geopend is en dan nader
hierop terug komen; thans kunnen wij
niet meer dan symptomen opmerken.
De inrichting van deze tentoon
stelling, wat de aanklecding zelve
betreft, werd door den
tentoonstellingsroad niet opgedragen aan een lid
der vereeniging A. ófc A., doch aan
architect A. Komter. Dat is een veeg
teeken!
Berlage de Bazel T- de Klerk '
Duiker, in deze vier namen ligt voor
het beste deel de ontwikkeling van de
Nederlandsche architectuur. Of deze
tentoonstelling dit op waardige wüze
zal weerspiegelen? In een volgend
artikel zullen we zien hoc het staat.
B. MKRKÉLBACH, Aren.
Muziek
Kunstenaar en Muzikant
Paul Hindemith in het Concertgebouw
WILLEM PIJPER
I boven elke discussie stond maar
waarvan de beteekenis voor de evo
lutie der muziek, van een ietwat
universeeler standpunt bezien, nihi was.
GHOOTE kunstenaars zijn som*
tijds slechte muzikanten. En
omgekeerd. Muzikant"
bcteekent hier: de van muziek bezetene,
de mensch die in de bezigheid van het
musiccercn zijn reden van bestaan
vindt. Julius R ontgon bijvoorbeeld,
was het type van den muzikant. Lang
niet allo musici, zelfs lang niet allo
voortreffelijke musici, zijn muzi
kanten. Er is veel naïveteit voor
noodig, een bepaalde onphilosophische
dispositie en een betrekkelijk geringe
mate van mentale verfijning. Richard
Wagner vertoonde als componist
vrij'wel alle kenmerken van den
nietmuzikant: volgens zijn apcrceptie
maakte de muziek deel uit van het
Gcsammtkunstwcrk uit
muzikantesk oogpunt bezien een absurditeit
in zijn brieven klaagt hij herhaaldelijk
over een manco aan techniek",
waardoor hem het componeoren ab
normaal zwaar vallen zou. Schumann,
Diepenbrock, Saint-Saëns waren
groote meesters, die niet in de eerste plaats
muzikant genoemd konden wurtlen.
31 cestal is het beold gecompliceer
der: Berltoz byvoorbeeld was
cencrzijds een begenadigd muzikant, ander
zijds een radicaal donker, een int ons
levend mensch.
Men zon het wellicht zóó kunnen
formulceren: oen zeker, vrij hoog
percentage muzikantschnp is voor
oon componist hot allereerst
noodzakelijko. Komt hirr nu niets moer
bij. blijft do persoon in quaestio dus
louter oen ..Nur-Musikor", dan kan
do prognose omtrent hot
slngon-indon-tijd van die persoonlijkheid mot
zoo bijzonder gunstig luiden.
De groote historische figuren ont
leenden hun onaantastbare positie in
hot cultuurleven-nan hot foitdat hun
muzikantschap een (intogreerend) dool
uitmaakte van hun, op zichzelf ook
reeds singulier, Icvonsbosef. Bach,
Beethoven, Ramenu, Orlando di Lasso.
Montevordi, hebbon hun prioriteit
.niet to danken aan hun superieur
muzikantschap, maar aan hun univer
saliteit. En, om nogmaals .Wagner to
noemen: weinig meesters hebben oon
dieper-doorwerkenden invloed op het
kunstbesef van den voor-oorlogschen
Europeaan gehad dan juist hij. Door
zijn muzikantschap? Neen, door het
totaal van zij n-geestelijke vermogens:
zoowel door zijn (op zichzelf troebele)
philosophio als door zijn (op zichzelf
minderwaardig) dichterschap, als door
zijn (totaal verouderde) rcgieprincipes.
als door zijn (hemzelf inferieur lijkend)
muzikantschap. Wagner is eigenlijk
het voorbeeld van eon zeer groot man,
die uit een zeker aantal op zichzelf
niet absoluut superieure gegevens eon
domineerend geheel wist te scheppen.
fJUITSCHLAND nu heeft altijd
^^ meer specialisten opgeleverd dan
universeele figuren. Ooethe was een
der zeldzame uitzonderingen, die dezen
i egel bevestigen. Dit hangt wellicht
samen met den zin voor organisatie
die in Duitschland dieper in de volks
ziel is doorgedrongen dan overal elders.
Behalve in Bohemen vindt men
nergens ter wereld zulke rcincultures
van muzikantschap als in Duitschland
en Oostenrijk. Met alle belangrijke
voordeden en alle nog veel aanzien
lijker nadeelen, daaraan verbonden.
