De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 23 november pagina 7

23 november 1935 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Schilderkunst S/r Ctdrlc Hardwtck en MMam Hopkins in Becky Shor/>" Bloscopy HET EXPERIMENT L. J. Jotdaan Kouben Mamoullan : Becky Sh»rpM (City-Theater, Amsterdam) WIE zal hier het groote woord pro of contra" willen uit spreken? De gc-chiedenis van d«' ontwikkeling der film is er vóór alles een' van verrassingoni ,,Und erstens komml es anders und zWeitens dann man denkt!" Nog voelen wij den hailigen toorn en de diepe wanhoop welke ons» vervulden, toen met ,.Broadway Melody" de schoone, snel groeiende zwijgende filmkunst werd vernield door een kakelende, jankende en loeiende horreur. Nog kunnen wij de philippica's citeeren, waarmee .wij het nieuwe product verwenschten en ons op de algeheele in eenstorting voorbereidden,... Het kwam alles eenigszins anders uit dan wüin onze-oprechte ontsteltenis meen den.. Wie ons de enthousiasten van Anno '28 *?daarover hard wil vallen.. hij ga zijn gang. Tenslotte was het een begrijpelijke en vergeeflijke vergissing: het was de eerste der vele wonderlijke bokkesprongen welke de eigenzinnige, grillige film zich veroorloofde en wij wisten nog niej; hoe bg' uitstek empi risch de beschouwingen omtrent de cinematografie behoorcn te zijn. Nu echter zijn wij gewaarschuwd. Het sprookje dat het geluid de film kunst lam zou leggen bleek niet vol te houden integendeel: wat wij aan experimenten uit het stille" tijdperk terugzien, baart slechts teleurstelling en toont klaar en duidelijk aan dat wij in het geluid een factor leerden waardeeren, die wij niet meer kunnen missen. Zooals allerwege in het leven, dient men ook hier met zijn heiligen toorn en diepe wanhoop zuinig te xijn ze kunnen allicht voor passender gele genheden bewaard blijven! De erva ring heeft ons geleerd, dat wüonze strijdbaarheid alsnog het vruchtbaarst kunnen wenden naar buiten, naar de fllmneyatic. Nog altijd dreigt het grootste gevaar voor de vrije ontplooi ing der filmkunst fan buitcn'af! Nog altijd is het de blinde vooringenomen heid, da dwaze achterstelling van d? film bij andere uitdrukkingsvormen, waarvoor wy ons kruit droog hebben te houden. Want onze generatie moge volgepropt zijn met theorieën en slag woorden omtrent de filmkunst.... wie, die in zijn omgeving het oor te luisteren legt, zal niet met schrik ont waren hoe armzalig in wezen nog het begrip omtrent.deze machtige, nieuwe expressiemogelijkheid is? Wie con stateert niet allerwege nog het stu pide verzet tegen een waarachtige en volledige erkenning? Zeker er valt naar binnen te critisccren, t o schiften, t o onderschei den, maar vooral te lecren en te steu nen. Er valt te vechten naar buiten! pN zoo staan wij dan voor de ? tweede verrassende etappe: do kleurenfilm. Het is waar dat de ver rassing niet meer zoo erg groot is, de kleuren-experimenten zijn al heel oud ch (mede dank zij de teekenfilm) den laatsten tijd zelfs bijzonder frequent geworden. Becky Sharp" is dus geen revelatie als indertijd de eerste ge luidsfilm was. Wij kijken er niet meer naar als naar een mirakel, wy vinden het hoogstens ietwat raar en nogal leelyk. Niet leeujkcr overigens (dit zij met nadruk vermeld) dan het inder tijd zoo hoog geroemde Curacacha". Het eenige verschil is, dat het respec tievelijk om een short"; en n voli slagen" . film gaat..... waarbij het laatste experiment beduidend kwader kansen maakt. Want in de short" duurde de beproeving maar kort. was het verhaal een volkomen