Historisch Archief 1877-1940
Tooneel
:i
f
l
I
Spel en werkelijkheid
EDÜARD VERKADE
DE theaterbezoeker wil niet do
directe werkelijkheid zien, maar
een visie op de wereld. In den
schouwburg ziet men den tooneel
speler als mensch vlak voor zich, hij
beweegt zich direct voor de oogen van
den toeschouwer, zijn stem klinkt
regelrecht in hun ooren. Men aan
schouwt den speler als gewoon mensch,
zoodra hij er niet in slaagt van zijn
werkelijkheid uit, voor de oogen van
het publiek, met eigen lichaam, stem
en wezen een visie op een karakter en
zoo met zijn medespelers te zatnen
een fantasie-wereld op te bouwen.
Bij de film komt de toeschouwer
nooit voor de directe werkelijkheid te
staan. Hoe weinigen beseffen, dat zy
Grota Garbo nooit zagen, maar slechts
fotografieën van haar, en dat in een
en dezelfde rol van Garbo deze f
Urnactrice, opgenomen door verschillende
regisseurs en cameramannen, niet
alleen een geheel andere film in 'het
leven zou roepen, maar ook een ver
schillende visie op het individueele
wezen van de hoofdpersoon. Op de
film ziet men uitsluitend projecties,
steeds een bepaalden, vastgelegden
kijk op het leven, via het oog van den
regisseur en den cameraman, en juist
hierdoor ma,; datgene wat opgenomen
wordt tijden:: de opname geheel reëel,
volmaakt echt zijn of aandoen.
Het is een bekend feit, dat sommige
acteurs iemand op het tooneel dus
danig fel aanpakken, dat de geboeide
toeschouwers den indruk krijgen, dat
de aangevallen medespeler eraan
gaat", terwijl deze in waarheid nauwe
lijks wordt aangeraakt. Louis Bouw*
. meester stond er voor bekend, dat hij
P, in zijn heftigste scène in Voerman
Henschel, terwijl hij het publiek ont
stelde door zijn gespeelde uitbarsting
van niets ontziende drift, zijn mede
minnaar amper beroerde. Andere
acteurs daarentegen verliezen zóó het
verschil tusschen fantasie en werkelijk
heid uit 't oog, dat zij echte" tranen
schreien op het tooneel, terwijl hiervan
in de zaal niets overkomt en het pu
bliek niet ontroerd wordt, zonder
andere gespeelde, uitingen van ver
driet, die op grooter afstand werken.
De Fransche tooneelspeelster Cécile
Sprei wist eens in Shakespeare's The
Taming of the Shrew" een dusdanig
, werkelijke" entree te maken, dat
het tooneel te klem bleek, zij niet
meer bijtijds kpn remmen, doorvloog,
over het voetlicht heen, zoodat zij in
de eerste rij strandde, op den schoot
van een monsieur", die wel veel, doch
niet zooveel, van de voorstelling had
verwacht en een dusdanig reëel beeld
van de Getemde feeks" voor zich
kreeg, dat hij hierdoor niet meer aan
fantasie kon gelooven. Gemma
Bellinciohi werd eens als gast bij de Fransche
opera in het Paleis van Volksvlijt als
Carmen dusdanig langs den grond.
gesleurd, dat het pubUek moest gaan
begrijpen dat dit geen spel meer was.
Na afloop bleek dan ook, dat de gróote
operazangeres woedend van verder
samenspel met dezen tenor afzag,
ofschoon de dader van den prins geen
kwaad wist, zér voldaan van de scène
was gekomen, bevredigd door het
gevoel zich werkelijk gegeven" te
hebben, er heelemaal in" geweest te
zijn, zonder te beseffen dat deze
werkelijkheid juist de illusie van het
publiek verstoord had om van die
van Bcllincioni niet te spreken.
Ken dergelijk onbeheerscht harts
tochtelijk mensch deugt niet als
tooneelspeler, men kan den ban van de
fantasiewereld op het tooneel niet
straffeloos verbreken: ieder gewoon"
mensch, dio te midden van acteurs op
de planken staat en buiten de ge
moedssfeer blijft, van waaruit de zaal
op dat moment de tooneelwereld ziet,
bederft de geheele scène. Men kent
dit verschijnsel uit allerlei opvoerin
gen; zelfs figuranten kunnen zulke
feiten in het leven roepen.