Volgens de waardeering van som
migen was Joh. Seb. Bach zulk een
Xur-Musiker. Wij mcenen dat' deze
gespecialiseerde waardeering aan de
grootheid van den singulieren meester
te kort doet. Er is weinig bekend
omtrent Bach's geestelijken habitus,
maar b.v. zijn werkzaamheden op
paodagogisch terrein reeds duiden
toch op ettelijke, buiten het nauw
keurig begrensde muziekgebied lig
gende, belangstellingen. Scheppingen
als met name te noemen fragmenten
uit de Matthftus-Possion. do
orgeltoccata in d, verscheidene cantates
on, vooral, do Kunst der Fuge. go ven
duidelijke aanwijzingen in deze rich
ting. Daarnaast vindt men in zijn
nalatenschap duizend on n werk
stukken, die slechts als
muzikantenpraestatie recht hebben op onze
waardcering. Men zou hoogstens mogen
zoggen dat bij Bach het beginpunt te
vinden is van de gespecialiwcrd ?
nntzikanteske ontwikkeling, welke do
toonkunst ondergaan heeft: eon ont
wikkeling waaraan wij eon a-mt:il
grandioze kunstwerken te dunken
hebben, moor waarbij wij behoorcn t»»
bedenken, dot uit dezelfde
geoHxhouding het milliard
alleen-muurrespectabele muzikale werkstukken
ontstaan is: scheppingen van medio
criteiten, van meesters en soms zelfs
van grootmeesters: sonaten van Schu ?
hert. symphonieën van Mendelssoim.
hot complete .oeuvre van Brahms en
daarenboven alles wat de notabelen van
den muzikalen middenstand: Reinecke.
Raff en Gade; Hummel. Zweers en
Reger, gepraesteerd hebben. Wy noe
men hier zes namen?-zonder moeite
zou men zestig maal zestig namen
kunnen reloveeren. Namen van uit
nemende musici, wier autoriteit in
hun tijd on in hun 'milieu buiten on
DAT/L Hindemith is, evenals z'un
? voorganger Max Reger, typisch
een muzikant. Hem interessoeren
muzikale problemen. Een kunstenaar
zou nimmer vrede kunnen hebben met
accoordformaties en instrumentatie
effecten, welke zoo abominabel klinken
als, bijvoorbeeld, de variarie mot drie
solo-strijders uit het Phüharmonisches
Korizert. Alleen een typisch
XurMusiker kan als punt van uitgang voor
een altconcert vier (!) zoo weinig ge
differentieerde versjes kiezen als
Hindemith aan zijn ..Schwanendreher"
ten grondslag legt. Dit zijn geen ver
wijten integendeel. Wij trachten te
determinceren. Het is nooit een
boeiend schouwspel, iemand zijn na
turel te zien forceeren. Hindemith is
evenmin een universeele geest als
Franck dat was, of Bruckner. En dat
Ccsar Franck's aesthetisch besef ab
origine van een hooger orde was, dat
Bruckner's geest steviger verankerd
lag, onder anderen in religieuse dog
ma's en dat deswege het werk van
deze twee meesters superieur genoemd
moet worden aan het
muzikantenpleizier van den jongeren Duitscher,
behelst geen specifiek muzikale sen
tentie. Alleen zal men zich ertegen
moeten verzetten, dat van niet vol
doend bevoegde zijde gepoogd wordt
aan Hindemith's oeuvre een betee
kenis toe te kennen, welke niet
geevenredigd is aan de waarde der
muziek. Het programma van het
concert, waarop de twee genoemde
werken uitgevoerd werden, bevatte
namelijk een lijvig stuk in slecht
Xederlondsch gesteld proza, waarin
Hindemith voor het. uit den aard der
zaak niet over vergelijkingsmateriaal
beschikkende, publiek wordt
uitgeteekend als een ..nobel en bezadigd
lyricus.. aan wien men de wordings
geschiedenis van do moderne muziek
kan studeeren''. Dit hier is alleen
maar bespottelijk. Maar ergerlijk van
mislcidendheid is oon uitspraak al*
do taak. waarvan Debussy in 1800
al droomde: de reactie tegón -Wngiior
en het verbrijzelen van do romantische
ban, heeft Hindemith in 1022 pas
vervuld." Men zou. niet voor do eei*t«v
maal overigens, aan de
Concertgebouwleiding een ietwat gelukkiger hand
willen toewenschoh büde keuze van
haar programma-inleiders. Deze toast
staat hier als oon acte van onver
mogen, waaraan muziekminnend
Xoderland nog lang met schaamte zal
terugdenken. '
Hindemith zelf. die een skepticus
is, als alle muzikanten, moet zich b
de lectuur van dit pleidooi tamelijk
onbehagelijk hebben gevoeld. Zijn
ambitie is veel enkelvoudiger: muziek
maken wil hij. Do historie zal
naderl
Ber/oge
De Bazel
De Klerk
Duiker
PAG. 8 DE GROENE N«.30SI
PAG. 9 DE GROENE No.3051