bijzaak en ging alle aandacht uit naar het kleuren-nieuwigheidje. .,Becky Sharp" echter stelt zich veel meer bloot.'Het past de kleur toe, ook lang nadat het nieuwigheid je er af is en men gelegenheid vindt te critiseercn. Maar vooral, het wil van de kleur bewust een versterking van de expressiviteit maken. Dit is een stukje duif waarvoor wij respect dienen te hebben, ook al kunnen wij op onze vingers natellen dat de resultaten nog vrijwel nihil moesten zijn. Mamoulian, d« regisseur, heeft met een enthou siasme dat wij vooralsnog niet ver mogen te deelcn, gewaagd van de mogelijkheden, die hij in de toepas sing van het coloriet zag. Hij heeft verschillende passages in dit werk ge noemd, waar hij aan de kl urtoevoeging een sterke werking toeschrijft. Wij hebben lang en aandachtig naar deze effecten moeten zoeken, voor wij een paar minuscule stukjes vonden waar inderdaad de kleur de dramati sche werking verhoogt. Maar het valt niet te ontkennen dat b.v. in het vo gelperspectief van de danszaal te Brussel, met de kleurige paren zwe vende over het parelmoeren vlak van den mozaickvloer een charme en een levendigheid is bereikt, die verrassen. Ook zijn er enkele momenten, als in de close-up van de matroode lantaarn met de daaronder voorbijjagende pur peren mantels der cavaleristen waar iets als een eigenaardige stemming. een sfeer van dreiging, is gegeven, dat inderdaad perspectieven voor de toe komst opent. Het is weinig, zult ge zeggen, op anderhalf uur plaatsjes kijken. Het is iets en daarom de moeite waard ! Jam mer (en onbegrijpelijk!) dat een man als Mamoulian in dit werk zoo aan zienlijk beneden zijn gewone niveau is gebleven. Want al heeft hönu hon derdmaal zich in het kleurenprobleem verdiept, waarom moest het dan per se zulk een jammerlijke tooneelspelerij worden, met snikjes en uithaaltjes, met gebrul en comedie-gelach, met scènes-a-faire en ellenlange uitcdti-, zettingen? Er is treeds dadelijk in den aanvang een kostschooldirectrice, die comedie-speelt dat de lappen er af vliegen.... if you get what I mean.. een succes voor de vaudevijle: bravo, onbetaalbaar J.... een schande voor een film van Mamoulian! Enfin zoo is het een klein kunstje door te gaan de film is vol van zulke zwak ke, aanvechtbare plekken. En de ver leiding is groot er ook ditmaal weer con.gusto op te timmeren, tot verheu genis van iederen weldenkenden film minnaar. Maar daar is do herinnering aan '28 l Daar is het souvenir aan tal van verworvenheden" die de capricieuso film zelf onderst boven wierp en sim pelweg ongedaan maakte. Men kan nu blijven boudeercn en do film bij ieder hieuw experiment vervloeken, het lijkt müdêfaitistisch en zinloos in hoogo mate. Natuurlijk, wij zullen al het geduld noodig hebbon, waar over wij beschikken. Want n ding staat vast: Hoc ntttuurgetrowcer" de film wordt, des te moeilijker zal het blijken haar ala kunstvorm te hand haven/ ledere begrenzing wijst ala vanzelf den weg naar een abstractie van de realiteit. De stomme zwartwitfilm verschilde zoo enorm van de werkelijkheid, dat een noodgedwon gen styleering reeds uit den aard der materie zelf voortvloeide. Met het geluid was het reeds moeilijker, met de kleur wordt het probleem nog on eindig verzwaard. Maar wie het gevoel heeft vóór de geweldige spankracht welke achter dit nieuwe verschijnsel, de film, is opgehoopt, explodeerend op de meeat verbijsterende momenten» maar onverbiddelijk heènwijzend naar een komend evenwicht.... wel, die wanhoopt niet, maar volgt belang stellend en dankbaar ieder experi ment. Ook al sterft er büiedere ver nieuwing iets, dat ons lief was gewor den.. .. De zwart-witfilm moge ons verla ten, hier is de kleurenfilm l De film est mort, vive Ie film ! Charle ALBERT P Architectuur Toorop ASSCHAERT Tentoonstelling bij D'Andretsob Den Haag BEHALVE het portret uit 1022 de jonge Fernhout ziek, vind ge op deze tentoonstelling vat Charley Toorop schilderijen 1934 en 1933. Het zijn portretti-n portretgroepen en stillevens. De portretten zijn het zelfportret u 1034 (mot het palet); een geteeken portret van Dr. Jelgersma, een kind* groep (drie kinderen met twee poppo en bovenaan wat dicrfiguren); tweede kindergroep van een donkot moeder met twee blonde kinderen u 1035, de familie van Dr. van GeM uit Rotterdam, terwijl de stillevens enz gevormd worden door het stillere met schedel (1034); een bouquet, (1034), het minst geslaagde der sclii derijen; het stilleven met beeld c rechts een stuk landschap' (1935 een stilleven tegen witten achtergroiu touw en flesch enz. (1035) en <! Herfsttakken met vruchten, peren u 1035. Te stift m dus wat ge van deze schilderes als onderwerp in den lam sten tijd kondt verwachten met d nieuwe voorwerpen op stillevens a de schedels en een stuk zwaar kooi d, oorspronkelijke vondsten op de stil-i levens van Hynckes, maar niet zooi onmiddellijk hier verbonden met h«tj wezen van het werk als dat Wjj Hynckes hot geval is. t Het schilderwerk van Charley 1W| rop heeft in het portret altijd nis) eerste kenmerk gehad en bewaard c'<>nl behagen in het uitdrukken van d*i volumina. Ge vindt dit weer hivr., zoowel in het enkelvoudig als ih hoti 'saamgesteld portret. En dit volumen! wordt nooit teeder of zacht geformeerd., het wordt altijd sterk, kantig en mot een niets-schromendo openbaarheid) gegeven; het volumen ondergaat nooit] verfraaiingen, die óf verloederingen óf] verzwakking van het karakteristieke! zijn; integendeel een bepaalde doogenloosheid in den vorm riseert deze schilderes. 'Het licht! waarin Charley Toorop deze mensclicn geeft, werkt mede tot deze barschlu-iA Er zyn beschouwers, die meenen «Int een bepaalde omsluiering een eigen schap der schoonheid is en dat zonder een óver-stroomend gevoel deze schoon held nooit wordt bereikt; Chailey Toorop, hoewel zij wat milder in de kleur wordt, hier en daar, heeft tot nog toe nooit een aanhankelijkheid bewe zen aan dozo aesthetischo stelling.* Haar portret definieert, bepaalt hard-f nckkig op haar trant. Het is «liw psychologisch op eigen wijs; het is echter onmiskenbaar gelijkend. Ik IHTinner me portretten van haar,'waar op het eerste gezicht die barschheid der vormen de gelijkenis schade scheen te doen, maar waar, wanneer ge na jaren zoo'n portret of portretje terugznngt nog in den ouder gewordene denzelftl herkendefc van het jeugdportret; -niet andere woorden: de gelijkenis had den tijd weerstaan en was gebJewn. Heb zou, niettegenstaande allerlei >?<*<*? schil, vreemd geweest zijn, zoo iets niét te ondervinden bU de dochter van 3nn Toorop, Toorop's faam zal terecht blijven bestaan door zijn sclnjnbn.