De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1935 30 november pagina 5

30 november 1935 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Tooneel :i f l I Spel en werkelijkheid EDÜARD VERKADE DE theaterbezoeker wil niet do directe werkelijkheid zien, maar een visie op de wereld. In den schouwburg ziet men den tooneel speler als mensch vlak voor zich, hij beweegt zich direct voor de oogen van den toeschouwer, zijn stem klinkt regelrecht in hun ooren. Men aan schouwt den speler als gewoon mensch, zoodra hij er niet in slaagt van zijn werkelijkheid uit, voor de oogen van het publiek, met eigen lichaam, stem en wezen een visie op een karakter en zoo met zijn medespelers te zatnen een fantasie-wereld op te bouwen. Bij de film komt de toeschouwer nooit voor de directe werkelijkheid te staan. Hoe weinigen beseffen, dat zy Grota Garbo nooit zagen, maar slechts fotografieën van haar, en dat in een en dezelfde rol van Garbo deze f Urnactrice, opgenomen door verschillende regisseurs en cameramannen, niet alleen een geheel andere film in 'het leven zou roepen, maar ook een ver schillende visie op het individueele wezen van de hoofdpersoon. Op de film ziet men uitsluitend projecties, steeds een bepaalden, vastgelegden kijk op het leven, via het oog van den regisseur en den cameraman, en juist hierdoor ma,; datgene wat opgenomen wordt tijden:: de opname geheel reëel, volmaakt echt zijn of aandoen. Het is een bekend feit, dat sommige acteurs iemand op het tooneel dus danig fel aanpakken, dat de geboeide toeschouwers den indruk krijgen, dat de aangevallen medespeler eraan gaat", terwijl deze in waarheid nauwe lijks wordt aangeraakt. Louis Bouw* . meester stond er voor bekend, dat hij P, in zijn heftigste scène in Voerman Henschel, terwijl hij het publiek ont stelde door zijn gespeelde uitbarsting van niets ontziende drift, zijn mede minnaar amper beroerde. Andere acteurs daarentegen verliezen zóó het verschil tusschen fantasie en werkelijk heid uit 't oog, dat zij echte" tranen schreien op het tooneel, terwijl hiervan in de zaal niets overkomt en het pu bliek niet ontroerd wordt, zonder andere gespeelde, uitingen van ver driet, die op grooter afstand werken. De Fransche tooneelspeelster Cécile Sprei wist eens in Shakespeare's The Taming of the Shrew" een dusdanig , werkelijke" entree te maken, dat het tooneel te klem bleek, zij niet meer bijtijds kpn remmen, doorvloog, over het voetlicht heen, zoodat zij in de eerste rij strandde, op den schoot van een monsieur", die wel veel, doch niet zooveel, van de voorstelling had verwacht en een dusdanig reëel beeld van de Getemde feeks" voor zich kreeg, dat hij hierdoor niet meer aan fantasie kon gelooven. Gemma Bellinciohi werd eens als gast bij de Fransche opera in het Paleis van Volksvlijt als Carmen dusdanig langs den grond. gesleurd, dat het pubUek moest gaan begrijpen dat dit geen spel meer was. Na afloop bleek dan ook, dat de gróote operazangeres woedend van verder samenspel met dezen tenor afzag, ofschoon de dader van den prins geen kwaad wist, zér voldaan van de scène was gekomen, bevredigd door het gevoel zich werkelijk gegeven" te hebben, er heelemaal in" geweest te zijn, zonder te beseffen dat deze werkelijkheid juist de illusie van het publiek verstoord had om van die van Bcllincioni niet te spreken. Ken dergelijk onbeheerscht harts tochtelijk mensch deugt niet als tooneelspeler, men kan den ban van de fantasiewereld op het tooneel niet straffeloos verbreken: ieder gewoon" mensch, dio te midden van acteurs op de planken staat en buiten de ge moedssfeer blijft, van waaruit de zaal op dat moment de tooneelwereld ziet, bederft de