Voor de film geldt dit niet. Het is
niet uitgesloten, dat men van
bovengenoemden tenor zeer fraaie film
opnamen zou kunnen maken, al zou
hij ook even gevaarlijk voor zijn mede
spelers zijn als de leeuwen van de
Italiaansche film Quo Vadis", waarvan
men eveneens niet wist waar ze heen
gingen. Men kan Chevalier, Harold
Lloyd en zelfs Chaplin opnemen op
een straat vol gewone menschen in
hun dagelijksche leven; men kan
Mariene Dietrich f Urnen op een loco
motief naast een werkelijken machi
nist, een man die zijn heele leven niets
anders was, noch wezen zal. Dit kan,
omdat de toeschouwers den filmspeler
zelf nooit te zien krijgt, maar slechts
reeksen fotografieën van hem, beel
den teruggebracht in twee dimen
sies op het witte doek, opnamen
die de toeschouwer uitsluitend ziet via
de fantasie waarmee de cameralens
gedirigeerd werd, via de visie van
regisseur en draaiboek. Daarom mag
een filmspeler reëel zijn. Dit is de
reden, waarom verscheidene
revueen cabaretartisten, wier optreden als
tooneelspeler een fiasco zou worden,
als filmacteur een groot succes kunnen
zijn; immers hu toont in het cabaret
het publiek nooit anders, en in de
film wordt zijn uiterlijk en innerlijk
wezen van een bepaalden gevoels- of
begripshoek uit opgenomen door ca
mera en microphoon. Beëele, niet
acteerende personen, die ha hun
dagelijksch beroep b.v. als boer of arbeider
met succes bij een filmopname mede
werken, kunnen een dergelijke rol op
het tooneel niet vervullen.
Het tooneel vraagt niet alleen een
bepaalde persoon te zijn, maar een
visie op een karakter te spelen. Hier
kan de regisseur den toeschouwer niet
bij de hand houden en zeggen: Kijk
nu bier, nu moet u dat zien, dan wordt
dat interessant." Hier ziet men niet
door het oog van den cameraman, die
de visie bepaalt, van waaruit men den
loop van de gebeurtenissen en de
karakters moet beschouwen. Hier
kijkt iedere toeschouwer met eigen oog
naar de levende spelende wezens op
het tooneel, en het is daarom geheel
de plicht van den tooneelspeler Voor
zijn aandeel de gemoedssfeer op te
wekken van waaruit de gebeurtenissen
gezien moeten worden, de fantasie
wereld van het tooneel moet worden
opgebouwd. De tooheelregisseur mag
een groot aandeel in het succes hebben,
op het moment van de opvoering is hij
van geen belang meer, en is het de
groep van tooneelspelers gezamenlijk,
die de werkelijkheid door hun spel in
een hoogere dimensie moeten lichten, ?
die het spel tot tooneelkunst moeten
maken.
TUTOROL
REDT UW BETON WERK
BESCHERMT UW NATUURSTEEN
M AA KT W A T E R D l CHT
VERHARDT 1O-VOUDIG
WERKT VERBLUFFEND
NU H W F FR F W II Q' STEENHOUWERIJ EN FABRIEK
.». U. W LCUCVYIJÖVAN M A R M E R W E R K E N
AMSTERDAM - RAPENBURG 44 - TELEFOON 42662
HE
BOUWEN
Landelijke architectuur
Geen grondslagvoor komende bouwkunst
DEZER dagen werd me een
boekje toegezonden,., dat me
van allerlei ter overdenking gaf.
Het is getiteld: Overijssel, Hoe
het bouwt dikwijls goed, dikwijls
fout".
Na een korte inleiding, die breed"
doet, wordt hierin, als hoofdzaak,
met voorbeeld en tegen-voorbeeld
getracht het onderscheidingsvermogen
te ontwikkelen van hen, die bouwen.
Deze vergelijkende methode, die
bekend is, heeft verschillende be
zwaren. Zij wordt graag toegepast
door lieden, wier geest zoo nzijdig
gericht is, dat de waarde van het
betoog van te voren al problematiek
geacht kan worden. Eén der veteranen
van het systeem, Schulze-Naumburg,
heeft hiervan al de treffende bewij
zen geleverd.
Dan is er in dit soort boekjes
haast altijd het kleine beetje oneer
lijkheid, dat goede bedoelingen wel
meer ontsiert, en dat in dit geval
hierin bestaat, 'dat men zijn tegen
stander niet vol" tot zijn recht laat
komen.
B.v.: een inderdaad mooie
boerenschuur van vroeger wordt gesteld
tegenover een minder mooie van ?
tegenwoordig. Men leest daar dan
bij, dat het niet gebruiken van de
goede oude materialen schuld is aan
deze mislukking. Dit is juist: met
de nieuwe materialen had men niet
dezelfde soort schuur moeten bouwen I
Verzwegen wordt evenwel, dat men
ook-een mooie schuur had kunnen
bouwen met de nieuwe materialen,
als ze even zuiver toegepast waren
als de oude. Voorbeelden hiervan
die er zijn! laat men dan niet
zien.
Dit alles is echter onbelangrijk
tegenover het gróote bezwaar van
deze boekjes, dat ze het beperkte
terrein, waarop ze- zich bewegen, als
algemeen gebied beschouwd willen
zien. En, dat zo de conclusies, die ze in
engeren zin trekken, nu ook uitbreiden
tot dit algemeene gebied, waardoor
ze volmaakt verkeerd richting aan
geven, zoodra ze de grenzen van het
eigen domein overschrijden t
Het goede voorbeeld" bepaalt
zich bijna voortdurend tot het
allerelementairste plan van de bouwkunst
en het gaat in den regel niet uit boven
wat men bij het bouwen het vanzelf
sprekend natuurlijke" zou kunnen
noemen.
Geheele gebieden door het bouwen
bestreken de eigenlijke bouw
kunst" worden vrijwel totaal ge
negeerd met als gevolg een onkunde
van de hinderlijkste soort, zoodra
men voor gevallen komt te staan,
«t*- ' \
die met het vanzelfsprekend natuur
lijke" alleen niet op te lossen zijn.
Zoo ziet men dan in het bedoelde
werkje eerst goede boerderijen en
woonhuizen, ook wel een simpel,
rustig, dorpskerkje, enz. Tot de aap
uit den mouw komt bij een bioscoop
(blz. 80), of een winkel met spiegel
glas (blz. 75); zelfs al bij heel een
voudige, maar vroeger niet bekende,
objecten, zooals een
transformatorhuisje (blz. 105) of een kiosk (blz. 100).
De samenstellers blijken zich dan
zelf op glad ijs te bevinden en wat
zij als goed voorbeeld" toonen, is
soms niet muider dan een paskwil.
IK heb aan dit boekje eenige aan
dacht besteed, omdat het niet
opzichzelf staat, maar een symptoom
is van de groeiende voorliefde voor
landelijke" architectuur, waaronder
we pp het oorgenblik te lijden hebben.
De oorzaak van dezen opbloei
van het natuurlijke" bouwen is
niet ver te zoeken.
Het nieuwe" heeft niet op slag
en stoot de voldragen resultaten be
reikt, waarop het oude" bogen kan.
We zitten allen wat in den put: het
gaat ons materieel Vslecht, belang
stelling voor geestelijke uitingen is
er weinig zelfs zijn er hier en daar
op de wereld gróote groepen, die maar
liever meteen alle werk van den geest
in den ban zouden willen doen, omdat
het een belemmering is bij het na
streven van de primitiever idealen,
die nu in trek zijn.
Zoo ontstaat er bij de geposeerden
tn half-overtuigden een resignatUs
jlie in de rust en zekerheid van het
Berieden, vooral ook in het natuur
lijke", den vrede hoopt te vinden,
?n het heden voorloopig nog te
lolden biedt.
Zij vergeten hierbij, dat men wel
j een enkel ding de klok terugzetten
tn, doch dat de constellatie van het
ji«ven, als geheel, een dergelijk
gejvi-lddadig in-grijpen op den duur
iii>t verdraagt.
Voorbeelden van de bedoelde
reacionnaire gezindheid zijn er in onze
jtouwkunst op het oogenblik voor het
rijpen.
Daar is allereerst de uitgebreide
n goed geleide richting-Kropholler
«Vtnet een compleet leger" te harer
.Beschikking); daar is het geval van
4'ct Leidsche Raadhuis, waarbij, uit
tyëteit voor de oude vormen, de oude
In de nieuwe geest vermoord worden:
dnar zijn de gevoelige en dikwijls
zeer begaafde architecturen a la
OronpréMolière (men ga ook eens
door Aalsmeer!); daar zijn?ze
hooren er naar den geest evenzeer
bij de inspiraties op de
Skandinavische burchten en paleizen, enz. enz.
Daar is ten statte in de politiek
'onze partij van nationale herleving,
wier lan in de architectuur in
analogie met de ontwikkeling in
Duitschland, maar precies andersom
als nu in ItaliëJ smoort in de lan
delijkheid" van Dietschland in ?
Bocld"!
BEREIKT men op n dezer wijzen
de harmonie en zuiverheid, waar
men voor opkomt?
Nemen we Kropholler eens als
voorbeeld.
We kennen van Kropholler vele
kerken en kerk- of klooster-achtige
bouwwerken, waarin we vooral be
wonderen de zuivere manier waarop,
uiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiutimniiiiiiiitu MuiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiii^
Het stadhuis op den Dam
| ,1C JfENIG rechtgeaard
Amster| ^YJ[dammer zal met gróote
ontl ; steltenis hebben kennis
genomen van het voorstel van B. en
| TT. van Amsterdam, om het oude
| stadhuis op den Dam, dat sedert
| meer dan een eeuw als Koninklijk
f Paleis dienst doet, aan het Rijk te \Met dat laatste argument kan |
? » _.'?__' t^ .1». _.__?.*_'.. ..*?. 1...'?1> ft. *~j. n __t. ^^. ?
beschikbaar, die noodzakelijk zijn
voor een grondig technisch onder'
zoek naar den toestand van ' het
ouw.
^Bovendien zal de bouw van een
Icuto stadhuis veel werk verschaffen
aAn werkloozen.
spet
verkoopen voor 10 milKoen gulden,
die zullen worden bestemd voor den
bouw van een nieuw stadhuis op
het Frederiksplein. Daarmee zal
Amsterdam definitief afstand hebben
gedaan van het meest karakteristieke
gebouw uit de periode van zijn
hoogsten bloei, dat zijn weerga niet
heeft in de wereld*
Hei zijn twee uiterst zwakke
argumenten, die bij dit bedenkelijke
advies den doorslag hebben gegeven.
Amsterdam heeft niet f40.000
iedere afbraak en f
ifdcren opbouw motiveeren. |
Zou, wanneer het paleis tcecfer I
yischikt gemaakt wordt voor stad- f
is en tevens een' nieuw paleis J
yr de Koningin zou voorden ge- f
bouicd, niet een ongeveer even groot f
bedrag, dat werk zou verschaffen aan |
werkloozen, beschikbaar komen 1 |
Het voorstel getuigt van een kort- |
sichtigheid, die men ten zeerste moet |
betreuren. . \
A. C. «/. «/« £
en het zuivere inzicht waarmede hij
zijn materiaal behandelt. Kropholler
is ongetwijfeld een zeer knap architect.
Kropholler moet in Den Haag een
winkel bouwen. Zijn opvatting over
soort en behandeling van materiaal
vereischt, dat hij baksteen eerlijk
toepast, dat hij laat zien, dat hout,
hout is, enz. Zijn kijk op het leven
is door zijn zucht naar zuiverheid
van materiaal niet zoo bevangen,
dat hij niet wil toegeven, dat een
winkel veel glas moet hebben.
Groot" glas. ligt" Kropholler
niet en zoo zien we, als gevolg van
een beperkte basis van uitgang,
vanzelf het conflict ontstaan van een
massieve baksteenkubus, die zweeft"
boven het luchtledig van een open"
winkel. Harmonie?
Kropholler erkent de noodzakelijk
heid van licht in een bankgebouw.
Hoe hij hierin licht forceert" ga
maar zelf eens zien in Rotterdam.
Harmonie?
Kropholler moet een Raadhuis voor
Den Haag ontwerpen. Kropholler
is natuurlijk", is landelijk" inge
steld. De sfeer" van Den Haag ligt
Kropholler niet.
Zoo ontwerpt hij een Raadhuis,
waaraan alle charme van het
grootcstadsleven die er is!?'niet alleen
vreemd is, maar waarmede hij daad
werkelijk bewijst, dat bet zich uit
sluitend richten naar een sfeer, die
landelijk" genoemd moet worden,
een handicap is om tot composities
van groot formaat te komen. Hoe
bizonder de kwaliteiten van het
werk van Kropholler ook zijn, zij
blijken gebonden aan een opvatting,
die niet algemeen is en niet algemeen
zijn kan. Zijn Raadhuis-ontwerp
wordt primitief en roept herinneringen
op aan Richter-bouwdoOzen".
Wie meent, dat ik hier overdrijf,
vergelijke eens het ontwerp van
Berlage voor een Raadhuis in zijn
Uitbreidingsplan voor Den Haag met
het Raadhuisproject ven Kropholler.
HU zal versteld staan over het ver
schil in greep" tusschen het
componeeren van Berlage en het groepeeren
van Kropholler.
Ondanks de toepassing van veelal
oude middelen komt de wil om het
groote-stadsmoment tot uitdrukking
te brengen bi) Berlage duidelijk tot
uiting in de breedheid van gebaar.
Berlage aanvaardde het gr
ote-stadsleven als zoodanig!
Kropholler staat, er innerlijk
afkeerig tegenover, omdat zijn geest
zich meer naar binnen dan naar buiten
richt. Zijn weerzin weerspiegelt zich
in zijn ontwerp. Niet alleen in den
opzet, maar als gevolg ook in do
vormgeving, die men voor sommige
ónderdeelen, ondanks alle waard
ering voor het uitzonderlijk kunnen,
lomp" zou willen noemen. ;,Lomp",
dan, voor de stad i
Harmonie en zuiverheid ?
Zuiverheid van vorm* en zuiver
heid van"1 materiaal» als doel £op
BIJ DE FOTO'S
Rechts boven: Goed voorbeeld" van
bioscoop volgens Overijssel, hot het
bouwt dikwijls goed, dikwijls fout".
Rechts midden: Beter voorbeeld van
bfoscoop fC/neoc te Amsterdam, archi
tect Duiker). Links onder:
Raadhuisontwerp van Kropholler voor Den Hoog.
Rechts onder: Raadhuis-ontwerp van
Berlage voor Den Haag
zichzelf gesteld, zijn een beperking
tegenover het in zuiverheid aanvaar
den van hot leven in al zijn volheid.
Zoo weinig als de landelijke on
schuld" het doet in de stad, zoo
weinig doet de landelijke architectuur
het er. i
^
Materiaal- en vormgevoel, ja,
ruimtegevoel, zijn nog geen gevoel
voor sfeer". Ook de stad en het
moderne leven hebben hun sfeer, die
anders is dan de sfeer van het land.
Er zijn van het land naar de stad
contrasten en overgangen, die be
hartigd moeten worden, wil men
zuiver" bouwen.
Het is ongetwijfeld aantrekkelijk,
de oude zekerheden te stellen in de
plaats van de nieuwe onvolmaakt
heden. Maar men lost er niets
algemeens mede op!
De vorm, waarin onze cultuur
zich uitdrukken zal, is in de bouw
kunst nog in wording. Het zal zeer
zeker niet de natuurlijke" vorm
zijn, die de landelijke bouwkunst
ons thans . onder velerlei ver
momming opdringen wil.
Elk willekeurig gekozen voorbeeld
van n der landelijke" architecten
kan overtuigen hoezeer zij zondigen
tegen den geest, tegen de sfeer van
dezen tijd, hoe knap zij overigens
mogen zijn.
Vol van de beste bedoelingen mis
leiden de landelijke architecten ons !
HET land" en het landelijke"
houden op, waar de electrische
tram begint. Veel land is er voor ons,
helaas, niet meer. Wat voor ons nog
overbleef, is geen land» maar buiten".
De sfeer van dit buiten is echter al
zoodanig, dat de landelijke architec
tuur daar een anachronisme en een
vreemd element .wordt. Het is de
tram, die nu de sfeer gaat aangeven,
niet meer het land.
Hoe mooi onze ' landelijke bouw
kunst van vroeger ook moge zijn en
weinigen kunnen er grooter bewon
dering voor hebben dan ik er voor
heb i ze kan ons niet meer als
voorbeeld dienen, omdat haar pro
blemen de onze niet meer zijp.
Onze problemen zijn de problemen,
die deze tijd stelt. Het is het wonder
in de samenstelling -van het heelal,
dat deze problemen alleen harmonisch
op te lossen blijken met de middelen,
die de tijd zelf daarvoor weer aan de
hand doet: nieuwe materialen, nieuwe
werkwijzen, nieuwe technieken, enz.
Handelt .men niet in overeen
stemming hiermede, dan handelt men
uiteindelijk tegen-natuurlijk" en
onzuiver, hoe zuiver de bedoelingen
voor het overige ook mogen zijn.
J. J. P. OUD