-ireenvoudigste, psychologische-natuurlijképortretten. Dat aft de dochter van Toorop ook aesthetisch toch is. wordt hier nog bewezen door het por tretje van het meisje-van-Gelder op het portret van de moeder en de twee kinderen. De straffe formuleering der vornV-n vindt natuurlijk'haar. gelijke in d« kleur: blauw, geel en n rood-brui"»' niet altijd gevoelig genoeg gevoeliger wordend, zijn het kleurensemble, waardoor Charley Toorop's werk een duidelijk, onmiskenbaar karakter sinds gerulmen tijd reeds bezit. Deze eigenschappen vindt ge ook in de kindergroep (van Dr. Jelgersna) waar, doordat deze schilderwijs meer om de kleur zorgt dan om de materie der voorwerpen, de kop pen der twee poppen te weinig ver scheiden zijn van de hoofden der kin deren, als materie. Een klein zelf portret, met het palet boven 't hoofd, is een voor haar zachtzinnig werk, wanneer wij ons het andere zelfportret herinneren, waar de schilderes aan het werk werd gegeven en waar het doen van het schilderen ons doet denken aan het mee oprukken, vooraan, door de schilderes vooraan een revolutionnairen stoet* De stillevens vertoonen, dat spreekt van zelf, de elementen, die wij hier be spraken bij de figuurstukken, ofschoon op stiller wijs. Toch is er in de schilde ring der schedels een zekere onrust te vinden, die het geheel niet baat. Het beste stilleven, het beste werk in den jwird van het stilleven is daarom tusschen déhier tentoonsgésteldc dat met de flesch, het touw enz. Do zwaar te der beschouwing gaf hier een rustnan het geheel, die bij zulke voorstel ling voor ons onvermijdbaar is, want «?en eigenschap der dingen. Het tweede stilleven, dat als belangrijk is te be schouwen, is dat van het groote witte beeld, waar, rechts, een boschgezicht «Ie natuur verbindt met het niet-naluurlijke en waar het witte van het u'ipscn beeld een verzachting vindt in het geachakeerder licht van het land schap. De' herfsttakken (met peren ; deden mij denken aan een ander derzolijk gegeven, tegenwoordig in het ftaagsch Museum, maar deden dat werk daar niet vergeten maar in tegendeel als meer geslaagd verschij nen. Wanneer wij den gcheelen indruk van deze tentoonstelling nog ns samenvatten, dan zouden wij willen zeggen» dat kracht in Charley Toorop's werk zich ten eerste toont, een kracht die wil overwinnen en zelfs overrompelen, maar dat het een ken"icrk der immer-roerende schoonheid ?X ff een geteeld te willen aandoen, maar !*? overreden, dat steeds de melodie ? l urender verrukt dan do felle schreeuw. Muziek Ariane et Barbc-Blece Wagnerrereeniging, Amsterdam WANNEER er iets bewaard zal blijven van het oeuvre van Maeterlinck, dan zal dit te danken zijn aan de componisten die "ijn drama's tot libretti.... ver-' Jnagden, zou men denken? Neen, verhoogden. In het allerbeste geval Weken deze bleeke en onheldere symbolismen bruikbare opera-libretti. Tot hu toe kent men slechts n 'zoodanig geval: Pelléas et Mélisande. Vqpr het genie Debussy was de vaag'wid, de onnoozelheid en de gemanieicerdheid van dit tekstboek een ??lement dat, in zijn muziek, vol komen opgelost kon'worden. Op het niveau van Barbier, Carréof Schlkahcder blijkt voor Maurice Maeter linck plaats te vinden te zijn. Aan Paul Dukas zou Maeterlinck .de onsterfelijkheid niet hebben kunnen ''anken. Ariane et Barbe-bh'ue- is ''?oowel als opera, als in den vorm van '?f-n conte dramatique een exceptio neel slap gewrocht: de verfijning is bloedeloos, de spanning vaag en niet beklijvend, de woorden zijn preten tieus en do psychologische moti veering is conversatie. Maeterlinck is een zuiver prototype van den fin de siècle dichterling, den dramaturgeling, die cultures maakt op oude primitieve romans en ballades. Het resultaat van dit psychologisch en dramaturgisch dilettantisme is een woekering: de moderne schimmels overdekken het oude gegeven: men herkent kleuren noch vormen meer, en de atmosfeer, die het nieuwe product omgeeft is kelderachtig en soms zelfs verstikkend. In het geval Ariane komt dit wel zeer duidelijk aan den dag: hetgeen hier van de Blauwbaard figuur toch waarlijk geen drama' tisch ncutrum gemaakt werd is dermate onwezenlijk dat dit drama" eigenlek geen antagonist meer ver toont. Hejb dramatisch conflict glijdt onder de handen weg en er is noch katharsis, noch peripetie. Aesthctisch gezien is dus dit tot eiken prijs aesthetisch product volkomen nega tief: zeven vrouwenrollen, een Blauw baard die enkele minuten op de scène is, en in het derde bedrijf alleen maar figureert, vier mannenstemmen uit een koor, dat slechts ten tooneelo verschijnt om door den protagonist met zachten dwang weggestuurd te worden, en verder niets meer. Op de muziek heeft de ontoereikend heid van dit libretto helaas meer invloed gehad dan noodzakelijk was geweest. Een meester als Debussy zou voor al deze vage vrouwenfiguren subtieler en typcerendcr nuances ge vonden hebben dan waarover Dukas beschikte. Een waarlijk muziekdramaturg zou zelf do conflicten hebben geschapen, die zijn librettist hem onthield. Dukas was niet groot genoeg om het heele tooneel te vullen met de afsplitsingen van zijn geest; ook muzikaal gebeurt er lang niet genoeg voor eon heelcn avond opera. '* * * Dit zijn aanmerkingen op de essen tie van het werk. Wanneer wij afzien van de piincipieoïc zaken, en de quaesties waar het ten slottc op aan komt, voor een oogeriblik ter zijde laten, is er plaats voor waardeering van een groot' aantal secundaire eigenschappen. Het werk is uitmun tend voor het orkest, en goed voor de stemmen geschreven. Dukas vindt nimmer een muzikaal motief, dat met een ontdekking gelijk te stellen is als b.v. Debussy, de drie hoofd zaken uit den Pelléas, of, in geheel ander verband, Wagner, honderden malen , maar hij typeert en preci seert voortreffelijk. De gloed van zijn orkestralcn klank bij het fragment met do schatkamers in déeerste acte, kan naast de beste bladzijden uit zijn Apprenti Sorcier gesteld wor den, en in de jnleidingsmaten vóór II en IÏI beweegt do muziek zich levendig en krachtig. Van coloriet is bok het gedeelte met de vrouwen stemmen in I bijzonder geslaagd. De opvoeringen, onder de waarlijk uitmuntende muzikale leiding van Phïlippe Gaubért, voldeden aan de hoogste eischen, welke men aan de allerbeste opera-gezelschappen stellen kan. De partituur heeft in dertig jaar het een en ander aan .charme ver loren, maar het is merkwaardig op te merken, hoezeer deze muziek zich aanpast bij de traditie van de Aca démie Nationale, Voor de Fransche opera-kunst is Ariane et Barbe-bleue een stuk van gewicht. Noemen wij nog: het Concertgebouworkest, dat den heelen avond voortreffelijk ge musiceerd heeft, en de beide voor naamste vrouwen: Gerraaine Lubin en Kettye Lapeyrette, twee opera zangeressen van zeer bijzonder for maat. WIIXEM PIJPER een tac arie g Tentoonstelling Architectara et Amfcltlae, Sted. 9fu«eam, Amster dam DE tentoonstelling van bouw kunst en aanverwante kunsten, welke thans in het Stedelijk Museum gehouden wordt ter gelegen heid van het 80-jarig jubileum van het genootschap Architecture et Amicitia, is in geen enkel opzicht verras send. Een tentoonstelling van een serie architectuurfoto's heeft in dezen tijd weinig nut. Bij elke tentoonstelling hebben de inrichters daarvan zich duidelijk het doel voor oogen te stellen en zich steeds zo veel mogelijk te plaatsen op het standpunt van den beschouwer. Architectuur is voor niemand uit sluitend de uiterlijke verschijnings vorm. Een serie foto's van gebouwen vermag nimmer de toeschouwer dich ter te brengen bij het begrip archi tectuur. En als