geheele scène. Men kent dit verschijnsel uit allerlei opvoerin gen; zelfs figuranten kunnen zulke feiten in het leven roepen. Voor de film geldt dit niet. Het is niet uitgesloten, dat men van bovengenoemden tenor zeer fraaie film opnamen zou kunnen maken, al zou hij ook even gevaarlijk voor zijn mede spelers zijn als de leeuwen van de Italiaansche film Quo Vadis", waarvan men eveneens niet wist waar ze heen gingen. Men kan Chevalier, Harold Lloyd en zelfs Chaplin opnemen op een straat vol gewone menschen in hun dagelijksche leven; men kan Mariene Dietrich f Urnen op een loco motief naast een werkelijken machi nist, een man die zijn heele leven niets anders was, noch wezen zal. Dit kan, omdat de toeschouwers den filmspeler zelf nooit te zien krijgt, maar slechts reeksen fotografieën van hem, beel den teruggebracht in twee dimen sies op het witte doek, opnamen die de toeschouwer uitsluitend ziet via de fantasie waarmee de cameralens gedirigeerd werd, via de visie van regisseur en draaiboek. Daarom mag een filmspeler reëel zijn. Dit is de reden, waarom verscheidene revueen cabaretartisten, wier optreden als tooneelspeler een fiasco zou worden, als filmacteur een groot succes kunnen zijn; immers hu toont in het cabaret het publiek nooit anders, en in de film wordt zijn uiterlijk en innerlijk wezen van een bepaalden gevoels- of begripshoek uit opgenomen door ca mera en microphoon. Beëele, niet acteerende personen, die ha hun dagelijksch beroep b.v. als boer of arbeider met succes bij een filmopname mede werken, kunnen een dergelijke rol op het tooneel niet vervullen. Het tooneel vraagt niet alleen een bepaalde persoon te zijn, maar een visie op een karakter te spelen. Hier kan de regisseur den toeschouwer niet bij de hand houden en zeggen: Kijk nu bier, nu moet u dat zien, dan wordt dat interessant." Hier ziet men niet door het oog van den cameraman, die de visie bepaalt, van waaruit men den loop van de gebeurtenissen en de karakters moet beschouwen. Hier kijkt iedere toeschouwer met eigen oog naar de levende spelende wezens op het tooneel, en het is daarom geheel de plicht van den tooneelspeler Voor zijn aandeel de gemoedssfeer op te wekken van waaruit de gebeurtenissen gezien moeten worden, de fantasie wereld van het tooneel moet worden opgebouwd. De tooheelregisseur mag een groot aandeel in het succes hebben, op het moment van de opvoering is hij van geen belang meer, en is het de groep van tooneelspelers gezamenlijk, die de werkelijkheid door hun spel in een hoogere dimensie moeten lichten, ? die het spel tot tooneelkunst moeten maken. TUTOROL REDT UW BETON WERK BESCHERMT UW NATUURSTEEN M AA KT W A T E R D l CHT VERHARDT 1O-VOUDIG WERKT VERBLUFFEND NU H W F FR F W II Q' STEENHOUWERIJ EN FABRIEK .». U. W LCUCVYIJÖVAN M A R M E R W E R K E N AMSTERDAM - RAPENBURG 44 - TELEFOON 42662 HE BOUWEN Landelijke architectuur Geen grondslagvoor komende bouwkunst DEZER dagen werd me een boekje toegezonden,., dat me van allerlei ter overdenking gaf. Het is getiteld: Overijssel, Hoe het bouwt dikwijls goed, dikwijls fout". Na een korte inleiding, die breed" doet, wordt hierin, als hoofdzaak, met voorbeeld en tegen-voorbeeld getracht het onderscheidingsvermogen te ontwikkelen van hen, die bouwen. Deze vergelijkende methode, die bekend is, heeft verschillende be zwaren. Zij wordt graag toegepast door lieden, wier geest zoo nzijdig gericht is, dat de waarde van het betoog van te voren al problematiek geacht kan worden. Eén der veteranen van het systeem, Schulze-Naumburg, heeft hiervan al de treffende bewij zen geleverd. Dan is er in dit soort boekjes haast altijd het kleine beetje oneer lijkheid, dat goede bedoelingen wel meer ontsiert, en dat in dit geval hierin bestaat, 'dat men zijn tegen stander niet vol" tot zijn recht laat komen. B.v.: een inderdaad mooie boerenschuur van vroeger wordt gesteld tegenover een minder mooie van ? tegenwoordig. Men leest daar dan bij, dat het niet gebruiken van de goede oude materialen schuld is aan deze mislukking. Dit is juist: met de nieuwe materialen had men niet dezelfde soort schuur moeten bouwen I Verzwegen wordt evenwel, dat men ook-een mooie schuur had kunnen bouwen met de nieuwe materialen, als ze even zuiver toegepast waren als de oude. Voorbeelden hiervan die er zijn! laat men dan niet zien. Dit alles is echter onbelangrijk tegenover het gróote bezwaar van deze boekjes, dat ze het beperkte terrein, waarop ze- zich bewegen, als algemeen gebied beschouwd willen zien. En, dat zo de conclusies, die ze in engeren zin trekken, nu ook uitbreiden tot dit algemeene gebied, waardoor ze volmaakt verkeerd richting aan geven, zoodra ze de grenzen van het eigen domein overschrijden t Het goede voorbeeld" bepaalt zich bijna voortdurend tot het allerelementairste plan van de bouwkunst en het gaat in den regel niet uit boven wat men bij het bouwen het vanzelf sprekend natuurlijke" zou kunnen noemen. Geheele gebieden door het bouwen bestreken de eigenlijke bouw kunst" worden vrijwel totaal ge negeerd met als gevolg een onkunde van de hinderlijkste soort, zoodra men voor gevallen komt te staan, «t*- ' \ die met het vanzelfsprekend natuur lijke" alleen niet op te lossen zijn. Zoo ziet men dan in het bedoelde werkje eerst goede boerderijen en woonhuizen, ook wel een simpel, rustig, dorpskerkje, enz. Tot de aap uit den mouw komt bij een bioscoop (blz. 80), of een winkel met spiegel glas (blz. 75); zelfs al bij heel een voudige, maar vroeger niet bekende, objecten, zooals een transformatorhuisje (blz. 105) of een kiosk (blz. 100). De samenstellers blijken zich dan zelf op glad ijs te bevinden en wat zij als goed voorbeeld" toonen, is soms niet muider dan een paskwil. IK heb aan dit boekje eenige aan dacht besteed, omdat het niet opzichzelf staat, maar een symptoom is van de groeiende voorliefde voor landelijke" architectuur, waaronder we pp het oorgenblik te lijden hebben. De oorzaak van dezen opbloei van het natuurlijke" bouwen is niet ver te zoeken. Het nieuwe" heeft niet op slag en stoot de voldragen resultaten be reikt, waarop het oude" bogen kan. We zitten allen wat in den put: het gaat ons materieel Vslecht, belang stelling voor geestelijke uitingen is er weinig zelfs zijn er hier en daar op de wereld gróote groepen, die maar liever meteen alle werk van den geest in den ban zouden willen doen, omdat het een belemmering is bij het na streven van de primitiever idealen, die nu in trek zijn. Zoo ontstaat er bij de geposeerden tn half-overtuigden een resignatUs jlie in de rust en zekerheid van het Berieden, vooral ook in het natuur lijke", den vrede hoopt te vinden, ?n het heden voorloopig nog te lolden biedt. Zij vergeten hierbij, dat men wel j een enkel ding de klok terugzetten tn, doch dat de constellatie van het ji«ven, als geheel, een dergelijk gejvi-lddadig in-grijpen op den duur iii>t verdraagt. Voorbeelden van de bedoelde reacionnaire gezindheid zijn er in onze jtouwkunst op het oogenblik voor het rijpen. Daar is allereerst de uitgebreide n goed geleide richting-Kropholler «Vtnet een compleet leger" te harer .Beschikking); daar is het geval van 4'ct Leidsche Raadhuis, waarbij, uit tyëteit voor de oude vormen, de oude In de nieuwe geest vermoord worden: dnar zijn de gevoelige en dikwijls zeer begaafde architecturen a la OronpréMolière (men ga ook eens door Aalsmeer!); daar zijn?ze hooren er naar den geest evenzeer bij de inspiraties op de Skandinavische burchten en paleizen, enz. enz. Daar is ten statte in de politiek 'onze partij van nationale herleving, wier lan in de architectuur in analogie met de ontwikkeling in Duitschland, maar precies andersom als nu in ItaliëJ smoort in de lan delijkheid" van Dietschland in ? Bocld"! BEREIKT men op n dezer wijzen de harmonie en zuiverheid, waar men voor opkomt? Nemen we Kropholler eens als voorbeeld. We kennen van Kropholler vele kerken en kerk- of klooster-achtige bouwwerken, waarin we vooral be wonderen de zuivere manier waarop, uiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiutimniiiiiiiitu MuiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiii^ Het stadhuis op den Dam | ,1C JfENIG rechtgeaard Amster| ^YJ[dammer zal met gróote ontl ; steltenis hebben kennis genomen van het voorstel van B. en | TT. van Amsterdam, om het oude | stadhuis op den Dam, dat sedert | meer dan een eeuw als Koninklijk f Paleis dienst doet, aan het Rijk te \Met dat laatste argument kan | ? » _.'?__' t^ .1». _.__?.*_'.. ..*?. 1...'?1> ft. *~j. n __t. ^^. ? beschikbaar, die noodzakelijk zijn voor een grondig technisch onder' zoek naar den toestand van ' het ouw. ^Bovendien zal de bouw van een Icuto stadhuis veel werk verschaffen aAn werkloozen. spet verkoopen voor 10 milKoen gulden, die zullen worden bestemd voor den bouw van een nieuw stadhuis op het Frederiksplein. Daarmee zal Amsterdam definitief afstand hebben gedaan van het meest karakteristieke gebouw uit de periode van zijn hoogsten bloei, dat zijn weerga niet heeft in de wereld* Hei zijn twee uiterst zwakke argumenten, die bij dit bedenkelijke advies den doorslag hebben gegeven. Amsterdam heeft niet f40.000 iedere afbraak en f ifdcren opbouw motiveeren. | Zou, wanneer het paleis tcecfer I yischikt gemaakt wordt voor stad- f is en tevens een' nieuw paleis J yr de Koningin zou voorden ge- f bouicd, niet een ongeveer even groot f bedrag, dat werk zou verschaffen aan | werkloozen, beschikbaar komen 1 | Het voorstel getuigt van een kort- | sichtigheid, die men ten zeerste moet | betreuren. . \ A. C. «/. «/« £ en het zuivere inzicht waarmede hij zijn materiaal behandelt. Kropholler is ongetwijfeld een zeer knap architect. Kropholler moet in Den Haag een winkel bouwen. Zijn opvatting over soort en behandeling van materiaal vereischt, dat hij baksteen eerlijk toepast, dat hij laat zien, dat hout, hout is, enz. Zijn kijk op het leven is door zijn zucht naar zuiverheid van materiaal niet zoo bevangen, dat hij niet wil toegeven, dat een winkel veel glas moet hebben. Groot" glas. ligt" Kropholler niet en zoo zien we, als gevolg van een beperkte basis van uitgang, vanzelf het conflict ontstaan van een massieve baksteenkubus, die zweeft" boven het luchtledig van een open" winkel. Harmonie? Kropholler erkent de noodzakelijk heid van licht in een bankgebouw. Hoe hij hierin licht forceert" ga maar zelf eens zien in Rotterdam. Harmonie? Kropholler moet een Raadhuis voor Den Haag ontwerpen. Kropholler is natuurlijk", is landelijk" inge steld. De sfeer" van Den Haag ligt Kropholler niet. Zoo ontwerpt hij een Raadhuis, waaraan alle charme van het grootcstadsleven die er is!?'niet alleen vreemd is, maar waarmede hij daad werkelijk bewijst, dat bet zich uit sluitend richten naar een sfeer, die landelijk" genoemd moet worden, een handicap is om tot composities van groot formaat te komen. Hoe bizonder de kwaliteiten van het werk van Kropholler ook zijn, zij blijken gebonden aan een opvatting, die niet algemeen is en niet algemeen zijn kan. Zijn Raadhuis-ontwerp wordt primitief en roept herinneringen op aan Richter-bouwdoOzen". Wie meent, dat ik hier overdrijf, vergelijke eens het ontwerp van Berlage voor een Raadhuis in zijn Uitbreidingsplan voor Den Haag met het Raadhuisproject ven Kropholler. HU zal versteld staan over het ver schil in greep" tusschen het componeeren van Berlage en het groepeeren van Kropholler. Ondanks de toepassing van veelal oude middelen komt de wil om het groote-stadsmoment tot uitdrukking te brengen bi) Berlage duidelijk tot uiting in de breedheid van gebaar. Berlage aanvaardde het gr ote-stadsleven als zoodanig! Kropholler staat, er innerlijk afkeerig tegenover, omdat zijn geest zich meer naar binnen dan naar buiten richt. Zijn weerzin weerspiegelt zich in zijn ontwerp. Niet alleen in den opzet, maar als gevolg ook in do vormgeving, die men voor sommige ónderdeelen, ondanks alle waard ering voor het uitzonderlijk kunnen, lomp" zou willen noemen. ;,Lomp", dan, voor de stad i Harmonie en zuiverheid ? Zuiverheid van vorm* en zuiver heid van"1 materiaal» als doel £op BIJ DE FOTO'S Rechts boven: Goed voorbeeld" van bioscoop volgens Overijssel, hot het bouwt dikwijls goed, dikwijls fout". Rechts midden: Beter voorbeeld van bfoscoop fC/neoc te Amsterdam, archi tect Duiker). Links onder: Raadhuisontwerp van Kropholler voor Den Hoog. Rechts onder: Raadhuis-ontwerp van Berlage voor Den Haag zichzelf gesteld, zijn een beperking tegenover het in zuiverheid aanvaar den van hot leven in al zijn volheid. Zoo weinig als de landelijke on schuld" het doet in de stad, zoo weinig doet de landelijke architectuur het er. i ^ Materiaal- en vormgevoel, ja, ruimtegevoel, zijn nog geen gevoel voor sfeer". Ook de stad en het moderne leven hebben hun sfeer, die anders is dan de sfeer van het land. Er zijn van het land naar de stad contrasten en overgangen, die be hartigd moeten worden, wil men zuiver" bouwen. Het is ongetwijfeld aantrekkelijk, de oude zekerheden te stellen in de plaats van de nieuwe onvolmaakt heden. Maar men lost er niets algemeens mede op! De vorm, waarin onze cultuur zich uitdrukken zal, is in de bouw kunst nog in wording. Het zal zeer zeker niet de natuurlijke" vorm zijn, die de landelijke bouwkunst ons thans . onder velerlei ver momming opdringen wil. Elk willekeurig gekozen voorbeeld van n der landelijke" architecten kan overtuigen hoezeer zij zondigen tegen den geest, tegen de sfeer van dezen tijd, hoe knap zij overigens mogen zijn. Vol van de beste bedoelingen mis leiden de landelijke architecten ons ! HET land" en het landelijke" houden op, waar de electrische tram begint. Veel land is er voor ons, helaas, niet meer. Wat voor ons nog overbleef, is geen land» maar buiten". De sfeer van dit buiten is echter al zoodanig, dat de landelijke architec tuur daar een anachronisme en een vreemd element .wordt. Het is de tram, die nu de sfeer gaat aangeven, niet meer het land. Hoe mooi onze ' landelijke bouw kunst van vroeger ook moge zijn en weinigen kunnen er grooter bewon dering voor hebben dan ik er voor heb i ze kan ons niet meer als voorbeeld dienen, omdat haar pro blemen de onze niet meer zijp. Onze problemen zijn de problemen, die deze tijd stelt. Het is het wonder in de samenstelling -van het heelal, dat deze problemen alleen harmonisch op te lossen blijken met de middelen, die de tijd zelf daarvoor weer aan de hand doet: nieuwe materialen, nieuwe werkwijzen, nieuwe technieken, enz. Handelt .men niet in overeen stemming hiermede, dan handelt men uiteindelijk tegen-natuurlijk" en onzuiver, hoe zuiver de bedoelingen voor het overige ook mogen zijn. J. J. P. OUD

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl