Historisch Archief 1877-1940
Schilderkunst
S/r Ctdrlc Hardwtck en MMam Hopkins in Becky Shor/>"
Bloscopy
HET EXPERIMENT
L. J. Jotdaan
Kouben Mamoullan : Becky Sh»rpM
(City-Theater, Amsterdam)
WIE zal hier het groote woord
pro of contra" willen uit
spreken? De gc-chiedenis van
d«' ontwikkeling der film is er vóór
alles een' van verrassingoni ,,Und
erstens komml es anders und
zWeitens dann man denkt!" Nog voelen
wij den hailigen toorn en de diepe
wanhoop welke ons» vervulden, toen
met ,.Broadway Melody" de schoone,
snel groeiende zwijgende filmkunst
werd vernield door een kakelende,
jankende en loeiende horreur. Nog
kunnen wij de philippica's citeeren,
waarmee .wij het nieuwe product
verwenschten en ons op de algeheele in
eenstorting voorbereidden,... Het
kwam alles eenigszins anders uit dan
wüin onze-oprechte ontsteltenis meen
den.. Wie ons de enthousiasten van
Anno '28 *?daarover hard wil vallen..
hij ga zijn gang. Tenslotte was het een
begrijpelijke en vergeeflijke vergissing:
het was de eerste der vele wonderlijke
bokkesprongen welke de eigenzinnige,
grillige film zich veroorloofde en wij
wisten nog niej; hoe bg' uitstek empi
risch de beschouwingen omtrent de
cinematografie behoorcn te zijn.
Nu echter zijn wij gewaarschuwd.
Het sprookje dat het geluid de film
kunst lam zou leggen bleek niet vol te
houden integendeel: wat wij aan
experimenten uit het stille" tijdperk
terugzien, baart slechts teleurstelling
en toont klaar en duidelijk aan dat
wij in het geluid een factor leerden
waardeeren, die wij niet meer kunnen
missen. Zooals allerwege in het leven,
dient men ook hier met zijn heiligen
toorn en diepe wanhoop zuinig te xijn
ze kunnen allicht voor passender gele
genheden bewaard blijven! De erva
ring heeft ons geleerd, dat wüonze
strijdbaarheid alsnog het vruchtbaarst
kunnen wenden naar buiten, naar de
fllmneyatic. Nog altijd dreigt het
grootste gevaar voor de vrije ontplooi
ing der filmkunst fan buitcn'af! Nog
altijd is het de blinde vooringenomen
heid, da dwaze achterstelling van d?
film bij andere uitdrukkingsvormen,
waarvoor wy ons kruit droog hebben
te houden. Want onze generatie moge
volgepropt zijn met theorieën en slag
woorden omtrent de filmkunst....
wie, die in zijn omgeving het oor te
luisteren legt, zal niet met schrik ont
waren hoe armzalig in wezen nog het
begrip omtrent.deze machtige, nieuwe
expressiemogelijkheid is? Wie con
stateert niet allerwege nog het stu
pide verzet tegen een waarachtige
en volledige erkenning?
Zeker er valt naar binnen te
critisccren, t o schiften, t o onderschei
den, maar vooral te lecren en te steu
nen. Er valt te vechten naar buiten!
pN zoo staan wij dan voor de
? tweede verrassende etappe: do
kleurenfilm. Het is waar dat de ver
rassing niet meer zoo erg groot is, de
kleuren-experimenten zijn al heel oud
ch (mede dank zij de teekenfilm) den
laatsten tijd zelfs bijzonder frequent
geworden. Becky Sharp" is dus geen
revelatie als indertijd de eerste ge
luidsfilm was. Wij kijken er niet meer
naar als naar een mirakel, wy vinden
het hoogstens ietwat raar en nogal
leelyk. Niet leeujkcr overigens (dit zij
met nadruk vermeld) dan het inder
tijd zoo hoog geroemde Curacacha".
Het eenige verschil is, dat het respec
tievelijk om een short"; en n voli
slagen" . film gaat..... waarbij het
laatste experiment beduidend kwader
kansen maakt. Want in de short"
duurde de beproeving maar kort. was
het verhaal een volkomen bijzaak en
ging alle aandacht uit naar het
kleuren-nieuwigheidje.
.,Becky Sharp" echter stelt zich
veel meer bloot.'Het past de kleur toe,
ook lang nadat het nieuwigheid je er
af is en men gelegenheid vindt te
critiseercn. Maar vooral, het wil van de
kleur bewust een versterking van de
expressiviteit maken. Dit is een stukje
duif waarvoor wij respect dienen te
hebben, ook al kunnen wij op onze
vingers natellen dat de resultaten nog
vrijwel nihil moesten zijn. Mamoulian,
d« regisseur, heeft met een enthou
siasme dat wij vooralsnog niet ver
mogen te deelcn, gewaagd van de
mogelijkheden, die hij in de toepas
sing van het coloriet zag. Hij heeft
verschillende passages in dit werk ge
noemd, waar hij aan de kl
urtoevoeging een sterke werking toeschrijft.
Wij hebben lang en aandachtig naar
deze effecten moeten zoeken, voor wij
een paar minuscule stukjes vonden
waar inderdaad de kleur de dramati
sche werking verhoogt. Maar het valt
niet te ontkennen dat b.v. in het vo
gelperspectief van de danszaal te
Brussel, met de kleurige paren zwe
vende over het parelmoeren vlak van
den mozaickvloer een charme en een
levendigheid is bereikt, die verrassen.
Ook zijn er enkele momenten, als in
de close-up van de matroode lantaarn
met de daaronder voorbijjagende pur
peren mantels der cavaleristen waar
iets als een eigenaardige stemming.
een sfeer van dreiging, is gegeven, dat
inderdaad perspectieven voor de toe
komst opent.
Het is weinig, zult ge zeggen, op
anderhalf uur plaatsjes kijken. Het is
iets en daarom de moeite waard ! Jam
mer (en onbegrijpelijk!) dat een man
als Mamoulian in dit werk zoo aan
zienlijk beneden zijn gewone niveau
is gebleven. Want al heeft hönu hon
derdmaal zich in het kleurenprobleem
verdiept, waarom moest het dan per
se zulk een jammerlijke tooneelspelerij
worden, met snikjes en uithaaltjes,
met gebrul en comedie-gelach, met
scènes-a-faire en ellenlange uitcdti-,
zettingen? Er is treeds dadelijk in den
aanvang een kostschooldirectrice, die
comedie-speelt dat de lappen er af
vliegen.... if you get what I mean..
een succes voor de vaudevijle: bravo,
onbetaalbaar J.... een schande voor
een film van Mamoulian! Enfin
zoo is het een klein kunstje door te
gaan de film is vol van zulke zwak
ke, aanvechtbare plekken. En de ver
leiding is groot er ook ditmaal weer
con.gusto op te timmeren, tot verheu
genis van iederen weldenkenden film
minnaar.
Maar daar is do herinnering aan
'28 l Daar is het souvenir aan tal van
verworvenheden" die de capricieuso
film zelf onderst boven wierp en sim
pelweg ongedaan maakte. Men kan
nu blijven boudeercn en do film bij
ieder hieuw experiment vervloeken,
het lijkt müdêfaitistisch en zinloos
in hoogo mate. Natuurlijk, wij zullen
al het geduld noodig hebbon, waar
over wij beschikken. Want n ding
staat vast: Hoc ntttuurgetrowcer" de
film wordt, des te moeilijker zal het
blijken haar ala kunstvorm te hand
haven/ ledere begrenzing wijst ala
vanzelf den weg naar een abstractie
van de realiteit. De stomme
zwartwitfilm verschilde zoo enorm van de
werkelijkheid, dat een noodgedwon
gen styleering reeds uit den aard der
materie zelf voortvloeide. Met het
geluid was het reeds moeilijker, met
de kleur wordt het probleem nog on
eindig verzwaard. Maar wie het gevoel
heeft vóór de geweldige spankracht
welke achter dit nieuwe verschijnsel,
de film, is opgehoopt, explodeerend
op de meeat verbijsterende momenten»
maar onverbiddelijk heènwijzend naar
een komend evenwicht.... wel, die
wanhoopt niet, maar volgt belang
stellend en dankbaar ieder experi
ment. Ook al sterft er büiedere ver
nieuwing iets, dat ons lief was gewor
den.. ..
De zwart-witfilm moge ons verla
ten, hier is de kleurenfilm l De film
est mort, vive Ie film !
Charle
ALBERT P
Architectuur
Toorop
ASSCHAERT
Tentoonstelling bij D'Andretsob
Den Haag
BEHALVE het portret uit 1022
de jonge Fernhout ziek, vind
ge op deze tentoonstelling vat
Charley Toorop schilderijen
1934 en 1933. Het zijn portretti-n
portretgroepen en stillevens.
De portretten zijn het zelfportret u
1034 (mot het palet); een geteeken
portret van Dr. Jelgersma, een kind*
groep (drie kinderen met twee poppo
en bovenaan wat dicrfiguren);
tweede kindergroep van een donkot
moeder met twee blonde kinderen u
1035, de familie van Dr. van GeM
uit Rotterdam, terwijl de stillevens enz
gevormd worden door het stillere
met schedel (1034); een bouquet,
(1034), het minst geslaagde der sclii
derijen; het stilleven met beeld c
rechts een stuk landschap' (1935
een stilleven tegen witten achtergroiu
touw en flesch enz. (1035) en <!
Herfsttakken met vruchten, peren u
1035. Te stift m dus wat ge van deze
schilderes als onderwerp in den lam
sten tijd kondt verwachten met d
nieuwe voorwerpen op stillevens a
de schedels en een stuk zwaar kooi d,
oorspronkelijke vondsten op de stil-i
levens van Hynckes, maar niet zooi
onmiddellijk hier verbonden met h«tj
wezen van het werk als dat Wjj
Hynckes hot geval is. t
Het schilderwerk van Charley 1W|
rop heeft in het portret altijd nis)
eerste kenmerk gehad en bewaard c'<>nl
behagen in het uitdrukken van d*i
volumina. Ge vindt dit weer hivr.,
zoowel in het enkelvoudig als ih hoti
'saamgesteld portret. En dit volumen!
wordt nooit teeder of zacht geformeerd.,
het wordt altijd sterk, kantig en mot
een niets-schromendo openbaarheid)
gegeven; het volumen ondergaat nooit]
verfraaiingen, die óf verloederingen óf]
verzwakking van het karakteristieke!
zijn; integendeel een bepaalde
doogenloosheid in den vorm
riseert deze schilderes. 'Het licht!
waarin Charley Toorop deze mensclicn
geeft, werkt mede tot deze barschlu-iA
Er zyn beschouwers, die meenen «Int
een bepaalde omsluiering een eigen
schap der schoonheid is en dat zonder
een óver-stroomend gevoel deze schoon
held nooit wordt bereikt; Chailey
Toorop, hoewel zij wat milder in de
kleur wordt, hier en daar, heeft tot nog
toe nooit een aanhankelijkheid bewe
zen aan dozo aesthetischo stelling.*
Haar portret definieert, bepaalt hard-f
nckkig op haar trant. Het is «liw
psychologisch op eigen wijs; het is
echter onmiskenbaar gelijkend. Ik
IHTinner me portretten van haar,'waar op
het eerste gezicht die barschheid der
vormen de gelijkenis schade scheen te
doen, maar waar, wanneer ge na jaren
zoo'n portret of portretje terugznngt
nog in den ouder gewordene denzelftl
herkendefc van het jeugdportret; -niet
andere woorden: de gelijkenis had
den tijd weerstaan en was gebJewn.
Heb zou, niettegenstaande allerlei >?<*<*?
schil, vreemd geweest zijn, zoo iets niét
te ondervinden bU de dochter van 3nn
Toorop, Toorop's faam zal terecht
blijven bestaan door zijn
sclnjnbn.-ireenvoudigste,
psychologische-natuurlijképortretten. Dat aft de dochter
van Toorop ook aesthetisch toch is.
wordt hier nog bewezen door het por
tretje van het meisje-van-Gelder op
het portret van de moeder en de twee
kinderen.
De straffe formuleering der vornV-n
vindt natuurlijk'haar. gelijke in d«
kleur: blauw, geel en n rood-brui"»'
niet altijd gevoelig genoeg
gevoeliger wordend, zijn het
kleurensemble, waardoor Charley Toorop's
werk een duidelijk, onmiskenbaar
karakter sinds gerulmen tijd reeds
bezit. Deze eigenschappen vindt ge
ook in de kindergroep (van Dr.
Jelgersna) waar, doordat deze
schilderwijs meer om de kleur zorgt dan
om de materie der voorwerpen, de kop
pen der twee poppen te weinig ver
scheiden zijn van de hoofden der kin
deren, als materie. Een klein zelf
portret, met het palet boven 't hoofd,
is een voor haar zachtzinnig werk,
wanneer wij ons het andere zelfportret
herinneren, waar de schilderes aan het
werk werd gegeven en waar het doen
van het schilderen ons doet denken
aan het mee oprukken, vooraan, door
de schilderes vooraan een
revolutionnairen stoet*
De stillevens vertoonen, dat spreekt
van zelf, de elementen, die wij hier be
spraken bij de figuurstukken, ofschoon
op stiller wijs. Toch is er in de schilde
ring der schedels een zekere onrust te
vinden, die het geheel niet baat. Het
beste stilleven, het beste werk in den
jwird van het stilleven is daarom
tusschen déhier tentoonsgésteldc dat
met de flesch, het touw enz. Do zwaar
te der beschouwing gaf hier een
rustnan het geheel, die bij zulke voorstel
ling voor ons onvermijdbaar is, want
«?en eigenschap der dingen. Het tweede
stilleven, dat als belangrijk is te be
schouwen, is dat van het groote witte
beeld, waar, rechts, een boschgezicht
«Ie natuur verbindt met het
niet-naluurlijke en waar het witte van het
u'ipscn beeld een verzachting vindt in
het geachakeerder licht van het land
schap. De' herfsttakken (met peren ;
deden mij denken aan een ander
derzolijk gegeven, tegenwoordig in het
ftaagsch Museum, maar deden dat
werk daar niet vergeten maar in
tegendeel als meer geslaagd verschij
nen.
Wanneer wij den gcheelen indruk
van deze tentoonstelling nog ns
samenvatten, dan zouden wij willen
zeggen» dat kracht in Charley Toorop's
werk zich ten eerste toont, een
kracht die wil overwinnen en zelfs
overrompelen, maar dat het een
ken"icrk der immer-roerende schoonheid
?X ff een geteeld te willen aandoen, maar
!*? overreden, dat steeds de melodie
? l urender verrukt dan do felle schreeuw.
Muziek
Ariane et Barbc-Blece
Wagnerrereeniging, Amsterdam
WANNEER er iets bewaard
zal blijven van het oeuvre van
Maeterlinck, dan zal dit te
danken zijn aan de componisten die
"ijn drama's tot libretti.... ver-'
Jnagden, zou men denken? Neen,
verhoogden. In het allerbeste geval
Weken deze bleeke en onheldere
symbolismen bruikbare opera-libretti.
Tot hu toe kent men slechts n
'zoodanig geval: Pelléas et Mélisande.
Vqpr het genie Debussy was de
vaag'wid, de onnoozelheid en de
gemanieicerdheid van dit tekstboek een
??lement dat, in zijn muziek, vol
komen opgelost kon'worden. Op het
niveau van Barbier, Carréof
Schlkahcder blijkt voor Maurice Maeter
linck plaats te vinden te zijn.
Aan Paul Dukas zou Maeterlinck
.de onsterfelijkheid niet hebben kunnen
''anken. Ariane et Barbe-bh'ue- is
''?oowel als opera, als in den vorm van
'?f-n conte dramatique een exceptio
neel slap gewrocht: de verfijning is
bloedeloos, de spanning vaag en niet
beklijvend, de woorden zijn preten
tieus en do psychologische moti
veering is conversatie. Maeterlinck is
een zuiver prototype van den fin de
siècle dichterling, den
dramaturgeling, die cultures maakt op oude
primitieve romans en ballades. Het
resultaat van dit psychologisch en
dramaturgisch dilettantisme is een
woekering: de moderne schimmels
overdekken het oude gegeven: men
herkent kleuren noch vormen meer,
en de atmosfeer, die het nieuwe product
omgeeft is kelderachtig en soms zelfs
verstikkend. In het geval Ariane
komt dit wel zeer duidelijk aan den
dag: hetgeen hier van de Blauwbaard
figuur toch waarlijk geen drama'
tisch ncutrum gemaakt werd is
dermate onwezenlijk dat dit drama"
eigenlek geen antagonist meer ver
toont. Hejb dramatisch conflict glijdt
onder de handen weg en er is noch
katharsis, noch peripetie.
Aesthctisch gezien is dus dit tot eiken prijs
aesthetisch product volkomen nega
tief: zeven vrouwenrollen, een Blauw
baard die enkele minuten op de scène
is, en in het derde bedrijf alleen maar
figureert, vier mannenstemmen uit
een koor, dat slechts ten tooneelo
verschijnt om door den protagonist
met zachten dwang weggestuurd te
worden, en verder niets meer.
Op de muziek heeft de ontoereikend
heid van dit libretto helaas meer
invloed gehad dan noodzakelijk was
geweest. Een meester als Debussy
zou voor al deze vage vrouwenfiguren
subtieler en typcerendcr nuances ge
vonden hebben dan waarover Dukas
beschikte. Een waarlijk
muziekdramaturg zou zelf do conflicten hebben
geschapen, die zijn librettist hem
onthield. Dukas was niet groot genoeg
om het heele tooneel te vullen met de
afsplitsingen van zijn geest; ook
muzikaal gebeurt er lang niet genoeg
voor eon heelcn avond opera.
'* *
*
Dit zijn aanmerkingen op de essen
tie van het werk. Wanneer wij afzien
van de piincipieoïc zaken, en de
quaesties waar het ten slottc op aan
komt, voor een oogeriblik ter zijde
laten, is er plaats voor waardeering
van een groot' aantal secundaire
eigenschappen. Het werk is uitmun
tend voor het orkest, en goed voor
de stemmen geschreven. Dukas vindt
nimmer een muzikaal motief, dat met
een ontdekking gelijk te stellen is
als b.v. Debussy, de drie hoofd
zaken uit den Pelléas, of, in geheel
ander verband, Wagner, honderden
malen , maar hij typeert en preci
seert voortreffelijk. De gloed van zijn
orkestralcn klank bij het fragment
met do schatkamers in déeerste
acte, kan naast de beste bladzijden
uit zijn Apprenti Sorcier gesteld wor
den, en in de jnleidingsmaten vóór
II en IÏI beweegt do muziek zich
levendig en krachtig. Van coloriet is
bok het gedeelte met de vrouwen
stemmen in I bijzonder geslaagd.
De opvoeringen, onder de waarlijk
uitmuntende muzikale leiding van
Phïlippe Gaubért, voldeden aan de
hoogste eischen, welke men aan de
allerbeste opera-gezelschappen stellen
kan. De partituur heeft in dertig jaar
het een en ander aan .charme ver
loren, maar het is merkwaardig op te
merken, hoezeer deze muziek zich
aanpast bij de traditie van de Aca
démie Nationale, Voor de Fransche
opera-kunst is Ariane et Barbe-bleue
een stuk van gewicht. Noemen wij
nog: het Concertgebouworkest, dat
den heelen avond voortreffelijk ge
musiceerd heeft, en de beide voor
naamste vrouwen: Gerraaine Lubin
en Kettye Lapeyrette, twee opera
zangeressen van zeer bijzonder for
maat.
WIIXEM PIJPER
een tac
arie
g
Tentoonstelling Architectara et
Amfcltlae, Sted. 9fu«eam, Amster
dam
DE tentoonstelling van bouw
kunst en aanverwante kunsten,
welke thans in het Stedelijk
Museum gehouden wordt ter gelegen
heid van het 80-jarig jubileum van
het genootschap Architecture et
Amicitia, is in geen enkel opzicht verras
send.
Een tentoonstelling van een serie
architectuurfoto's heeft in dezen tijd
weinig nut. Bij elke tentoonstelling
hebben de inrichters daarvan zich
duidelijk het doel voor oogen te stellen
en zich steeds zo veel mogelijk te
plaatsen op het standpunt van den
beschouwer.
Architectuur is voor niemand uit
sluitend de uiterlijke verschijnings
vorm. Een serie foto's van gebouwen
vermag nimmer de toeschouwer dich
ter te brengen bij het begrip archi
tectuur. En als architecten exposeren,
dan moet toch hun eerste gedachte zijn
het grote publiek (waarvoor deze ten
toonstelling bestemd is) een juister
inzicht in de architectuur te geven.
De \'ier grootmeesters der archir
tectuur, die men bij deze tentoonstel
ling heeft willen eren cluor uit een
keuze van hun werk een
herdenking»expositie in te richten, hebben dit
steeds verstaan en nimmer was voor
hen architectuur uitsluitend uiterlijk
heid. De bezwaren ten opzichte van
deze expositie gelden te meer, daar er
in die uiterlijkheid geen noemens
waardige verandering is gekomen bij
het werk van de exposerende archi
tecten van nkele jaren geleden. Er
is niets op deze tentoonstelling dat
verrast, of het zou de inrichting zelf
moeten zijn. Het is architect Komter
gelukt het geheel nog zo te rangschik
ken, dat een bezoek aan de tentoon
stelling dragelijk wordt, waarbij hij
dan vooral zijn kracht gezocht en ook
gevonden heeft in het materiaal van
do aanverwante kunsten.
De vele architectuur-opvattingen,
welke op deze tentoonstelling gede
monstreerd worden, kunnen er slechts
toe bijdragen de verwarring bij h
publiek te vergroten. Het zal zich
angstig afvragen: Moet nu een land
huis kleine ramen hebben & la Krop
holler of moet ik verdrinken in het
licht? Moet mijn huis voorzien zijn
van een grote rieten kap die tot de
grond reikt of is een platte afdekking
verkieslijker? Dit geldt niet alleen
voor een landhuis, ten opzichte van
enkele onderdelen wordt dezelfde ver
warring gedemonstreerd.
Indien wij de foto's van de arbei
derswoningen b. v. die hier te zien zijn
naast elkaar zouden zetten, dan zon
men schrikken van het verschil van
opvatting en inzicht in de problemen
van arbeiderswoningbouw. De archi
tecten, die hier exposeren, beklagen
zich wel eens, dat vele bouwwerken
tot stand komen buiten hun bemoeiin
gen om. En inderdaad, vele onbe
voegde krachten bouwen nog dagelijks.
doch. indien de architecten oprecht
wensen in het productie-proces te
worden ingeschakeld, dan zullen zij
hun instelling ten opzichte van de
hedendaagse problemen grondig moe
ten herzien'. In de eerste plaats is het
toch van belang te vernemen en dit
zou een tentoonstelling als deze dui
delijk moeten maken, hoe de
hedendaagache architect .een opgave opvat.
Dit duidelijk te maken zou meer ver
trouwen kunnen schenken dan tien
van deze exposities bij elkaar.
Het heeft dan ook in het geheel
geen zin hét geëxposeerde werk
te bespreken. Grotendeels, zo niet
allen, zyn het reeds oude bekenden.
Ook voor de leek. Of meent men dat
het inderdaad nog nodig is thans het
raadhuis te Hilversum te exposeren?
Het is overigens opmerkelijk hoe
weinig ontwikkeling er in de meeste
architecten persoonlijk zit. Het is een
volharden in de eens ingeslagen weer
en dit volharden zal eens noodlottig
voor de betrokkenen kunnen worden.
Men mag zich al of niet verheugen
over het SO-jarig bestaan van het
genootschap Architectura et Amicitia,
maar er is geen enkele aanleiding om
zich te verheugen over een tentoon
stelling als deze. En dit is toch wel
het minste, wat wij van een tentoon
stelling mogen verwachten.
B. MERKELBACH, ARCH.
CITY THEATER
-. '».','
Het nieuwste filmwonder
BECKY SHARP
(Kermis der Ijdelheid)
Naar den roman VANITY FAIR van Willlam Thackeray
(EEN REMACO RADIO-FILM)
De eerste groote Kleurenfilm
doet Haar intrede
De tweede opzienbarende gebeurtenis
na de stomme film
Eerst de geluidsfilm
en
nu de film in natuurlijke kleuren
EEN GROOTE GEBEURTENIS
PAG.-11 EN 13 DE GROENE No. 3051