architecten exposeren, dan moet toch hun eerste gedachte zijn het grote publiek (waarvoor deze ten toonstelling bestemd is) een juister inzicht in de architectuur te geven. De \'ier grootmeesters der archir tectuur, die men bij deze tentoonstel ling heeft willen eren cluor uit een keuze van hun werk een herdenking»expositie in te richten, hebben dit steeds verstaan en nimmer was voor hen architectuur uitsluitend uiterlijk heid. De bezwaren ten opzichte van deze expositie gelden te meer, daar er in die uiterlijkheid geen noemens waardige verandering is gekomen bij het werk van de exposerende archi tecten van nkele jaren geleden. Er is niets op deze tentoonstelling dat verrast, of het zou de inrichting zelf moeten zijn. Het is architect Komter gelukt het geheel nog zo te rangschik ken, dat een bezoek aan de tentoon stelling dragelijk wordt, waarbij hij dan vooral zijn kracht gezocht en ook gevonden heeft in het materiaal van do aanverwante kunsten. De vele architectuur-opvattingen, welke op deze tentoonstelling gede monstreerd worden, kunnen er slechts toe bijdragen de verwarring bij h publiek te vergroten. Het zal zich angstig afvragen: Moet nu een land huis kleine ramen hebben & la Krop holler of moet ik verdrinken in het licht? Moet mijn huis voorzien zijn van een grote rieten kap die tot de grond reikt of is een platte afdekking verkieslijker? Dit geldt niet alleen voor een landhuis, ten opzichte van enkele onderdelen wordt dezelfde ver warring gedemonstreerd. Indien wij de foto's van de arbei derswoningen b. v. die hier te zien zijn naast elkaar zouden zetten, dan zon men schrikken van het verschil van opvatting en inzicht in de problemen van arbeiderswoningbouw. De archi tecten, die hier exposeren, beklagen zich wel eens, dat vele bouwwerken tot stand komen buiten hun bemoeiin gen om. En inderdaad, vele onbe voegde krachten bouwen nog dagelijks. doch. indien de architecten oprecht wensen in het productie-proces te worden ingeschakeld, dan zullen zij hun instelling ten opzichte van de hedendaagse problemen grondig moe ten herzien'. In de eerste plaats is het toch van belang te vernemen en dit zou een tentoonstelling als deze dui delijk moeten maken, hoe de hedendaagache architect .een opgave opvat. Dit duidelijk te maken zou meer ver trouwen kunnen schenken dan tien van deze exposities bij elkaar. Het heeft dan ook in het geheel geen zin hét geëxposeerde werk te bespreken. Grotendeels, zo niet allen, zyn het reeds oude bekenden. Ook voor de leek. Of meent men dat het inderdaad nog nodig is thans het raadhuis te Hilversum te exposeren? Het is overigens opmerkelijk hoe weinig ontwikkeling er in de meeste architecten persoonlijk zit. Het is een volharden in de eens ingeslagen weer en dit volharden zal eens noodlottig voor de betrokkenen kunnen worden. Men mag zich al of niet verheugen over het SO-jarig bestaan van het genootschap Architectura et Amicitia, maar er is geen enkele aanleiding om zich te verheugen over een tentoon stelling als deze. En dit is toch wel het minste, wat wij van een tentoon stelling mogen verwachten. B. MERKELBACH, ARCH. CITY THEATER -. '».',' Het nieuwste filmwonder BECKY SHARP (Kermis der Ijdelheid) Naar den roman VANITY FAIR van Willlam Thackeray (EEN REMACO RADIO-FILM) De eerste groote Kleurenfilm doet Haar intrede De tweede opzienbarende gebeurtenis na de stomme film Eerst de geluidsfilm en nu de film in natuurlijke kleuren EEN GROOTE GEBEURTENIS PAG.-11 EN 13 DE GROENE No. 3051

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl